Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Levenslang verknocht

door Olga de Kort
03 mrt. 2019 03 maart 2019

Solohoboïst Alexei Ogrintchouk is deze maand te horen in de Kleine Zaal, waar hij met elf blazende collega’s, twee strijkers en een pianist zijn muzikale portret mag neerzetten. In Preludium alvast een portret in woorden.

Een leven vol geweldige kansen die achteraf gezien met elkaar verbonden zijn. Zo beschrijft Alexei Ogrintchouk zijn loopbaan als hij terugkijkt op zijn beginjaren, opleiding, optredens en opgedane muzikale ervaring. Het is ook een leven vol dankbaarheid jegens zijn ouders, docenten en collega’s die hem als musicus gevormd hebben en die in hem hebben geloofd.

Bekijk het concertprogramma van 31 maart: Close-up - Portretconcert Alexei Ogrintchouk

Hij kan zich al vanaf zijn negende geen leven zonder de hobo en het podium voorstellen. Vol enthousiasme over alles wat met zijn ­favoriete instrument te maken heeft, van het repertoire tot het hout waar hobo’s van wordt gemaakt, weet Ogrintchouk op zijn beurt iedereen te interesseren in wat volgens het Guinness Book of Records het ‘moeilijkste muziekinstrument ter wereld’ is. 

Niets anders dan hobo

Met twee professionele pianisten als ouders was Alexei van kinds af aan al met de muziek vertrouwd. ­Aanvankelijk leek hij zelfs in hun voetsporen te treden, maar na drie jaar pianoles besloot hij toch van instrument te veranderen: hij had zijn hart aan de hobo verpand.

Word abonnee voor slechts € 49,95

‘Ik ging vaak met mijn ouders naar concerten en wist de klank van de hobo altijd in een orkest te onderscheiden. Ook kwam er in die tijd een hoboïst bij ons thuis om met mijn vader te repeteren, en zodoende kon ik dit bijzondere instrument van heel dichtbij meemaken. Ik werd verliefd op die mooie klank. Op mijn negende verklaarde ik dat ik met ­pianoles stopte en voortaan niets anders meer wilde dan hobo spelen.’

 

Een leven vol geweldige kansen die achteraf gezien met elkaar verbonden zijn. Zo beschrijft Alexei Ogrintchouk zijn loopbaan als hij terugkijkt op zijn beginjaren, opleiding, optredens en opgedane muzikale ervaring. Het is ook een leven vol dankbaarheid jegens zijn ouders, docenten en collega’s die hem als musicus gevormd hebben en die in hem hebben geloofd.

Bekijk het concertprogramma van 31 maart: Close-up - Portretconcert Alexei Ogrintchouk

Hij kan zich al vanaf zijn negende geen leven zonder de hobo en het podium voorstellen. Vol enthousiasme over alles wat met zijn ­favoriete instrument te maken heeft, van het repertoire tot het hout waar hobo’s van wordt gemaakt, weet Ogrintchouk op zijn beurt iedereen te interesseren in wat volgens het Guinness Book of Records het ‘moeilijkste muziekinstrument ter wereld’ is. 

Niets anders dan hobo

Met twee professionele pianisten als ouders was Alexei van kinds af aan al met de muziek vertrouwd. ­Aanvankelijk leek hij zelfs in hun voetsporen te treden, maar na drie jaar pianoles besloot hij toch van instrument te veranderen: hij had zijn hart aan de hobo verpand.

Word abonnee voor slechts € 49,95

‘Ik ging vaak met mijn ouders naar concerten en wist de klank van de hobo altijd in een orkest te onderscheiden. Ook kwam er in die tijd een hoboïst bij ons thuis om met mijn vader te repeteren, en zodoende kon ik dit bijzondere instrument van heel dichtbij meemaken. Ik werd verliefd op die mooie klank. Op mijn negende verklaarde ik dat ik met ­pianoles stopte en voortaan niets anders meer wilde dan hobo spelen.’

 

  • Alexei Ogrintchouk

    foto: Milagro Elstak

    Alexei Ogrintchouk

    foto: Milagro Elstak

  • Alexei Ogrintchouk

    foto: Milagro Elstak

    Alexei Ogrintchouk

    foto: Milagro Elstak

  • Alexei Ogrintchouk

    foto: Milagro Elstak

    Alexei Ogrintchouk

    foto: Milagro Elstak

  • Alexei Ogrintchouk

    foto: Milagro Elstak

    Alexei Ogrintchouk

    foto: Milagro Elstak

‘De Russische blazersschool heeft geen grote tradities zoals Frankrijk of Duitsland, maar ik heb toch een zeer goede en degelijke opleiding bij Ivan ­Poesjetsjnikov genoten, die me tot mijn zestiende aan de Gnessin Muziekschool in Moskou les gaf. Deze school doet ontzettend veel om getalenteerde kinderen op hun professionele muziek­leven voor te bereiden. Ik heb warme herinneringen aan mijn studietijd daar.’

School van het leven

Vanaf zijn dertiende nam Alexei deel aan concertprogramma’s van het Vladimir Spivakov Fonds en kreeg hij een beurs van het Nieuwe Namen Fonds. Samen met Spivakovs orkest en zijn medestipendiaten reisde hij de wereld rond en trad op voor de Britse koningin in Londen en de paus in het Vaticaan.

‘Als je op z’n leeftijd de kans krijgt om drie à vier keer per week een solostuk, hoe kort ook, voor publiek te spelen, vormt dat je als musicus voor het leven. Ik weet nog steeds hoe ik met maestro Spivakov Bachs Concert voor viool en hobo, BWV 1060 mocht spelen, en hoe onbeschrijflijk blij en trots ik toen was. Zulke momenten zijn goud waard, dat is een podiumtraining waar je als jonge musicus alleen maar van kan dromen.’ 

Deze podiumervaring kwam goed van pas toen Alexei naar Parijs kwam om bij Maurice Bourgue te studeren. Deze vermaarde Franse hoboïst hoorde hem ooit spelen en vroeg hem een opname te sturen als hij een paar jaar verder was. Zijn spel overtuigde Bourgue, die op zijn beurt de ouders van Alexei overtuigde van het belang van de verdere muzikale ontwikkeling van hun zoon.

Zo kwam de zestienjarige jongen naar Parijs om toelatingsexamen aan het conservatorium te doen. ‘Mijn ouders begrepen natuurlijk wat voor een unieke kans ik kreeg en lieten me gaan. Daar ben ik ze eeuwig dankbaar voor. Niet iedereen durft een zestienjarig kind moederziel alleen naar een ander land te sturen. Een ander land, wat zeg ik, het leek wel een andere planeet, waar je alles zelf, tot je maaltijden aan toe, moest regelen. Een school voor het leven.’

Ongelooflijke kansen

‘Achteraf gezien lijken al deze gebeurtenissen een reeks ongelooflijke kansen die met elkaar verbonden zijn. De uitstekende basis die ik aan de Gnessin Muziekschool te danken heb, heeft me ontzettend veel geholpen. Toen ik in 1997 het CIEM-concours in Genève won, kreeg ik nog meer kansen, zoals de gelegenheid om naar Nederland te komen. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest zocht een solohoboïst en ik werd aangenomen. Na Moskou en Parijs begon ik alles in een nieuw land opnieuw op te bouwen.’ 

Een heerlijke tijd, herinnert zich Alexei, met zijn eerste Mahler, Bruckner en Strauss. ‘Ik ben het Rotterdams Philharmonisch zeer dankbaar dat ik toen deze kans kreeg. Het helpt enorm als men in je gelooft. Dankzij deze orkest­ervaring en de samenwerking met maestro Valery Gergiev leerde ik ontzettend veel en durfde ik vijf jaar later een nieuwe stap te zetten.’

Deze nieuwe stap was het Koninklijk Concertgebouworkest, waar Ogrin­t­chouk inmiddels veertien jaar speelt. Hij kan er naar eigen zeggen ‘uren over praten’ en prijst zich gelukkig. ‘Het Concertgebouworkest is een uniek collectief met indrukwekkende orkesttradities en een eigen klank. Het is een enorme verantwoordelijkheid om er deel van uit te maken. Het orkest is in één woord grandioos, met veel jonge, talentvolle musici die niet alleen de tradities in ere houden, maar ook garant staan voor de ontwikkeling van het orkest in de toekomst.’ 

In de spotlights

Als solohoboïst van het orkest, kamermusicus en solist staat Ogrin­tchouk altijd in de spotlights. Zijn ­repertoire beslaat de muziek van Barok tot ­hedendaags. ‘De concerten van Mozart en Strauss zijn de belangrijkste ‘visite­kaartjes’ voor de hobo, net als de Drei Romanzen van Schumann, die ik regelmatig speel en inmiddels heb opgenomen. De andere opnamen zijn van alle concerten van Bach, werken van Schumann met mijn vader Leonid aan de piano en het Hoboconcert van Richard Strauss met het Concertgebouworkest.

Met mijn vader speel ik ook veel twintigste-eeuws repertoire. Het hoborepertoire is nogal omvangrijk en zonder meer interessant, dat probeer ik mijn leerlingen aan de Haute École de Musique in Genève en als gastdocent aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag door te geven.’

Voor zijn Portretconcert in de Kleine Zaal treedt Ogrintchouk op met zijn collega’s in Mozarts Gran partita voor twaalf blazers en contrabas. ‘Ik wilde de kans niet voorbij laten gaan om iets groots op te zetten en mijn collega’s in Mozarts meesterwerk bij elkaar te brengen. Wij hebben al eerder samengespeeld bij de opname van de Serenade van Richard Strauss. Als het om kamermuziek gaat, zijn zulke grote inhoudelijke projecten voor mij ­artistiek gezien het interessantst.’ 

De hobo van Alexei Ogrintchouk

Alexei Ogrintchouk speelt al jaren op instrumenten van Marigaux, een van de bekendste Franse hobobouwers. Ook zijn eerste instrument was van Marigaux. Het was van zo’n goede kwaliteit hout dat het meer dan vijftig jaar lang door meerdere generaties musici werd bespeeld. Dat is meer uitzondering dan regel: hoboïsten moeten iedere vijf, zes jaar op zoek naar een nieuw instrument. Een hobo is namelijk op zijn best als hij een paar jaar oud is. Dat ligt aan de eigenschappen van het hout en de slijtage, die de klank beïnvloeden. Zoals Ogrintchouk het treffend weet te verwoorden: ‘Met een hobo bouw je geen relatie voor het leven op, je kiest steeds een nieuwe partner voor de komende vijf jaar.’ 

Een nieuwe partner vinden – zoals ook zijn eerdere instrumenten mogelijk gemaakt door RCO Foundation – blijkt nog niet eenvoudig, want hij moet ‘al een klik met een instrument hebben op een moment dat het qua klank nog niet helemaal ‘open’ is’. En dat is nog niet alles: een hobo moet ‘opgevoed’ worden voor hij zijn optimale klank bereikt. ‘Het eerste jaar is daarom heel belangrijk, want het moet blijken of je een goede keuze hebt gemaakt én of een instrument profijt van jouw ‘opvoeding’ heeft.’

‘De Russische blazersschool heeft geen grote tradities zoals Frankrijk of Duitsland, maar ik heb toch een zeer goede en degelijke opleiding bij Ivan ­Poesjetsjnikov genoten, die me tot mijn zestiende aan de Gnessin Muziekschool in Moskou les gaf. Deze school doet ontzettend veel om getalenteerde kinderen op hun professionele muziek­leven voor te bereiden. Ik heb warme herinneringen aan mijn studietijd daar.’

School van het leven

Vanaf zijn dertiende nam Alexei deel aan concertprogramma’s van het Vladimir Spivakov Fonds en kreeg hij een beurs van het Nieuwe Namen Fonds. Samen met Spivakovs orkest en zijn medestipendiaten reisde hij de wereld rond en trad op voor de Britse koningin in Londen en de paus in het Vaticaan.

‘Als je op z’n leeftijd de kans krijgt om drie à vier keer per week een solostuk, hoe kort ook, voor publiek te spelen, vormt dat je als musicus voor het leven. Ik weet nog steeds hoe ik met maestro Spivakov Bachs Concert voor viool en hobo, BWV 1060 mocht spelen, en hoe onbeschrijflijk blij en trots ik toen was. Zulke momenten zijn goud waard, dat is een podiumtraining waar je als jonge musicus alleen maar van kan dromen.’ 

Deze podiumervaring kwam goed van pas toen Alexei naar Parijs kwam om bij Maurice Bourgue te studeren. Deze vermaarde Franse hoboïst hoorde hem ooit spelen en vroeg hem een opname te sturen als hij een paar jaar verder was. Zijn spel overtuigde Bourgue, die op zijn beurt de ouders van Alexei overtuigde van het belang van de verdere muzikale ontwikkeling van hun zoon.

Zo kwam de zestienjarige jongen naar Parijs om toelatingsexamen aan het conservatorium te doen. ‘Mijn ouders begrepen natuurlijk wat voor een unieke kans ik kreeg en lieten me gaan. Daar ben ik ze eeuwig dankbaar voor. Niet iedereen durft een zestienjarig kind moederziel alleen naar een ander land te sturen. Een ander land, wat zeg ik, het leek wel een andere planeet, waar je alles zelf, tot je maaltijden aan toe, moest regelen. Een school voor het leven.’

Ongelooflijke kansen

‘Achteraf gezien lijken al deze gebeurtenissen een reeks ongelooflijke kansen die met elkaar verbonden zijn. De uitstekende basis die ik aan de Gnessin Muziekschool te danken heb, heeft me ontzettend veel geholpen. Toen ik in 1997 het CIEM-concours in Genève won, kreeg ik nog meer kansen, zoals de gelegenheid om naar Nederland te komen. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest zocht een solohoboïst en ik werd aangenomen. Na Moskou en Parijs begon ik alles in een nieuw land opnieuw op te bouwen.’ 

Een heerlijke tijd, herinnert zich Alexei, met zijn eerste Mahler, Bruckner en Strauss. ‘Ik ben het Rotterdams Philharmonisch zeer dankbaar dat ik toen deze kans kreeg. Het helpt enorm als men in je gelooft. Dankzij deze orkest­ervaring en de samenwerking met maestro Valery Gergiev leerde ik ontzettend veel en durfde ik vijf jaar later een nieuwe stap te zetten.’

Deze nieuwe stap was het Koninklijk Concertgebouworkest, waar Ogrin­t­chouk inmiddels veertien jaar speelt. Hij kan er naar eigen zeggen ‘uren over praten’ en prijst zich gelukkig. ‘Het Concertgebouworkest is een uniek collectief met indrukwekkende orkesttradities en een eigen klank. Het is een enorme verantwoordelijkheid om er deel van uit te maken. Het orkest is in één woord grandioos, met veel jonge, talentvolle musici die niet alleen de tradities in ere houden, maar ook garant staan voor de ontwikkeling van het orkest in de toekomst.’ 

In de spotlights

Als solohoboïst van het orkest, kamermusicus en solist staat Ogrin­tchouk altijd in de spotlights. Zijn ­repertoire beslaat de muziek van Barok tot ­hedendaags. ‘De concerten van Mozart en Strauss zijn de belangrijkste ‘visite­kaartjes’ voor de hobo, net als de Drei Romanzen van Schumann, die ik regelmatig speel en inmiddels heb opgenomen. De andere opnamen zijn van alle concerten van Bach, werken van Schumann met mijn vader Leonid aan de piano en het Hoboconcert van Richard Strauss met het Concertgebouworkest.

Met mijn vader speel ik ook veel twintigste-eeuws repertoire. Het hoborepertoire is nogal omvangrijk en zonder meer interessant, dat probeer ik mijn leerlingen aan de Haute École de Musique in Genève en als gastdocent aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag door te geven.’

Voor zijn Portretconcert in de Kleine Zaal treedt Ogrintchouk op met zijn collega’s in Mozarts Gran partita voor twaalf blazers en contrabas. ‘Ik wilde de kans niet voorbij laten gaan om iets groots op te zetten en mijn collega’s in Mozarts meesterwerk bij elkaar te brengen. Wij hebben al eerder samengespeeld bij de opname van de Serenade van Richard Strauss. Als het om kamermuziek gaat, zijn zulke grote inhoudelijke projecten voor mij ­artistiek gezien het interessantst.’ 

De hobo van Alexei Ogrintchouk

Alexei Ogrintchouk speelt al jaren op instrumenten van Marigaux, een van de bekendste Franse hobobouwers. Ook zijn eerste instrument was van Marigaux. Het was van zo’n goede kwaliteit hout dat het meer dan vijftig jaar lang door meerdere generaties musici werd bespeeld. Dat is meer uitzondering dan regel: hoboïsten moeten iedere vijf, zes jaar op zoek naar een nieuw instrument. Een hobo is namelijk op zijn best als hij een paar jaar oud is. Dat ligt aan de eigenschappen van het hout en de slijtage, die de klank beïnvloeden. Zoals Ogrintchouk het treffend weet te verwoorden: ‘Met een hobo bouw je geen relatie voor het leven op, je kiest steeds een nieuwe partner voor de komende vijf jaar.’ 

Een nieuwe partner vinden – zoals ook zijn eerdere instrumenten mogelijk gemaakt door RCO Foundation – blijkt nog niet eenvoudig, want hij moet ‘al een klik met een instrument hebben op een moment dat het qua klank nog niet helemaal ‘open’ is’. En dat is nog niet alles: een hobo moet ‘opgevoed’ worden voor hij zijn optimale klank bereikt. ‘Het eerste jaar is daarom heel belangrijk, want het moet blijken of je een goede keuze hebt gemaakt én of een instrument profijt van jouw ‘opvoeding’ heeft.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.