Weg van de routine
door Laura Roling 27 sep. 2019 27 september 2019
Mezzosopraan Elīna Garanča staat inmiddels ruim vijftien jaar aan de top van het internationale operafirmament. Dat doet ze niet door steeds dezelfde succesrollen te blijven zingen: ‘Ik blijf mezelf uitdagen. Het Amsterdamse publiek krijgt een heel andere kant van mij te zien dan tijdens mijn eerdere optredens.’
Het is niet makkelijk om Elīna Garanča te pakken te krijgen voor een interview. Tijdens een concerttournee door Zuid-Amerika speelt het tijdsverschil ons parten. Vervolgens breekt de zomervakantie aan, en bewaakt ze haar grenzen zo veel ze kan. ‘Ik probeer mezelf tijdens mijn vakanties zoveel mogelijk vrij te geven’, vertelt ze.
Het is niet makkelijk om Elīna Garanča te pakken te krijgen voor een interview. Tijdens een concerttournee door Zuid-Amerika speelt het tijdsverschil ons parten. Vervolgens breekt de zomervakantie aan, en bewaakt ze haar grenzen zo veel ze kan. ‘Ik probeer mezelf tijdens mijn vakanties zoveel mogelijk vrij te geven’, vertelt ze.
‘Het is heerlijk om dan niet al te veel met zingen, optreden en alles daaromheen bezig te hoeven zijn.’ Op haar Facebookpagina geeft ze haar fans af en toe een inkijkje in haar zomer. Zo staat ze in de keuken om grote hoeveelheden komkommers te pekelen – naar een traditioneel recept uit haar thuisland Letland – en legt ze puzzels met haar twee jonge kinderen.
‘Heel eerlijk? Ik raakte verveeld’
Wie echter denkt dat Garanča alleen maar hoeft uit te rusten op vakantie, heeft het mis. ‘Ik studeer elke dag. Dat moet ook om mijn stem in vorm te houden. Zingen is topsport, en je moet elke dag trainen om in vorm te blijven, ook tijdens vakanties.’ Ze verwijst naar een beroemde uitspraak van violist Jascha Heifetz: ‘Als ik één dag niet oefen, merk ik het; met twee dagen merken de critici het; met drie het publiek.’
Natuurlijke ontwikkeling van de stem
Garanča maakte ooit furore in opera’s van Mozart, Rossini en Bellini, maar laat dat repertoire steeds meer achter zich. In plaats daarvan komen meer dramatische rollen, de (late) Verdi’s, verismo [literaire en muziektheatrale stroming uit het eind van de negentiende eeuw, waarin het leven van ‘gewone mensen’ centraal stond, red.] en Dalila in Saint-Saëns’ Samson et Dalila.
Die wisseling in repertoire hangt deels samen met de natuurlijke ontwikkeling van Garanča’s stem. ‘Ik heb twee kinderen gekregen, en veel zangeressen maken mee dat hun stem door hun zwangerschap groter wordt.’ Maar dat is niet de enige reden voor de nieuwe richting in Garanča’s carrière. ‘Heel eerlijk? Ik raakte verveeld. Ik heb Octavian in Strauss’ Der Rosenkavalier zeventien jaar lang in mijn repertoire gehad. Ik heb zo ongeveer alles uitgeprobeerd in die rol, met heel veel verschillende regisseurs en dirigenten. Maar op een bepaald moment merk je als zanger dat je jezelf aan het herhalen bent. De frisse, nieuwe invalshoeken zijn uitgeput. Rollen worden routineus. Ik wil mezelf juist blijven uitdagen en ontwikkelen.’
Het is echter niet zo dat Garanča van het ene op het andere moment van repertoire kon wisselen. ‘Je moet daar jaren voor uittrekken en met een goede zangcoach werken die je daar zo goed mogelijk voor kan klaarstomen.’ Garanča heeft jaren gewerkt met de vermaarde Amsterdamse zangpedagoog Margreet Honig, en werkt sinds enige tijd met de Amerikaan Dale Fundling. ‘Ik ben ervan overtuigd dat je als zanger eens in de vijf jaar van zangcoach moet wisselen. Op een gegeven moment raak je te veel aan elkaar gewend, en stagneert de ontwikkeling. Iedere coach heeft je weer iets nieuws bij te brengen.’ Ze lacht even. ‘Ik denk dat ik nu op mijn vijfde of zesde zangdocent zit.’
Ook collega’s zijn belangrijk voor Garanča in het uitdagend houden van haar werk: ‘Als ik door een operahuis gevraagd wordt om een rol te komen zingen, is mijn eerste vraag: wie zijn mijn collega’s? Er is een aantal vocalisten, regisseurs en dirigenten met wie ik heel graag samenwerk, en van wie ik weet dat we elkaar naar een hoger niveau kunnen brengen. In de operawereld wordt vaak ingezoomd op enkele grote sterren, maar in je eentje kun je geen opera maken. Het is het werk van een team.’
Roldebuten in Verdi en Saint-Saëns
Rollen die Garanča al met groot succes aan haar repertoire heeft toegevoegd zijn Eboli in Verdi’s Don Carlos – aanvankelijk in de meer lyrische Franse versie, nu volgt de dramatischer Italiaanse versie –, de wraakzuchtige Santuzza in Mascagni’s verismo-opera Cavalleria rusticana en de bijbelse verleidster Dalila in Saint-Saëns’ opera, die haar geliefde Samson te gronde richt. ‘Je kunt deze vrouwen heel gemakkelijk neerzetten als kwaadaardig en eendimensionaal, maar dan doe je ze ontzettend tekort. Dalila, Santuzza en Eboli zijn in de eerste plaats mensen die met zichzelf in conflict zijn. Ik probeer in mijn vertolkingen de complexiteit en menselijkheid van deze karakters over te brengen.’
‘In de operawereld wordt vaak ingezoomd op enkele grote sterren, maar in je eentje kun je geen opera maken’
Over haar toekomstplannen doet Garanča ook niet geheimzinnig: ‘Er komt meer verismo aan. Zo staat de Principessa di Bouillon in Cilea’s Adriana Lecouvreur op mijn agenda. Ook ga ik Amneris zingen in Verdi’s Aida. En ik ben me ook al aan het voorbereiden op Kundry in Wagners Parsifal.’ Op mijn verbaasde reactie op haar laatste mededeling reageert Garanča met enige felheid: ‘Veel mensen vinden het vreemd dat ik Kundry wil gaan zingen. Maar waarom eigenlijk niet? Mijn stem kan het aan en ik wil deze rol heel graag zingen. Het zal anders klinken dan men gewend is van de zangers die je meestal in zo’n rol hoort, maar doet dat ertoe? Misschien kan ik op mijn manier, met mijn interpretatie, juist iets toevoegen. I do it my way.’ Of ze iets wil bewijzen door Wagner aan haar repertoire toe te voegen? ‘Vroeger, aan het begin van mijn carrière, had ik een grote bewijsdrang. Ik wilde laten zien dat ik het kon, en daarvoor erkenning oogsten. Maar dat heb ik inmiddels achter me gelaten. Ik sta op het podium omdat ik daar plezier aan beleef, en ik zing de rollen die ik wil zingen.’
Zuidelijk temperament
In Het Concertgebouw geeft Garanča het publiek een voorproefje van haar nieuwe repertoire met aria’s van Eboli en la Principessa di Bouillon. ‘Ik heb al vaker in Het Concertgebouw gezongen, maar deze kant van mij heeft Amsterdam nog niet eerder gehoord.’ De andere helft van het concert vult de mezzo met het Spaanse, Italiaanse en Zuid-Amerikaanse repertoire dat ze ook op haar nieuwste cd Sol y Vida opnam.
Zo zingt ze het lied Musica proibita, de enige claim to fame van de goeddeels in vergetelheid geraakte Italiaanse componist Stanislao Gastaldon, El día que me quieras, een voor tenor geschreven tango van de Frans-Argentijnse componist Carlos Gardel, en de tenoraria No puede ser uit de zarzuela La tabernera del puerto van de Spaanse componist Pablo Sorozábal. Een Letse die zich aan het Zuid-Europese repertoire waagt, dat voor een groot deel ook nog eens voor mannenstemmen geschreven is?
Garanča: ‘Waarom niet? Waarom zou ik als Noord-Europese geen Zuid-Europees repertoire kunnen zingen? Ik vind deze muziek prachtig en ik voel er een diepe connectie mee. Ook hier geldt dat ik het repertoire zing dat ik interessant vind en waar mijn belangstelling naar uitgaat. Ik geloof niet in een geografisch gebonden ‘temperament’ – deze muziek raakt mij in mijn ziel.’
Daaraan voegt ze toe: ‘Natuurlijk keken de bezoekers van mijn Zuid-Amerikaanse tournee wel even gek op van een lichtblonde zangeres uit Europa die ‘hun’ repertoire komt zingen, maar ik had ze wel mee in mijn interpretaties. De reacties waren heel enthousiast, men vond dat ik een frisse wind door het repertoire deed waaien, juist door het niet te doen zoals iedereen het al decennia doet. Soms kun je als buitenstaander juist nieuwe perspectieven bieden.’ Daarbij helpt het dat de zangeres zelf goed Spaans spreekt: ‘Ik voel de taal en de betekenis van deze muziek goed aan, en dat merkt het publiek.’
Hoe groter de zaal, hoe beter
In de Grote Zaal van Het Concertgebouw heeft Garanča al eens eerder gezongen. ‘Ik vind het een prachtige, sfeervolle zaal.’ En de akoestiek? ‘Ik weet dat de zaal internationaal bekend staat om de fantastische akoestiek, maar ik moet ook meteen toegeven dat ik daar zelf tijdens het zingen niet zo heel veel van merk. Als zanger hoor je je eigen stem op zo’n andere manier dan het publiek, en moet je op je eigen kompas en techniek varen. Je kunt niet goed vertrouwen op wat je hoort. Het is nooit precies hetzelfde als wat het publiek hoort.’
Wel houdt de mezzo van grote concertzalen: ‘Hoe groter, hoe beter. Mijn stem leent zich juist voor grote zalen. Als je mij in een kleine zaal laat zingen, wordt dat heel ongemakkelijk. Dan voelt het alsof ik mijn stem kunstmatig klein moet houden. In een kleine zaal zit mijn stem in een kooi, in een grote zaal kan ik mijn stem alle vrijheid geven. Dat voelt veel natuurlijker voor mij.’
Aan het Amsterdamse publiek heeft Garanča goede herinneringen: ‘Het publiek is heel open en enthousiast, heb ik in het verleden ervaren.’ Zoiets kan een optreden maken of breken, vertelt Garanča. ‘Zodra je het podium opkomt voel je als zanger direct hoe een publiek erbij zit en hoe moeilijk of juist makkelijk het gaat worden. Voor een echt geslaagd optreden heb je een connectie met je publiek nodig – je moet met de mensen in de zaal in contact treden, ze aanvoelen en meenemen. Op sommige avonden gaat dat makkelijker dan op andere. Het is een wisselwerking. You can’t dance a tango on your own.’
di 1 oktober | Grote Zaal
Elīna Garanča zingt o.a. Verdi, Puccini en Grieg
Bekijk dit concertprogramma
‘Het is heerlijk om dan niet al te veel met zingen, optreden en alles daaromheen bezig te hoeven zijn.’ Op haar Facebookpagina geeft ze haar fans af en toe een inkijkje in haar zomer. Zo staat ze in de keuken om grote hoeveelheden komkommers te pekelen – naar een traditioneel recept uit haar thuisland Letland – en legt ze puzzels met haar twee jonge kinderen.
‘Heel eerlijk? Ik raakte verveeld’
Wie echter denkt dat Garanča alleen maar hoeft uit te rusten op vakantie, heeft het mis. ‘Ik studeer elke dag. Dat moet ook om mijn stem in vorm te houden. Zingen is topsport, en je moet elke dag trainen om in vorm te blijven, ook tijdens vakanties.’ Ze verwijst naar een beroemde uitspraak van violist Jascha Heifetz: ‘Als ik één dag niet oefen, merk ik het; met twee dagen merken de critici het; met drie het publiek.’
Natuurlijke ontwikkeling van de stem
Garanča maakte ooit furore in opera’s van Mozart, Rossini en Bellini, maar laat dat repertoire steeds meer achter zich. In plaats daarvan komen meer dramatische rollen, de (late) Verdi’s, verismo [literaire en muziektheatrale stroming uit het eind van de negentiende eeuw, waarin het leven van ‘gewone mensen’ centraal stond, red.] en Dalila in Saint-Saëns’ Samson et Dalila.
Die wisseling in repertoire hangt deels samen met de natuurlijke ontwikkeling van Garanča’s stem. ‘Ik heb twee kinderen gekregen, en veel zangeressen maken mee dat hun stem door hun zwangerschap groter wordt.’ Maar dat is niet de enige reden voor de nieuwe richting in Garanča’s carrière. ‘Heel eerlijk? Ik raakte verveeld. Ik heb Octavian in Strauss’ Der Rosenkavalier zeventien jaar lang in mijn repertoire gehad. Ik heb zo ongeveer alles uitgeprobeerd in die rol, met heel veel verschillende regisseurs en dirigenten. Maar op een bepaald moment merk je als zanger dat je jezelf aan het herhalen bent. De frisse, nieuwe invalshoeken zijn uitgeput. Rollen worden routineus. Ik wil mezelf juist blijven uitdagen en ontwikkelen.’
Het is echter niet zo dat Garanča van het ene op het andere moment van repertoire kon wisselen. ‘Je moet daar jaren voor uittrekken en met een goede zangcoach werken die je daar zo goed mogelijk voor kan klaarstomen.’ Garanča heeft jaren gewerkt met de vermaarde Amsterdamse zangpedagoog Margreet Honig, en werkt sinds enige tijd met de Amerikaan Dale Fundling. ‘Ik ben ervan overtuigd dat je als zanger eens in de vijf jaar van zangcoach moet wisselen. Op een gegeven moment raak je te veel aan elkaar gewend, en stagneert de ontwikkeling. Iedere coach heeft je weer iets nieuws bij te brengen.’ Ze lacht even. ‘Ik denk dat ik nu op mijn vijfde of zesde zangdocent zit.’
Ook collega’s zijn belangrijk voor Garanča in het uitdagend houden van haar werk: ‘Als ik door een operahuis gevraagd wordt om een rol te komen zingen, is mijn eerste vraag: wie zijn mijn collega’s? Er is een aantal vocalisten, regisseurs en dirigenten met wie ik heel graag samenwerk, en van wie ik weet dat we elkaar naar een hoger niveau kunnen brengen. In de operawereld wordt vaak ingezoomd op enkele grote sterren, maar in je eentje kun je geen opera maken. Het is het werk van een team.’
Roldebuten in Verdi en Saint-Saëns
Rollen die Garanča al met groot succes aan haar repertoire heeft toegevoegd zijn Eboli in Verdi’s Don Carlos – aanvankelijk in de meer lyrische Franse versie, nu volgt de dramatischer Italiaanse versie –, de wraakzuchtige Santuzza in Mascagni’s verismo-opera Cavalleria rusticana en de bijbelse verleidster Dalila in Saint-Saëns’ opera, die haar geliefde Samson te gronde richt. ‘Je kunt deze vrouwen heel gemakkelijk neerzetten als kwaadaardig en eendimensionaal, maar dan doe je ze ontzettend tekort. Dalila, Santuzza en Eboli zijn in de eerste plaats mensen die met zichzelf in conflict zijn. Ik probeer in mijn vertolkingen de complexiteit en menselijkheid van deze karakters over te brengen.’
‘In de operawereld wordt vaak ingezoomd op enkele grote sterren, maar in je eentje kun je geen opera maken’
Over haar toekomstplannen doet Garanča ook niet geheimzinnig: ‘Er komt meer verismo aan. Zo staat de Principessa di Bouillon in Cilea’s Adriana Lecouvreur op mijn agenda. Ook ga ik Amneris zingen in Verdi’s Aida. En ik ben me ook al aan het voorbereiden op Kundry in Wagners Parsifal.’ Op mijn verbaasde reactie op haar laatste mededeling reageert Garanča met enige felheid: ‘Veel mensen vinden het vreemd dat ik Kundry wil gaan zingen. Maar waarom eigenlijk niet? Mijn stem kan het aan en ik wil deze rol heel graag zingen. Het zal anders klinken dan men gewend is van de zangers die je meestal in zo’n rol hoort, maar doet dat ertoe? Misschien kan ik op mijn manier, met mijn interpretatie, juist iets toevoegen. I do it my way.’ Of ze iets wil bewijzen door Wagner aan haar repertoire toe te voegen? ‘Vroeger, aan het begin van mijn carrière, had ik een grote bewijsdrang. Ik wilde laten zien dat ik het kon, en daarvoor erkenning oogsten. Maar dat heb ik inmiddels achter me gelaten. Ik sta op het podium omdat ik daar plezier aan beleef, en ik zing de rollen die ik wil zingen.’
Zuidelijk temperament
In Het Concertgebouw geeft Garanča het publiek een voorproefje van haar nieuwe repertoire met aria’s van Eboli en la Principessa di Bouillon. ‘Ik heb al vaker in Het Concertgebouw gezongen, maar deze kant van mij heeft Amsterdam nog niet eerder gehoord.’ De andere helft van het concert vult de mezzo met het Spaanse, Italiaanse en Zuid-Amerikaanse repertoire dat ze ook op haar nieuwste cd Sol y Vida opnam.
Zo zingt ze het lied Musica proibita, de enige claim to fame van de goeddeels in vergetelheid geraakte Italiaanse componist Stanislao Gastaldon, El día que me quieras, een voor tenor geschreven tango van de Frans-Argentijnse componist Carlos Gardel, en de tenoraria No puede ser uit de zarzuela La tabernera del puerto van de Spaanse componist Pablo Sorozábal. Een Letse die zich aan het Zuid-Europese repertoire waagt, dat voor een groot deel ook nog eens voor mannenstemmen geschreven is?
Garanča: ‘Waarom niet? Waarom zou ik als Noord-Europese geen Zuid-Europees repertoire kunnen zingen? Ik vind deze muziek prachtig en ik voel er een diepe connectie mee. Ook hier geldt dat ik het repertoire zing dat ik interessant vind en waar mijn belangstelling naar uitgaat. Ik geloof niet in een geografisch gebonden ‘temperament’ – deze muziek raakt mij in mijn ziel.’
Daaraan voegt ze toe: ‘Natuurlijk keken de bezoekers van mijn Zuid-Amerikaanse tournee wel even gek op van een lichtblonde zangeres uit Europa die ‘hun’ repertoire komt zingen, maar ik had ze wel mee in mijn interpretaties. De reacties waren heel enthousiast, men vond dat ik een frisse wind door het repertoire deed waaien, juist door het niet te doen zoals iedereen het al decennia doet. Soms kun je als buitenstaander juist nieuwe perspectieven bieden.’ Daarbij helpt het dat de zangeres zelf goed Spaans spreekt: ‘Ik voel de taal en de betekenis van deze muziek goed aan, en dat merkt het publiek.’
Hoe groter de zaal, hoe beter
In de Grote Zaal van Het Concertgebouw heeft Garanča al eens eerder gezongen. ‘Ik vind het een prachtige, sfeervolle zaal.’ En de akoestiek? ‘Ik weet dat de zaal internationaal bekend staat om de fantastische akoestiek, maar ik moet ook meteen toegeven dat ik daar zelf tijdens het zingen niet zo heel veel van merk. Als zanger hoor je je eigen stem op zo’n andere manier dan het publiek, en moet je op je eigen kompas en techniek varen. Je kunt niet goed vertrouwen op wat je hoort. Het is nooit precies hetzelfde als wat het publiek hoort.’
Wel houdt de mezzo van grote concertzalen: ‘Hoe groter, hoe beter. Mijn stem leent zich juist voor grote zalen. Als je mij in een kleine zaal laat zingen, wordt dat heel ongemakkelijk. Dan voelt het alsof ik mijn stem kunstmatig klein moet houden. In een kleine zaal zit mijn stem in een kooi, in een grote zaal kan ik mijn stem alle vrijheid geven. Dat voelt veel natuurlijker voor mij.’
Aan het Amsterdamse publiek heeft Garanča goede herinneringen: ‘Het publiek is heel open en enthousiast, heb ik in het verleden ervaren.’ Zoiets kan een optreden maken of breken, vertelt Garanča. ‘Zodra je het podium opkomt voel je als zanger direct hoe een publiek erbij zit en hoe moeilijk of juist makkelijk het gaat worden. Voor een echt geslaagd optreden heb je een connectie met je publiek nodig – je moet met de mensen in de zaal in contact treden, ze aanvoelen en meenemen. Op sommige avonden gaat dat makkelijker dan op andere. Het is een wisselwerking. You can’t dance a tango on your own.’
di 1 oktober | Grote Zaal
Elīna Garanča zingt o.a. Verdi, Puccini en Grieg
Bekijk dit concertprogramma