Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Bariton Thomas Hampson: ‘Zingen is een vorm van openhartchirurgie’

door Joost Galema
16 feb. 2025 16 februari 2025

Thomas Hampson viert zijn zeventigste verjaardag met een korte tournee waarop hij onder meer Het Concertgebouw – ‘die heilige plek’ – aandoet. Op het programma Schuberts Winterreise. ‘Ik hou innig van liederen, want ze zijn schatkamers van zingeving.’

  • Thomas Hampson

    Foto: Jimmy Donelan

    Thomas Hampson

    Foto: Jimmy Donelan

  • Thomas Hampson

    Foto: Jimmy Donelan

    Thomas Hampson

    Foto: Jimmy Donelan

  • Thomas Hampson

    Foto: Jimmy Donelan

    Thomas Hampson

    Foto: Jimmy Donelan

  • Thomas Hampson

    Foto: Jimmy Donelan

    Thomas Hampson

    Foto: Jimmy Donelan

Achter de ramen van het Heidelbergse Haus der Begegnung barst een bariton uit in een Hallelujah, een klein koor zingt hem na. Thomas Hampson warmt de stemmen van zijn masterclassleerlingen op. De Amerikaan is al zo’n vijftien jaar de artistiek leider van de Heidelberger Frühling Lie­dakademie in de Zuid-Duitse stad. ‘Zingen’, waarschuwt hij de leerlingen op deze zonnige junidag, ‘is een vorm van openhartchirurgie.’ Het is maar dat ze het weten. Tegen de pianisten zegt hij: ‘Een lied­recital bestaat uit drie personen: de linkerhand, de rechterhand en een zanger.’

Met veel van zijn aanwijzingen wil Hampson de talenten vooral aanmoedigen meer hun hart en minder hun hoofd te laten spreken. ‘Wie hier voor een tochtje op de fiets stapt’, houdt hij hun voor, ‘wil de schoonheid van Heidelberg en de natuur langs de oevers van de Neckar bewonderen. Je doet dat niet om de mechanica van het rijwiel te doorgronden. Al moet je die uiteraard kennen, anders gebeuren er ongelukken. Maar de techniek is niet de bestaansreden van de fiets.’ Hampson wil tijdens het viertal jaarlijkse sessies in Heidelberg zijn leerlingen de nodige grondwetten van de kunst inprenten. ‘Als jij je na het zingen niet beter voelt dan ervoor, zit je op de verkeerde weg’, is deze ochtend het mantra.

Die middag zit de bariton in de Alte Universität. Hij blikt vooruit op zijn zeventigste verjaardag, een mijlpaal die hij markeert met een korte tournee waarop hij onder meer Het Concertgebouw – ‘die heilige plek’ – aandoet. 

Stadia van rouw

Nu – negen maanden na Heidelberg – is het zover. Hampson reist deze weken langs Europese zalen met de Letse accordeoniste Ksenija Sidorova. 

‘Ze is een magiër op haar instrument’, vindt hij. ‘Ik bewonder de muzikale kleuren die ze ermee kan schilderen. We probeerden vorig seizoen wat liederen uit bij een klein festival rond Luzern. En het eerste lied dat me inviel, was ‘Der Leiermann’ uit Franz Schuberts Winterreise. De klank van de accordeon leek me ideaal voor de draailier van de orgelman, met wie de eenzame zwerver uit deze cyclus een ontmoeting heeft. Niet elk lied uit Winterreise leent zich voor accordeon, dus we doen er twaalf, de helft, en na de pauze songs van Kurt Weill.’

‘Ik hou innig van liederen, ze zijn schatkamers van zingeving’

Voor Hampson vormen Schuberts vierentwintig liederen over een dolende jongeling al het grootste deel van zijn werkzame leven een reisgezel. Hij bestempelt ze tot een tijdloze cyclus, niet over de dood an sich zoals velen denken –  ‘al dragen we het gewicht van de sterfelijkheid voortdurend met ons mee’ –  maar eerder over het onvermijdelijke afscheid van idealisme en naïviteit. 

‘De hoofdpersoon zwerft niet enkel zeurend en mistroostig door de sneeuw. Hij ondergaat verschillende stadia van rouw om iets wat in elk bestaan vroeg of laat verloren gaat. Mijn eerste Winterreise zong ik met de pianist en dirigent Wolfgang Sawallisch. Hij was ruim dertig jaar ouder dan ik en kende de liederen tot in de vezels. Onze repetities waren intens. We voerden diepe gesprekken over de gedichten van Wilhelm Müller. Ik geloof dat alle stemmen en leeftijden de cyclus kunnen zingen. Want iedereen moet in het leven zo’n metaforische tocht volbrengen.’

In Hampsons ogen verhaalt Winterreise over de pijn van volwassenwording, van groeiend bewustzijn. ‘Op die levensweg lijdt iedereen verliezen, in de liefde bijvoorbeeld. Twee mensen die vanaf hun tienerjaren bij elkaar blijven, prachtig, maar een uitzondering. Voor wie dit meemaakt… Gefeliciteerd! Mazzeltov. Al zullen ook zij in de liefde pijn ervaren: gedachten en gevoelens waarover ze niet kunnen of willen praten. Winterreise stelt bestaansvragen over wat wij op onze weg tegenkomen. In welk deel van mijn levenscyclus bevind ik me? Waarom overkomt me dit?’

Wakker blijven

‘De hoofdfiguur is door zijn aanstaande bruid afgewezen. Het waarom weten we niet. Haar kant van het verhaal blijft duister. Met die verloren liefde begint zijn reis. Daarna wordt deze naïeveling zich langzamerhand bewust van de wereld om hem heen, ontdekt hij de vaak wrede mechanismen ervan. Daarom zie ik in deze liederen vooral de ‘dood’ van de adolescent, die moet toezien hoe zijn kinderlijke droombeelden ingehaald worden door de tijd. Zo’n besef gaat gepaard met depressie, cynisme en hier ook woede: als dit alles is, dan wil ik het niet. In het lied ‘Im Dorfe’ neemt hij zich voor om later niet op de volwassenen te gaan lijken, op de mensen in het nachtelijke dorp waar hij langs trekt, die zich in slaap laten sussen en bedriegen door illusies. Nee, laat hem dan maar wakker blijven.’

‘Momenteel zijn we cultureel zelfmoord aan het plegen. En ik vind dat verbazingwekkend’

‘Een kernregel uit Winterreise is voor mij de slotzin uit ‘Der Wegweiser’: ‘Eine Strasse muss ich gehen, die noch Keiner ging zurück.’ De hoofdfiguur moet een weg bewandelen waarvan nooit iemand terugkeerde. Dit is de eerste van de vier slotliederen uit de cyclus, die in mijn ogen een coda vormen, een afsluiting. Ik geloof niet dat de ‘Leiermann’, de orgelman uit het laatste gedicht, de dood belichaamt, wat vaak wordt gedacht. Het dringt tot de hoofdpersoon door dat hij alleen zijn lied aan de wereld te geven heeft. ‘Zal ik dat vinden, wanneer ik met jou meega?’ vraagt hij de orgelman.’

Achter de ramen van het Heidelbergse Haus der Begegnung barst een bariton uit in een Hallelujah, een klein koor zingt hem na. Thomas Hampson warmt de stemmen van zijn masterclassleerlingen op. De Amerikaan is al zo’n vijftien jaar de artistiek leider van de Heidelberger Frühling Lie­dakademie in de Zuid-Duitse stad. ‘Zingen’, waarschuwt hij de leerlingen op deze zonnige junidag, ‘is een vorm van openhartchirurgie.’ Het is maar dat ze het weten. Tegen de pianisten zegt hij: ‘Een lied­recital bestaat uit drie personen: de linkerhand, de rechterhand en een zanger.’

Met veel van zijn aanwijzingen wil Hampson de talenten vooral aanmoedigen meer hun hart en minder hun hoofd te laten spreken. ‘Wie hier voor een tochtje op de fiets stapt’, houdt hij hun voor, ‘wil de schoonheid van Heidelberg en de natuur langs de oevers van de Neckar bewonderen. Je doet dat niet om de mechanica van het rijwiel te doorgronden. Al moet je die uiteraard kennen, anders gebeuren er ongelukken. Maar de techniek is niet de bestaansreden van de fiets.’ Hampson wil tijdens het viertal jaarlijkse sessies in Heidelberg zijn leerlingen de nodige grondwetten van de kunst inprenten. ‘Als jij je na het zingen niet beter voelt dan ervoor, zit je op de verkeerde weg’, is deze ochtend het mantra.

Die middag zit de bariton in de Alte Universität. Hij blikt vooruit op zijn zeventigste verjaardag, een mijlpaal die hij markeert met een korte tournee waarop hij onder meer Het Concertgebouw – ‘die heilige plek’ – aandoet. 

Stadia van rouw

Nu – negen maanden na Heidelberg – is het zover. Hampson reist deze weken langs Europese zalen met de Letse accordeoniste Ksenija Sidorova. 

‘Ze is een magiër op haar instrument’, vindt hij. ‘Ik bewonder de muzikale kleuren die ze ermee kan schilderen. We probeerden vorig seizoen wat liederen uit bij een klein festival rond Luzern. En het eerste lied dat me inviel, was ‘Der Leiermann’ uit Franz Schuberts Winterreise. De klank van de accordeon leek me ideaal voor de draailier van de orgelman, met wie de eenzame zwerver uit deze cyclus een ontmoeting heeft. Niet elk lied uit Winterreise leent zich voor accordeon, dus we doen er twaalf, de helft, en na de pauze songs van Kurt Weill.’

‘Ik hou innig van liederen, ze zijn schatkamers van zingeving’

Voor Hampson vormen Schuberts vierentwintig liederen over een dolende jongeling al het grootste deel van zijn werkzame leven een reisgezel. Hij bestempelt ze tot een tijdloze cyclus, niet over de dood an sich zoals velen denken –  ‘al dragen we het gewicht van de sterfelijkheid voortdurend met ons mee’ –  maar eerder over het onvermijdelijke afscheid van idealisme en naïviteit. 

‘De hoofdpersoon zwerft niet enkel zeurend en mistroostig door de sneeuw. Hij ondergaat verschillende stadia van rouw om iets wat in elk bestaan vroeg of laat verloren gaat. Mijn eerste Winterreise zong ik met de pianist en dirigent Wolfgang Sawallisch. Hij was ruim dertig jaar ouder dan ik en kende de liederen tot in de vezels. Onze repetities waren intens. We voerden diepe gesprekken over de gedichten van Wilhelm Müller. Ik geloof dat alle stemmen en leeftijden de cyclus kunnen zingen. Want iedereen moet in het leven zo’n metaforische tocht volbrengen.’

In Hampsons ogen verhaalt Winterreise over de pijn van volwassenwording, van groeiend bewustzijn. ‘Op die levensweg lijdt iedereen verliezen, in de liefde bijvoorbeeld. Twee mensen die vanaf hun tienerjaren bij elkaar blijven, prachtig, maar een uitzondering. Voor wie dit meemaakt… Gefeliciteerd! Mazzeltov. Al zullen ook zij in de liefde pijn ervaren: gedachten en gevoelens waarover ze niet kunnen of willen praten. Winterreise stelt bestaansvragen over wat wij op onze weg tegenkomen. In welk deel van mijn levenscyclus bevind ik me? Waarom overkomt me dit?’

Wakker blijven

‘De hoofdfiguur is door zijn aanstaande bruid afgewezen. Het waarom weten we niet. Haar kant van het verhaal blijft duister. Met die verloren liefde begint zijn reis. Daarna wordt deze naïeveling zich langzamerhand bewust van de wereld om hem heen, ontdekt hij de vaak wrede mechanismen ervan. Daarom zie ik in deze liederen vooral de ‘dood’ van de adolescent, die moet toezien hoe zijn kinderlijke droombeelden ingehaald worden door de tijd. Zo’n besef gaat gepaard met depressie, cynisme en hier ook woede: als dit alles is, dan wil ik het niet. In het lied ‘Im Dorfe’ neemt hij zich voor om later niet op de volwassenen te gaan lijken, op de mensen in het nachtelijke dorp waar hij langs trekt, die zich in slaap laten sussen en bedriegen door illusies. Nee, laat hem dan maar wakker blijven.’

‘Momenteel zijn we cultureel zelfmoord aan het plegen. En ik vind dat verbazingwekkend’

‘Een kernregel uit Winterreise is voor mij de slotzin uit ‘Der Wegweiser’: ‘Eine Strasse muss ich gehen, die noch Keiner ging zurück.’ De hoofdfiguur moet een weg bewandelen waarvan nooit iemand terugkeerde. Dit is de eerste van de vier slotliederen uit de cyclus, die in mijn ogen een coda vormen, een afsluiting. Ik geloof niet dat de ‘Leiermann’, de orgelman uit het laatste gedicht, de dood belichaamt, wat vaak wordt gedacht. Het dringt tot de hoofdpersoon door dat hij alleen zijn lied aan de wereld te geven heeft. ‘Zal ik dat vinden, wanneer ik met jou meega?’ vraagt hij de orgelman.’

  • Thomas Hampson

    Foto: Jiyang Chen

    Thomas Hampson

    Foto: Jiyang Chen

  • Thomas Hampson

    Foto: Jiyang Chen

    Thomas Hampson

    Foto: Jiyang Chen

De zin van het leven

‘En de ‘Strasse die noch Keiner ging zurück’ is, denk ik, de tijd die zich niet laat terugdraaien, die ons steeds weer opjaagt. We weten niet waarnaartoe, alleen dat we niet anders kunnen dan vooruit. Deze zin doet me vaak denken aan een citaat van Doktor Faust uit de gelijknamige opera van Ferruccio Busoni. Studenten plagen de geleerde door scholastische vragen over het bestaan te stellen. Faust verliest zijn zelfbeheersing, maant ze tot stilte en zegt: ’Wir kommen, um zu gehen.’ We worden geboren om te sterven. En tussen die twee momenten gebeurt het, daar moet je met je aandacht zijn. Het gaat over dat eeuwige raadsel: wat is de zin van het leven?’

Hampson herhaalt de vraag enkele keren en staart voor zich uit. ‘Die regel uit Doktor Faust herinnert me aan de Amerikaanse antropoloog en filosoof Joseph Campbell. Ik heb hem nooit ontmoet, maar zijn boeken verslonden. Hij maakte een mooie tv-serie The Power of Myth met interviewer Bill Moyers. Er is een indrukwekkend moment. Campbell weet dat hij stervende is aan kanker, in een laatste show zegt Moyers: ‘Joe, jij weet zoveel over religieuze ervaringen. Wat is de optelsom? Wat kunnen we ervan meenemen in ons bestaan?’ En Campbell antwoordt: ’Het gaat niet zozeer om de zin ván het leven, het gaat om de zin ín het leven.’

‘Een Schubert is niet iemand uit het verleden. Het belang van zo’n grote geest en genie is eeuwig.’

‘Het is zo’n mooie uitspraak. Ik denk dat het daar om draait in de kunst. Daarom hou ik zo innig van liederen, want ze zijn schatkamers van zin­geving. Ze stellen me in staat om mee te leven met de ontgoochelde en zoekende jongen uit Winterreise. Ik kende een mooie kindertijd, maar mijn tienerjaren waren zwaar. Door de eeuwen heen vormen liederen een dagboek van ons gedrag, een prisma van de wezenlijke vragen die we onszelf voorhouden sinds het begin van de mensheid. Dat continuüm boeit me. Ik ben daar onderdeel van. We kunnen door het grote boek bladeren, een willekeurig gedicht tegenkomen, een lied horen, en hierin iets van onszelf vinden. Bijvoorbeeld de weg naar volwassenheid van Winterreise, een monumentale gebeurtenis in elk leven.’

Openbaring

Als tiener ontdekte Hampson die rijkdom van de poëzie door zijn zanglerares in de provinciestad Spokane, in de noord-westelijke staat Washington. Hij was een leergierige en sportieve jongen met vele talenten, ‘die nergens in uitblonk’. Na de middelbare school begon Hampson aan een studie politicologie. Hij kende wat Duitse kerstliederen, omdat de religieuze gemeenschap waartoe zijn ouders behoorden in december met het zingen ervan geld inzamelde voor de armen. ‘Dus er zweefden de nodige Duitse frasen door mijn hoofd’, vertelt hij. ‘Mijn zangdocente wees me op de liederen van Schumann en Schubert. Ze gaf me partituren mee en opnamen van Hermann Prey en Dietrich ­Fischer-Dieskau. Die openden mijn ogen en oren. Die periode was een openbaring. Ik viel in het rabbit hole van poëzie, historie en psychologie. Geschiedenis heeft me altijd gefascineerd. Ik beschouw vroeger niet als voorbij. Integendeel, het vormt een deel van de optelsom van wie wij nu zijn.’

‘Een Schubert is niet iemand uit het verleden. Het belang van zo’n grote geest en genie is eeuwig. Het onderzoek naar zijn leven en tijd blijft boeiend, maar ik vind het vooral een opluchting om te merken dat onze voorouders worstelden met dezelfde levensvragen. Daarom is kunst zo belangrijk. Zij zegt tegen ons: ‘Give yourself a break.’ De vragen, de frustratie, de weemoed, de euforie, alle gevoelens die in ons werkzaam zijn, vinden we terug in muziek, poëzie, romans. Mensen die dat niet weten of ontkennen, blijven achter in eenzaamheid, met de gedachte dat hun pijn uniek is. Daarom begrijp ik de huidige discussie over het belang van kunst niet. Geld of technologie –  hoe bruikbaar en mooi ook –  zijn middelen, geen doel op zich. Ze dienen ons verder te helpen. Inmiddels zijn ze tot het brandpunt van ons bestaan gemaakt. Maar de mens is een spiritueel wezen. We verlangen naar een diepere betekenis. Dat ontkennen is onzin. Momenteel zijn we cultureel zelfmoord aan het plegen. En ik vind dat verbazingwekkend, omdat onze toegang tot kennis groter is dan ooit.’  

Thomas Hampson & Het Concertgebouw

Na zijn tweede prijs op het Internationaal Vocalisten Concours 1980 in Den Bosch brak Thomas Hampson internationaal door, en in 1984 en 1988 zong hij zijn eerste concerten met het Concertgebouworkest: onder Nikolaus Harnoncourt (Mozart en Johann Strauss jr.) respectievelijk Bernard Haitink (de Achtste symfonie van Mahler). Tijdens het Mahler Feest 1995 maakte hij indruk met twee liedrecitals. De zanger kreeg in seizoen 1997/1998 carte blanche om zeven concerten in te vullen. In 2011 kreeg hij de Concertgebouw Prijs en gaf hij een Mahler-recital in de Grote Zaal en een masterclass in de Kleine Zaal. Toen in 2023 Jaap van Zweden de Concertgebouw Prijs kreeg, zong oud-winnaar Hampson onder diens leiding Mahler bij een andere oud-winnaar (2017): het Radio Filharmonisch Orkest. En opnieuw nam hij de gelegenheid te baat om te werken met jong Nederlands talent: het Nationaal Vrouwen Jeugdkoor, winnaar van de Concertgebouw Young Talent Award 2023. 

Thomas Hampson was te gast op ijkmomenten: de 125ste verjaardag van Het Concertgebouw en het Concertgebouworkest in april 2013, het 25-jarig bestaan van Amsterdam Sinfonietta in januari 2014, de afscheidsconcerten van Mariss Jansons als chef-dirigent van het Concertgebouworkest in maart 2015. In Preludium haalde hij bij die laatste gelegenheid zijn band met Nederland aan: ‘Vele Nederlandse musici en vooral ook orkesten als het Concertgebouworkest en Amsterdam Sinfonietta zijn tot mijn muzikale DNA gaan behoren. Ik zou mij compleet verloren voelen zonder deze band.’

 

De zin van het leven

‘En de ‘Strasse die noch Keiner ging zurück’ is, denk ik, de tijd die zich niet laat terugdraaien, die ons steeds weer opjaagt. We weten niet waarnaartoe, alleen dat we niet anders kunnen dan vooruit. Deze zin doet me vaak denken aan een citaat van Doktor Faust uit de gelijknamige opera van Ferruccio Busoni. Studenten plagen de geleerde door scholastische vragen over het bestaan te stellen. Faust verliest zijn zelfbeheersing, maant ze tot stilte en zegt: ’Wir kommen, um zu gehen.’ We worden geboren om te sterven. En tussen die twee momenten gebeurt het, daar moet je met je aandacht zijn. Het gaat over dat eeuwige raadsel: wat is de zin van het leven?’

Hampson herhaalt de vraag enkele keren en staart voor zich uit. ‘Die regel uit Doktor Faust herinnert me aan de Amerikaanse antropoloog en filosoof Joseph Campbell. Ik heb hem nooit ontmoet, maar zijn boeken verslonden. Hij maakte een mooie tv-serie The Power of Myth met interviewer Bill Moyers. Er is een indrukwekkend moment. Campbell weet dat hij stervende is aan kanker, in een laatste show zegt Moyers: ‘Joe, jij weet zoveel over religieuze ervaringen. Wat is de optelsom? Wat kunnen we ervan meenemen in ons bestaan?’ En Campbell antwoordt: ’Het gaat niet zozeer om de zin ván het leven, het gaat om de zin ín het leven.’

‘Een Schubert is niet iemand uit het verleden. Het belang van zo’n grote geest en genie is eeuwig.’

‘Het is zo’n mooie uitspraak. Ik denk dat het daar om draait in de kunst. Daarom hou ik zo innig van liederen, want ze zijn schatkamers van zin­geving. Ze stellen me in staat om mee te leven met de ontgoochelde en zoekende jongen uit Winterreise. Ik kende een mooie kindertijd, maar mijn tienerjaren waren zwaar. Door de eeuwen heen vormen liederen een dagboek van ons gedrag, een prisma van de wezenlijke vragen die we onszelf voorhouden sinds het begin van de mensheid. Dat continuüm boeit me. Ik ben daar onderdeel van. We kunnen door het grote boek bladeren, een willekeurig gedicht tegenkomen, een lied horen, en hierin iets van onszelf vinden. Bijvoorbeeld de weg naar volwassenheid van Winterreise, een monumentale gebeurtenis in elk leven.’

Openbaring

Als tiener ontdekte Hampson die rijkdom van de poëzie door zijn zanglerares in de provinciestad Spokane, in de noord-westelijke staat Washington. Hij was een leergierige en sportieve jongen met vele talenten, ‘die nergens in uitblonk’. Na de middelbare school begon Hampson aan een studie politicologie. Hij kende wat Duitse kerstliederen, omdat de religieuze gemeenschap waartoe zijn ouders behoorden in december met het zingen ervan geld inzamelde voor de armen. ‘Dus er zweefden de nodige Duitse frasen door mijn hoofd’, vertelt hij. ‘Mijn zangdocente wees me op de liederen van Schumann en Schubert. Ze gaf me partituren mee en opnamen van Hermann Prey en Dietrich ­Fischer-Dieskau. Die openden mijn ogen en oren. Die periode was een openbaring. Ik viel in het rabbit hole van poëzie, historie en psychologie. Geschiedenis heeft me altijd gefascineerd. Ik beschouw vroeger niet als voorbij. Integendeel, het vormt een deel van de optelsom van wie wij nu zijn.’

‘Een Schubert is niet iemand uit het verleden. Het belang van zo’n grote geest en genie is eeuwig. Het onderzoek naar zijn leven en tijd blijft boeiend, maar ik vind het vooral een opluchting om te merken dat onze voorouders worstelden met dezelfde levensvragen. Daarom is kunst zo belangrijk. Zij zegt tegen ons: ‘Give yourself a break.’ De vragen, de frustratie, de weemoed, de euforie, alle gevoelens die in ons werkzaam zijn, vinden we terug in muziek, poëzie, romans. Mensen die dat niet weten of ontkennen, blijven achter in eenzaamheid, met de gedachte dat hun pijn uniek is. Daarom begrijp ik de huidige discussie over het belang van kunst niet. Geld of technologie –  hoe bruikbaar en mooi ook –  zijn middelen, geen doel op zich. Ze dienen ons verder te helpen. Inmiddels zijn ze tot het brandpunt van ons bestaan gemaakt. Maar de mens is een spiritueel wezen. We verlangen naar een diepere betekenis. Dat ontkennen is onzin. Momenteel zijn we cultureel zelfmoord aan het plegen. En ik vind dat verbazingwekkend, omdat onze toegang tot kennis groter is dan ooit.’  

Thomas Hampson & Het Concertgebouw

Na zijn tweede prijs op het Internationaal Vocalisten Concours 1980 in Den Bosch brak Thomas Hampson internationaal door, en in 1984 en 1988 zong hij zijn eerste concerten met het Concertgebouworkest: onder Nikolaus Harnoncourt (Mozart en Johann Strauss jr.) respectievelijk Bernard Haitink (de Achtste symfonie van Mahler). Tijdens het Mahler Feest 1995 maakte hij indruk met twee liedrecitals. De zanger kreeg in seizoen 1997/1998 carte blanche om zeven concerten in te vullen. In 2011 kreeg hij de Concertgebouw Prijs en gaf hij een Mahler-recital in de Grote Zaal en een masterclass in de Kleine Zaal. Toen in 2023 Jaap van Zweden de Concertgebouw Prijs kreeg, zong oud-winnaar Hampson onder diens leiding Mahler bij een andere oud-winnaar (2017): het Radio Filharmonisch Orkest. En opnieuw nam hij de gelegenheid te baat om te werken met jong Nederlands talent: het Nationaal Vrouwen Jeugdkoor, winnaar van de Concertgebouw Young Talent Award 2023. 

Thomas Hampson was te gast op ijkmomenten: de 125ste verjaardag van Het Concertgebouw en het Concertgebouworkest in april 2013, het 25-jarig bestaan van Amsterdam Sinfonietta in januari 2014, de afscheidsconcerten van Mariss Jansons als chef-dirigent van het Concertgebouworkest in maart 2015. In Preludium haalde hij bij die laatste gelegenheid zijn band met Nederland aan: ‘Vele Nederlandse musici en vooral ook orkesten als het Concertgebouworkest en Amsterdam Sinfonietta zijn tot mijn muzikale DNA gaan behoren. Ik zou mij compleet verloren voelen zonder deze band.’

 

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.