Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
achtergrond

Bijzondere barokinstrumenten

door Anne Stuart
13 aug. 2018 13 augustus 2018

Barokmuziek brengt een hoop bijzondere instrumenten met zich mee. Wat is eigelijk een lirone? Hoe klinkt een barokharp? Gelukkig tekende muziektheoreticus Michael Praetorius (1571-1621) het allemaal voor ons uit.

Om je een voorstelling te maken van een gemiddeld muziekensemble uit circa 1600, helpt het om in het Theatrum Instrumentorum van Michael Praetorius (1571-1621) te kijken. Hij beelde alle (hem) bekende instrumenten af en voorzag ze van een titel.

 

 

We hebben drie instrumenten onder de loep gelegd:

CD: Emil Gilels: The Lost Recordings: Orkestwerken

De lirone

De lirone (lira da gamba) stamt uit de lira-familie: strijkinstrumenten waarmee vroege Italiaanse poëten (in de traditie van Petrarca) zichzelf begeleidden terwijl ze verzen reciteerden of zongen aan het hof. De lira da braccio werd waarschijnlijk boven de schouder gespeeld, terwijl de latere, grote lirone tussen de benen op de grond stond.

De lirone was het populairst in de zestiende eeuw, als begeleiding van dramatische klaagzangen en recitatieven in de stijl van Monteverdi. Op de (absurd brede) hals van de lirone kun je makkelijk akkoorden spelen; en dat is precies de bedoeling. Zo krijgt het instrument een ‘griezelige’, ‘magische’, ‘bijna spirituele’ klank. Als je het bij één snaar houdt, klinkt het meer ‘als een mug die bezig is met doodgaan.’ Aldus Lirone-kenner en musicus Erin Headley.

CD: Een 'normale harp'

De barokharp

Muziektheoreticus Sebastian Virdung schrijft in 1511: ‘Wat de ene man een harp noemt, noemt de andere een lier.’ In rotstekeningen komen al diverse harp-achtige figuren voor, en nog tot ver in de Renaissance worden het Scandinavische ‘harpa’, en de Griekse woorden ‘cithara’, ‘lyra’ en zelfs ‘barbitos’ door elkaar gebruikt voor min of meer hetzelfde instrument. Een Gotische uitvinding was het aanbrengen van houten pinnen naast de snaren waardoor de klank nasaal en snerpend werd – toen een heel geliefd geluid.

Ook het driehoekige frame kreeg in die tijd zijn bekende langgerekte vorm. In de vroege Barok onderging deze harp verschillende experimenten. Op zoek naar nieuwe muzikale mogelijkheden werden de ‘dubbele harp’ en de ‘haakjesharp’ ontwikkeld. Gelukkig beschrijft Praetorius ook een ‘algemene simpele harp’. Antonio Stradivari maakte een instrument dat hierop lijkt: een traditioneel langwerpig frame, een smalle klankkast en ronde klankgaten.

CD: Emil Gilels: The Lost Recordings: Orkestwerken

Chitarrone of theorbe

Een theorbe is familie van de luit, tot halverwege de zestiende eeuw het favoriete begeleidingsinstrument. Het was lastig om aan een luit extra bassnaren toe te voegen: omdat de luit een korte hals heeft, zouden de snaren (gemaakt van darm) zo dik worden als een gemiddelde regenworm.

Het probleem werd opgelost door aan de hals van de luit een verlengstuk te schroeven met nog eens acht bassnaren. Die zweven naast de hals, en kunnen dus niet afgekort worden met de linkerhand. De theorbe werd ook wel ‘chitarone’ genoemd, maar waar beide namen vandaan komen is volstrekt onduidelijk. Praetorius beschrijft naast de ‘lange, romantische theorbe’ ook een ‘Paduanische theorbe en beeldt bovendien nog een ‘luit met extra bassnaren’ af.

Om je een voorstelling te maken van een gemiddeld muziekensemble uit circa 1600, helpt het om in het Theatrum Instrumentorum van Michael Praetorius (1571-1621) te kijken. Hij beelde alle (hem) bekende instrumenten af en voorzag ze van een titel.

 

 

We hebben drie instrumenten onder de loep gelegd:

CD: Emil Gilels: The Lost Recordings: Orkestwerken

De lirone

De lirone (lira da gamba) stamt uit de lira-familie: strijkinstrumenten waarmee vroege Italiaanse poëten (in de traditie van Petrarca) zichzelf begeleidden terwijl ze verzen reciteerden of zongen aan het hof. De lira da braccio werd waarschijnlijk boven de schouder gespeeld, terwijl de latere, grote lirone tussen de benen op de grond stond.

De lirone was het populairst in de zestiende eeuw, als begeleiding van dramatische klaagzangen en recitatieven in de stijl van Monteverdi. Op de (absurd brede) hals van de lirone kun je makkelijk akkoorden spelen; en dat is precies de bedoeling. Zo krijgt het instrument een ‘griezelige’, ‘magische’, ‘bijna spirituele’ klank. Als je het bij één snaar houdt, klinkt het meer ‘als een mug die bezig is met doodgaan.’ Aldus Lirone-kenner en musicus Erin Headley.

CD: Een 'normale harp'

De barokharp

Muziektheoreticus Sebastian Virdung schrijft in 1511: ‘Wat de ene man een harp noemt, noemt de andere een lier.’ In rotstekeningen komen al diverse harp-achtige figuren voor, en nog tot ver in de Renaissance worden het Scandinavische ‘harpa’, en de Griekse woorden ‘cithara’, ‘lyra’ en zelfs ‘barbitos’ door elkaar gebruikt voor min of meer hetzelfde instrument. Een Gotische uitvinding was het aanbrengen van houten pinnen naast de snaren waardoor de klank nasaal en snerpend werd – toen een heel geliefd geluid.

Ook het driehoekige frame kreeg in die tijd zijn bekende langgerekte vorm. In de vroege Barok onderging deze harp verschillende experimenten. Op zoek naar nieuwe muzikale mogelijkheden werden de ‘dubbele harp’ en de ‘haakjesharp’ ontwikkeld. Gelukkig beschrijft Praetorius ook een ‘algemene simpele harp’. Antonio Stradivari maakte een instrument dat hierop lijkt: een traditioneel langwerpig frame, een smalle klankkast en ronde klankgaten.

CD: Emil Gilels: The Lost Recordings: Orkestwerken

Chitarrone of theorbe

Een theorbe is familie van de luit, tot halverwege de zestiende eeuw het favoriete begeleidingsinstrument. Het was lastig om aan een luit extra bassnaren toe te voegen: omdat de luit een korte hals heeft, zouden de snaren (gemaakt van darm) zo dik worden als een gemiddelde regenworm.

Het probleem werd opgelost door aan de hals van de luit een verlengstuk te schroeven met nog eens acht bassnaren. Die zweven naast de hals, en kunnen dus niet afgekort worden met de linkerhand. De theorbe werd ook wel ‘chitarone’ genoemd, maar waar beide namen vandaan komen is volstrekt onduidelijk. Praetorius beschrijft naast de ‘lange, romantische theorbe’ ook een ‘Paduanische theorbe en beeldt bovendien nog een ‘luit met extra bassnaren’ af.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.