Blokfluitiste Lucie Horsch: ‘Je moet toch wat’
door Joke Dame 09 dec. 2021 09 december 2021
Dit seizoen is het seizoen van de Rising Stars-tournee van Lucie Horsch; concerten staan gepland in maar liefst zeventien prestigieuze Europese concertzalen. Laten we hopen dat er - nu ze op 12 januari niet mogen optreden in de Kleine Zaal - een nieuwe datum wordt gevonden voor het programma Conversations, dat de Amsterdamse blokfluitiste samenstelde met luitist Thomas Dunford.
De fenomenale, jonge musicus ‘die de vogels leerde hoe ze hun liedjes moeten zingen’, is ze al eens genoemd. Sinds ze in 2020 de Nederlandse Muziekprijs won, combineert de veelgelauwerde Lucie Horsch (1999) een succesvolle carrière als soloblokfluitiste met een vakopleiding fortepiano bij Olga Pashchenko aan het Conservatorium van Amsterdam. Met de bijvakken klavecimbel ‘om basso continuo te leren’ en zang, haar eerste muzikale liefde. Nieuwe perspectieven? ‘Dat klopt wel,’ zegt Horsch die meteen tegenspreekt dat alles haar komt aanwaaien. Ze is gedreven en houdt gewoon van keihard werken. ‘Wat mensen van me zien is niet meer dan tien procent van wat ik in mijn hoofd heb aan projecten en ideeën.’
Ze komt net van Italiaanse les – doet ze ook. ‘Handig voor een musicus, maar eigenlijk is het gewoon mijn passie voor de taal.’ Een echte millennial noemt ze zich, ‘met voorliefde voor havermelk en yogamatjes’; tegelijk loopt ze in veel opzichten eeuwen achter. Haar instrument en haar brede betrokkenheid bij de oude muziek richten haar aandacht op het verleden, maar het heden en de actualiteit ontgaan haar niet. Al zag ze de enorme aandacht na haar speech bij de uitreiking van de Nederlandse Muziekprijs niet aankomen.
In die speech sprong ze op de bres voor het Orkest van de Achttiende Eeuw en Cappella Amsterdam, ensembles die speelden bij haar uitreikingsconcert en kort daarvoor hun subsidieaanvragen afgewezen zagen. ‘Een van de redenen was dat ze niet aan de diversiteitscriteria voldeden. Toen ik dat hoorde wist ik dat ik iets moest zeggen. Ik realiseerde me dat kunst een zeer lage status heeft in de samenleving en dat musici op geen enkele bescherming kunnen rekenen.’
Ze was trots op haar toespraak, had er al haar ‘Barlaeus-vaardigheden in gestopt’. Van alle kanten kreeg ze reacties van musici die in coronatijd geen stem hadden om van zich te laten horen. Aan de talkshowtafels zag je alleen virologen. ‘Het zette me met mijn opvattingen op de kaart, en weet je, ik kreeg het gevoel dat ik vanaf dat moment pas echt serieus werd genomen.’
Lucie Horsch
in 15 dilemma’s
koffie / thee
ochtend / avond
strand / bergen
stad / platteland [ik ben een echt stadsmens, daardoor verlang ik naar het platteland]
roman / gedicht
theater / bioscoop
piano / blokfluit / zang [daar kan ik niet uit kiezen]
barok / modern [de afwisseling is noodzakelijk]
sopraanblokfluit / sopranino [maar liever nog voiceflute]
uit / thuis [het een bestaat niet zonder het ander]
jazz / pop
Spotify / cd
trein / vliegtuig
uit het hoofd / van blad
musiceren / luisteren
Haar keuze voor de blokfluit heeft Lucie Horsch – opgegroeid in een huis vol professionele strijkers – in alle vrijheid kunnen maken. Haar klankgevoeligheid kreeg ze wel van huis uit mee. ‘Mijn beide ouders zijn cellisten [Gregor Horsch is solocellist van het Concertgebouworkest, red.] en voor hen is de klank hun handtekening, daar werken ze hun leven lang aan. Een persoonlijke klank op de blokfluit is ook mijn doel.’
Dat heeft als keerzijde dat ze een sterke afhankelijkheidsrelatie ontwikkelde met haar instrumenten, altijd bezorgd is of de temperatuur goed is, de vochtigheidsgraad. ‘Dat kan een valkuil worden. Je bent uiteindelijk meer dan je instrument. Het gaat in de muziek ook over retoriek en nog belangrijker: over timing. Dat is de oudemuziekkant in me. Timing is nog belangrijker dan klank, zo denk ik er nu over.’
Maar klank is wel waar je de luisteraar mee verleidt. ‘Dat is een hele goeie, klank gaat direct naar je hart. De klank van de blokfluit is zeer kwetsbaar. Bij zang is dat nog sterker, maar blokfluit komt dicht in de buurt. Je moet jezelf durven prijsgeven en daarbij balanceer je altijd op de grens. Met de blokfluit bereik je de grens veel eerder dan met de piano. Het instrument heeft zijn beperkingen, maar je kunt ook sneller beginnen daarmee om te gaan, ermee te spelen.’
Ben je die instrumentobsessie nu voorbij? ‘Niet helemaal. Vlak voor een concert houd ik me nog steeds helemaal met mijn instrumenten bezig. Hoe strak zit het bovenstuk op het onderstuk, hoe stel ik op de tenor de klep in voor de onderpink. Vaseline, bijenwas, flossdraad, allemaal bij de hand. Dat heeft ook een voordeel: de routine van een control freak leidt me ook af van muizenissen in mijn eigen hoofd op dat moment. Je moet toch wat, is mijn levensmotto.’
Blokfluitspelen betekent regelmatig afscheid nemen? ‘Helaas wel, ik probeer mijn fluiten zo langzaam mogelijk te verslijten maar het slijtproces is onvermijdelijk, want het verval begint zodra je erop speelt, er vocht in blaast. Je krijgt een broeikaseffect doordat het hout steeds weer moet uitzetten en inkrimpen. Dat gaat na verloop van tijd steeds moeizamer, want hout leeft. Je voelt het aankomen en dat is verschrikkelijk, want je weet dat je op een bepaald moment afscheid moet nemen van je lievelingsfluit. Ik doe dus zo zuinig mogelijk, dan kan je er zo’n tien jaar mee doen. Door te studeren op een andere fluit dan waarop je concerteert. Dat betekent dat je van hetzelfde type al twee exemplaren moet hebben. Het lot van de blokfluitist: je blijft je leven lang bezig met fluiten kopen.’
De fenomenale, jonge musicus ‘die de vogels leerde hoe ze hun liedjes moeten zingen’, is ze al eens genoemd. Sinds ze in 2020 de Nederlandse Muziekprijs won, combineert de veelgelauwerde Lucie Horsch (1999) een succesvolle carrière als soloblokfluitiste met een vakopleiding fortepiano bij Olga Pashchenko aan het Conservatorium van Amsterdam. Met de bijvakken klavecimbel ‘om basso continuo te leren’ en zang, haar eerste muzikale liefde. Nieuwe perspectieven? ‘Dat klopt wel,’ zegt Horsch die meteen tegenspreekt dat alles haar komt aanwaaien. Ze is gedreven en houdt gewoon van keihard werken. ‘Wat mensen van me zien is niet meer dan tien procent van wat ik in mijn hoofd heb aan projecten en ideeën.’
Ze komt net van Italiaanse les – doet ze ook. ‘Handig voor een musicus, maar eigenlijk is het gewoon mijn passie voor de taal.’ Een echte millennial noemt ze zich, ‘met voorliefde voor havermelk en yogamatjes’; tegelijk loopt ze in veel opzichten eeuwen achter. Haar instrument en haar brede betrokkenheid bij de oude muziek richten haar aandacht op het verleden, maar het heden en de actualiteit ontgaan haar niet. Al zag ze de enorme aandacht na haar speech bij de uitreiking van de Nederlandse Muziekprijs niet aankomen.
In die speech sprong ze op de bres voor het Orkest van de Achttiende Eeuw en Cappella Amsterdam, ensembles die speelden bij haar uitreikingsconcert en kort daarvoor hun subsidieaanvragen afgewezen zagen. ‘Een van de redenen was dat ze niet aan de diversiteitscriteria voldeden. Toen ik dat hoorde wist ik dat ik iets moest zeggen. Ik realiseerde me dat kunst een zeer lage status heeft in de samenleving en dat musici op geen enkele bescherming kunnen rekenen.’
Ze was trots op haar toespraak, had er al haar ‘Barlaeus-vaardigheden in gestopt’. Van alle kanten kreeg ze reacties van musici die in coronatijd geen stem hadden om van zich te laten horen. Aan de talkshowtafels zag je alleen virologen. ‘Het zette me met mijn opvattingen op de kaart, en weet je, ik kreeg het gevoel dat ik vanaf dat moment pas echt serieus werd genomen.’
Lucie Horsch
in 15 dilemma’s
koffie / thee
ochtend / avond
strand / bergen
stad / platteland [ik ben een echt stadsmens, daardoor verlang ik naar het platteland]
roman / gedicht
theater / bioscoop
piano / blokfluit / zang [daar kan ik niet uit kiezen]
barok / modern [de afwisseling is noodzakelijk]
sopraanblokfluit / sopranino [maar liever nog voiceflute]
uit / thuis [het een bestaat niet zonder het ander]
jazz / pop
Spotify / cd
trein / vliegtuig
uit het hoofd / van blad
musiceren / luisteren
Haar keuze voor de blokfluit heeft Lucie Horsch – opgegroeid in een huis vol professionele strijkers – in alle vrijheid kunnen maken. Haar klankgevoeligheid kreeg ze wel van huis uit mee. ‘Mijn beide ouders zijn cellisten [Gregor Horsch is solocellist van het Concertgebouworkest, red.] en voor hen is de klank hun handtekening, daar werken ze hun leven lang aan. Een persoonlijke klank op de blokfluit is ook mijn doel.’
Dat heeft als keerzijde dat ze een sterke afhankelijkheidsrelatie ontwikkelde met haar instrumenten, altijd bezorgd is of de temperatuur goed is, de vochtigheidsgraad. ‘Dat kan een valkuil worden. Je bent uiteindelijk meer dan je instrument. Het gaat in de muziek ook over retoriek en nog belangrijker: over timing. Dat is de oudemuziekkant in me. Timing is nog belangrijker dan klank, zo denk ik er nu over.’
Maar klank is wel waar je de luisteraar mee verleidt. ‘Dat is een hele goeie, klank gaat direct naar je hart. De klank van de blokfluit is zeer kwetsbaar. Bij zang is dat nog sterker, maar blokfluit komt dicht in de buurt. Je moet jezelf durven prijsgeven en daarbij balanceer je altijd op de grens. Met de blokfluit bereik je de grens veel eerder dan met de piano. Het instrument heeft zijn beperkingen, maar je kunt ook sneller beginnen daarmee om te gaan, ermee te spelen.’
Ben je die instrumentobsessie nu voorbij? ‘Niet helemaal. Vlak voor een concert houd ik me nog steeds helemaal met mijn instrumenten bezig. Hoe strak zit het bovenstuk op het onderstuk, hoe stel ik op de tenor de klep in voor de onderpink. Vaseline, bijenwas, flossdraad, allemaal bij de hand. Dat heeft ook een voordeel: de routine van een control freak leidt me ook af van muizenissen in mijn eigen hoofd op dat moment. Je moet toch wat, is mijn levensmotto.’
Blokfluitspelen betekent regelmatig afscheid nemen? ‘Helaas wel, ik probeer mijn fluiten zo langzaam mogelijk te verslijten maar het slijtproces is onvermijdelijk, want het verval begint zodra je erop speelt, er vocht in blaast. Je krijgt een broeikaseffect doordat het hout steeds weer moet uitzetten en inkrimpen. Dat gaat na verloop van tijd steeds moeizamer, want hout leeft. Je voelt het aankomen en dat is verschrikkelijk, want je weet dat je op een bepaald moment afscheid moet nemen van je lievelingsfluit. Ik doe dus zo zuinig mogelijk, dan kan je er zo’n tien jaar mee doen. Door te studeren op een andere fluit dan waarop je concerteert. Dat betekent dat je van hetzelfde type al twee exemplaren moet hebben. Het lot van de blokfluitist: je blijft je leven lang bezig met fluiten kopen.’