Christus volgens Christie
door Paul Janssen 27 mrt. 2019 27 maart 2019
Op 12 en 14 april maakt William Christie zijn debuut bij het Koninklijk Concertgebouworkest. Hij heeft de eer de jaarlijkse passie te dirigeren, dit keer Bachs Johannes-Passion. Volgens Christie een werk dat absoluut niet onderdoet voor de Matthäus-Passion.
Een kwestie van agenda’s en focus op andere zaken’, zo verklaart William Christie het feit dat hij pas op 74-jarige leeftijd zijn debuut bij het Concertgebouworkest maakt, terwijl hij als dirigent op het gebied van de barokmuziek al enkele decennia een stem is die iets te vertellen heeft. Met zijn ensemble Les Arts Florissants timmert hij vanuit Frankrijk al veertig jaar aan de weg en heeft hij een opvallende discografie op zijn naam staan, waarin vooral Franse barokcomponisten aanwezig zijn.
‘Het Concertgebouworkest is wat stijl betreft een bijzonder sensitief orkest, dus daar heb ik alle vertrouwen in’
Toch vormt ook het werk van Johann Sebastian Bach een belangwekkend onderdeel van zijn muzikale leven. Daarom verheugt het hem des te meer dat hij nu voor het eerst het Koninklijk Concertgebouworkest mag dirigeren. En dan nog wel in de Johannes-Passion. ‘Vanaf het eerste moment dat ik in Europa was [William Christie werd geboren in Buffalo, New York, red.], heb ik ook Het Concertgebouw bezocht. Iedereen kent het, het is een van de mooiste zalen ter wereld. Met mijn ensemble Les Arts Florissants heb ik er vaak opgetreden en het is een van onze favoriete zalen. Daar nu het Concertgebouworkest mogen dirigeren is een geweldig cadeau.’ Vooral omdat hij met het leiden van de Johannes-Passion in de lange passietraditie stapt van het orkest.
Bekijk het concertprogramma van 12 en 14 april 2019: Het Concertgebouworkest speelt Bachs Johannes-Passion
Barokstokken
Dat hij juist ‘die andere’ passie van Bach mag dirigeren verheugt hem des te meer. ‘De Johannes-Passion is wat korter dan de Matthäus maar minstens zo’n juweel. Het Concertgebouworkest heeft zo’n enorme kennis van en liefde voor de oude muziek. Je kunt niet leven in Amsterdam en niets meekrijgen van de geschiedenis en de muziek van de zeventiende en achttiende eeuw. De hele stad is ervan doordrongen. En dat geldt ook voor het orkest.’
Een kwestie van agenda’s en focus op andere zaken’, zo verklaart William Christie het feit dat hij pas op 74-jarige leeftijd zijn debuut bij het Concertgebouworkest maakt, terwijl hij als dirigent op het gebied van de barokmuziek al enkele decennia een stem is die iets te vertellen heeft. Met zijn ensemble Les Arts Florissants timmert hij vanuit Frankrijk al veertig jaar aan de weg en heeft hij een opvallende discografie op zijn naam staan, waarin vooral Franse barokcomponisten aanwezig zijn.
‘Het Concertgebouworkest is wat stijl betreft een bijzonder sensitief orkest, dus daar heb ik alle vertrouwen in’
Toch vormt ook het werk van Johann Sebastian Bach een belangwekkend onderdeel van zijn muzikale leven. Daarom verheugt het hem des te meer dat hij nu voor het eerst het Koninklijk Concertgebouworkest mag dirigeren. En dan nog wel in de Johannes-Passion. ‘Vanaf het eerste moment dat ik in Europa was [William Christie werd geboren in Buffalo, New York, red.], heb ik ook Het Concertgebouw bezocht. Iedereen kent het, het is een van de mooiste zalen ter wereld. Met mijn ensemble Les Arts Florissants heb ik er vaak opgetreden en het is een van onze favoriete zalen. Daar nu het Concertgebouworkest mogen dirigeren is een geweldig cadeau.’ Vooral omdat hij met het leiden van de Johannes-Passion in de lange passietraditie stapt van het orkest.
Bekijk het concertprogramma van 12 en 14 april 2019: Het Concertgebouworkest speelt Bachs Johannes-Passion
Barokstokken
Dat hij juist ‘die andere’ passie van Bach mag dirigeren verheugt hem des te meer. ‘De Johannes-Passion is wat korter dan de Matthäus maar minstens zo’n juweel. Het Concertgebouworkest heeft zo’n enorme kennis van en liefde voor de oude muziek. Je kunt niet leven in Amsterdam en niets meekrijgen van de geschiedenis en de muziek van de zeventiende en achttiende eeuw. De hele stad is ervan doordrongen. En dat geldt ook voor het orkest.’
‘Er is mij al toegezegd dat de strijkers van het orkest barokstokken gaan gebruiken, ondanks het feit dat men verder op moderne instrumenten speelt. Daarbij kennen de musici het werk van Bach zo goed; vooral de passies zitten in de genen van het orkest. Dat is een traditie die teruggaat tot Willem Mengelberg. De musici hebben gewerkt met Nikolaus Harnoncourt, Gustav Leonardt, Ton Koopman, Frans Brüggen.
Het mag dan een conventioneel symfonieorkest zijn, de historische uitvoeringspraktijk is ingesleten door deze grootheden. En ik mag daar nu mijn interpretatie aan toevoegen, want natuurlijk heb ik duidelijke, eigen ideeën. We gaan elkaar ergens ontmoeten, onze visies samenvoegen en er een even spannende als sensitieve reis van maken.’
Monumentale stukken
En een reis die de Johannes-Passion toch weer wat meer in het collectieve geheugen moet nestelen. Want hoewel het Concertgebouworkest beide Passionen van Bach al jaren afwisselt, is de Johannes nog niet zo ingeburgerd als de Matthäus. En dat is jammer, volgens Christie, want ook de Johannes is een oratorium dat met kop en schouders boven vele andere passies uitsteekt.
Bach schreef het werk in 1724 in een kleine drie maanden tijd, al bleef hij er geregeld aan sleutelen om het werk te perfectioneren. Op Goede Vrijdag, 7 april 1724, vond de eerste uitvoering plaats in de Nikolaikirche in Leipzig. Met de noten es, d en g in de houtblazers in de eerste maat (Soli Deo Gloria) droeg de componist het oratorium bij wijze van spreken rechtstreeks aan God op. De veel langere Matthäus-Passion volgde vier jaar later.
‘De twee passies zijn in essentie enorm verschillend’, zegt Christie. ‘De Johannes is ondanks een ingetogener orkestbezetting veel feller en dramatischer dan de Matthäus, die een stuk meditatiever is. Ik heb de Johannes-Passion wel eens geënsceneerd uitgevoerd. Dat theatrale zit al in het verhaal. Maar uiteindelijk maakt het eigenlijk niet zo veel uit wat het verschil is. Als je praat over Bach, praat je niet over kwaliteitsverschillen, maar over nuances. Ik vind beide passies monumentale stukken die iedereen zou moeten kennen.’
Christie viel meteen voor het begin van de Johannes-Passion. ‘Net als het slot is dat openingskoor echt adembenemend. Het zet meteen een sterk gevoel van pijn en lijden neer, en de wijze waarop Bach de meerstemmigheid inzet om dat gevoel over te brengen is werkelijk geweldig. Daarnaast bevat deze passie een paar schitterende aria’s die veel bekender zouden mogen zijn, zoals de altaria’s Von den Stricken meiner Sünden met die heerlijk omcirkelende hobo’s, en het tedere Es ist vollbracht, de tenoraria Ach, mein Sinn en ook het meesterlijk sombere Mein teurer Heiland, lass dich fragen voor bas en koor.’
Authenticiteit in een nieuw jasje
Hoewel historische instrumenten kunnen helpen om het karakter van de Johannes-Passion te onderstrepen is het instrumentarium voor Christie inmiddels een stuk minder belangrijk. ‘Natuurlijk is er een groot verschil in benadering als het gaat om het instrumentarium van het Concertgebouworkest of Les Arts Florissants.
Met het Concertgebouworkest spelen we niet in de lagere barokke stemming, maar op 440 Hertz, wat alleen al grote consequenties heeft voor de solisten en het koor. Het gaat mij uiteindelijk veel meer om de taal en de retorica en de manier waarop we de achterliggende emoties overbrengen dan om de instrumenten en de stemming. Het Concertgebouworkest is wat stijl betreft een bijzonder sensitief orkest, dus daar heb ik alle vertrouwen in.’
Volgens Christie is het hele idee dat je ‘authenticiteit’ bereikt louter door op historische instrumenten te spelen ook behoorlijk achterhaald. ‘Een dom idee’, noemt hij het zelfs. ‘Ik gebruik instrumenten uit verschillende perioden als een soort gids en als een tijdslimiet voor wat ik met Les Arts Florissants uitvoer, en ik bestudeer de uitvoeringspraktijk uit een bepaalde tijd om een stilistisch vocabulaire aan te leggen, maar om de muziek uit de Barok effectief uit te voeren is ook en vooral een flinke dosis persoonlijkheid van de uitvoerenden nodig om het werkelijk tot leven te brengen.
Lees ook het achtergrondverhaal: ‘Zo ‘hoor’ je Bach te spelen’
Luister bijvoorbeeld naar een uitvoering van werk van Händel uit de beginperiode van de oudemuziekbeweging. Men speelt op historische instrumenten, volgt de stijl nauwkeurig, maar deze vroege zoektocht naar waarheid leverde vooral neutrale en weinig expressieve vertolkingen op. De meesten van ons zijn daar al lang van afgestapt. Ga naar een oudemuziekfestival en luister naar verschillende ensembles die hetzelfde werk uitvoeren; ze klinken allemaal anders. Dat is het interessante, en dat is op een geheel andere wijze veel authentieker. Er zijn tegenwoordig vele sterke persoonlijkheden die zich met oude muziek bezig houden en ik vind het geweldig om de Purcell van Christopher Hogwood, de Rameau van Brüggen of, wie weet, de Bach van Christie te herkennen.’
Thuishaven Parijs
Voor Christie is de liefde voor de barokmuziek ook niet begonnen met historische instrumenten, het werd hem meer met de paplepel ingegoten. ‘Mijn moeder dirigeerde het koor van onze kerk in Buffalo. Ik hoorde van kleins af aan elke zondagochtend het anglicaanse religieuze repertoire uit de zestiende en zeventiende eeuw.’
Christie was desondanks voorbestemd om de familietraditie van architecten en universiteitsdocenten te volgen. Hij was een goede klavecinist en terwijl hij Engels en geschiedenis aan Harvard studeerde, voerde hij met medestudenten al Bach-cantates uit. ‘Het werd mij steeds duidelijker dat muziek mij gelukkig maakte, vooral op momenten dat ik mij eenzaam of somber voelde. Muziek werd zo niet alleen een intellectuele en culturele interesse, maar ook een emotionele. Uiteindelijk heb ik toen besloten dat mijn weg in de muziek lag. Ik verwachtte dat mijn ouders vraagtekens zouden hebben, maar mijn vader was dolgelukkig dat er een kunstenaar in de familie zat en mijn moeder kon niet meer stoppen met opscheppen over het feit dat ik een dirigent was geworden.’
‘De Johannes is ondanks een ingetogener orkestbezetting veel feller en dramatischer’
Christie verruilde in 1966 Harvard voor een muziekstudie aan de Universiteit van Yale, maar werd er, door de spanning rond de Vietnam-oorlog en het feit dat hij als dienstweigeraar niet door iedereen geaccepteerd werd, niet gelukkiger op. In 1971 vertrok hij naar Parijs om daar aan het conservatorium verder te studeren. De Europese mentaliteit beviel hem zo goed dat hij zich vestigde in Frankrijk. Uiteindelijk verkreeg hij in de vroege jaren negentig zelfs de Franse nationaliteit.
Toen had hij zich al lang en breed laten gelden als de man die de Franse muziek uit de zestiende, zeventiende en vroege achttiende eeuw op de kaart zette, want in 1979 richtte hij Les Arts Florissants op, het oudemuziekensemble genoemd naar een opera van Marc-Antoine Charpentier. Het internationale succes kwam in de vroege jaren tachtig met de opera Atys van Jean-Baptiste Lully. Sindsdien zijn Christie en zijn ensemble niet meer weg te denken uit de oudemuziekwereld. ‘De reden dat ik een ensemble als Les Arts Florissants oprichtte is dat ik wilde vliegen met eigen vleugels. Ik dirigeer daar mensen die naar mij en mijn ideeën willen luisteren.’
‘En voorlopig ben ik nog niet klaar. Ik werk graag met jonge musici om de kunst door te geven. En er is nog veel te doen met het oeuvre van Händel en Rameau. Bovendien is er nog een schat aan Italiaanse componisten. Er is in Italië zoveel geschreven tussen 1600 en 1800. Ondanks het feit dat we de grote namen wel kennen is de Italiaanse Barok grotendeels onontgonnen. Daarnaast wil ik mij graag verder verdiepen in Dietrich Buxtehude, omdat ik vind dat zijn werk niet goed uitgevoerd wordt. Daar is nog veel te winnen en te verhelderen. Maar eerst ga ik mij verheugen op Bachs Johannes-Passion met het Koninklijk Concertgebouworkest.’
Christie en Bach
Talloze cd’s en dvd’s nam William Christie op, de meeste met Les Arts Florissants, maar ook met andere gezelschappen. Daarop kregen bekende en onbekende werken van componisten als Monteverdi, Charpentier, Rameau, Händel en Mozart de liefdevolle aandacht van de meester. Afgezien van een Harmonia Mundi-lp uit 1997 met fluitsonates is de muziek van Johann Sebastian Bach pas sinds een paar jaar bij Christie op de voorgrond komen te staan.
Sinds 2015 bracht Les Arts Florissants meermaals een programma ten gehore – bijvoorbeeld in De Doelen in Rotterdam – met cantates en instrumentale werken van Bach. Een zeer succesvolle tournee in 2016 met Bachs Mis in b klein, BWV 232 – die het gezelschap naar onder meer de BBC Proms bracht – vond zijn weerslag in een cd-opname in datzelfde jaar. Nu is het tijd voor Bachs Johannes-Passion.
vr 12 en zo 14 april | Grote Zaal
Koninklijk Concertgebouworkest
William Christie dirigent
diverse solisten
Nederlands Kamerkoor
Bekijk dit concertprogramma
‘Er is mij al toegezegd dat de strijkers van het orkest barokstokken gaan gebruiken, ondanks het feit dat men verder op moderne instrumenten speelt. Daarbij kennen de musici het werk van Bach zo goed; vooral de passies zitten in de genen van het orkest. Dat is een traditie die teruggaat tot Willem Mengelberg. De musici hebben gewerkt met Nikolaus Harnoncourt, Gustav Leonardt, Ton Koopman, Frans Brüggen.
Het mag dan een conventioneel symfonieorkest zijn, de historische uitvoeringspraktijk is ingesleten door deze grootheden. En ik mag daar nu mijn interpretatie aan toevoegen, want natuurlijk heb ik duidelijke, eigen ideeën. We gaan elkaar ergens ontmoeten, onze visies samenvoegen en er een even spannende als sensitieve reis van maken.’
Monumentale stukken
En een reis die de Johannes-Passion toch weer wat meer in het collectieve geheugen moet nestelen. Want hoewel het Concertgebouworkest beide Passionen van Bach al jaren afwisselt, is de Johannes nog niet zo ingeburgerd als de Matthäus. En dat is jammer, volgens Christie, want ook de Johannes is een oratorium dat met kop en schouders boven vele andere passies uitsteekt.
Bach schreef het werk in 1724 in een kleine drie maanden tijd, al bleef hij er geregeld aan sleutelen om het werk te perfectioneren. Op Goede Vrijdag, 7 april 1724, vond de eerste uitvoering plaats in de Nikolaikirche in Leipzig. Met de noten es, d en g in de houtblazers in de eerste maat (Soli Deo Gloria) droeg de componist het oratorium bij wijze van spreken rechtstreeks aan God op. De veel langere Matthäus-Passion volgde vier jaar later.
‘De twee passies zijn in essentie enorm verschillend’, zegt Christie. ‘De Johannes is ondanks een ingetogener orkestbezetting veel feller en dramatischer dan de Matthäus, die een stuk meditatiever is. Ik heb de Johannes-Passion wel eens geënsceneerd uitgevoerd. Dat theatrale zit al in het verhaal. Maar uiteindelijk maakt het eigenlijk niet zo veel uit wat het verschil is. Als je praat over Bach, praat je niet over kwaliteitsverschillen, maar over nuances. Ik vind beide passies monumentale stukken die iedereen zou moeten kennen.’
Christie viel meteen voor het begin van de Johannes-Passion. ‘Net als het slot is dat openingskoor echt adembenemend. Het zet meteen een sterk gevoel van pijn en lijden neer, en de wijze waarop Bach de meerstemmigheid inzet om dat gevoel over te brengen is werkelijk geweldig. Daarnaast bevat deze passie een paar schitterende aria’s die veel bekender zouden mogen zijn, zoals de altaria’s Von den Stricken meiner Sünden met die heerlijk omcirkelende hobo’s, en het tedere Es ist vollbracht, de tenoraria Ach, mein Sinn en ook het meesterlijk sombere Mein teurer Heiland, lass dich fragen voor bas en koor.’
Authenticiteit in een nieuw jasje
Hoewel historische instrumenten kunnen helpen om het karakter van de Johannes-Passion te onderstrepen is het instrumentarium voor Christie inmiddels een stuk minder belangrijk. ‘Natuurlijk is er een groot verschil in benadering als het gaat om het instrumentarium van het Concertgebouworkest of Les Arts Florissants.
Met het Concertgebouworkest spelen we niet in de lagere barokke stemming, maar op 440 Hertz, wat alleen al grote consequenties heeft voor de solisten en het koor. Het gaat mij uiteindelijk veel meer om de taal en de retorica en de manier waarop we de achterliggende emoties overbrengen dan om de instrumenten en de stemming. Het Concertgebouworkest is wat stijl betreft een bijzonder sensitief orkest, dus daar heb ik alle vertrouwen in.’
Volgens Christie is het hele idee dat je ‘authenticiteit’ bereikt louter door op historische instrumenten te spelen ook behoorlijk achterhaald. ‘Een dom idee’, noemt hij het zelfs. ‘Ik gebruik instrumenten uit verschillende perioden als een soort gids en als een tijdslimiet voor wat ik met Les Arts Florissants uitvoer, en ik bestudeer de uitvoeringspraktijk uit een bepaalde tijd om een stilistisch vocabulaire aan te leggen, maar om de muziek uit de Barok effectief uit te voeren is ook en vooral een flinke dosis persoonlijkheid van de uitvoerenden nodig om het werkelijk tot leven te brengen.
Lees ook het achtergrondverhaal: ‘Zo ‘hoor’ je Bach te spelen’
Luister bijvoorbeeld naar een uitvoering van werk van Händel uit de beginperiode van de oudemuziekbeweging. Men speelt op historische instrumenten, volgt de stijl nauwkeurig, maar deze vroege zoektocht naar waarheid leverde vooral neutrale en weinig expressieve vertolkingen op. De meesten van ons zijn daar al lang van afgestapt. Ga naar een oudemuziekfestival en luister naar verschillende ensembles die hetzelfde werk uitvoeren; ze klinken allemaal anders. Dat is het interessante, en dat is op een geheel andere wijze veel authentieker. Er zijn tegenwoordig vele sterke persoonlijkheden die zich met oude muziek bezig houden en ik vind het geweldig om de Purcell van Christopher Hogwood, de Rameau van Brüggen of, wie weet, de Bach van Christie te herkennen.’
Thuishaven Parijs
Voor Christie is de liefde voor de barokmuziek ook niet begonnen met historische instrumenten, het werd hem meer met de paplepel ingegoten. ‘Mijn moeder dirigeerde het koor van onze kerk in Buffalo. Ik hoorde van kleins af aan elke zondagochtend het anglicaanse religieuze repertoire uit de zestiende en zeventiende eeuw.’
Christie was desondanks voorbestemd om de familietraditie van architecten en universiteitsdocenten te volgen. Hij was een goede klavecinist en terwijl hij Engels en geschiedenis aan Harvard studeerde, voerde hij met medestudenten al Bach-cantates uit. ‘Het werd mij steeds duidelijker dat muziek mij gelukkig maakte, vooral op momenten dat ik mij eenzaam of somber voelde. Muziek werd zo niet alleen een intellectuele en culturele interesse, maar ook een emotionele. Uiteindelijk heb ik toen besloten dat mijn weg in de muziek lag. Ik verwachtte dat mijn ouders vraagtekens zouden hebben, maar mijn vader was dolgelukkig dat er een kunstenaar in de familie zat en mijn moeder kon niet meer stoppen met opscheppen over het feit dat ik een dirigent was geworden.’
‘De Johannes is ondanks een ingetogener orkestbezetting veel feller en dramatischer’
Christie verruilde in 1966 Harvard voor een muziekstudie aan de Universiteit van Yale, maar werd er, door de spanning rond de Vietnam-oorlog en het feit dat hij als dienstweigeraar niet door iedereen geaccepteerd werd, niet gelukkiger op. In 1971 vertrok hij naar Parijs om daar aan het conservatorium verder te studeren. De Europese mentaliteit beviel hem zo goed dat hij zich vestigde in Frankrijk. Uiteindelijk verkreeg hij in de vroege jaren negentig zelfs de Franse nationaliteit.
Toen had hij zich al lang en breed laten gelden als de man die de Franse muziek uit de zestiende, zeventiende en vroege achttiende eeuw op de kaart zette, want in 1979 richtte hij Les Arts Florissants op, het oudemuziekensemble genoemd naar een opera van Marc-Antoine Charpentier. Het internationale succes kwam in de vroege jaren tachtig met de opera Atys van Jean-Baptiste Lully. Sindsdien zijn Christie en zijn ensemble niet meer weg te denken uit de oudemuziekwereld. ‘De reden dat ik een ensemble als Les Arts Florissants oprichtte is dat ik wilde vliegen met eigen vleugels. Ik dirigeer daar mensen die naar mij en mijn ideeën willen luisteren.’
‘En voorlopig ben ik nog niet klaar. Ik werk graag met jonge musici om de kunst door te geven. En er is nog veel te doen met het oeuvre van Händel en Rameau. Bovendien is er nog een schat aan Italiaanse componisten. Er is in Italië zoveel geschreven tussen 1600 en 1800. Ondanks het feit dat we de grote namen wel kennen is de Italiaanse Barok grotendeels onontgonnen. Daarnaast wil ik mij graag verder verdiepen in Dietrich Buxtehude, omdat ik vind dat zijn werk niet goed uitgevoerd wordt. Daar is nog veel te winnen en te verhelderen. Maar eerst ga ik mij verheugen op Bachs Johannes-Passion met het Koninklijk Concertgebouworkest.’
Christie en Bach
Talloze cd’s en dvd’s nam William Christie op, de meeste met Les Arts Florissants, maar ook met andere gezelschappen. Daarop kregen bekende en onbekende werken van componisten als Monteverdi, Charpentier, Rameau, Händel en Mozart de liefdevolle aandacht van de meester. Afgezien van een Harmonia Mundi-lp uit 1997 met fluitsonates is de muziek van Johann Sebastian Bach pas sinds een paar jaar bij Christie op de voorgrond komen te staan.
Sinds 2015 bracht Les Arts Florissants meermaals een programma ten gehore – bijvoorbeeld in De Doelen in Rotterdam – met cantates en instrumentale werken van Bach. Een zeer succesvolle tournee in 2016 met Bachs Mis in b klein, BWV 232 – die het gezelschap naar onder meer de BBC Proms bracht – vond zijn weerslag in een cd-opname in datzelfde jaar. Nu is het tijd voor Bachs Johannes-Passion.
vr 12 en zo 14 april | Grote Zaal
Koninklijk Concertgebouworkest
William Christie dirigent
diverse solisten
Nederlands Kamerkoor
Bekijk dit concertprogramma