Componeren als eerste taal
door Thea Derks 17 mrt. 2021 17 maart 2021
Sally Beamish woonde dertig jaar in Schotland, heeft twee kinderen in Zweden en schrijft in opdracht van het Concertgebouworkest een dubbelconcert (Distans) voor de Nederlandse violiste Janine Jansen en de Zweedse klarinettist Martin Fröst. ‘Ik haak aan bij de volksmuziek van deze drie landen.’
Dubbelconcerten voor viool en klarinet zijn even dun gezaaid als soloconcerten voor altsaxofoon, accordeon of slagwerk. De Britse Sally Beamish draait haar hand er niet voor om, getuige haar uitgebreide werkenlijst. Een bewuste keuze is dat niet, benadrukt ze: ‘Ik werk grotendeels in opdracht en schreef ook concerten voor conventionelere instrumenten als piano en fluit. Het is een prettige uitdaging te componeren voor een bezetting waarvoor nog niet zoveel repertoire bestaat. Ik hou sowieso erg van de concertovorm, want je leert een instrument – en zijn bespeler – beter kennen.’
Hoewel ze zichzelf van meet af aan als componist heeft beschouwd, maakte Beamish eerst carrière als (alt-)violiste voor ze zich voltijds aan het componeren ging wijden. ‘Ik miste simpelweg vrouwelijke rolmodellen, kende enkel Clara Schumann. Maar die verdiende de kost als pianiste.’
Oma’s invloed
Beamish groeide op in een muzikale familie. ‘Mijn moeder was professioneel violiste, mijn vader was een goeie amateurzanger en -fluitist, diens moeder een begaafd pianiste. Vader werkte voor Philips en bracht platen mee naar huis met klassieke muziek. Zo ontwikkelde ik een liefde voor componisten als Malcolm Arnold en William Walton, wier invloed doorklinkt in mijn werk. Mijn broer speelt uitstekend trompet en we gaven met ons gezin vaak concerten in verzorgingstehuizen en kerken.’
Haar moeder bracht Sally strijktechnieken bij en leerde haar notenlezen. ‘Al vóór ik woorden kon lezen beheerste ik het notenschrift. Daarin drukte ik me uit, ik maakte verhaaltjes en schreef als kleuter zelfs een ‘Opra’; eigenlijk meer een verzameling liedjes dan een echte opera.’ Van haar grootmoeder leerde ze à vue pianospelen: ‘We oefenden samen duetten, maar als ik haar niet bij kon houden weigerde ze op me te wachten. Ik moest doorspelen, ook al trof ik maar één enkele noot. Oma heeft een grote invloed op me gehad. Ze stierf toen ik dertien was, maar tot mijn vijftiende bleef de piano mijn belangrijkste instrument.’
Het eindeloze studeren ervaart ze echter als moeilijk en eenzaam. Wanneer de bekende klavecinist Nicholas Kraemer muziekdocent wordt op haar middelbare school, verruilt ze de piano voor het klavecimbel. ‘Ik bloeide muzikaal helemaal op. Zeker toen hij me vroeg ook altviool te spelen in een jeugdorkest, want ik genoot van de sociale contacten. Ik kwam terecht in een kring van Londense strijkers en werd altviolist in het National Youth Orchestra. Uiteindelijk besloot ik professioneel altviolist te worden, zodat ik altijd genoeg werk zou hebben om mijn componeerwerk te ondersteunen.’
Spelen en schrijven
Tijdens haar studie altviool aan het Royal Northern College of Music in Manchester adviseert de directeur haar zich in te schrijven voor de compositieklas van Anthony Gilbert. ‘Die concludeerde na een paar lessen dat mijn stijl al behoorlijk was uitgekristalliseerd en raadde mij af fulltime compositie te gaan studeren. Dan zou ik me immers moeten conformeren aan de complexe atonale muziek die destijds in zwang was en die mij inderdaad weinig aantrok. Achteraf ben ik Gilbert dankbaar, want juist door samen met anderen te musiceren heb ik ontzettend veel geleerd.’
‘Ik leerde dat het mogelijk is een taal te vinden die individueel en expressief is, zonder de luisteraar tegen je in het harnas te jagen’
Tien jaar lang speelde ze als freelancer in ensembles; verschillende waren gespecialiseerd in eigentijds repertoire. ‘Zo leerde ik veel componisten en dirigenten kennen, die zo genereus waren mijn partituren te bekijken. De enige echte ‘compositiecursus’ kreeg ik van componist en dirigent Oliver Knussen, toen hij een concertreeks van London Sinfonietta dirigeerde. Een week lang treinden we samen door het land. We bespraken mijn werk, maar ook het zijne en dat van collega’s als Mark-Anthony Turnage en Luciano Berio. Ik leerde dat het mogelijk is een taal te vinden die individueel en expressief is, zonder de luisteraar tegen je in het harnas te jagen.’
Dubbelconcerten voor viool en klarinet zijn even dun gezaaid als soloconcerten voor altsaxofoon, accordeon of slagwerk. De Britse Sally Beamish draait haar hand er niet voor om, getuige haar uitgebreide werkenlijst. Een bewuste keuze is dat niet, benadrukt ze: ‘Ik werk grotendeels in opdracht en schreef ook concerten voor conventionelere instrumenten als piano en fluit. Het is een prettige uitdaging te componeren voor een bezetting waarvoor nog niet zoveel repertoire bestaat. Ik hou sowieso erg van de concertovorm, want je leert een instrument – en zijn bespeler – beter kennen.’
Hoewel ze zichzelf van meet af aan als componist heeft beschouwd, maakte Beamish eerst carrière als (alt-)violiste voor ze zich voltijds aan het componeren ging wijden. ‘Ik miste simpelweg vrouwelijke rolmodellen, kende enkel Clara Schumann. Maar die verdiende de kost als pianiste.’
Oma’s invloed
Beamish groeide op in een muzikale familie. ‘Mijn moeder was professioneel violiste, mijn vader was een goeie amateurzanger en -fluitist, diens moeder een begaafd pianiste. Vader werkte voor Philips en bracht platen mee naar huis met klassieke muziek. Zo ontwikkelde ik een liefde voor componisten als Malcolm Arnold en William Walton, wier invloed doorklinkt in mijn werk. Mijn broer speelt uitstekend trompet en we gaven met ons gezin vaak concerten in verzorgingstehuizen en kerken.’
Haar moeder bracht Sally strijktechnieken bij en leerde haar notenlezen. ‘Al vóór ik woorden kon lezen beheerste ik het notenschrift. Daarin drukte ik me uit, ik maakte verhaaltjes en schreef als kleuter zelfs een ‘Opra’; eigenlijk meer een verzameling liedjes dan een echte opera.’ Van haar grootmoeder leerde ze à vue pianospelen: ‘We oefenden samen duetten, maar als ik haar niet bij kon houden weigerde ze op me te wachten. Ik moest doorspelen, ook al trof ik maar één enkele noot. Oma heeft een grote invloed op me gehad. Ze stierf toen ik dertien was, maar tot mijn vijftiende bleef de piano mijn belangrijkste instrument.’
Het eindeloze studeren ervaart ze echter als moeilijk en eenzaam. Wanneer de bekende klavecinist Nicholas Kraemer muziekdocent wordt op haar middelbare school, verruilt ze de piano voor het klavecimbel. ‘Ik bloeide muzikaal helemaal op. Zeker toen hij me vroeg ook altviool te spelen in een jeugdorkest, want ik genoot van de sociale contacten. Ik kwam terecht in een kring van Londense strijkers en werd altviolist in het National Youth Orchestra. Uiteindelijk besloot ik professioneel altviolist te worden, zodat ik altijd genoeg werk zou hebben om mijn componeerwerk te ondersteunen.’
Spelen en schrijven
Tijdens haar studie altviool aan het Royal Northern College of Music in Manchester adviseert de directeur haar zich in te schrijven voor de compositieklas van Anthony Gilbert. ‘Die concludeerde na een paar lessen dat mijn stijl al behoorlijk was uitgekristalliseerd en raadde mij af fulltime compositie te gaan studeren. Dan zou ik me immers moeten conformeren aan de complexe atonale muziek die destijds in zwang was en die mij inderdaad weinig aantrok. Achteraf ben ik Gilbert dankbaar, want juist door samen met anderen te musiceren heb ik ontzettend veel geleerd.’
‘Ik leerde dat het mogelijk is een taal te vinden die individueel en expressief is, zonder de luisteraar tegen je in het harnas te jagen’
Tien jaar lang speelde ze als freelancer in ensembles; verschillende waren gespecialiseerd in eigentijds repertoire. ‘Zo leerde ik veel componisten en dirigenten kennen, die zo genereus waren mijn partituren te bekijken. De enige echte ‘compositiecursus’ kreeg ik van componist en dirigent Oliver Knussen, toen hij een concertreeks van London Sinfonietta dirigeerde. Een week lang treinden we samen door het land. We bespraken mijn werk, maar ook het zijne en dat van collega’s als Mark-Anthony Turnage en Luciano Berio. Ik leerde dat het mogelijk is een taal te vinden die individueel en expressief is, zonder de luisteraar tegen je in het harnas te jagen.’
Katalysator
Wanneer in 1989 haar kostbare altviool gestolen wordt, werkt dit als katalysator: ‘Het was zó traumatisch dat ik besloot er een positieve draai aan te geven. Ik stopte met spelen en verhuisde met mijn echtgenoot naar Schotland, zijn vaderland. Een goede beslissing, want ik vond het toch al lastig mijn uitvoeringspraktijk te combineren met de zorg voor een baby en een tweede op komst.’
Hoewel ze sindsdien veel succesvolle werken heeft gecomponeerd, blaakt ze nog altijd niet van zelfvertrouwen. ‘Zodra ik een opdracht krijg borrelen de ideeën op, maar wanneer ik uiteindelijk ga componeren lijken al die prachtige invallen plotseling goedkoop en voorspelbaar. Tijdens het compositieproces herwin ik mijn zelfvertrouwen en krijg ik er plezier in. Inmiddels herken ik het patroon en heb ik er minder last van.’
Toen ze de opdracht kreeg voor een dubbelconcert voor Janine Jansen en Martin Fröst hoorde ze onmiddellijk muziek. ‘Dat is altijd een goed teken. Meestal vraag ik de uitvoerenden of zij bepaalde wensen hebben, maar nu besloot ik meteen traditionele muziek van Nederland, Schotland en Zweden te verwerken. Ter voorbereiding schreef ik Flittin’ [to flit = fladderen, maar ook vertrekken, red.] voor viool en klarinet. Ik was net terugverhuisd naar Engeland en in dit korte stukje verklank ik mijn emoties over het verlaten van Schotland, waar ik dertig jaar heb gewoond.’
Gemis
Ze kende geen van beide solisten persoonlijk. ‘Ik had Janine wel ooit live gehoord in Zweden en zocht haar op in Amsterdam. Het was geweldig met haar van gedachten te wisselen; het was ook haar idee Martin Fröst te vragen als tweede solist. Dat was een gouden tip. Het spel van Janine is imposant maar tegelijkertijd gevoelig en verfijnd, Martin inspireert met zijn lichamelijkheid en ritmische drive.’
‘Dans ligt aan de basis van volksmuziek’, vervolgt Beamish. ‘Zeker in Schotland, waar zij niet weg te denken is uit het dagelijkse leven. Mijn jongste zoon bleef daar achter, maar verhuisde later naar Denemarken, mijn dochter studeert wereldmuziek in Göteborg en mijn oudste zoon woont in Borlänge. Zelf zit ik sinds twee jaar weer in Engeland en die scheiding vind ik erg heftig. Dat gemis voel ik nog intenser tijdens de lockdown.’
Drietrapschemie
Die thematiek keert terug in het dubbelconcert. ‘Aan het begin roepen de twee solisten vanaf grote afstand naar elkaar in een soort kulning, de schelle kreten waarmee Zweedse veehoedsters vroeger hun dieren bijeendreven. Op andere momenten gaan viool en klarinet als één versmolten entiteit in samenspraak met het orkest.’
In haar orkestratie haakt Beamish aan bij de klank van volksinstrumenten, zoals de Zweedse lur (houten hoorn) en nyckelharpa (een soort draailier) en de voor Schotland zo kenmerkende doedelzak, vedel en Keltische harp. ‘Daarnaast verwijs ik naar oud-Nederlandse dansritmes en blokfluitmuziek.’
‘Door moeilijke ervaringen te vertalen naar muziek leer ik mijn emoties te begrijpen’
Dit alles wordt gevangen in de titel Distans, Zweeds voor afstand. ‘Het componeren is mijn eerste taal, die ik gebruik als woorden tekortschieten. Door moeilijke ervaringen te vertalen naar muziek leer ik mijn emoties te begrijpen. Die wil ik delen met het publiek. De drietraps-chemie tussen componist, uitvoerder en luisteraar is erg belangrijk voor me. Ik hoop dat de muziek meer wordt dan noten op een papier en een eigen leven gaat leiden.’
Katalysator
Wanneer in 1989 haar kostbare altviool gestolen wordt, werkt dit als katalysator: ‘Het was zó traumatisch dat ik besloot er een positieve draai aan te geven. Ik stopte met spelen en verhuisde met mijn echtgenoot naar Schotland, zijn vaderland. Een goede beslissing, want ik vond het toch al lastig mijn uitvoeringspraktijk te combineren met de zorg voor een baby en een tweede op komst.’
Hoewel ze sindsdien veel succesvolle werken heeft gecomponeerd, blaakt ze nog altijd niet van zelfvertrouwen. ‘Zodra ik een opdracht krijg borrelen de ideeën op, maar wanneer ik uiteindelijk ga componeren lijken al die prachtige invallen plotseling goedkoop en voorspelbaar. Tijdens het compositieproces herwin ik mijn zelfvertrouwen en krijg ik er plezier in. Inmiddels herken ik het patroon en heb ik er minder last van.’
Toen ze de opdracht kreeg voor een dubbelconcert voor Janine Jansen en Martin Fröst hoorde ze onmiddellijk muziek. ‘Dat is altijd een goed teken. Meestal vraag ik de uitvoerenden of zij bepaalde wensen hebben, maar nu besloot ik meteen traditionele muziek van Nederland, Schotland en Zweden te verwerken. Ter voorbereiding schreef ik Flittin’ [to flit = fladderen, maar ook vertrekken, red.] voor viool en klarinet. Ik was net terugverhuisd naar Engeland en in dit korte stukje verklank ik mijn emoties over het verlaten van Schotland, waar ik dertig jaar heb gewoond.’
Gemis
Ze kende geen van beide solisten persoonlijk. ‘Ik had Janine wel ooit live gehoord in Zweden en zocht haar op in Amsterdam. Het was geweldig met haar van gedachten te wisselen; het was ook haar idee Martin Fröst te vragen als tweede solist. Dat was een gouden tip. Het spel van Janine is imposant maar tegelijkertijd gevoelig en verfijnd, Martin inspireert met zijn lichamelijkheid en ritmische drive.’
‘Dans ligt aan de basis van volksmuziek’, vervolgt Beamish. ‘Zeker in Schotland, waar zij niet weg te denken is uit het dagelijkse leven. Mijn jongste zoon bleef daar achter, maar verhuisde later naar Denemarken, mijn dochter studeert wereldmuziek in Göteborg en mijn oudste zoon woont in Borlänge. Zelf zit ik sinds twee jaar weer in Engeland en die scheiding vind ik erg heftig. Dat gemis voel ik nog intenser tijdens de lockdown.’
Drietrapschemie
Die thematiek keert terug in het dubbelconcert. ‘Aan het begin roepen de twee solisten vanaf grote afstand naar elkaar in een soort kulning, de schelle kreten waarmee Zweedse veehoedsters vroeger hun dieren bijeendreven. Op andere momenten gaan viool en klarinet als één versmolten entiteit in samenspraak met het orkest.’
In haar orkestratie haakt Beamish aan bij de klank van volksinstrumenten, zoals de Zweedse lur (houten hoorn) en nyckelharpa (een soort draailier) en de voor Schotland zo kenmerkende doedelzak, vedel en Keltische harp. ‘Daarnaast verwijs ik naar oud-Nederlandse dansritmes en blokfluitmuziek.’
‘Door moeilijke ervaringen te vertalen naar muziek leer ik mijn emoties te begrijpen’
Dit alles wordt gevangen in de titel Distans, Zweeds voor afstand. ‘Het componeren is mijn eerste taal, die ik gebruik als woorden tekortschieten. Door moeilijke ervaringen te vertalen naar muziek leer ik mijn emoties te begrijpen. Die wil ik delen met het publiek. De drietraps-chemie tussen componist, uitvoerder en luisteraar is erg belangrijk voor me. Ik hoop dat de muziek meer wordt dan noten op een papier en een eigen leven gaat leiden.’