Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Chineke! Orchestra en Kevin John Edusei

Chineke! Orchestra en Kevin John Edusei

Grote Zaal
14 november 2019
20.15 uur

Chineke! Orchestra
Kevin John Edusei dirigent
Elena Urioste viool

 

Lees ook het interview met Kevin John Edusei:
'Een dirigent moet één ding kunnen'

 


Dit concert wordt mede mogelijk
gemaakt door accenture.

 

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Ouverture ‘Coriolan’ in c kl.t., op. 62 (1807)

Samuel Coleridge-Taylor (1875-1912)

Vioolconcert in g kl.t., op. 80 (1912)
Allegro maestoso – Vivace – Allegro molto
Andante semplice – Andantino
Allegro molto – Moderato

pauze ± 21.05 uur

Johannes Brahms (1833-1897)

Tweede symfonie in D gr.t., op. 73 (1877)
Allegro non troppo
Adagio non troppo
Allegretto grazioso
Allegro con spirito

einde ± 22.15 uur

Grote Zaal 14 november 2019 20.15 uur

Chineke! Orchestra
Kevin John Edusei dirigent
Elena Urioste viool

 

Lees ook het interview met Kevin John Edusei:
'Een dirigent moet één ding kunnen'

 


Dit concert wordt mede mogelijk
gemaakt door accenture.

 

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Ouverture ‘Coriolan’ in c kl.t., op. 62 (1807)

Samuel Coleridge-Taylor (1875-1912)

Vioolconcert in g kl.t., op. 80 (1912)
Allegro maestoso – Vivace – Allegro molto
Andante semplice – Andantino
Allegro molto – Moderato

pauze ± 21.05 uur

Johannes Brahms (1833-1897)

Tweede symfonie in D gr.t., op. 73 (1877)
Allegro non troppo
Adagio non troppo
Allegretto grazioso
Allegro con spirito

einde ± 22.15 uur

Toelichting

Ludwig van Beethoven 1770-1827

Beethoven: Ouverture Coriolan

door Axel Meijer

In 1807 gaat in Wenen het toneelstuk Coriolan van Heinrich von Collin in reprise. De auteur vraagt Ludwig van Beethoven een dramatische opening te componeren. Het toneelstuk, dat grotendeels het voorbeeld volgt van Shakespeares gelijknamige werk, verdwijnt na die eerste heropvoering voorgoed van de planken.

Maar Beethovens ouverture is een blijvende publieksfavoriet. Het stuk staat in Beethovens geliefde tragische-heldentoonsoort c klein en schildert breed de inhoud van Collins drama. In de krachtige en onstuimige opening zet Beethoven de onverzettelijke ­Romeinse generaal Coriolanus neer, in zijn eer aangetast door de Romeinse senaat.

Op wraak belust sluit hij zich aan bij de vijanden van Rome, die een inval voorbereiden. Een afvaardiging van edelvrouwen, onder wie Coriolanus’ moeder en echtgenote, smeekt om Coriolanus’ genade, met een beroep op zijn vaderlandsliefde. Deze smeekbede is vervat in een tweede, zangeriger thema, in de verwante toonsoort Es groot.

In 1807 gaat in Wenen het toneelstuk Coriolan van Heinrich von Collin in reprise. De auteur vraagt Ludwig van Beethoven een dramatische opening te componeren. Het toneelstuk, dat grotendeels het voorbeeld volgt van Shakespeares gelijknamige werk, verdwijnt na die eerste heropvoering voorgoed van de planken.

Maar Beethovens ouverture is een blijvende publieksfavoriet. Het stuk staat in Beethovens geliefde tragische-heldentoonsoort c klein en schildert breed de inhoud van Collins drama. In de krachtige en onstuimige opening zet Beethoven de onverzettelijke ­Romeinse generaal Coriolanus neer, in zijn eer aangetast door de Romeinse senaat.

Op wraak belust sluit hij zich aan bij de vijanden van Rome, die een inval voorbereiden. Een afvaardiging van edelvrouwen, onder wie Coriolanus’ moeder en echtgenote, smeekt om Coriolanus’ genade, met een beroep op zijn vaderlandsliefde. Deze smeekbede is vervat in een tweede, zangeriger thema, in de verwante toonsoort Es groot.

  • Smeekbede van Romeinse vrouwen bij Corolianus’ moeder en echtgenote

    door Louis Gauffier, ca. 1800

    Smeekbede van Romeinse vrouwen bij Corolianus’ moeder en echtgenote

    door Louis Gauffier, ca. 1800

  • Smeekbede van Romeinse vrouwen bij Corolianus’ moeder en echtgenote

    door Louis Gauffier, ca. 1800

    Smeekbede van Romeinse vrouwen bij Corolianus’ moeder en echtgenote

    door Louis Gauffier, ca. 1800

Beethoven laat de twee contrasterende thema’s – enerzijds onverzettelijkheid en vergeldingsdrang, anderzijds verzoening en trouw – in toenemende hevigheid wedijveren. Verscheurd door tegenstrijdige gevoelens geeft Coriolanus uiteindelijk toe. Het kost hem zijn leven: bij ­Shakespeare wordt hij vermoord, bij Collin maakt hij zelf een eind aan zijn leven.

Beethoven zet deze teloorgang op muziek door beide thema’s te laten ­desintegreren tot er niets overblijft dan een wegstervend pizzicato. In deze dynamische schildering van verhaal en innerlijke beroering wijst Beethovens opus 62 vooruit naar de symfonische gedichten van een of twee generaties later, zoals Liszts Hamlet en Dvořáks Othello.

Beethoven laat de twee contrasterende thema’s – enerzijds onverzettelijkheid en vergeldingsdrang, anderzijds verzoening en trouw – in toenemende hevigheid wedijveren. Verscheurd door tegenstrijdige gevoelens geeft Coriolanus uiteindelijk toe. Het kost hem zijn leven: bij ­Shakespeare wordt hij vermoord, bij Collin maakt hij zelf een eind aan zijn leven.

Beethoven zet deze teloorgang op muziek door beide thema’s te laten ­desintegreren tot er niets overblijft dan een wegstervend pizzicato. In deze dynamische schildering van verhaal en innerlijke beroering wijst Beethovens opus 62 vooruit naar de symfonische gedichten van een of twee generaties later, zoals Liszts Hamlet en Dvořáks Othello.

door Axel Meijer

Samuel Coleridge-Taylor 1875-1912

Coleridge-Taylor: Vioolconcert

Samuel Coleridge-Taylor wordt in 1875 geboren als zoon van een arts uit Sierra Leone en de dochter van een muzikale hoefsmid uit Croydon, ten zuiden van Londen. Hij wordt opgevoed door zijn moeder en haar ouders. Aan de achternaam van zijn vader, Taylor, voegt zijn moeder de naam Coleridge toe, uit bewondering voor de dichter Taylor Coleridge.

Samuel geeft al jong blijk van groot muzikaal talent, maar heeft als Anglo-Afrikaan moeite toegelaten te worden tot het conservatorium. Niettemin oogst hij al vroeg succes met zijn composities, vooral met de cantate Hiawatha’s Wedding Feast, de eerste van een drieluik. Uit geldnood verkoopt hij de auteursrechten voor een fooi. De uitgever wordt er schatrijk mee.

Tijdens succesvolle tournees door de Verenigde Staten zet Coleridge-Taylor zich in voor de rechten van Afro-Amerikanen, wordt hij ontvangen door president Theodore Roosevelt en krijgt hij de bijnaam ‘de zwarte Mahler’ – hoewel Coleridge-Taylors muziek in niets lijkt op die van zijn Oostenrijkse tijdgenoot.

Coleridge-Taylor schrijft zijn Vioolconcert in g klein in 1912, op verzoek van de Amerikaanse violiste Maud Powell. Aanvankelijk wil hij het werk baseren op Afro-Amerikaanse spirituals, maar hij is niet tevreden met de resultaten en kiest uiteindelijk voor een traditionelere aanpak, gebaseerd op eigen melodieën.

Het Vioolconcert zal zijn laatste grootschalige werk zijn. De première vindt plaats op 4 juni 1912, drie maanden voordat de overwerkte componist aan een longontsteking overlijdt.

Samuel Coleridge-Taylor wordt in 1875 geboren als zoon van een arts uit Sierra Leone en de dochter van een muzikale hoefsmid uit Croydon, ten zuiden van Londen. Hij wordt opgevoed door zijn moeder en haar ouders. Aan de achternaam van zijn vader, Taylor, voegt zijn moeder de naam Coleridge toe, uit bewondering voor de dichter Taylor Coleridge.

Samuel geeft al jong blijk van groot muzikaal talent, maar heeft als Anglo-Afrikaan moeite toegelaten te worden tot het conservatorium. Niettemin oogst hij al vroeg succes met zijn composities, vooral met de cantate Hiawatha’s Wedding Feast, de eerste van een drieluik. Uit geldnood verkoopt hij de auteursrechten voor een fooi. De uitgever wordt er schatrijk mee.

Tijdens succesvolle tournees door de Verenigde Staten zet Coleridge-Taylor zich in voor de rechten van Afro-Amerikanen, wordt hij ontvangen door president Theodore Roosevelt en krijgt hij de bijnaam ‘de zwarte Mahler’ – hoewel Coleridge-Taylors muziek in niets lijkt op die van zijn Oostenrijkse tijdgenoot.

Coleridge-Taylor schrijft zijn Vioolconcert in g klein in 1912, op verzoek van de Amerikaanse violiste Maud Powell. Aanvankelijk wil hij het werk baseren op Afro-Amerikaanse spirituals, maar hij is niet tevreden met de resultaten en kiest uiteindelijk voor een traditionelere aanpak, gebaseerd op eigen melodieën.

Het Vioolconcert zal zijn laatste grootschalige werk zijn. De première vindt plaats op 4 juni 1912, drie maanden voordat de overwerkte componist aan een longontsteking overlijdt.

  • Samuel Coleridge-Taylor

    Foto uit 1905 (detail)

    Samuel Coleridge-Taylor

    Foto uit 1905 (detail)

  • Samuel Coleridge-Taylor

    Foto uit 1905 (detail)

    Samuel Coleridge-Taylor

    Foto uit 1905 (detail)

Ondanks een serie succesvolle uitvoeringen in de Verenigde Staten wordt het werk vervolgens generaties lang amper gehoord, en er zijn nog steeds niet veel opnames van. Dat is natuurlijk jammer, maar het geeft de live-luisteraar van vandaag de unieke kans een volbloed-romantische compositie voor zichzelf te ontdekken, zoals generatiegenoten van Coleridge-Taylor dat moeten hebben gedaan.

Daarbij maakt de componist het de toehoorder niet moeilijk: het concert staat, op zijn eigen manier, stevig in de traditie van beroemde vioolconcerten uit de hoog- en laatromantische periode. Vergelijkingen met de concerten van Tsjaikovski, Dvořák en Coleridge-Taylors voorvechter Elgar liggen misschien voor de hand, maar een vioolconcert kan slechter gezelschap treffen.

Het Allegro maestoso is breed opgezet, gloeiend georkestreerd en biedt de solist alle kansen om te schitteren in dubbelgrepen, arpeggio’s, rijke versieringen en flitsende toonladders – precies zoals het hoort in het openingsdeel van een virtuoos concert. Dit is hoe het vioolconcert van Dvořák zou hebben geklonken, had hij het in zijn Amerikaanse periode geschreven. Het Andante semplice is een lyrische nocturne, een intieme nachtaria, als uit een onontdekte opera.

De vorm van de finale, Allegro molto, laat zich moeilijk een etiket opplakken. Het zou een rondo kunnen zijn, als de componist niet zo vaak, zo lang en zo ver bij het refrein vandaan zou zwieren. Coleridge-Taylor grijpt hier regelmatig, in ritmische varianten, terug naar het majestueuze openingsthema, en rondt er zijn vioolconcert majesteitelijk mee af.

Lees meer over Samuel Coleridge-­Taylor op www.preludium.nl/coleridge-taylor.

Ondanks een serie succesvolle uitvoeringen in de Verenigde Staten wordt het werk vervolgens generaties lang amper gehoord, en er zijn nog steeds niet veel opnames van. Dat is natuurlijk jammer, maar het geeft de live-luisteraar van vandaag de unieke kans een volbloed-romantische compositie voor zichzelf te ontdekken, zoals generatiegenoten van Coleridge-Taylor dat moeten hebben gedaan.

Daarbij maakt de componist het de toehoorder niet moeilijk: het concert staat, op zijn eigen manier, stevig in de traditie van beroemde vioolconcerten uit de hoog- en laatromantische periode. Vergelijkingen met de concerten van Tsjaikovski, Dvořák en Coleridge-Taylors voorvechter Elgar liggen misschien voor de hand, maar een vioolconcert kan slechter gezelschap treffen.

Het Allegro maestoso is breed opgezet, gloeiend georkestreerd en biedt de solist alle kansen om te schitteren in dubbelgrepen, arpeggio’s, rijke versieringen en flitsende toonladders – precies zoals het hoort in het openingsdeel van een virtuoos concert. Dit is hoe het vioolconcert van Dvořák zou hebben geklonken, had hij het in zijn Amerikaanse periode geschreven. Het Andante semplice is een lyrische nocturne, een intieme nachtaria, als uit een onontdekte opera.

De vorm van de finale, Allegro molto, laat zich moeilijk een etiket opplakken. Het zou een rondo kunnen zijn, als de componist niet zo vaak, zo lang en zo ver bij het refrein vandaan zou zwieren. Coleridge-Taylor grijpt hier regelmatig, in ritmische varianten, terug naar het majestueuze openingsthema, en rondt er zijn vioolconcert majesteitelijk mee af.

Lees meer over Samuel Coleridge-­Taylor op www.preludium.nl/coleridge-taylor.

Johannes Brahms 1833-1897

Brahms: Tweede symfonie

door Axel Meijer

Johannes Brahms schrijft zijn Tweede symfonie in D groot in vier maanden tijd. Dat is een adembenemend tempo, zeker voor een componist die over zijn Eerste zo’n vijftien jaar heeft gedaan. De Tweede ontstaat tijdens de zorgeloze werkvakantie van 1877 in Pörtschach am Wörtersee, in het zonnige zuiden van Oostenrijk.

Niettegenstaande Brahms’ chagrijn over vergelijkingen tussen zijn Tweede symfonie en Beethovens Zesde, ‘Pastorale’, is het Karinthische natuurschoon er duidelijk in hoorbaar.

Dat weet de componist ook, maar Brahms zou Brahms niet zijn als hij zijn uitgever niet sardonisch vertelde dat hij ‘nog nooit zoiets melancholieks’ had geschreven: de partituur moest ‘met een zwart randje’ worden gedrukt.

Johannes Brahms schrijft zijn Tweede symfonie in D groot in vier maanden tijd. Dat is een adembenemend tempo, zeker voor een componist die over zijn Eerste zo’n vijftien jaar heeft gedaan. De Tweede ontstaat tijdens de zorgeloze werkvakantie van 1877 in Pörtschach am Wörtersee, in het zonnige zuiden van Oostenrijk.

Niettegenstaande Brahms’ chagrijn over vergelijkingen tussen zijn Tweede symfonie en Beethovens Zesde, ‘Pastorale’, is het Karinthische natuurschoon er duidelijk in hoorbaar.

Dat weet de componist ook, maar Brahms zou Brahms niet zijn als hij zijn uitgever niet sardonisch vertelde dat hij ‘nog nooit zoiets melancholieks’ had geschreven: de partituur moest ‘met een zwart randje’ worden gedrukt.

  • Johannes Brahms

    Johannes Brahms

  • Johannes Brahms

    Johannes Brahms

Het werk opent met een Allegro non troppo in driekwartsmaat. Maar dit is geen wals: Brahms’ ruime gebruik van ritmische accentverschuivingen maakt het stuk volkomen ondansbaar – en des te interessanter. Het openingsmotief van drie noten levert de grondstof voor het merendeel van de symfonie. Brahms draait ze op alle mogelijke manieren om, en verkort of verlengt ze naar believen.

Het Adagio non troppo is het ­langste langzame deel van Brahms’ vier symfonieën, en hij heeft er een zwak voor. In een brief aan Clara Schumann beschrijft hij, ditmaal zonder ironie, hoe ‘elegisch’ zijn nieuwe symfonie is. Daarbij denkt hij ongetwijfeld vooral aan dit traag meanderende deel met zijn klaaglijke blazerspartijen.

Alle peinzen verdwijnt op slag in de zonnige lichtheid van het Allegretto grazioso, waar Brahms laat horen hoe veel hij kan met minimaal materiaal. Veel meer dan het eerste wijsje, zelf al een verre variant op de opening van het eerste deel, heeft hij niet nodig. Effectief gebruik van veranderingen in ritme, tempo en toonsoort volstaat.

Brahms sluit af met een swingende finale, Allegro con spirito. Als er ergens een aanwijsbare verwantschap is met Beethovens ‘Pastorale’, dan is het hier: op ongeveer een derde imiteren fluiten en hobo’s duidelijk zingende vogels. Uiteindelijk zetten schetterende koperblazers een triomfantelijke punt achter deze hier en daar misschien elegische, maar uiteindelijk toch zomerse symfonie.

Het werk opent met een Allegro non troppo in driekwartsmaat. Maar dit is geen wals: Brahms’ ruime gebruik van ritmische accentverschuivingen maakt het stuk volkomen ondansbaar – en des te interessanter. Het openingsmotief van drie noten levert de grondstof voor het merendeel van de symfonie. Brahms draait ze op alle mogelijke manieren om, en verkort of verlengt ze naar believen.

Het Adagio non troppo is het ­langste langzame deel van Brahms’ vier symfonieën, en hij heeft er een zwak voor. In een brief aan Clara Schumann beschrijft hij, ditmaal zonder ironie, hoe ‘elegisch’ zijn nieuwe symfonie is. Daarbij denkt hij ongetwijfeld vooral aan dit traag meanderende deel met zijn klaaglijke blazerspartijen.

Alle peinzen verdwijnt op slag in de zonnige lichtheid van het Allegretto grazioso, waar Brahms laat horen hoe veel hij kan met minimaal materiaal. Veel meer dan het eerste wijsje, zelf al een verre variant op de opening van het eerste deel, heeft hij niet nodig. Effectief gebruik van veranderingen in ritme, tempo en toonsoort volstaat.

Brahms sluit af met een swingende finale, Allegro con spirito. Als er ergens een aanwijsbare verwantschap is met Beethovens ‘Pastorale’, dan is het hier: op ongeveer een derde imiteren fluiten en hobo’s duidelijk zingende vogels. Uiteindelijk zetten schetterende koperblazers een triomfantelijke punt achter deze hier en daar misschien elegische, maar uiteindelijk toch zomerse symfonie.

door Axel Meijer

Ludwig van Beethoven 1770-1827

Beethoven: Ouverture Coriolan

door Axel Meijer

In 1807 gaat in Wenen het toneelstuk Coriolan van Heinrich von Collin in reprise. De auteur vraagt Ludwig van Beethoven een dramatische opening te componeren. Het toneelstuk, dat grotendeels het voorbeeld volgt van Shakespeares gelijknamige werk, verdwijnt na die eerste heropvoering voorgoed van de planken.

Maar Beethovens ouverture is een blijvende publieksfavoriet. Het stuk staat in Beethovens geliefde tragische-heldentoonsoort c klein en schildert breed de inhoud van Collins drama. In de krachtige en onstuimige opening zet Beethoven de onverzettelijke ­Romeinse generaal Coriolanus neer, in zijn eer aangetast door de Romeinse senaat.

Op wraak belust sluit hij zich aan bij de vijanden van Rome, die een inval voorbereiden. Een afvaardiging van edelvrouwen, onder wie Coriolanus’ moeder en echtgenote, smeekt om Coriolanus’ genade, met een beroep op zijn vaderlandsliefde. Deze smeekbede is vervat in een tweede, zangeriger thema, in de verwante toonsoort Es groot.

In 1807 gaat in Wenen het toneelstuk Coriolan van Heinrich von Collin in reprise. De auteur vraagt Ludwig van Beethoven een dramatische opening te componeren. Het toneelstuk, dat grotendeels het voorbeeld volgt van Shakespeares gelijknamige werk, verdwijnt na die eerste heropvoering voorgoed van de planken.

Maar Beethovens ouverture is een blijvende publieksfavoriet. Het stuk staat in Beethovens geliefde tragische-heldentoonsoort c klein en schildert breed de inhoud van Collins drama. In de krachtige en onstuimige opening zet Beethoven de onverzettelijke ­Romeinse generaal Coriolanus neer, in zijn eer aangetast door de Romeinse senaat.

Op wraak belust sluit hij zich aan bij de vijanden van Rome, die een inval voorbereiden. Een afvaardiging van edelvrouwen, onder wie Coriolanus’ moeder en echtgenote, smeekt om Coriolanus’ genade, met een beroep op zijn vaderlandsliefde. Deze smeekbede is vervat in een tweede, zangeriger thema, in de verwante toonsoort Es groot.

  • Smeekbede van Romeinse vrouwen bij Corolianus’ moeder en echtgenote

    door Louis Gauffier, ca. 1800

    Smeekbede van Romeinse vrouwen bij Corolianus’ moeder en echtgenote

    door Louis Gauffier, ca. 1800

  • Smeekbede van Romeinse vrouwen bij Corolianus’ moeder en echtgenote

    door Louis Gauffier, ca. 1800

    Smeekbede van Romeinse vrouwen bij Corolianus’ moeder en echtgenote

    door Louis Gauffier, ca. 1800

Beethoven laat de twee contrasterende thema’s – enerzijds onverzettelijkheid en vergeldingsdrang, anderzijds verzoening en trouw – in toenemende hevigheid wedijveren. Verscheurd door tegenstrijdige gevoelens geeft Coriolanus uiteindelijk toe. Het kost hem zijn leven: bij ­Shakespeare wordt hij vermoord, bij Collin maakt hij zelf een eind aan zijn leven.

Beethoven zet deze teloorgang op muziek door beide thema’s te laten ­desintegreren tot er niets overblijft dan een wegstervend pizzicato. In deze dynamische schildering van verhaal en innerlijke beroering wijst Beethovens opus 62 vooruit naar de symfonische gedichten van een of twee generaties later, zoals Liszts Hamlet en Dvořáks Othello.

Beethoven laat de twee contrasterende thema’s – enerzijds onverzettelijkheid en vergeldingsdrang, anderzijds verzoening en trouw – in toenemende hevigheid wedijveren. Verscheurd door tegenstrijdige gevoelens geeft Coriolanus uiteindelijk toe. Het kost hem zijn leven: bij ­Shakespeare wordt hij vermoord, bij Collin maakt hij zelf een eind aan zijn leven.

Beethoven zet deze teloorgang op muziek door beide thema’s te laten ­desintegreren tot er niets overblijft dan een wegstervend pizzicato. In deze dynamische schildering van verhaal en innerlijke beroering wijst Beethovens opus 62 vooruit naar de symfonische gedichten van een of twee generaties later, zoals Liszts Hamlet en Dvořáks Othello.

door Axel Meijer

Samuel Coleridge-Taylor 1875-1912

Coleridge-Taylor: Vioolconcert

Samuel Coleridge-Taylor wordt in 1875 geboren als zoon van een arts uit Sierra Leone en de dochter van een muzikale hoefsmid uit Croydon, ten zuiden van Londen. Hij wordt opgevoed door zijn moeder en haar ouders. Aan de achternaam van zijn vader, Taylor, voegt zijn moeder de naam Coleridge toe, uit bewondering voor de dichter Taylor Coleridge.

Samuel geeft al jong blijk van groot muzikaal talent, maar heeft als Anglo-Afrikaan moeite toegelaten te worden tot het conservatorium. Niettemin oogst hij al vroeg succes met zijn composities, vooral met de cantate Hiawatha’s Wedding Feast, de eerste van een drieluik. Uit geldnood verkoopt hij de auteursrechten voor een fooi. De uitgever wordt er schatrijk mee.

Tijdens succesvolle tournees door de Verenigde Staten zet Coleridge-Taylor zich in voor de rechten van Afro-Amerikanen, wordt hij ontvangen door president Theodore Roosevelt en krijgt hij de bijnaam ‘de zwarte Mahler’ – hoewel Coleridge-Taylors muziek in niets lijkt op die van zijn Oostenrijkse tijdgenoot.

Coleridge-Taylor schrijft zijn Vioolconcert in g klein in 1912, op verzoek van de Amerikaanse violiste Maud Powell. Aanvankelijk wil hij het werk baseren op Afro-Amerikaanse spirituals, maar hij is niet tevreden met de resultaten en kiest uiteindelijk voor een traditionelere aanpak, gebaseerd op eigen melodieën.

Het Vioolconcert zal zijn laatste grootschalige werk zijn. De première vindt plaats op 4 juni 1912, drie maanden voordat de overwerkte componist aan een longontsteking overlijdt.

Samuel Coleridge-Taylor wordt in 1875 geboren als zoon van een arts uit Sierra Leone en de dochter van een muzikale hoefsmid uit Croydon, ten zuiden van Londen. Hij wordt opgevoed door zijn moeder en haar ouders. Aan de achternaam van zijn vader, Taylor, voegt zijn moeder de naam Coleridge toe, uit bewondering voor de dichter Taylor Coleridge.

Samuel geeft al jong blijk van groot muzikaal talent, maar heeft als Anglo-Afrikaan moeite toegelaten te worden tot het conservatorium. Niettemin oogst hij al vroeg succes met zijn composities, vooral met de cantate Hiawatha’s Wedding Feast, de eerste van een drieluik. Uit geldnood verkoopt hij de auteursrechten voor een fooi. De uitgever wordt er schatrijk mee.

Tijdens succesvolle tournees door de Verenigde Staten zet Coleridge-Taylor zich in voor de rechten van Afro-Amerikanen, wordt hij ontvangen door president Theodore Roosevelt en krijgt hij de bijnaam ‘de zwarte Mahler’ – hoewel Coleridge-Taylors muziek in niets lijkt op die van zijn Oostenrijkse tijdgenoot.

Coleridge-Taylor schrijft zijn Vioolconcert in g klein in 1912, op verzoek van de Amerikaanse violiste Maud Powell. Aanvankelijk wil hij het werk baseren op Afro-Amerikaanse spirituals, maar hij is niet tevreden met de resultaten en kiest uiteindelijk voor een traditionelere aanpak, gebaseerd op eigen melodieën.

Het Vioolconcert zal zijn laatste grootschalige werk zijn. De première vindt plaats op 4 juni 1912, drie maanden voordat de overwerkte componist aan een longontsteking overlijdt.

  • Samuel Coleridge-Taylor

    Foto uit 1905 (detail)

    Samuel Coleridge-Taylor

    Foto uit 1905 (detail)

  • Samuel Coleridge-Taylor

    Foto uit 1905 (detail)

    Samuel Coleridge-Taylor

    Foto uit 1905 (detail)

Ondanks een serie succesvolle uitvoeringen in de Verenigde Staten wordt het werk vervolgens generaties lang amper gehoord, en er zijn nog steeds niet veel opnames van. Dat is natuurlijk jammer, maar het geeft de live-luisteraar van vandaag de unieke kans een volbloed-romantische compositie voor zichzelf te ontdekken, zoals generatiegenoten van Coleridge-Taylor dat moeten hebben gedaan.

Daarbij maakt de componist het de toehoorder niet moeilijk: het concert staat, op zijn eigen manier, stevig in de traditie van beroemde vioolconcerten uit de hoog- en laatromantische periode. Vergelijkingen met de concerten van Tsjaikovski, Dvořák en Coleridge-Taylors voorvechter Elgar liggen misschien voor de hand, maar een vioolconcert kan slechter gezelschap treffen.

Het Allegro maestoso is breed opgezet, gloeiend georkestreerd en biedt de solist alle kansen om te schitteren in dubbelgrepen, arpeggio’s, rijke versieringen en flitsende toonladders – precies zoals het hoort in het openingsdeel van een virtuoos concert. Dit is hoe het vioolconcert van Dvořák zou hebben geklonken, had hij het in zijn Amerikaanse periode geschreven. Het Andante semplice is een lyrische nocturne, een intieme nachtaria, als uit een onontdekte opera.

De vorm van de finale, Allegro molto, laat zich moeilijk een etiket opplakken. Het zou een rondo kunnen zijn, als de componist niet zo vaak, zo lang en zo ver bij het refrein vandaan zou zwieren. Coleridge-Taylor grijpt hier regelmatig, in ritmische varianten, terug naar het majestueuze openingsthema, en rondt er zijn vioolconcert majesteitelijk mee af.

Lees meer over Samuel Coleridge-­Taylor op www.preludium.nl/coleridge-taylor.

Ondanks een serie succesvolle uitvoeringen in de Verenigde Staten wordt het werk vervolgens generaties lang amper gehoord, en er zijn nog steeds niet veel opnames van. Dat is natuurlijk jammer, maar het geeft de live-luisteraar van vandaag de unieke kans een volbloed-romantische compositie voor zichzelf te ontdekken, zoals generatiegenoten van Coleridge-Taylor dat moeten hebben gedaan.

Daarbij maakt de componist het de toehoorder niet moeilijk: het concert staat, op zijn eigen manier, stevig in de traditie van beroemde vioolconcerten uit de hoog- en laatromantische periode. Vergelijkingen met de concerten van Tsjaikovski, Dvořák en Coleridge-Taylors voorvechter Elgar liggen misschien voor de hand, maar een vioolconcert kan slechter gezelschap treffen.

Het Allegro maestoso is breed opgezet, gloeiend georkestreerd en biedt de solist alle kansen om te schitteren in dubbelgrepen, arpeggio’s, rijke versieringen en flitsende toonladders – precies zoals het hoort in het openingsdeel van een virtuoos concert. Dit is hoe het vioolconcert van Dvořák zou hebben geklonken, had hij het in zijn Amerikaanse periode geschreven. Het Andante semplice is een lyrische nocturne, een intieme nachtaria, als uit een onontdekte opera.

De vorm van de finale, Allegro molto, laat zich moeilijk een etiket opplakken. Het zou een rondo kunnen zijn, als de componist niet zo vaak, zo lang en zo ver bij het refrein vandaan zou zwieren. Coleridge-Taylor grijpt hier regelmatig, in ritmische varianten, terug naar het majestueuze openingsthema, en rondt er zijn vioolconcert majesteitelijk mee af.

Lees meer over Samuel Coleridge-­Taylor op www.preludium.nl/coleridge-taylor.

Johannes Brahms 1833-1897

Brahms: Tweede symfonie

door Axel Meijer

Johannes Brahms schrijft zijn Tweede symfonie in D groot in vier maanden tijd. Dat is een adembenemend tempo, zeker voor een componist die over zijn Eerste zo’n vijftien jaar heeft gedaan. De Tweede ontstaat tijdens de zorgeloze werkvakantie van 1877 in Pörtschach am Wörtersee, in het zonnige zuiden van Oostenrijk.

Niettegenstaande Brahms’ chagrijn over vergelijkingen tussen zijn Tweede symfonie en Beethovens Zesde, ‘Pastorale’, is het Karinthische natuurschoon er duidelijk in hoorbaar.

Dat weet de componist ook, maar Brahms zou Brahms niet zijn als hij zijn uitgever niet sardonisch vertelde dat hij ‘nog nooit zoiets melancholieks’ had geschreven: de partituur moest ‘met een zwart randje’ worden gedrukt.

Johannes Brahms schrijft zijn Tweede symfonie in D groot in vier maanden tijd. Dat is een adembenemend tempo, zeker voor een componist die over zijn Eerste zo’n vijftien jaar heeft gedaan. De Tweede ontstaat tijdens de zorgeloze werkvakantie van 1877 in Pörtschach am Wörtersee, in het zonnige zuiden van Oostenrijk.

Niettegenstaande Brahms’ chagrijn over vergelijkingen tussen zijn Tweede symfonie en Beethovens Zesde, ‘Pastorale’, is het Karinthische natuurschoon er duidelijk in hoorbaar.

Dat weet de componist ook, maar Brahms zou Brahms niet zijn als hij zijn uitgever niet sardonisch vertelde dat hij ‘nog nooit zoiets melancholieks’ had geschreven: de partituur moest ‘met een zwart randje’ worden gedrukt.

  • Johannes Brahms

    Johannes Brahms

  • Johannes Brahms

    Johannes Brahms

Het werk opent met een Allegro non troppo in driekwartsmaat. Maar dit is geen wals: Brahms’ ruime gebruik van ritmische accentverschuivingen maakt het stuk volkomen ondansbaar – en des te interessanter. Het openingsmotief van drie noten levert de grondstof voor het merendeel van de symfonie. Brahms draait ze op alle mogelijke manieren om, en verkort of verlengt ze naar believen.

Het Adagio non troppo is het ­langste langzame deel van Brahms’ vier symfonieën, en hij heeft er een zwak voor. In een brief aan Clara Schumann beschrijft hij, ditmaal zonder ironie, hoe ‘elegisch’ zijn nieuwe symfonie is. Daarbij denkt hij ongetwijfeld vooral aan dit traag meanderende deel met zijn klaaglijke blazerspartijen.

Alle peinzen verdwijnt op slag in de zonnige lichtheid van het Allegretto grazioso, waar Brahms laat horen hoe veel hij kan met minimaal materiaal. Veel meer dan het eerste wijsje, zelf al een verre variant op de opening van het eerste deel, heeft hij niet nodig. Effectief gebruik van veranderingen in ritme, tempo en toonsoort volstaat.

Brahms sluit af met een swingende finale, Allegro con spirito. Als er ergens een aanwijsbare verwantschap is met Beethovens ‘Pastorale’, dan is het hier: op ongeveer een derde imiteren fluiten en hobo’s duidelijk zingende vogels. Uiteindelijk zetten schetterende koperblazers een triomfantelijke punt achter deze hier en daar misschien elegische, maar uiteindelijk toch zomerse symfonie.

Het werk opent met een Allegro non troppo in driekwartsmaat. Maar dit is geen wals: Brahms’ ruime gebruik van ritmische accentverschuivingen maakt het stuk volkomen ondansbaar – en des te interessanter. Het openingsmotief van drie noten levert de grondstof voor het merendeel van de symfonie. Brahms draait ze op alle mogelijke manieren om, en verkort of verlengt ze naar believen.

Het Adagio non troppo is het ­langste langzame deel van Brahms’ vier symfonieën, en hij heeft er een zwak voor. In een brief aan Clara Schumann beschrijft hij, ditmaal zonder ironie, hoe ‘elegisch’ zijn nieuwe symfonie is. Daarbij denkt hij ongetwijfeld vooral aan dit traag meanderende deel met zijn klaaglijke blazerspartijen.

Alle peinzen verdwijnt op slag in de zonnige lichtheid van het Allegretto grazioso, waar Brahms laat horen hoe veel hij kan met minimaal materiaal. Veel meer dan het eerste wijsje, zelf al een verre variant op de opening van het eerste deel, heeft hij niet nodig. Effectief gebruik van veranderingen in ritme, tempo en toonsoort volstaat.

Brahms sluit af met een swingende finale, Allegro con spirito. Als er ergens een aanwijsbare verwantschap is met Beethovens ‘Pastorale’, dan is het hier: op ongeveer een derde imiteren fluiten en hobo’s duidelijk zingende vogels. Uiteindelijk zetten schetterende koperblazers een triomfantelijke punt achter deze hier en daar misschien elegische, maar uiteindelijk toch zomerse symfonie.

door Axel Meijer

Biografie

Chineke! Orchestra, orkest

Het Chineke! Orchestra werd in het leven geroepen door contra­bassiste Chi-chi Nwanoku en maakt deel uit van de Chineke! Foundation. Deze stichting creëert carrièrekansen voor musici van verschillende etnische achtergronden – ‘black and ethnically diverse musicians’ – in Groot-Brittannië en Europa. Het Chineke! Orchestra debuteerde – met werken van Britse componisten van kleur – in september 2015 in de Queen Elizabeth Hall in Londen.

Sindsdien komt het gezelschap een aantal keren per seizoen bij elkaar voor het instuderen en uitvoeren van een nieuw programma. Inmiddels trad het orkest op in verschillende bekende Engelse concertzalen, speelde het op de BBC Proms 2017, werd het uitgenodigd door muziekfestivals in bijvoorbeeld Brighton, Salisbury, Cheltenham en Snape Maltings en bracht het vier cd’s uit.

Over de grens speelde het Chineke! Orchestra in onder meer Gent en Rotterdam; in Het Concertgebouw maakte het onder leiding van Kevin John Edusei zijn debuut in november 2019. Onder de Chineke! Foundation valt ook het Chineke! Junior Orchestra, voor getalenteerde musici van elf tot tweeëntwintig jaar die zich voorbereiden op een professionele muziekcarrière; dat jeugdorkest was afgelopen augustus te gast in de Grote Zaal tijdens de VriendenLoterij ZomerConcerten.

In 2018 debuteerde – in Wigmore Hall in Londen – bovendien het Chineke! Ensemble, dat zich concentreert op repertoire in diverse kleinere bezettingen. De naam van de Chineke! Foundation is ontleend aan het Igbo (een van de drie officiële talen van Nigeria) en betekent zoveel als ‘grote schepper van alle goede dingen’.

Kevin John Edusei, dirigent

Kevin John Edusei studeerde geluidstechniek, slagwerk en directie aan de Universität der Künste in Berlijn. Als dirigent bekwaamde hij zich verder aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bij Jac van Steen en Ed Spanjaard.

In 2007 was hij laureaat van het dirigentenconcours van het Lucerne Festival en in 2008 won hij de International Dimitris Mitropoulos Competition. Tegenwoordig verdeelt Kevin John Edusei zijn tijd tussen orkestpodium en operahuis.

Als chef-­dirigent van de opera van Bern leidde hij onder meer de Da Ponte-opera’s van Mozart en nieuwe producties van Brittens Peter Grimes, Strauss’ Salome en Ariadne auf Naxos en Wagners Tannhäuser.

Als gastdirigent werd hij geëngageerd door bijvoorbeeld de Semperoper Dresden, de Staatsoper Hamburg, de Komische Oper Berlin, het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin, de Bamberger Symphoniker, het Philharmonia Orchestra, het Mozarteum­orchester Salzburg en het Ensemble Modern. In 2017 maakte Kevin John Edusei zijn Amerikaanse debuut, bij het Colorado Symphony Orchestra.

In Het Concertgebouw stond hij eerder op de bok bij het Radio Filharmonisch Orkest, de philharmonie zuidnederland en de Münchner Symphoniker. Van dit laatste orkest is hij sinds 2014 chef-dirigent en samen werken ze aan de opnames van alle Schubert-symfonieën.

Kevin John Edusei nam ook cd’s op met het Berner Symphonieorchester, het Tonkünstler Orchester en het Chineke! Orchestra.

Elena Urioste, viool

Elena Urioste studeerde aan het Curtis Institute of Music in Phi­ladelphia en aan de Juilliard School in New York. Eerste prijzen won ze bij onder meer het Zwitserse Tibor Varga Internationaal Vioolconcours en de Sphinx Competition in Detroit en ze maakte het afgelopen decennium in hoog tempo carrière.

Elena Urioste geeft recitals in bekende zalen als Carnegie Hall in New York, het Kennedy Center in Washington, het Konzerthaus in Berlijn en Wigmore Hall in Londen. Als solist werd de Amerikaanse violiste uitgenodigd door onder meer The Philadelphia Orchestra, The Cleveland Orchestra en de New York en de Los Angeles Philharmonic.

In Europa soleerde ze bij gezelschappen als het London Philharmonic Orchestra, het BBC Symphony Orchestra en het Orchestre National de Lille. Ze werkte met dirigenten als Sir Mark Elder, Yannick Nézet-Séguin, Vasily Petrenko, Christoph Eschenbach en Karina Canellakis.

Na op talloze kamermuziekfestivals te gast te zijn geweest richtte Elena Urioste haar eigen festival Chamber Music by the Sea op, dat jaarlijks plaatsvindt in Maryland. Ze bespeelt een instrument uit 1706 van de Napolitaanse bouwer Alessandro Gagliano.

In Het Concertgebouw maakt Elena Urioste vandaag haar debuut.