
Concertprogramma
Concertgebouworkest Annual Gala met Klaus Mäkelä en Janine Jansen
Grote Zaal 24 januari 2025 20.30 uur
Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
Janine Jansen viool
Dit concertprogramma maakt deel uit van het Annual Gala. Na afloop van het concert is er alle gelegenheid om de musici en elkaar te ontmoeten in de diverse foyers van Het Concertgebouw. Sfeervolle afterparty’s nodigen uit tot eten en drinken, ontspannen, praten of dansen tot middernacht. Dresscode: black tie.
ANNUAL GALA 2025
Henry Purcell (1659-1695)
Mars uit ‘Funeral Music for Queen Mary’, Z 860 (1695)
eerste uitvoering door het Concertgebouworkest
Benjamin Britten (1913-1976)
Vioolconcert (1938-39)
Moderato con moto
Vivace
Passacaglia – Andante lento
Robert Schumann (1810-1856)
Symfonie nr. 2 in C gr.t., op. 61 (1845-46)
Sostenuto assai – Un poco più vivace – Allegro, ma non troppo
Scherzo: Allegro vivace – Trio I & II
Adagio espressivo
Allegro molto vivace
er is geen pauze
einde ± 22.00 uur
aansluitend afterparty
Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
Janine Jansen viool
Dit concertprogramma maakt deel uit van het Annual Gala. Na afloop van het concert is er alle gelegenheid om de musici en elkaar te ontmoeten in de diverse foyers van Het Concertgebouw. Sfeervolle afterparty’s nodigen uit tot eten en drinken, ontspannen, praten of dansen tot middernacht. Dresscode: black tie.
ANNUAL GALA 2025
Henry Purcell (1659-1695)
Mars uit ‘Funeral Music for Queen Mary’, Z 860 (1695)
eerste uitvoering door het Concertgebouworkest
Benjamin Britten (1913-1976)
Vioolconcert (1938-39)
Moderato con moto
Vivace
Passacaglia – Andante lento
Robert Schumann (1810-1856)
Symfonie nr. 2 in C gr.t., op. 61 (1845-46)
Sostenuto assai – Un poco più vivace – Allegro, ma non troppo
Scherzo: Allegro vivace – Trio I & II
Adagio espressivo
Allegro molto vivace
er is geen pauze
einde ± 22.00 uur
aansluitend afterparty
Toelichting
Henry Purcell (1659-1695)
Mars uit ‘Funeral Music for Queen Mary’
Wie in hartje Londen de Westminster Abbey binnenloopt, behoort tot de jaarlijks meer dan een miljoen bezoekers van dit machtige gebouw. Zevenhonderd jaar levende geschiedenis ligt er opgetast binnen de gotische muren, zichtbaar en onzichtbaar. Hier zetten koningen en koninginnen hun historische schreden, maar ook staatsmannen en soldaten, priesters, helden en schurken. En niet te vergeten: componisten, organisten en een onafzienbaar leger van orkestleden en koorzangers. Beroemde toondichters als Orlando Gibbons, Georg Friedrich Händel en Ralph Vaughan Williams vonden in Westminster Abbey hun laatste rustplaats.
Wie in hartje Londen de Westminster Abbey binnenloopt, behoort tot de jaarlijks meer dan een miljoen bezoekers van dit machtige gebouw. Zevenhonderd jaar levende geschiedenis ligt er opgetast binnen de gotische muren, zichtbaar en onzichtbaar. Hier zetten koningen en koninginnen hun historische schreden, maar ook staatsmannen en soldaten, priesters, helden en schurken. En niet te vergeten: componisten, organisten en een onafzienbaar leger van orkestleden en koorzangers. Beroemde toondichters als Orlando Gibbons, Georg Friedrich Händel en Ralph Vaughan Williams vonden in Westminster Abbey hun laatste rustplaats.
Aan de voet van het orgel in de abdij bevindt zich het graf van een andere beroemde Engelsman. We weten zijn geboortejaar, 1659, zijn precieze sterfdatum, 21 november 1695, en nog een paar schaarse gegevens over zijn leven, maar het meest misschien nog wel over zijn muziek: Henry Purcell, de grootste componist van Engeland en ongeveer net zo jong gestorven als Wolfgang Amadeus Mozart en Franz Schubert. Hij was de eerste die een volledige Engelstalige opera componeerde: Dido and Aeneas.
Kroonjuweel van Purcells religieuze muziek is zijn Funeral Music for Queen Mary uit 1695, een hartverscheurende reflectie op de menselijke sterfelijkheid maar ook een hoogstpersoonlijk afscheid van Purcells geliefde vorstin. Deze met dissonanten en wrange harmonieën gekruide muziek zou enkele maanden later nota bene Purcells eigen begrafenis vergezellen. De componist leverde een groot deel van de muziek die tijdens de begrafenisdienst voor Queen Mary op 5 maart 1695 werd uitgevoerd in Westminster Abbey, inclusief een Mars die klonk terwijl de begrafenisstoet zich door de Londense straten verplaatste in de richting van de abdijkerk.
Aan de voet van het orgel in de abdij bevindt zich het graf van een andere beroemde Engelsman. We weten zijn geboortejaar, 1659, zijn precieze sterfdatum, 21 november 1695, en nog een paar schaarse gegevens over zijn leven, maar het meest misschien nog wel over zijn muziek: Henry Purcell, de grootste componist van Engeland en ongeveer net zo jong gestorven als Wolfgang Amadeus Mozart en Franz Schubert. Hij was de eerste die een volledige Engelstalige opera componeerde: Dido and Aeneas.
Kroonjuweel van Purcells religieuze muziek is zijn Funeral Music for Queen Mary uit 1695, een hartverscheurende reflectie op de menselijke sterfelijkheid maar ook een hoogstpersoonlijk afscheid van Purcells geliefde vorstin. Deze met dissonanten en wrange harmonieën gekruide muziek zou enkele maanden later nota bene Purcells eigen begrafenis vergezellen. De componist leverde een groot deel van de muziek die tijdens de begrafenisdienst voor Queen Mary op 5 maart 1695 werd uitgevoerd in Westminster Abbey, inclusief een Mars die klonk terwijl de begrafenisstoet zich door de Londense straten verplaatste in de richting van de abdijkerk.
Benjamin Britten (1913-1976)
Vioolconcert
Benjamin Britten was een van de markante figuren uit het twintigste-eeuwse muziekleven. Achter zijn componeertafel wist hij ontroerende, geestrijke en indringende nieuwe muziek op papier te zetten, zonder gebruik te maken van de moderne compositietechnieken die bij zo veel collega’s op het Europese vasteland van zijn tijd gangbaar waren. Daardoor heeft zijn oeuvre een geheel eigen plaats in de ‘hedendaagse’ muziek.
Benjamin Britten was een van de markante figuren uit het twintigste-eeuwse muziekleven. Achter zijn componeertafel wist hij ontroerende, geestrijke en indringende nieuwe muziek op papier te zetten, zonder gebruik te maken van de moderne compositietechnieken die bij zo veel collega’s op het Europese vasteland van zijn tijd gangbaar waren. Daardoor heeft zijn oeuvre een geheel eigen plaats in de ‘hedendaagse’ muziek.
Benjamin Britten in 1943
Britten streefde naar een moderner en meer kosmopolitisch geluid in het overwegend conservatieve Engeland. Critici verweten hem dat hij bewondering koesterde voor Mahler, Berg en Stravinsky, geen geschikte voorbeelden voor een jonge Britse musicus! Tegelijkertijd zocht Britten ook bewust aansluiting bij de eeuwenoude Engelse traditie en keek hij veelvuldig om, zoals naar Henry Purcell.
Het Vioolconcert was een van de eerste werken die Britten schreef nadat hij vanwege zijn pacifistische opvattingen was uitgeweken naar de Verenigde Staten. Opvallend is hoe hij in het eerste deel het zachte en tedere openingsthema laat winnen van het tweede nogal agressieve thema, door dat tweede thema als het ware geleidelijk op te slokken. Bij de terugblik aan het einde van dit eerste deel is het tweede thema zelfs helemaal verdwenen. Het tweede deel is een soort scherzo dat herinneringen ophaalt aan het eerste deel, inclusief het zachte paukenpatroon dat ook klinkt onder het eerste thema van het eerste deel. De meeste ruimte heeft het laatste deel gekregen, een omvangrijke passacaglia zoals Britten hierna wel vaker zou schrijven, en die hier onbestemd eindigt. Is het aan het eind nou majeur of mineur?
Benjamin Britten in 1943
Britten streefde naar een moderner en meer kosmopolitisch geluid in het overwegend conservatieve Engeland. Critici verweten hem dat hij bewondering koesterde voor Mahler, Berg en Stravinsky, geen geschikte voorbeelden voor een jonge Britse musicus! Tegelijkertijd zocht Britten ook bewust aansluiting bij de eeuwenoude Engelse traditie en keek hij veelvuldig om, zoals naar Henry Purcell.
Het Vioolconcert was een van de eerste werken die Britten schreef nadat hij vanwege zijn pacifistische opvattingen was uitgeweken naar de Verenigde Staten. Opvallend is hoe hij in het eerste deel het zachte en tedere openingsthema laat winnen van het tweede nogal agressieve thema, door dat tweede thema als het ware geleidelijk op te slokken. Bij de terugblik aan het einde van dit eerste deel is het tweede thema zelfs helemaal verdwenen. Het tweede deel is een soort scherzo dat herinneringen ophaalt aan het eerste deel, inclusief het zachte paukenpatroon dat ook klinkt onder het eerste thema van het eerste deel. De meeste ruimte heeft het laatste deel gekregen, een omvangrijke passacaglia zoals Britten hierna wel vaker zou schrijven, en die hier onbestemd eindigt. Is het aan het eind nou majeur of mineur?
Robert Schumann (1810-1856)
Tweede symfonie
Op het gebied van de symfonie worstelde Robert Schumann jarenlang met een serieus antwoord op zijn idool Ludwig van Beethoven. Hij was er vroeg bij. Op zijn 22ste al hield hij een deel uit zijn jeugdsymfonie in g klein ten doop, waarin hij zich spiegelde aan Beethovens Vijfde symfonie. Johannes Brahms was over de veertig, Edward Elgar over de vijftig en César Franck zelfs over de zestig toen zij hun eerste symfonieën prijsgaven.
Op het gebied van de symfonie worstelde Robert Schumann jarenlang met een serieus antwoord op zijn idool Ludwig van Beethoven. Hij was er vroeg bij. Op zijn 22ste al hield hij een deel uit zijn jeugdsymfonie in g klein ten doop, waarin hij zich spiegelde aan Beethovens Vijfde symfonie. Johannes Brahms was over de veertig, Edward Elgar over de vijftig en César Franck zelfs over de zestig toen zij hun eerste symfonieën prijsgaven.
‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had. Ja, ik kan wel zeggen dat het leek alsof mijn geest zich verzette en dat ik de weerstand die de muziek beïnvloedde juist probeerde te bevechten om zo mijn toestand te verbeteren. Het eerste deel is vol van die strijd en qua karakter zeer humeurig en weerbarstig.’ Dat schreef Schumann over zijn Tweede symfonie in C groot aan zijn vriend en latere biograaf Joseph Wasielewski. Pas bij het laatste deel leek hij zich weer in orde te voelen, en helemaal na voltooiing van de symfonie.
Robert Schumann: ‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had’
Tijdens de concerttournee met zijn vrouw Clara naar Rusland in 1844 werd Schumann geplaagd door depressiviteit, duizeligheid en gesuis in zijn oren. Ook toen hij in december 1845 Schuberts Negende symfonie hoorde en begon met de schetsen van zijn Tweede symfonie, kon hij zijn hoofd er amper bij houden. Pas in oktober 1846 was de symfonie gereed. En dat vergeleken met de vier dagen van zijn Eerste! Wel had hij intensief de muziek van Johann Sebastian Bach bestudeerd, hetgeen duidelijk hoorbaar is. In het tweede Trio (in het wervelende Scherzo in de stijl van Mendelssohn) klinkt een beknopte fuga met daarin het thema BACH (de noten bes-a-c-b). En aan het begin van het prachtige en tedere langzame deel citeert Schumann het begin van de Triosonate uit Bachs Musikalisches Opfer. Maar ook is er zoals wel vaker bij Schumann een echo van Beethoven. Want na drie algemene pauzes (fermates) in de doorwerking van het laatste deel is er weer dat veel betekenende fragment uit Beethovens liedcyclus An die ferne Geliebte dat Schumann ook inlaste in zijn meeslepende Fantasie in C groot, opus 17 voor piano. Daarin had hij zijn verlangen naar Clara uitgeschreeuwd in de tijd dat haar vader hun omgang en briefwisseling verbood. Bij de geciteerde indringende noten horen de evenzo indringende woorden: ‘Nimm sie hin, denn, diese Lieder.’
‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had. Ja, ik kan wel zeggen dat het leek alsof mijn geest zich verzette en dat ik de weerstand die de muziek beïnvloedde juist probeerde te bevechten om zo mijn toestand te verbeteren. Het eerste deel is vol van die strijd en qua karakter zeer humeurig en weerbarstig.’ Dat schreef Schumann over zijn Tweede symfonie in C groot aan zijn vriend en latere biograaf Joseph Wasielewski. Pas bij het laatste deel leek hij zich weer in orde te voelen, en helemaal na voltooiing van de symfonie.
Robert Schumann: ‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had’
Tijdens de concerttournee met zijn vrouw Clara naar Rusland in 1844 werd Schumann geplaagd door depressiviteit, duizeligheid en gesuis in zijn oren. Ook toen hij in december 1845 Schuberts Negende symfonie hoorde en begon met de schetsen van zijn Tweede symfonie, kon hij zijn hoofd er amper bij houden. Pas in oktober 1846 was de symfonie gereed. En dat vergeleken met de vier dagen van zijn Eerste! Wel had hij intensief de muziek van Johann Sebastian Bach bestudeerd, hetgeen duidelijk hoorbaar is. In het tweede Trio (in het wervelende Scherzo in de stijl van Mendelssohn) klinkt een beknopte fuga met daarin het thema BACH (de noten bes-a-c-b). En aan het begin van het prachtige en tedere langzame deel citeert Schumann het begin van de Triosonate uit Bachs Musikalisches Opfer. Maar ook is er zoals wel vaker bij Schumann een echo van Beethoven. Want na drie algemene pauzes (fermates) in de doorwerking van het laatste deel is er weer dat veel betekenende fragment uit Beethovens liedcyclus An die ferne Geliebte dat Schumann ook inlaste in zijn meeslepende Fantasie in C groot, opus 17 voor piano. Daarin had hij zijn verlangen naar Clara uitgeschreeuwd in de tijd dat haar vader hun omgang en briefwisseling verbood. Bij de geciteerde indringende noten horen de evenzo indringende woorden: ‘Nimm sie hin, denn, diese Lieder.’
Henry Purcell (1659-1695)
Mars uit ‘Funeral Music for Queen Mary’
Wie in hartje Londen de Westminster Abbey binnenloopt, behoort tot de jaarlijks meer dan een miljoen bezoekers van dit machtige gebouw. Zevenhonderd jaar levende geschiedenis ligt er opgetast binnen de gotische muren, zichtbaar en onzichtbaar. Hier zetten koningen en koninginnen hun historische schreden, maar ook staatsmannen en soldaten, priesters, helden en schurken. En niet te vergeten: componisten, organisten en een onafzienbaar leger van orkestleden en koorzangers. Beroemde toondichters als Orlando Gibbons, Georg Friedrich Händel en Ralph Vaughan Williams vonden in Westminster Abbey hun laatste rustplaats.
Wie in hartje Londen de Westminster Abbey binnenloopt, behoort tot de jaarlijks meer dan een miljoen bezoekers van dit machtige gebouw. Zevenhonderd jaar levende geschiedenis ligt er opgetast binnen de gotische muren, zichtbaar en onzichtbaar. Hier zetten koningen en koninginnen hun historische schreden, maar ook staatsmannen en soldaten, priesters, helden en schurken. En niet te vergeten: componisten, organisten en een onafzienbaar leger van orkestleden en koorzangers. Beroemde toondichters als Orlando Gibbons, Georg Friedrich Händel en Ralph Vaughan Williams vonden in Westminster Abbey hun laatste rustplaats.
Aan de voet van het orgel in de abdij bevindt zich het graf van een andere beroemde Engelsman. We weten zijn geboortejaar, 1659, zijn precieze sterfdatum, 21 november 1695, en nog een paar schaarse gegevens over zijn leven, maar het meest misschien nog wel over zijn muziek: Henry Purcell, de grootste componist van Engeland en ongeveer net zo jong gestorven als Wolfgang Amadeus Mozart en Franz Schubert. Hij was de eerste die een volledige Engelstalige opera componeerde: Dido and Aeneas.
Kroonjuweel van Purcells religieuze muziek is zijn Funeral Music for Queen Mary uit 1695, een hartverscheurende reflectie op de menselijke sterfelijkheid maar ook een hoogstpersoonlijk afscheid van Purcells geliefde vorstin. Deze met dissonanten en wrange harmonieën gekruide muziek zou enkele maanden later nota bene Purcells eigen begrafenis vergezellen. De componist leverde een groot deel van de muziek die tijdens de begrafenisdienst voor Queen Mary op 5 maart 1695 werd uitgevoerd in Westminster Abbey, inclusief een Mars die klonk terwijl de begrafenisstoet zich door de Londense straten verplaatste in de richting van de abdijkerk.
Aan de voet van het orgel in de abdij bevindt zich het graf van een andere beroemde Engelsman. We weten zijn geboortejaar, 1659, zijn precieze sterfdatum, 21 november 1695, en nog een paar schaarse gegevens over zijn leven, maar het meest misschien nog wel over zijn muziek: Henry Purcell, de grootste componist van Engeland en ongeveer net zo jong gestorven als Wolfgang Amadeus Mozart en Franz Schubert. Hij was de eerste die een volledige Engelstalige opera componeerde: Dido and Aeneas.
Kroonjuweel van Purcells religieuze muziek is zijn Funeral Music for Queen Mary uit 1695, een hartverscheurende reflectie op de menselijke sterfelijkheid maar ook een hoogstpersoonlijk afscheid van Purcells geliefde vorstin. Deze met dissonanten en wrange harmonieën gekruide muziek zou enkele maanden later nota bene Purcells eigen begrafenis vergezellen. De componist leverde een groot deel van de muziek die tijdens de begrafenisdienst voor Queen Mary op 5 maart 1695 werd uitgevoerd in Westminster Abbey, inclusief een Mars die klonk terwijl de begrafenisstoet zich door de Londense straten verplaatste in de richting van de abdijkerk.
Benjamin Britten (1913-1976)
Vioolconcert
Benjamin Britten was een van de markante figuren uit het twintigste-eeuwse muziekleven. Achter zijn componeertafel wist hij ontroerende, geestrijke en indringende nieuwe muziek op papier te zetten, zonder gebruik te maken van de moderne compositietechnieken die bij zo veel collega’s op het Europese vasteland van zijn tijd gangbaar waren. Daardoor heeft zijn oeuvre een geheel eigen plaats in de ‘hedendaagse’ muziek.
Benjamin Britten was een van de markante figuren uit het twintigste-eeuwse muziekleven. Achter zijn componeertafel wist hij ontroerende, geestrijke en indringende nieuwe muziek op papier te zetten, zonder gebruik te maken van de moderne compositietechnieken die bij zo veel collega’s op het Europese vasteland van zijn tijd gangbaar waren. Daardoor heeft zijn oeuvre een geheel eigen plaats in de ‘hedendaagse’ muziek.
Benjamin Britten in 1943
Britten streefde naar een moderner en meer kosmopolitisch geluid in het overwegend conservatieve Engeland. Critici verweten hem dat hij bewondering koesterde voor Mahler, Berg en Stravinsky, geen geschikte voorbeelden voor een jonge Britse musicus! Tegelijkertijd zocht Britten ook bewust aansluiting bij de eeuwenoude Engelse traditie en keek hij veelvuldig om, zoals naar Henry Purcell.
Het Vioolconcert was een van de eerste werken die Britten schreef nadat hij vanwege zijn pacifistische opvattingen was uitgeweken naar de Verenigde Staten. Opvallend is hoe hij in het eerste deel het zachte en tedere openingsthema laat winnen van het tweede nogal agressieve thema, door dat tweede thema als het ware geleidelijk op te slokken. Bij de terugblik aan het einde van dit eerste deel is het tweede thema zelfs helemaal verdwenen. Het tweede deel is een soort scherzo dat herinneringen ophaalt aan het eerste deel, inclusief het zachte paukenpatroon dat ook klinkt onder het eerste thema van het eerste deel. De meeste ruimte heeft het laatste deel gekregen, een omvangrijke passacaglia zoals Britten hierna wel vaker zou schrijven, en die hier onbestemd eindigt. Is het aan het eind nou majeur of mineur?
Benjamin Britten in 1943
Britten streefde naar een moderner en meer kosmopolitisch geluid in het overwegend conservatieve Engeland. Critici verweten hem dat hij bewondering koesterde voor Mahler, Berg en Stravinsky, geen geschikte voorbeelden voor een jonge Britse musicus! Tegelijkertijd zocht Britten ook bewust aansluiting bij de eeuwenoude Engelse traditie en keek hij veelvuldig om, zoals naar Henry Purcell.
Het Vioolconcert was een van de eerste werken die Britten schreef nadat hij vanwege zijn pacifistische opvattingen was uitgeweken naar de Verenigde Staten. Opvallend is hoe hij in het eerste deel het zachte en tedere openingsthema laat winnen van het tweede nogal agressieve thema, door dat tweede thema als het ware geleidelijk op te slokken. Bij de terugblik aan het einde van dit eerste deel is het tweede thema zelfs helemaal verdwenen. Het tweede deel is een soort scherzo dat herinneringen ophaalt aan het eerste deel, inclusief het zachte paukenpatroon dat ook klinkt onder het eerste thema van het eerste deel. De meeste ruimte heeft het laatste deel gekregen, een omvangrijke passacaglia zoals Britten hierna wel vaker zou schrijven, en die hier onbestemd eindigt. Is het aan het eind nou majeur of mineur?
Robert Schumann (1810-1856)
Tweede symfonie
Op het gebied van de symfonie worstelde Robert Schumann jarenlang met een serieus antwoord op zijn idool Ludwig van Beethoven. Hij was er vroeg bij. Op zijn 22ste al hield hij een deel uit zijn jeugdsymfonie in g klein ten doop, waarin hij zich spiegelde aan Beethovens Vijfde symfonie. Johannes Brahms was over de veertig, Edward Elgar over de vijftig en César Franck zelfs over de zestig toen zij hun eerste symfonieën prijsgaven.
Op het gebied van de symfonie worstelde Robert Schumann jarenlang met een serieus antwoord op zijn idool Ludwig van Beethoven. Hij was er vroeg bij. Op zijn 22ste al hield hij een deel uit zijn jeugdsymfonie in g klein ten doop, waarin hij zich spiegelde aan Beethovens Vijfde symfonie. Johannes Brahms was over de veertig, Edward Elgar over de vijftig en César Franck zelfs over de zestig toen zij hun eerste symfonieën prijsgaven.
‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had. Ja, ik kan wel zeggen dat het leek alsof mijn geest zich verzette en dat ik de weerstand die de muziek beïnvloedde juist probeerde te bevechten om zo mijn toestand te verbeteren. Het eerste deel is vol van die strijd en qua karakter zeer humeurig en weerbarstig.’ Dat schreef Schumann over zijn Tweede symfonie in C groot aan zijn vriend en latere biograaf Joseph Wasielewski. Pas bij het laatste deel leek hij zich weer in orde te voelen, en helemaal na voltooiing van de symfonie.
Robert Schumann: ‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had’
Tijdens de concerttournee met zijn vrouw Clara naar Rusland in 1844 werd Schumann geplaagd door depressiviteit, duizeligheid en gesuis in zijn oren. Ook toen hij in december 1845 Schuberts Negende symfonie hoorde en begon met de schetsen van zijn Tweede symfonie, kon hij zijn hoofd er amper bij houden. Pas in oktober 1846 was de symfonie gereed. En dat vergeleken met de vier dagen van zijn Eerste! Wel had hij intensief de muziek van Johann Sebastian Bach bestudeerd, hetgeen duidelijk hoorbaar is. In het tweede Trio (in het wervelende Scherzo in de stijl van Mendelssohn) klinkt een beknopte fuga met daarin het thema BACH (de noten bes-a-c-b). En aan het begin van het prachtige en tedere langzame deel citeert Schumann het begin van de Triosonate uit Bachs Musikalisches Opfer. Maar ook is er zoals wel vaker bij Schumann een echo van Beethoven. Want na drie algemene pauzes (fermates) in de doorwerking van het laatste deel is er weer dat veel betekenende fragment uit Beethovens liedcyclus An die ferne Geliebte dat Schumann ook inlaste in zijn meeslepende Fantasie in C groot, opus 17 voor piano. Daarin had hij zijn verlangen naar Clara uitgeschreeuwd in de tijd dat haar vader hun omgang en briefwisseling verbood. Bij de geciteerde indringende noten horen de evenzo indringende woorden: ‘Nimm sie hin, denn, diese Lieder.’
‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had. Ja, ik kan wel zeggen dat het leek alsof mijn geest zich verzette en dat ik de weerstand die de muziek beïnvloedde juist probeerde te bevechten om zo mijn toestand te verbeteren. Het eerste deel is vol van die strijd en qua karakter zeer humeurig en weerbarstig.’ Dat schreef Schumann over zijn Tweede symfonie in C groot aan zijn vriend en latere biograaf Joseph Wasielewski. Pas bij het laatste deel leek hij zich weer in orde te voelen, en helemaal na voltooiing van de symfonie.
Robert Schumann: ‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had’
Tijdens de concerttournee met zijn vrouw Clara naar Rusland in 1844 werd Schumann geplaagd door depressiviteit, duizeligheid en gesuis in zijn oren. Ook toen hij in december 1845 Schuberts Negende symfonie hoorde en begon met de schetsen van zijn Tweede symfonie, kon hij zijn hoofd er amper bij houden. Pas in oktober 1846 was de symfonie gereed. En dat vergeleken met de vier dagen van zijn Eerste! Wel had hij intensief de muziek van Johann Sebastian Bach bestudeerd, hetgeen duidelijk hoorbaar is. In het tweede Trio (in het wervelende Scherzo in de stijl van Mendelssohn) klinkt een beknopte fuga met daarin het thema BACH (de noten bes-a-c-b). En aan het begin van het prachtige en tedere langzame deel citeert Schumann het begin van de Triosonate uit Bachs Musikalisches Opfer. Maar ook is er zoals wel vaker bij Schumann een echo van Beethoven. Want na drie algemene pauzes (fermates) in de doorwerking van het laatste deel is er weer dat veel betekenende fragment uit Beethovens liedcyclus An die ferne Geliebte dat Schumann ook inlaste in zijn meeslepende Fantasie in C groot, opus 17 voor piano. Daarin had hij zijn verlangen naar Clara uitgeschreeuwd in de tijd dat haar vader hun omgang en briefwisseling verbood. Bij de geciteerde indringende noten horen de evenzo indringende woorden: ‘Nimm sie hin, denn, diese Lieder.’
Biografie
Koninklijk Concertgebouworkest, orkest
Het Koninklijk Concertgebouworkest wordt wereldwijd geroemd om zijn uitvoeringen van Mahler en Bruckner en langlopende concerttradities als de Passieuitvoering en de Kerstmatinee. Sinds de oprichting in 1888 werkt het orkest met de meest vooraanstaande dirigenten en solisten. Componisten als Richard Strauss, Gustav Mahler en Igor Stravinsky dirigeerden meermaals het Concertgebouworkest; nog steeds werkt het orkest veelvuldig samen met hedendaagse componisten.
Bij de geroemde klank van het orkest speelt de bijzondere akoestiek van Het Concertgebouw een belangrijke rol. Bepalend is ook de invloed van de orkestmusici, en van de tot nu toe zeven chef-dirigenten: Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly, Mariss Jansons en Daniele Gatti. In 2022 maakte het orkest bekend dat Klaus Mäkelä in september 2027 de achtste chef-dirigent wordt.
Bij het honderdjarig jubileum kreeg het orkest het predicaat Koninklijk. Hare Majesteit Koningin Máxima is beschermvrouwe. Met zo’n 80 concerten in Het Concertgebouw en 40 op andere belangrijke podia bereikt het orkest jaarlijks 250.000 concertbezoekers wereldwijd. Dat bereik wordt verveelvoudigd door video’s, streams, radio- en tv-uitzendingen en cd’s en dvd’s op onder meer het label RCO Live.
De Academie van het Concertgebouworkest leidt talentvolle jonge musici op voor het orkestvak. In het zomerproject Concertgebouworkest Young komen verborgen talenten van 14 tot en met 17 jaar uit heel Europa samen.
Het Concertgebouworkest is dankbaar voor de financiële steun van het ministerie van OCW, de gemeente Amsterdam, global partners ING, Unilever en Booking.com, sponsoren, fondsen en vele donateurs wereldwijd. Het grootste deel van de eigen inkomsten komt uit concertopbrengsten in binnen- en buitenland.
Bekijk hier alle musici van het Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä, dirigent
Klaus Mäkelä is chef-dirigent van de Oslo Philharmonic en muziekdirecteur van het Orchestre de Paris – waarmee hij deze maand ook in Het Concertgebouw staat. In 2022 werd bekendgemaakt dat hij in september 2027 de achtste chef-dirigent van het Concertgebouworkest wordt. Op dat moment wordt hij ook music director van het Chicago Symphony Orchestra.
De Finse dirigent heeft een exclusief contract met Decca Classics, waarvoor hij alle symfonieën van Sibelius opnam met de Oslo Philharmonic en met het Orchestre de Paris twee albums gewijd aan balletmuziek van Stravinsky en Debussy. Met de Oslo Philharmonic reisde Klaus Mäkelä onder meer door Japan, Zuid-Korea en Taiwan en gaf hij concerten in Hamburg, Amsterdam, Parijs en Wenen. Bij het Orchestre de Paris stonden Les Ballets Russes centraal met uitvoeringen in Parijs, op het Festival d’Aix-en-Provence en in de Verenigde Staten.
Bij het Concertgebouworkest werd Klaus Mäkelä, na zijn overtuigende debuut in september 2020, binnen anderhalf jaar viermaal teruggevraagd. Dit seizoen ondernam hij met het orkest een tournee naar de Verenigde Staten, leidde hij de Kerstmatinee en het Annual Gala en leidt hij Mahlers symfonieën nr. 1 en 8 in het Mahler Festival in mei. Als gastdirigent stond Klaus Mäkelä voor onder meer de Berliner Philharmoniker, het Gewandhausorchester Leipzig en The Cleveland Orchestra.
Als cellist speelt hij regelmatig samen met leden van zijn orkesten in Oslo, Parijs en Amsterdam en speelt hij iedere zomer kamermuziek op het Verbier Festival. Klaus Mäkelä studeerde orkestdirectie aan de Sibelius-Academie in Helsinki bij Jorma Panula en cello bij Marko Ylönen, Timo Hanhinen en Hannu Kiiski.
Janine Jansen, viool
In 1997 debuteerde Janine Jansen in Het Concertgebouw, in oktober 1999 stond ze in de Kleine Zaal als Rising Star en in mei 2000 in de serie Jonge Nederlanders; haar debuut bij het Londense Philharmonia in 2002 markeerde haar internationale doorbraak. Het jaar daarop verscheen haar debuut-cd, richtte ze haar Internationaal Kamermuziek Festival Utrecht op én won ze de Nederlandse Muziekprijs.
De violiste soleerde bij het Concertgebouworkest (dubbeldebuut in 2004, artist in residence 2020/2021), de New York Philharmonic, het Chicago Symphony Orchestra, de Berliner, Wiener en Münchner Philharmoniker, de Sächsische Staatskapelle Dresden, het London Symphony Orchestra, het Mahler Chamber Orchestra, het Chamber Orchestra of Europe en het NHK Symphony Orchestra, Tokyo.
Bij de Camerata Salzburg is ze artistiek partner. Op haar nieuwste cd speelt ze vioolconcerten van Sibelius en Prokofjev met de Oslo Philharmonic onder leiding van Klaus Mäkelä, en op het album ervoor koos ze twaalf stukken voor twaalf verschillende Stradivari-violen. In seizoen 2023/2024 was Janine Jansen artist in residence in Wigmore Hall in Londen en in het huidige seizoen is ze artist in focus van de Musikverein in Wenen.
De violiste won onder meer vier Edisons, vier Echo Klassiks, de VSCD Klassieke Muziekprijs (2008), de Instrumentalist Award van de Royal Philharmonic Society (2009), de Concertgebouw Prijs (2013) en de Johannes Vermeer Prijs (2018). Ze groeide op in een muzikaal gezin, studeerde bij Coosje Wijzenbeek, Philipp Hirshhorn en Boris Belkin en geeft tegenwoordig zelf les in Sion en aan de Kronberg Academy. Ze bespeelt de ‘Shumsky-Rode’-Stradivarius uit 1715.
In het lopende concertseizoen was ze eerder in Het Concertgebouw te beluisteren met Amsterdam Sinfonietta in Vivaldi’s De vier jaargetijden (september) en met het Concertgebouworkest en Klaus Mäkelä in het Vioolconcert van Britten (januari).