Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Concertgebouworkest Annual Gala met Klaus Mäkelä en Janine Jansen

Concertgebouworkest Annual Gala met Klaus Mäkelä en Janine Jansen

Grote Zaal
24 januari 2025
20.30 uur

Print dit programma

Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
Janine Jansen viool

Dit concertprogramma maakt deel uit van het Annual Gala. Na afloop van het concert is er alle gelegenheid om de musici en elkaar te ontmoeten in de diverse foyers van Het Concertgebouw. Sfeervolle ­afterparty’s nodigen uit tot eten en drinken, ontspannen, praten of dansen tot middernacht. Dresscode: black tie.

ANNUAL GALA 2025

Henry Purcell (1659-1695)  

Mars uit ‘Funeral Music for Queen Mary’, Z 860 (1695)
eerste uitvoering door het Concertgebouworkest

Benjamin Britten (1913-1976)  

Vioolconcert (1938-39) 
Moderato con moto
Vivace
Passacaglia – Andante lento

Robert Schumann (1810-1856)  

Symfonie nr. 2 in C gr.t., op. 61 (1845-46)  
Sostenuto assai – Un poco più vivace – Allegro, ma non troppo 
Scherzo: Allegro vivace – Trio I & II 
Adagio espressivo 
Allegro molto vivace   

er is geen pauze
einde ± 22.00 uur

aansluitend afterparty

     

Grote Zaal 24 januari 2025 20.30 uur

Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
Janine Jansen viool

Dit concertprogramma maakt deel uit van het Annual Gala. Na afloop van het concert is er alle gelegenheid om de musici en elkaar te ontmoeten in de diverse foyers van Het Concertgebouw. Sfeervolle ­afterparty’s nodigen uit tot eten en drinken, ontspannen, praten of dansen tot middernacht. Dresscode: black tie.

ANNUAL GALA 2025

Henry Purcell (1659-1695)  

Mars uit ‘Funeral Music for Queen Mary’, Z 860 (1695)
eerste uitvoering door het Concertgebouworkest

Benjamin Britten (1913-1976)  

Vioolconcert (1938-39) 
Moderato con moto
Vivace
Passacaglia – Andante lento

Robert Schumann (1810-1856)  

Symfonie nr. 2 in C gr.t., op. 61 (1845-46)  
Sostenuto assai – Un poco più vivace – Allegro, ma non troppo 
Scherzo: Allegro vivace – Trio I & II 
Adagio espressivo 
Allegro molto vivace   

er is geen pauze
einde ± 22.00 uur

aansluitend afterparty

     

Toelichting

Henry Purcell (1659-1695)

Mars uit ‘Funeral Music for Queen Mary’

door Clemens Romijn

Wie in hartje Londen de Westminster Abbey binnenloopt, behoort tot de jaarlijks meer dan een miljoen bezoekers van dit machtige gebouw. Zevenhonderd jaar levende geschiedenis ligt er opgetast binnen de gotische muren, zichtbaar en onzichtbaar. Hier zetten koningen en koninginnen hun historische schreden, maar ook staatsmannen en soldaten, priesters, helden en schurken. En niet te vergeten: componisten, organisten en een onafzienbaar leger van orkestleden en koorzangers. Beroemde toondichters als Orlando Gibbons, Georg Friedrich Hän­del en Ralph Vaughan Williams vonden in Westminster Abbey hun laatste rustplaats.

Wie in hartje Londen de Westminster Abbey binnenloopt, behoort tot de jaarlijks meer dan een miljoen bezoekers van dit machtige gebouw. Zevenhonderd jaar levende geschiedenis ligt er opgetast binnen de gotische muren, zichtbaar en onzichtbaar. Hier zetten koningen en koninginnen hun historische schreden, maar ook staatsmannen en soldaten, priesters, helden en schurken. En niet te vergeten: componisten, organisten en een onafzienbaar leger van orkestleden en koorzangers. Beroemde toondichters als Orlando Gibbons, Georg Friedrich Hän­del en Ralph Vaughan Williams vonden in Westminster Abbey hun laatste rustplaats.

  • Henry Purcell

    Door John Closterman, ca. 1695

    Henry Purcell

    Door John Closterman, ca. 1695

  • Henry Purcell

    Door John Closterman, ca. 1695

    Henry Purcell

    Door John Closterman, ca. 1695

Aan de voet van het orgel in de abdij bevindt zich het graf van een andere beroemde Engelsman. We weten zijn geboortejaar, 1659, zijn precieze sterfdatum, 21 november 1695, en nog een paar schaarse gegevens over zijn leven, maar het meest misschien nog wel over zijn muziek: Henry Purcell, de grootste componist van Engeland en ongeveer net zo jong gestorven als Wolfgang Amadeus Mozart en Franz Schubert. Hij was de eerste die een volledige Engelstalige opera componeerde: Dido and Aeneas.

Kroonjuweel van Purcells religieuze muziek is zijn Funeral Music for Queen Mary uit 1695, een hartverscheurende reflectie op de menselijke sterfelijkheid maar ook een hoogstpersoonlijk afscheid van Purcells geliefde vorstin. Deze met dissonanten en wrange harmonieën gekruide muziek zou enkele maanden later nota bene Purcells eigen begrafenis vergezellen. De componist leverde een groot deel van de muziek die tijdens de begrafenisdienst voor Queen Mary op 5 maart 1695 werd uitgevoerd in Westminster Abbey, inclusief een Mars die klonk terwijl de begrafenisstoet zich door de Londense straten verplaatste in de richting van de abdijkerk.

Aan de voet van het orgel in de abdij bevindt zich het graf van een andere beroemde Engelsman. We weten zijn geboortejaar, 1659, zijn precieze sterfdatum, 21 november 1695, en nog een paar schaarse gegevens over zijn leven, maar het meest misschien nog wel over zijn muziek: Henry Purcell, de grootste componist van Engeland en ongeveer net zo jong gestorven als Wolfgang Amadeus Mozart en Franz Schubert. Hij was de eerste die een volledige Engelstalige opera componeerde: Dido and Aeneas.

Kroonjuweel van Purcells religieuze muziek is zijn Funeral Music for Queen Mary uit 1695, een hartverscheurende reflectie op de menselijke sterfelijkheid maar ook een hoogstpersoonlijk afscheid van Purcells geliefde vorstin. Deze met dissonanten en wrange harmonieën gekruide muziek zou enkele maanden later nota bene Purcells eigen begrafenis vergezellen. De componist leverde een groot deel van de muziek die tijdens de begrafenisdienst voor Queen Mary op 5 maart 1695 werd uitgevoerd in Westminster Abbey, inclusief een Mars die klonk terwijl de begrafenisstoet zich door de Londense straten verplaatste in de richting van de abdijkerk.

door Clemens Romijn

Benjamin Britten (1913-1976)

Vioolconcert

door Clemens Romijn

Benjamin Britten was een van de markante figuren uit het twintigste-eeuwse muziekleven. Achter zijn componeertafel wist hij ontroerende, geestrijke en indringende nieuwe muziek op papier te zetten, zonder gebruik te maken van de moderne compositietechnieken die bij zo veel collega’s op het Europese vasteland van zijn tijd gangbaar waren. Daardoor heeft zijn oeuvre een geheel eigen plaats in de ‘hedendaagse’ muziek.

Benjamin Britten was een van de markante figuren uit het twintigste-eeuwse muziekleven. Achter zijn componeertafel wist hij ontroerende, geestrijke en indringende nieuwe muziek op papier te zetten, zonder gebruik te maken van de moderne compositietechnieken die bij zo veel collega’s op het Europese vasteland van zijn tijd gangbaar waren. Daardoor heeft zijn oeuvre een geheel eigen plaats in de ‘hedendaagse’ muziek.

  • Benjamin Britten

    Benjamin Britten

  • Benjamin Britten

    Benjamin Britten

Benjamin Britten in 1943

Britten streefde naar een moderner en meer kosmopolitisch geluid in het overwegend conservatieve Engeland. Critici verweten hem dat hij bewondering koesterde voor Ma­hler, Berg en Stravinsky, geen geschikte voorbeelden voor een jonge Britse musicus! Tegelijkertijd zocht Britten ook bewust aansluiting bij de eeuwenoude Engelse traditie en keek hij veelvuldig om, zoals naar Henry Purcell. 

Het Vioolconcert was een van de eerste werken die Britten schreef nadat hij vanwege zijn pacifistische opvattingen was uitgeweken naar de Verenigde ­Staten. Opvallend is hoe hij in het eerste deel het zachte en tedere openings­thema laat winnen van het tweede nogal agressieve thema, door dat tweede thema als het ware geleidelijk op te slokken. Bij de terugblik aan het einde van dit eerste deel is het tweede thema zelfs helemaal verdwenen. Het tweede deel is een soort scherzo dat herinneringen ophaalt aan het eerste deel, inclusief het zachte paukenpatroon dat ook klinkt onder het eerste thema van het eerste deel. De meeste ruimte heeft het laatste deel gekregen, een omvangrijke passacaglia zoals Britten hierna wel vaker zou schrijven, en die hier onbestemd eindigt. Is het aan het eind nou majeur of mineur?

Benjamin Britten in 1943

Britten streefde naar een moderner en meer kosmopolitisch geluid in het overwegend conservatieve Engeland. Critici verweten hem dat hij bewondering koesterde voor Ma­hler, Berg en Stravinsky, geen geschikte voorbeelden voor een jonge Britse musicus! Tegelijkertijd zocht Britten ook bewust aansluiting bij de eeuwenoude Engelse traditie en keek hij veelvuldig om, zoals naar Henry Purcell. 

Het Vioolconcert was een van de eerste werken die Britten schreef nadat hij vanwege zijn pacifistische opvattingen was uitgeweken naar de Verenigde ­Staten. Opvallend is hoe hij in het eerste deel het zachte en tedere openings­thema laat winnen van het tweede nogal agressieve thema, door dat tweede thema als het ware geleidelijk op te slokken. Bij de terugblik aan het einde van dit eerste deel is het tweede thema zelfs helemaal verdwenen. Het tweede deel is een soort scherzo dat herinneringen ophaalt aan het eerste deel, inclusief het zachte paukenpatroon dat ook klinkt onder het eerste thema van het eerste deel. De meeste ruimte heeft het laatste deel gekregen, een omvangrijke passacaglia zoals Britten hierna wel vaker zou schrijven, en die hier onbestemd eindigt. Is het aan het eind nou majeur of mineur?

door Clemens Romijn

Robert Schumann (1810-1856)

Tweede symfonie

door Clemens Romijn

Op het gebied van de symfonie worstelde Robert Schumann jarenlang met een serieus antwoord op zijn idool Ludwig van Beethoven. Hij was er vroeg bij. Op zijn 22ste al hield hij een deel uit zijn jeugdsymfonie in g klein ten doop, waarin hij zich spiegelde aan Beethovens Vijfde symfonie. Johannes Brahms was over de veertig, Edward Elgar over de vijftig en César Franck zelfs over de zestig toen zij hun eerste symfonieën prijsgaven.

Op het gebied van de symfonie worstelde Robert Schumann jarenlang met een serieus antwoord op zijn idool Ludwig van Beethoven. Hij was er vroeg bij. Op zijn 22ste al hield hij een deel uit zijn jeugdsymfonie in g klein ten doop, waarin hij zich spiegelde aan Beethovens Vijfde symfonie. Johannes Brahms was over de veertig, Edward Elgar over de vijftig en César Franck zelfs over de zestig toen zij hun eerste symfonieën prijsgaven.

  • Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

    Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

  • Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

    Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had. Ja, ik kan wel zeggen dat het leek alsof mijn geest zich verzette en dat ik de weerstand die de muziek beïnvloedde juist probeerde te bevechten om zo mijn toestand te verbeteren. Het eerste deel is vol van die strijd en qua karakter zeer humeurig en weerbarstig.’ Dat schreef Schumann over zijn ­Tweede symfonie in C groot aan zijn vriend en latere biograaf Joseph Wasielewski. Pas bij het laatste deel leek hij zich weer in orde te voelen, en helemaal na voltooiing van de symfonie. 

Robert Schumann: ‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had’

Tijdens de concerttournee met zijn vrouw Clara naar Rusland in 1844 werd Schumann geplaagd door depressiviteit, duizeligheid en gesuis in zijn oren. Ook toen hij in december 1845 Schuberts Negende symfonie hoorde en begon met de schetsen van zijn Tweede symfonie, kon hij zijn hoofd er amper bij houden. Pas in oktober 1846 was de symfonie gereed. En dat vergeleken met de vier dagen van zijn Eerste! Wel had hij intensief de muziek van Johann Sebastian Bach bestudeerd, hetgeen duidelijk hoorbaar is. In het tweede Trio (in het wervelende Scherzo in de stijl van Mendelssohn) klinkt een beknopte fuga met daarin het thema BA­CH (de noten bes-a-c-b). En aan het begin van het prachtige en tedere langzame deel citeert Schumann het begin van de Triosonate uit Bachs Musikalisches Opfer. Maar ook is er zoals wel vaker bij Schumann een echo van Beethoven. Want na drie algemene pauzes (fermates) in de doorwerking van het laatste deel is er weer dat veel betekenende fragment uit Beethovens liedcyclus An die ferne Geliebte dat Schumann ook inlaste in zijn meeslepende Fantasie in C groot, opus 17 voor piano. Daarin had hij zijn verlangen naar Clara uitgeschreeuwd in de tijd dat haar vader hun omgang en briefwisseling verbood. Bij de geciteerde indringende noten horen de evenzo indringende woorden: ‘Nimm sie hin, denn, diese Lieder.’

‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had. Ja, ik kan wel zeggen dat het leek alsof mijn geest zich verzette en dat ik de weerstand die de muziek beïnvloedde juist probeerde te bevechten om zo mijn toestand te verbeteren. Het eerste deel is vol van die strijd en qua karakter zeer humeurig en weerbarstig.’ Dat schreef Schumann over zijn ­Tweede symfonie in C groot aan zijn vriend en latere biograaf Joseph Wasielewski. Pas bij het laatste deel leek hij zich weer in orde te voelen, en helemaal na voltooiing van de symfonie. 

Robert Schumann: ‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had’

Tijdens de concerttournee met zijn vrouw Clara naar Rusland in 1844 werd Schumann geplaagd door depressiviteit, duizeligheid en gesuis in zijn oren. Ook toen hij in december 1845 Schuberts Negende symfonie hoorde en begon met de schetsen van zijn Tweede symfonie, kon hij zijn hoofd er amper bij houden. Pas in oktober 1846 was de symfonie gereed. En dat vergeleken met de vier dagen van zijn Eerste! Wel had hij intensief de muziek van Johann Sebastian Bach bestudeerd, hetgeen duidelijk hoorbaar is. In het tweede Trio (in het wervelende Scherzo in de stijl van Mendelssohn) klinkt een beknopte fuga met daarin het thema BA­CH (de noten bes-a-c-b). En aan het begin van het prachtige en tedere langzame deel citeert Schumann het begin van de Triosonate uit Bachs Musikalisches Opfer. Maar ook is er zoals wel vaker bij Schumann een echo van Beethoven. Want na drie algemene pauzes (fermates) in de doorwerking van het laatste deel is er weer dat veel betekenende fragment uit Beethovens liedcyclus An die ferne Geliebte dat Schumann ook inlaste in zijn meeslepende Fantasie in C groot, opus 17 voor piano. Daarin had hij zijn verlangen naar Clara uitgeschreeuwd in de tijd dat haar vader hun omgang en briefwisseling verbood. Bij de geciteerde indringende noten horen de evenzo indringende woorden: ‘Nimm sie hin, denn, diese Lieder.’

door Clemens Romijn

Henry Purcell (1659-1695)

Mars uit ‘Funeral Music for Queen Mary’

door Clemens Romijn

Wie in hartje Londen de Westminster Abbey binnenloopt, behoort tot de jaarlijks meer dan een miljoen bezoekers van dit machtige gebouw. Zevenhonderd jaar levende geschiedenis ligt er opgetast binnen de gotische muren, zichtbaar en onzichtbaar. Hier zetten koningen en koninginnen hun historische schreden, maar ook staatsmannen en soldaten, priesters, helden en schurken. En niet te vergeten: componisten, organisten en een onafzienbaar leger van orkestleden en koorzangers. Beroemde toondichters als Orlando Gibbons, Georg Friedrich Hän­del en Ralph Vaughan Williams vonden in Westminster Abbey hun laatste rustplaats.

Wie in hartje Londen de Westminster Abbey binnenloopt, behoort tot de jaarlijks meer dan een miljoen bezoekers van dit machtige gebouw. Zevenhonderd jaar levende geschiedenis ligt er opgetast binnen de gotische muren, zichtbaar en onzichtbaar. Hier zetten koningen en koninginnen hun historische schreden, maar ook staatsmannen en soldaten, priesters, helden en schurken. En niet te vergeten: componisten, organisten en een onafzienbaar leger van orkestleden en koorzangers. Beroemde toondichters als Orlando Gibbons, Georg Friedrich Hän­del en Ralph Vaughan Williams vonden in Westminster Abbey hun laatste rustplaats.

  • Henry Purcell

    Door John Closterman, ca. 1695

    Henry Purcell

    Door John Closterman, ca. 1695

  • Henry Purcell

    Door John Closterman, ca. 1695

    Henry Purcell

    Door John Closterman, ca. 1695

Aan de voet van het orgel in de abdij bevindt zich het graf van een andere beroemde Engelsman. We weten zijn geboortejaar, 1659, zijn precieze sterfdatum, 21 november 1695, en nog een paar schaarse gegevens over zijn leven, maar het meest misschien nog wel over zijn muziek: Henry Purcell, de grootste componist van Engeland en ongeveer net zo jong gestorven als Wolfgang Amadeus Mozart en Franz Schubert. Hij was de eerste die een volledige Engelstalige opera componeerde: Dido and Aeneas.

Kroonjuweel van Purcells religieuze muziek is zijn Funeral Music for Queen Mary uit 1695, een hartverscheurende reflectie op de menselijke sterfelijkheid maar ook een hoogstpersoonlijk afscheid van Purcells geliefde vorstin. Deze met dissonanten en wrange harmonieën gekruide muziek zou enkele maanden later nota bene Purcells eigen begrafenis vergezellen. De componist leverde een groot deel van de muziek die tijdens de begrafenisdienst voor Queen Mary op 5 maart 1695 werd uitgevoerd in Westminster Abbey, inclusief een Mars die klonk terwijl de begrafenisstoet zich door de Londense straten verplaatste in de richting van de abdijkerk.

Aan de voet van het orgel in de abdij bevindt zich het graf van een andere beroemde Engelsman. We weten zijn geboortejaar, 1659, zijn precieze sterfdatum, 21 november 1695, en nog een paar schaarse gegevens over zijn leven, maar het meest misschien nog wel over zijn muziek: Henry Purcell, de grootste componist van Engeland en ongeveer net zo jong gestorven als Wolfgang Amadeus Mozart en Franz Schubert. Hij was de eerste die een volledige Engelstalige opera componeerde: Dido and Aeneas.

Kroonjuweel van Purcells religieuze muziek is zijn Funeral Music for Queen Mary uit 1695, een hartverscheurende reflectie op de menselijke sterfelijkheid maar ook een hoogstpersoonlijk afscheid van Purcells geliefde vorstin. Deze met dissonanten en wrange harmonieën gekruide muziek zou enkele maanden later nota bene Purcells eigen begrafenis vergezellen. De componist leverde een groot deel van de muziek die tijdens de begrafenisdienst voor Queen Mary op 5 maart 1695 werd uitgevoerd in Westminster Abbey, inclusief een Mars die klonk terwijl de begrafenisstoet zich door de Londense straten verplaatste in de richting van de abdijkerk.

door Clemens Romijn

Benjamin Britten (1913-1976)

Vioolconcert

door Clemens Romijn

Benjamin Britten was een van de markante figuren uit het twintigste-eeuwse muziekleven. Achter zijn componeertafel wist hij ontroerende, geestrijke en indringende nieuwe muziek op papier te zetten, zonder gebruik te maken van de moderne compositietechnieken die bij zo veel collega’s op het Europese vasteland van zijn tijd gangbaar waren. Daardoor heeft zijn oeuvre een geheel eigen plaats in de ‘hedendaagse’ muziek.

Benjamin Britten was een van de markante figuren uit het twintigste-eeuwse muziekleven. Achter zijn componeertafel wist hij ontroerende, geestrijke en indringende nieuwe muziek op papier te zetten, zonder gebruik te maken van de moderne compositietechnieken die bij zo veel collega’s op het Europese vasteland van zijn tijd gangbaar waren. Daardoor heeft zijn oeuvre een geheel eigen plaats in de ‘hedendaagse’ muziek.

  • Benjamin Britten

    Benjamin Britten

  • Benjamin Britten

    Benjamin Britten

Benjamin Britten in 1943

Britten streefde naar een moderner en meer kosmopolitisch geluid in het overwegend conservatieve Engeland. Critici verweten hem dat hij bewondering koesterde voor Ma­hler, Berg en Stravinsky, geen geschikte voorbeelden voor een jonge Britse musicus! Tegelijkertijd zocht Britten ook bewust aansluiting bij de eeuwenoude Engelse traditie en keek hij veelvuldig om, zoals naar Henry Purcell. 

Het Vioolconcert was een van de eerste werken die Britten schreef nadat hij vanwege zijn pacifistische opvattingen was uitgeweken naar de Verenigde ­Staten. Opvallend is hoe hij in het eerste deel het zachte en tedere openings­thema laat winnen van het tweede nogal agressieve thema, door dat tweede thema als het ware geleidelijk op te slokken. Bij de terugblik aan het einde van dit eerste deel is het tweede thema zelfs helemaal verdwenen. Het tweede deel is een soort scherzo dat herinneringen ophaalt aan het eerste deel, inclusief het zachte paukenpatroon dat ook klinkt onder het eerste thema van het eerste deel. De meeste ruimte heeft het laatste deel gekregen, een omvangrijke passacaglia zoals Britten hierna wel vaker zou schrijven, en die hier onbestemd eindigt. Is het aan het eind nou majeur of mineur?

Benjamin Britten in 1943

Britten streefde naar een moderner en meer kosmopolitisch geluid in het overwegend conservatieve Engeland. Critici verweten hem dat hij bewondering koesterde voor Ma­hler, Berg en Stravinsky, geen geschikte voorbeelden voor een jonge Britse musicus! Tegelijkertijd zocht Britten ook bewust aansluiting bij de eeuwenoude Engelse traditie en keek hij veelvuldig om, zoals naar Henry Purcell. 

Het Vioolconcert was een van de eerste werken die Britten schreef nadat hij vanwege zijn pacifistische opvattingen was uitgeweken naar de Verenigde ­Staten. Opvallend is hoe hij in het eerste deel het zachte en tedere openings­thema laat winnen van het tweede nogal agressieve thema, door dat tweede thema als het ware geleidelijk op te slokken. Bij de terugblik aan het einde van dit eerste deel is het tweede thema zelfs helemaal verdwenen. Het tweede deel is een soort scherzo dat herinneringen ophaalt aan het eerste deel, inclusief het zachte paukenpatroon dat ook klinkt onder het eerste thema van het eerste deel. De meeste ruimte heeft het laatste deel gekregen, een omvangrijke passacaglia zoals Britten hierna wel vaker zou schrijven, en die hier onbestemd eindigt. Is het aan het eind nou majeur of mineur?

door Clemens Romijn

Robert Schumann (1810-1856)

Tweede symfonie

door Clemens Romijn

Op het gebied van de symfonie worstelde Robert Schumann jarenlang met een serieus antwoord op zijn idool Ludwig van Beethoven. Hij was er vroeg bij. Op zijn 22ste al hield hij een deel uit zijn jeugdsymfonie in g klein ten doop, waarin hij zich spiegelde aan Beethovens Vijfde symfonie. Johannes Brahms was over de veertig, Edward Elgar over de vijftig en César Franck zelfs over de zestig toen zij hun eerste symfonieën prijsgaven.

Op het gebied van de symfonie worstelde Robert Schumann jarenlang met een serieus antwoord op zijn idool Ludwig van Beethoven. Hij was er vroeg bij. Op zijn 22ste al hield hij een deel uit zijn jeugdsymfonie in g klein ten doop, waarin hij zich spiegelde aan Beethovens Vijfde symfonie. Johannes Brahms was over de veertig, Edward Elgar over de vijftig en César Franck zelfs over de zestig toen zij hun eerste symfonieën prijsgaven.

  • Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

    Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

  • Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

    Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had. Ja, ik kan wel zeggen dat het leek alsof mijn geest zich verzette en dat ik de weerstand die de muziek beïnvloedde juist probeerde te bevechten om zo mijn toestand te verbeteren. Het eerste deel is vol van die strijd en qua karakter zeer humeurig en weerbarstig.’ Dat schreef Schumann over zijn ­Tweede symfonie in C groot aan zijn vriend en latere biograaf Joseph Wasielewski. Pas bij het laatste deel leek hij zich weer in orde te voelen, en helemaal na voltooiing van de symfonie. 

Robert Schumann: ‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had’

Tijdens de concerttournee met zijn vrouw Clara naar Rusland in 1844 werd Schumann geplaagd door depressiviteit, duizeligheid en gesuis in zijn oren. Ook toen hij in december 1845 Schuberts Negende symfonie hoorde en begon met de schetsen van zijn Tweede symfonie, kon hij zijn hoofd er amper bij houden. Pas in oktober 1846 was de symfonie gereed. En dat vergeleken met de vier dagen van zijn Eerste! Wel had hij intensief de muziek van Johann Sebastian Bach bestudeerd, hetgeen duidelijk hoorbaar is. In het tweede Trio (in het wervelende Scherzo in de stijl van Mendelssohn) klinkt een beknopte fuga met daarin het thema BA­CH (de noten bes-a-c-b). En aan het begin van het prachtige en tedere langzame deel citeert Schumann het begin van de Triosonate uit Bachs Musikalisches Opfer. Maar ook is er zoals wel vaker bij Schumann een echo van Beethoven. Want na drie algemene pauzes (fermates) in de doorwerking van het laatste deel is er weer dat veel betekenende fragment uit Beethovens liedcyclus An die ferne Geliebte dat Schumann ook inlaste in zijn meeslepende Fantasie in C groot, opus 17 voor piano. Daarin had hij zijn verlangen naar Clara uitgeschreeuwd in de tijd dat haar vader hun omgang en briefwisseling verbood. Bij de geciteerde indringende noten horen de evenzo indringende woorden: ‘Nimm sie hin, denn, diese Lieder.’

‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had. Ja, ik kan wel zeggen dat het leek alsof mijn geest zich verzette en dat ik de weerstand die de muziek beïnvloedde juist probeerde te bevechten om zo mijn toestand te verbeteren. Het eerste deel is vol van die strijd en qua karakter zeer humeurig en weerbarstig.’ Dat schreef Schumann over zijn ­Tweede symfonie in C groot aan zijn vriend en latere biograaf Joseph Wasielewski. Pas bij het laatste deel leek hij zich weer in orde te voelen, en helemaal na voltooiing van de symfonie. 

Robert Schumann: ‘Ik maakte de schetsen van deze symfonie toen ik psychisch zeer te lijden had’

Tijdens de concerttournee met zijn vrouw Clara naar Rusland in 1844 werd Schumann geplaagd door depressiviteit, duizeligheid en gesuis in zijn oren. Ook toen hij in december 1845 Schuberts Negende symfonie hoorde en begon met de schetsen van zijn Tweede symfonie, kon hij zijn hoofd er amper bij houden. Pas in oktober 1846 was de symfonie gereed. En dat vergeleken met de vier dagen van zijn Eerste! Wel had hij intensief de muziek van Johann Sebastian Bach bestudeerd, hetgeen duidelijk hoorbaar is. In het tweede Trio (in het wervelende Scherzo in de stijl van Mendelssohn) klinkt een beknopte fuga met daarin het thema BA­CH (de noten bes-a-c-b). En aan het begin van het prachtige en tedere langzame deel citeert Schumann het begin van de Triosonate uit Bachs Musikalisches Opfer. Maar ook is er zoals wel vaker bij Schumann een echo van Beethoven. Want na drie algemene pauzes (fermates) in de doorwerking van het laatste deel is er weer dat veel betekenende fragment uit Beethovens liedcyclus An die ferne Geliebte dat Schumann ook inlaste in zijn meeslepende Fantasie in C groot, opus 17 voor piano. Daarin had hij zijn verlangen naar Clara uitgeschreeuwd in de tijd dat haar vader hun omgang en briefwisseling verbood. Bij de geciteerde indringende noten horen de evenzo indringende woorden: ‘Nimm sie hin, denn, diese Lieder.’

door Clemens Romijn

Biografie

Koninklijk Concertgebouworkest, orkest

Het Koninklijk Concertgebouworkest wordt wereldwijd geroemd om zijn uitvoeringen van Mahler en Bruckner en langlopende concerttradities als de Passieuitvoering en de Kerstmatinee. Sinds de oprichting in 1888 werkt het orkest met de meest vooraanstaande dirigenten en solisten. Componisten als Richard Strauss, Gustav Mahler en Igor Stravinsky dirigeerden meermaals het Concertgebouworkest; nog steeds werkt het orkest veelvuldig samen met hedendaagse componisten.   

Bij de geroemde klank van het orkest speelt de bijzondere akoestiek van Het Concertgebouw een belangrijke rol. Bepalend is ook de invloed van de orkestmusici, en van de tot nu toe zeven chef-dirigenten: Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly, Mariss Jansons en Daniele Gatti. In 2022 maakte het orkest bekend dat Klaus Mäkelä in september 2027 de achtste chef-dirigent wordt.

Bij het honderdjarig jubileum kreeg het orkest het predicaat Koninklijk. Hare Majesteit Koningin Máxima is beschermvrouwe. Met zo’n 80 concerten in Het Concertgebouw en 40 op andere belangrijke podia bereikt het orkest jaarlijks 250.000 concertbezoekers wereldwijd. Dat bereik wordt verveelvoudigd door video’s, streams, radio- en tv-uitzendingen en cd’s en dvd’s op onder meer het label RCO Live.   

De Academie van het Concertgebouworkest leidt talentvolle jonge musici op voor het orkestvak. In het zomerproject Concertgebouworkest Young komen verborgen talenten van 14 tot en met 17 jaar uit heel Europa samen.   

Het Concertgebouworkest is dankbaar voor de financiële steun van het ministerie van OCW, de gemeente Amsterdam, global partners ING, Unilever en Booking.com, sponsoren, fondsen en vele donateurs wereldwijd. Het grootste deel van de eigen inkomsten komt uit concertopbrengsten in binnen- en buitenland. 

Bekijk hier alle musici van het Koninklijk Concertgebouworkest

Klaus Mäkelä, dirigent

Klaus Mäkelä is chef-dirigent van het Oslo Filharmonisch Orkest sinds 2020 en muziekdirecteur van het Orchestre de Paris sinds 2021.

In september 2020 maakte hij een overtuigend debuut bij het Concertgebouw­orkest; in 2022 werd bekendgemaakt dat de Fin in 2027 de achtste chef-dirigent van het orkest wordt. Tegelijkertijd begint hij dan als music director van het Chicago Symphony Orchestra.

Klaus Mäkelä heeft een exclusief contract met Decca Classics, waarvoor hij met het Oslo Filharmonisch Orkest onder meer alle symfonieën van Sibelius en de nrs. 4, 5 en 6 van Sjostakovitsj opnam en met het Orchestre de Paris twee albums gewijd aan de Ballets Russes-werken van Debussy en Stravinsky.

Met het Oslo Filharmonisch Orkest reisde Klaus ­Mäkelä onder meer door Oost-Azië. Bij het ­Orchestre de Paris ligt de focus op Franse componisten en nieuwe muziek tijdens concerten in heel Europa en op tournee in Azië. Bij het Concertgebouworkest leidt hij in seizoen 2024/2025 onder meer de Kerstmatinee en het Annual Gala. Ook ondernam hij in november een tournee door de Verenigde Staten en dirigeert hij in mei Mahlers symfonieën nr. 1 en 8 tijdens het Mahler Festival.

Als gastdirigent keert Klaus Mäkelä dit seizoen terug bij onder meer de ­Berliner Philharmoniker en The Cleveland ­Orchestra en maakt hij zijn debuut bij de Wiener Philharmoniker. Als cellist speelt hij bij gelegenheid samen met leden van het Concertgebouworkest en zijn orkesten in Oslo en Parijs, en speelt hij iedere zomer op het Verbier Festival.

Klaus Mäkelä studeerde orkestdirectie aan de Sibelius-Academie in Helsinki bij Jorma Panula en cello bij Marko Ylönen, Timo Hanhinen en Hannu Kiiski.

Janine Jansen, viool

Janine Jansen behoort tot de grootste violisten ter wereld. Niet voor niets reisde ze al diverse malen mee met het Concertgebouworkest, zoals in 2010 op tournee door Spanje en de Verenigde Staten, in april 2011 naar Berlijn (staatsbezoek), in februari 2012 naar China en Korea, in maart 2013 naar Zuid-Afrika en in 2017 opnieuw naar China.

Sinds haar dubbele debuut in december 2004 met het Vioolconcert van Britten en het Tweede vioolconcert van Prokofjev is ze met grote regelmaat te gast. Zo bracht ze in 2014 met het Concertgebouworkest de wereldpremière van Michel van der Aa’s Vioolconcert.

In seizoen 2020/2021 was ze artist in residence, al werd dat door de coronapandemie grotendeels gedwarsboomd. De meest recente samenwerking met het Concertgebouworkest betrof Mozarts Vierde vioolconcert, KV 218 onder leiding van Herbert Blomstedt in januari 2023.

Janine Jansen soleert ook bij orkesten als het Chicago Symphony Orchestra, The Philadelphia Orchestra, het London Symphony Orchestra en de Berliner en Wiener Philharmoniker. Kamermuziek speelt de violiste graag met muzikale vrienden als Leif Ove Andsnes, Martin Fröst, Itamar Golan, Mischa Maisky en Julian Rachlin. In maart 2024 had ze een eigen festival ron­dom de muziek van Bach in Het Concertgebouw.

Janine Jansen won onder meer vier Edisons, viermaal een Echo Klassik, de VSCD Klassieke Muziekprijs (2008), de Instrumentalist Award van de Royal Philharmonic Society (2009), de Concertgebouw Prijs (2013) en de Johannes Vermeer Prijs (2018).

Janine Jansen studeerde bij Coosje Wijzenbeek, Philipp Hirshhorn en Boris Belkin. Ze bespeelt de ‘Shumsky-Rode’-Stradivarius uit 1715. Afgelopen 3 december gaf Janine Jansen een recital in de Grote Zaal met pianist Denis Kozhukhin.