Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Contrabassist Théotime Voisin: ‘Mijn bas groeide letterlijk met me mee’

door Henriette Posthuma de Boer
28 jan. 2025 28 januari 2025

Théotime Voisin is bij het Concertgebouworkest eerste plaatsvervangend aanvoerder van de contrabassen. Wie is hij, en wat houdt die functie eigenlijk in? ‘Een echt goede musicus word je pas met veel levenservaring.’

  • Théotime Voisin

    Foto: Eduardes Lee

    Théotime Voisin

    Foto: Eduardes Lee

  • Théotime Voisin

    Foto: Eduardes Lee

    Théotime Voisin

    Foto: Eduardes Lee

Vijf jaar was hij toen hij in zijn geboortestad Montpellier op een zestiende (1/16) basje zijn leven als contrabassist begon. Muziek werd hem en zijn twee oudere broers door hun ouders, beiden wiskundigen, aangeboden als liefhebberij. Om hun zonen naast school iets leuks te laten ontdekken. Théotime bleek het meer dan leuk te vinden, koos voor de contrabas en had het geluk de juiste leraar te treffen. Misschien zou een cello logischer zijn geweest voor een jongetje van vijf, maar dat was niet zijn wens. Contrabas moest het worden, naar het voorbeeld van zijn oudste broer, al heeft die er niet zijn beroep van gemaakt. ‘Het was niet gebruikelijk dat zo’n klein kind kiest voor contrabas, dus mijn ouders moesten helemaal naar Parijs om zo’n zestiende basje voor me te zoeken.’ Wanneer hij overstapte op een achtste en een kwart bas kan hij zich niet herinneren en zelfs niet het moment dat hij zijn eerste volwassen instrument in handen kreeg. ‘Het zal op mijn dertiende zijn geweest. Ik ben samen met die bas opgegroeid, letterlijk, het instrument groeide met me mee.’ 

Ons gesprek speelt zich af in meerdere talen: zijn lang niet ac­centvrije Neder­lands schiet vaak tekort om een en ander helder uit te leggen, dan moeten Frans en soms Engels uitkomst bieden. Met zijn tengere postuur en opvallend slanke handen lijkt hij niet het prototype van een contrabassist. ‘Maar mijn handen zijn groot, dus heel geschikt voor de contrabas. En bovendien ben ik lang! En verder vraagt het instrument een goede fysieke conditie van de speler.’ 

Muzikale oorlog

Toen hij in oktober 2016, 24 jaar jong, zijn plaats in het Concertgebouworkest kreeg, had hij al een schat aan les- en orkest­ervaring achter de rug. ‘Ik heb heel veel gestudeerd, bij zo’n vijf verschillende leraren – bijna allemaal aanvoerders in gerenommeerde orkesten. Op mijn veertiende speelde ik al in het European Union Youth Orchestra (EUYO), maar ik had toch het gevoel dat ik nog lang niet klaar was. Bij concoursen en festivals werd ik geconfronteerd met de muzikale strijd tussen verschillende scholen, met allemaal hun eigen manier van spelen. Daar wilde ik meer van weten. De Franse school kende ik, maar de Italiaanse, Russische en Tsjechische, die meer op de Duitse lijken, hoe verschillen die scholen van elkaar in klank, techniek, articulatie, manier van strijken? Ik ben nieuwsgierig en wilde zoveel mogelijk leren en ontdekken. Uiteindelijk ben ik een mix van alles geworden. Ik heb veel geleerd, maar het kan altijd nog beter, want als muzikale perfectionist stel ik heel hoge eisen.’ 

Plaatsvervangend aanvoerder

In het Concertgebouworkest is hij nu dus eerste plaatsvervangend aanvoerder. Een verantwoordelijke taak, want daarmee is hij een belangrijke schakel in de contrabassectie met zowel uitvoerende als organisatorische taken. Zo valt hij in wanneer de aanvoerder (in dit geval Dominic Seldis) afwezig of ziek is. ‘Gelukkig zijn de aanvoerders van ons orkest zelden ziek’, constateert Théotime tevreden. ‘En als de aanvoerder bijvoorbeeld een solopartij heeft, is de eerste plaatsvervanger even de leider van de groep, al neem je geen beslissingen achter de rug van de aanvoerder om.’ 

‘Pas in Amsterdam ontdekte ik dat een orkest behalve een heel hoog niveau ook een heel goede mentaliteit kan hebben’

‘Naast de eerste is er ook nog een tweede plaatsvervangend aanvoerder, bij ons is dat Mariëtta Feltkamp, maar als eerste ben je bij afwezigheid van de aanvoerder ook het eerst aan de beurt. Je staat eigenlijk altijd aan.’ 

Hij voelt zich goed in dit orkest. ‘Er overheerst hier geen school, dat maakt het zo leuk, die openheid.’ Ervaring genoeg om dat met overtuiging te kunnen zeggen. ‘Na het EUYO speelde ik onder meer een seizoen als gastaanvoerder in het Orchestre de la Suisse Romande in Genève. Een nuttige ervaring, maar de sfeer beviel me minder. Ik was ook nog wel erg jong voor de functie van aanvoerder. Franse orkesten kende ik al: ik was aanvoerder geweest bij het Orchestre National du Capitole de Toulouse en ik heb ook een paar keer meegespeeld in Parijse orkesten, waar de mentaliteit niets voor mij bleek. Pas hier in Amsterdam ontdekte ik dat een orkest behalve een heel hoog niveau ook een heel goede mentaliteit kan hebben. Echt muziek maken, daar gaat het om. Dat kan dit orkest en daarom wilde ik hier spelen.’

Vijf jaar was hij toen hij in zijn geboortestad Montpellier op een zestiende (1/16) basje zijn leven als contrabassist begon. Muziek werd hem en zijn twee oudere broers door hun ouders, beiden wiskundigen, aangeboden als liefhebberij. Om hun zonen naast school iets leuks te laten ontdekken. Théotime bleek het meer dan leuk te vinden, koos voor de contrabas en had het geluk de juiste leraar te treffen. Misschien zou een cello logischer zijn geweest voor een jongetje van vijf, maar dat was niet zijn wens. Contrabas moest het worden, naar het voorbeeld van zijn oudste broer, al heeft die er niet zijn beroep van gemaakt. ‘Het was niet gebruikelijk dat zo’n klein kind kiest voor contrabas, dus mijn ouders moesten helemaal naar Parijs om zo’n zestiende basje voor me te zoeken.’ Wanneer hij overstapte op een achtste en een kwart bas kan hij zich niet herinneren en zelfs niet het moment dat hij zijn eerste volwassen instrument in handen kreeg. ‘Het zal op mijn dertiende zijn geweest. Ik ben samen met die bas opgegroeid, letterlijk, het instrument groeide met me mee.’ 

Ons gesprek speelt zich af in meerdere talen: zijn lang niet ac­centvrije Neder­lands schiet vaak tekort om een en ander helder uit te leggen, dan moeten Frans en soms Engels uitkomst bieden. Met zijn tengere postuur en opvallend slanke handen lijkt hij niet het prototype van een contrabassist. ‘Maar mijn handen zijn groot, dus heel geschikt voor de contrabas. En bovendien ben ik lang! En verder vraagt het instrument een goede fysieke conditie van de speler.’ 

Muzikale oorlog

Toen hij in oktober 2016, 24 jaar jong, zijn plaats in het Concertgebouworkest kreeg, had hij al een schat aan les- en orkest­ervaring achter de rug. ‘Ik heb heel veel gestudeerd, bij zo’n vijf verschillende leraren – bijna allemaal aanvoerders in gerenommeerde orkesten. Op mijn veertiende speelde ik al in het European Union Youth Orchestra (EUYO), maar ik had toch het gevoel dat ik nog lang niet klaar was. Bij concoursen en festivals werd ik geconfronteerd met de muzikale strijd tussen verschillende scholen, met allemaal hun eigen manier van spelen. Daar wilde ik meer van weten. De Franse school kende ik, maar de Italiaanse, Russische en Tsjechische, die meer op de Duitse lijken, hoe verschillen die scholen van elkaar in klank, techniek, articulatie, manier van strijken? Ik ben nieuwsgierig en wilde zoveel mogelijk leren en ontdekken. Uiteindelijk ben ik een mix van alles geworden. Ik heb veel geleerd, maar het kan altijd nog beter, want als muzikale perfectionist stel ik heel hoge eisen.’ 

Plaatsvervangend aanvoerder

In het Concertgebouworkest is hij nu dus eerste plaatsvervangend aanvoerder. Een verantwoordelijke taak, want daarmee is hij een belangrijke schakel in de contrabassectie met zowel uitvoerende als organisatorische taken. Zo valt hij in wanneer de aanvoerder (in dit geval Dominic Seldis) afwezig of ziek is. ‘Gelukkig zijn de aanvoerders van ons orkest zelden ziek’, constateert Théotime tevreden. ‘En als de aanvoerder bijvoorbeeld een solopartij heeft, is de eerste plaatsvervanger even de leider van de groep, al neem je geen beslissingen achter de rug van de aanvoerder om.’ 

‘Pas in Amsterdam ontdekte ik dat een orkest behalve een heel hoog niveau ook een heel goede mentaliteit kan hebben’

‘Naast de eerste is er ook nog een tweede plaatsvervangend aanvoerder, bij ons is dat Mariëtta Feltkamp, maar als eerste ben je bij afwezigheid van de aanvoerder ook het eerst aan de beurt. Je staat eigenlijk altijd aan.’ 

Hij voelt zich goed in dit orkest. ‘Er overheerst hier geen school, dat maakt het zo leuk, die openheid.’ Ervaring genoeg om dat met overtuiging te kunnen zeggen. ‘Na het EUYO speelde ik onder meer een seizoen als gastaanvoerder in het Orchestre de la Suisse Romande in Genève. Een nuttige ervaring, maar de sfeer beviel me minder. Ik was ook nog wel erg jong voor de functie van aanvoerder. Franse orkesten kende ik al: ik was aanvoerder geweest bij het Orchestre National du Capitole de Toulouse en ik heb ook een paar keer meegespeeld in Parijse orkesten, waar de mentaliteit niets voor mij bleek. Pas hier in Amsterdam ontdekte ik dat een orkest behalve een heel hoog niveau ook een heel goede mentaliteit kan hebben. Echt muziek maken, daar gaat het om. Dat kan dit orkest en daarom wilde ik hier spelen.’

  • Théotime Voisin

    Foto: Eduardus Lee

    Théotime Voisin

    Foto: Eduardus Lee

  • Théotime Voisin

    Foto: Eduardes Lee

    Théotime Voisin

    Foto: Eduardes Lee

  • Théotime Voisin

    Foto: Eduardus Lee

    Théotime Voisin

    Foto: Eduardus Lee

  • Théotime Voisin

    Foto: Eduardes Lee

    Théotime Voisin

    Foto: Eduardes Lee

Nooit klagen

Een van de lessen die het muziekleven hem leerde is dat je nooit moet klagen in een orkest. ‘Dan moet je maar in je eentje gaan spelen. Je speelt met een groep van zo’n tachtig musici, dan moet je accepteren dat het niet precies kan gaan zoals jij zou willen. Heel soms gebeurt het wél en dat is super. Mijn filosofie is niet te veel aan mijn mening te hangen – zelfs als solist ben je meestal met iemand samen aan het spelen. Ik heb geleerd me aan te passen en vind het gewoon fijn om samen te spelen. Welke interpretatie en welk stuk doet er dan minder toe, al heb ik wel mijn favorieten. Richard Strauss, bijvoorbeeld, en Brahms, Russische componisten, de opera’s van Verdi.’ 

In 2011 bracht zijn liefde voor het avontuur en een samenwerking met de Alliance Française hem naar Ecuador, voor een benefiettournee ten behoeve van kinderen met kanker. Samen met een pianist gaf hij in verschillende steden concerten en masterclasses met voornamelijk Franse muziek. Ook werkte hij samen met de populaire Ecuadoriaanse zanger Hernán Sotomayor, van wie hij een lied arrangeerde. ‘Eén daarvan speelden we als toegift op een avond dat hij in de zaal zat en het podium op kwam om met ons mee te musiceren. Tot verrassing en vreugde van het publiek.’

Solo

Hoeveel Voisin ook van het orkest houdt, daarnaast heeft hij altijd met evenveel liefde aan het solorepertoire voor contrabas gewerkt. Met pianist Maurice van Schoonhoven vormt hij een vast duo, Vertigo, waarmee hij in 2021 het complete werk van Giovanni Bottesini op video opnam ter ere van de tweehonderdste geboortedag van deze iconische componist voor de contrabas. ‘We hebben ook een versie samen met een acteur uitgevoerd, met succes. Dat soort dingen willen we vaker gaan doen. Het is een van onze ideeën om meer bekendheid te geven aan de bas als solo-instrument.

Op mijn vraag wat een musicus tot een ideale interpreet maakt, antwoordt hij, na enig nadenken: ‘Een echt goede musicus word je pas met veel levens­ervaring.’

Nooit klagen

Een van de lessen die het muziekleven hem leerde is dat je nooit moet klagen in een orkest. ‘Dan moet je maar in je eentje gaan spelen. Je speelt met een groep van zo’n tachtig musici, dan moet je accepteren dat het niet precies kan gaan zoals jij zou willen. Heel soms gebeurt het wél en dat is super. Mijn filosofie is niet te veel aan mijn mening te hangen – zelfs als solist ben je meestal met iemand samen aan het spelen. Ik heb geleerd me aan te passen en vind het gewoon fijn om samen te spelen. Welke interpretatie en welk stuk doet er dan minder toe, al heb ik wel mijn favorieten. Richard Strauss, bijvoorbeeld, en Brahms, Russische componisten, de opera’s van Verdi.’ 

In 2011 bracht zijn liefde voor het avontuur en een samenwerking met de Alliance Française hem naar Ecuador, voor een benefiettournee ten behoeve van kinderen met kanker. Samen met een pianist gaf hij in verschillende steden concerten en masterclasses met voornamelijk Franse muziek. Ook werkte hij samen met de populaire Ecuadoriaanse zanger Hernán Sotomayor, van wie hij een lied arrangeerde. ‘Eén daarvan speelden we als toegift op een avond dat hij in de zaal zat en het podium op kwam om met ons mee te musiceren. Tot verrassing en vreugde van het publiek.’

Solo

Hoeveel Voisin ook van het orkest houdt, daarnaast heeft hij altijd met evenveel liefde aan het solorepertoire voor contrabas gewerkt. Met pianist Maurice van Schoonhoven vormt hij een vast duo, Vertigo, waarmee hij in 2021 het complete werk van Giovanni Bottesini op video opnam ter ere van de tweehonderdste geboortedag van deze iconische componist voor de contrabas. ‘We hebben ook een versie samen met een acteur uitgevoerd, met succes. Dat soort dingen willen we vaker gaan doen. Het is een van onze ideeën om meer bekendheid te geven aan de bas als solo-instrument.

Op mijn vraag wat een musicus tot een ideale interpreet maakt, antwoordt hij, na enig nadenken: ‘Een echt goede musicus word je pas met veel levens­ervaring.’

  • Contrabas van Théotime Voisin

    Foto: Eduardes Lee

    Contrabas van Théotime Voisin

    Foto: Eduardes Lee

  • Contrabas van Théotime Voisin

    Foto: Eduardes Lee

    Contrabas van Théotime Voisin

    Foto: Eduardes Lee

De contrabas van Théotime Voisin

‘De bas waar ik al mijn soloprojecten op speel, is een modern instrument uit 1996, dat ik heb gekocht bij Jean Auray, de beste contrabasbouwer in Frankrijk. Ik probeerde de bas uit in zijn werkplaats in Villefranche-sur-Saône en wist meteen: dat is ’m! Hij heeft als voordeel dat hij in twee stukken vervoerd kan worden: hals en kast apart, zodat hij in een speciale koffer past waarmee je makkelijk kunt reizen. Het is een heel mooi instrument. 

In het orkest speelde ik aanvankelijk op een Otto [een vijfsnarige bas gebouwd door Louis Otto uit Düsseldorf, red.], een van de tien die Willem Mengelberg nog heeft besteld. Met toestemming van de Founda­tion Concertgebouworkest mocht ik op zoek naar een beter instrument en zo kwam deze Vincenzo Corain op mijn pad, een prachtige bas uit 1848, een van de slechts twee exemplaren van deze bouwer uit Triëst. Een instrument dat perfect past bij mijn manier van spelen en waar ik nog veel mee kan ontdekken. We raken nooit uitgepraat.’

De contrabas van Théotime Voisin

‘De bas waar ik al mijn soloprojecten op speel, is een modern instrument uit 1996, dat ik heb gekocht bij Jean Auray, de beste contrabasbouwer in Frankrijk. Ik probeerde de bas uit in zijn werkplaats in Villefranche-sur-Saône en wist meteen: dat is ’m! Hij heeft als voordeel dat hij in twee stukken vervoerd kan worden: hals en kast apart, zodat hij in een speciale koffer past waarmee je makkelijk kunt reizen. Het is een heel mooi instrument. 

In het orkest speelde ik aanvankelijk op een Otto [een vijfsnarige bas gebouwd door Louis Otto uit Düsseldorf, red.], een van de tien die Willem Mengelberg nog heeft besteld. Met toestemming van de Founda­tion Concertgebouworkest mocht ik op zoek naar een beter instrument en zo kwam deze Vincenzo Corain op mijn pad, een prachtige bas uit 1848, een van de slechts twee exemplaren van deze bouwer uit Triëst. Een instrument dat perfect past bij mijn manier van spelen en waar ik nog veel mee kan ontdekken. We raken nooit uitgepraat.’

Lees meer interviews met orkestleden:

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.