'Fans weten soms meer van je dan collega's'
door Anna de Vey Mestdagh 25 aug. 2020 25 augustus 2020
Tweede violiste in het Concertgebouworkest Anna de Vey Mestdagh laat in haar maandelijkse column voor Preludium weten wat haar zoal bezighoudt. Deze maand: De trouwste orkestfans.
Onlangs kreeg ik een e-mail van Henk. Dat moet ik even nader uitleggen. Henk is een van de trouwste fans van het orkest en loopt zeker al een jaartje of zeventig met ons mee. Een paar jaar geleden heb ik hem leren kennen tijdens een praatje dat ik voorafgaande aan een van onze concerten hield in de Pleinfoyer en sindsdien hebben we regelmatig contact. In zijn mail informeerde hij naar het wel en wee van het orkest, vroeg hoe het met een aantal reeds lang gepensioneerde collega’s gaat en bracht mij enkele herinneringen van vér voor mijn tijd onder de aandacht.
Zo vertelde hij dat hij het zich nog levendig herinnert hoe zestig jaar geleden de onlangs overleden fagottist Kees Olthuis als jong broekie bij het Jeugd- en Muziekschoolorkest, waar Henk op dat moment bestuurslid was, kwam spelen. Vader Cor Olthuis, gerenommeerd dirigent, zat in de zaal en zorgde in eerste instantie voor enig angst en beven bij de jonge uitvoerenden. Jaren later werd Kees bij het Concertgebouworkest aangenomen en iedere keer dat Henk en Kees elkaar weer tegenkwamen in de wandelgangen begroetten ze elkaar, ondanks het leeftijdsverschil, met een vrolijk: ‘Dag, jongen!’
Een dergelijke persoonlijke band met het orkest en zijn leden zie je vaak bij trouwe bezoekers van Het Concertgebouw. Meestal weten ze meer van je dan je eigen collega’s: hoe lang je al in het orkest speelt, hoeveel kinderen je hebt, dat je er even tussenuit bent geweest. Wanneer je als orkestmusicus al dacht dat je min of meer incognito je partijtje kon komen meespelen, dan heb je het heel erg mis.
Onlangs heeft Henk in zijn woon-/slaapkamer een smart-tv laten installeren, zodat hij alle gestreamde concerten vanuit zijn luie stoel kan volgen. En op die manier al zijn orkestvrienden, van dichterbij dan ooit, nauwgezet kan bestuderen. De volgende keer dat er een camera voorbij komt zal ik even aan hem denken: ‘Dag, jongen!’
Onlangs kreeg ik een e-mail van Henk. Dat moet ik even nader uitleggen. Henk is een van de trouwste fans van het orkest en loopt zeker al een jaartje of zeventig met ons mee. Een paar jaar geleden heb ik hem leren kennen tijdens een praatje dat ik voorafgaande aan een van onze concerten hield in de Pleinfoyer en sindsdien hebben we regelmatig contact. In zijn mail informeerde hij naar het wel en wee van het orkest, vroeg hoe het met een aantal reeds lang gepensioneerde collega’s gaat en bracht mij enkele herinneringen van vér voor mijn tijd onder de aandacht.
Zo vertelde hij dat hij het zich nog levendig herinnert hoe zestig jaar geleden de onlangs overleden fagottist Kees Olthuis als jong broekie bij het Jeugd- en Muziekschoolorkest, waar Henk op dat moment bestuurslid was, kwam spelen. Vader Cor Olthuis, gerenommeerd dirigent, zat in de zaal en zorgde in eerste instantie voor enig angst en beven bij de jonge uitvoerenden. Jaren later werd Kees bij het Concertgebouworkest aangenomen en iedere keer dat Henk en Kees elkaar weer tegenkwamen in de wandelgangen begroetten ze elkaar, ondanks het leeftijdsverschil, met een vrolijk: ‘Dag, jongen!’
Een dergelijke persoonlijke band met het orkest en zijn leden zie je vaak bij trouwe bezoekers van Het Concertgebouw. Meestal weten ze meer van je dan je eigen collega’s: hoe lang je al in het orkest speelt, hoeveel kinderen je hebt, dat je er even tussenuit bent geweest. Wanneer je als orkestmusicus al dacht dat je min of meer incognito je partijtje kon komen meespelen, dan heb je het heel erg mis.
Onlangs heeft Henk in zijn woon-/slaapkamer een smart-tv laten installeren, zodat hij alle gestreamde concerten vanuit zijn luie stoel kan volgen. En op die manier al zijn orkestvrienden, van dichterbij dan ooit, nauwgezet kan bestuderen. De volgende keer dat er een camera voorbij komt zal ik even aan hem denken: ‘Dag, jongen!’