Componeerde Prokofjev zijn Tweede pianoconcert twee keer?
door Michiel Cleij 28 jan. 2025 28 januari 2025
Over de ontstaansgeschiedenis van het Tweede pianoconcert van Sergej Prokofjev valt heel wat te vertellen. Wat viel er zoal voor in die jaren in Sint-Petersburg en Parijs?
Manuscript verwoest
Buiten woedt de Revolutie. Binnen, in een woning die niet van jou is, probeer je er wat van te maken met vochtige dekens en een schamel rantsoen. Je hebt een paar eieren. En na doortastend zoeken vind je ook wat stapels oud papier om het fornuis mee op te stoken. Lekker toch, zo’n omeletje.
Aldus ging in 1917 het manuscript van Sergej Prokofjevs Tweede pianoconcert in vlammen op. De componist, in het buitenland verblijvend, werd door zijn vriend Boris Asafjev per brief over het droeve voorval geïnformeerd. Reden om aan Asafjevs verhaal te twijfelen had hij niet; precies vanwege dit soort chaotische toestanden had hij de wijk genomen. Rustig werken zat er thuis voorlopig niet in.
Het gecremeerde concert was weliswaar nog niet uitgegeven, maar al wel uitgevoerd. Solist was Prokofjev zelf geweest – een conservatoriumstudent nog, die zijn naam al had gevestigd als klaviervirtuoos met een bijna intimiderende techniek. Als aspirant-componist was hij evenwel controversieel, een vervaarlijke schuimkop op de modernistische golf die door de Russische kunsten spoelde. Dat hij het klassieke handwerk beheerste was evident; dat hij graag buiten de lijntjes kleurde eveneens. Met furieuze, hoogst dissonante pianostukken als de (treffend betitelde) Suggestion diabolique en Sarcasmes werd hij gezien als een exponent van de Russische Futuristen. Toch maakte hij daarvan geen deel uit. Prokofjev genoot van de aandacht, maar wilde nergens bij horen.
Ondertussen wankelde de oude Russische cultuur, en niet eens door Prokofjevs toedoen
Die première, in september 1913, vestigde zijn reputatie als beeldenstormer. Een jaar eerder was zijn aanzienlijk vriendelijker Eerste pianoconcert nog welwillend ontvangen, al was de consensus dat het stuk niet veel meer te bieden had dan pianistisch spierballenvertoon. De opvolger was ruim twee keer zo lang en ontegenzeggelijk diepzinniger, maar ook veel dwarser. De conservatieve musicus Alexander Siloti vergeleek ‘het parfum van Debussy’ met ‘de stank van Prokofjevs pianoconcert.’ De jongere garde daarentegen was razend enthousiast. Prokofjevs klasgenoot Nikolaj Mjaskovski schreef in een lovend artikel: ‘Het is verfrissend, meeslepend, intiemer van karakter dan het eerste concert, maar ook veel moeilijker [...]. Er zitten heel bijzondere passages in, totaal nieuw en betoverend.’
Naar Amerika en Europa
Het stuk droeg in elk geval bij aan Prokofjevs naamsbekendheid. Een jaar later, kort na de afronding van zijn conservatoriumopleiding, werd hij benaderd door impresario Sergej Diaghilev die het promoten van Russische kunst in het buitenland tot zijn missie had gemaakt. Diens idee om het Tweede pianoconcert van een choreografie te voorzien kreeg geen vervolg, misschien omdat Prokofjev nog geen ervaring had met balletproducties en het nut ervan voor zijn carrière niet kon inschatten.
Met de werken die meteen op het Tweede pianoconcert volgden, waaronder de Haydn-achtige Eerste symfonie (die de bijnaam ‘Klassieke’ kreeg) en een bijna romantische vioolconcert (zijn eerste), demonstreerde Prokofjev zijn stilistische veelzijdigheid. Ondertussen wankelde de oude Russische cultuur, en niet eens door Prokofjevs toedoen. De jarenlange politieke onrust ontvlamde in de Revolutie van 1917. Prokofjev besloot tot een lange buitenlandse tournee, want – meende hij – ‘Rusland heeft momenteel geen behoefte aan muziek’. Dat zijn huis door hongerige daklozen zou worden bewoond kon hij natuurlijk niet weten.
In Amerika, stelde Prokofjev gefrustreerd vast, was de behoefte aan zijn muziek zo mogelijk nog kleiner dan thuis. Hij beproefde zijn geluk in Europa, met aanzienlijk meer succes – zeker in Parijs, waar Igor Stravinsky inmiddels de weg voor menige nieuwlichter had geplaveid. Voor Diaghilev componeerde hij alsnog drie balletten en als pianist baarde hij het nodige opzien, onder meer met het gloednieuwe Derde pianoconcert. Zijn hoop om het Tweede pianoconcert een verlate Europese première te kunnen geven werd evenwel door Asafjevs brief de grond in geboord. Op dit nieuws reageerde Prokofjev slagvaardig. De solopartij had hij nog in zijn vingers en de orkestpartij viel te reconstrueren. In 1923 voltooide hij een nieuwe versie die, aldus de componist, zó grondig was herschreven dat je bijna van een Vierde pianoconcert kon spreken. Of dat waar is valt moeilijk te zeggen; het thematische materiaal, de drager van het hele werk, bleef ongewijzigd. De wijzigingen betroffen vooral de instrumentatie en de balans tussen solo- en orkestpartij.
Een uniek stuk
De voorbereidingen op de Parijse première van het gereconstrueerde Tweede pianoconcert verliepen stormachtig – in elk geval voor de medebewoners van het appartement waar Prokofjev wekenlang op de beukende solopartij studeerde. De huisbaas verbood hem nog langer te spelen, waarop Prokofjev net zo lang met een hamer op een houten kist timmerde tot hij zijn pianospel kon hervatten. En daar zou het niet bij blijven. Later dat jaar begon het werk aan de even tumultueuze Tweede symfonie, en kreeg de firma Pleyel van de componist te horen: ‘Werkend aan mijn symfonie heb ik drie bassnaren van uw piano gebroken. Zou u zo vriendelijk willen zijn mij zo snel mogelijk nieuwe te sturen?’
Het is bijna onvoorstelbaar dat Prokofjev in zijn kinderjaren alleen op de witte toetsen van de piano wilde spelen omdat het anders te ingewikkeld werd
De wildheid die Prokofjev in die dagen tentoonspreidde heeft iets gecultiveerds, alsof hij dacht dat het Parijse publiek zoiets nu eenmaal van een Russische componist verwachtte – zeker sinds de sensatie die Stravinsky’s Le sacre du printemps tien jaar eerder had veroorzaakt. Dat viel echter tegen. De reacties op het Tweede pianoconcert waren lauw, en die op de staalharde Tweede symfonie eveneens. Ontnuchterd constateerde de componist dat hij in Parijs niet meer modern gevonden werd.
Misschien mogen we achteraf constateren dat de Parijzenaren destijds verzadigd en blasé waren. Want dit pianoconcert blijft een uniek stuk waarmee de componist zijn streven naar eigenheid volop waarmaakt. Het heeft een zelfs voor Prokofjev extreem klankbeeld en een virtuositeit die, zoals de Nederlandse pianist Ivo Janssen ooit zei, ‘aan het misdadige grenst’. Vele gerenommeerde pianisten met aardig wat Prokofjev op hun repertoire – Martha Argerich, bijvoorbeeld – hebben zich er niet aan gewaagd. Vooral de solocadens is berucht, en wanneer je die hoort – of alleen al naar de partituur kijkt – is het bijna onvoorstelbaar dat Prokofjev in zijn kinderjaren alleen op de witte toetsen van de piano wilde spelen omdat het anders te ingewikkeld werd. Overigens duurde het niet lang eer hij aan het experimenteren sloeg; in de klas van zijn compositiedocent Anatoli Ljadov ergerde hij zich aan diens brave harmoniek en voorspelbare vormschema’s. Het legde de basis voor de typische Prokofjev-stijl met harmonische schokeffecten en ‘vreemde’ modulaties.
Een kalmte
Het Tweede pianoconcert heeft evenwel ook nog een andere kant: het begindeel heeft een introspectief en zelfs tragisch karakter dat je vrijwel nergens in Prokofjevs oeuvre aantreft. Met zijn bijna Rachmaninoff-achtige hoofdthema staat het ook eigenlijk los van de expressionistische grilligheid in de navolgende delen. Het werpt vragen op over Prokofjevs precieze relatie met Maks Schmidthof, een medestudent en schaakvriend aan wie hij het concert opdroeg (en, wat later, nog een aantal pianostukken). Schmidthof pleegde in april 1913 zelfmoord na Prokofjev het volgende briefje te hebben gestuurd: ‘Beste Serosja, ik heb een nieuwtje voor je – ik heb mezelf doodgeschoten. Wees niet al te bedroefd en berust erin. Meer aandacht verdient het niet. De redenen waren niet belangrijk. Vaarwel. Maks.’
De conclusie dat dit drama de emotionele temperatuur van het werk opjoeg is verleidelijk, maar te gemakkelijk; het concert was al vrijwel voltooid. Hooguit zette Prokofjev in zijn gereconstrueerde versie de orkestratie nog wat zwaarder aan. ‘Ik componeerde het pianoconcert in de winter’, vertelde Prokofjev aan Schmidthofs zus Katya, ‘Maks toonde veel belangstelling en was de eerste aan wie ik delen ervan voorspeelde. Daarom droeg ik het stuk aan hem op.’
Hoe dan ook, zulke bewogen en soms zelfs vulkanische muziek zou Prokofjev later niet meer schrijven. In de loop van de jaren twintig ontdekte hij de Amerikaanse geloofsleer Christian Science, die zowel hemzelf als zijn muziek aanzienlijk kalmeerde. In zijn latere werken streefde hij naar een ‘nieuwe eenvoud’ waarmee hij, eenmaal terug in Rusland, tot een voorbeeldig sovjetcomponist kon uitgroeien – al kon er uit zijn muziek soms nog altijd een vinnige steekvlam opstijgen, en waren er altijd tegenstanders die vermoedelijk een eiergroothandel zouden opzetten om ook van Prokofjevs andere manuscripten af te komen.
Manuscript verwoest
Buiten woedt de Revolutie. Binnen, in een woning die niet van jou is, probeer je er wat van te maken met vochtige dekens en een schamel rantsoen. Je hebt een paar eieren. En na doortastend zoeken vind je ook wat stapels oud papier om het fornuis mee op te stoken. Lekker toch, zo’n omeletje.
Aldus ging in 1917 het manuscript van Sergej Prokofjevs Tweede pianoconcert in vlammen op. De componist, in het buitenland verblijvend, werd door zijn vriend Boris Asafjev per brief over het droeve voorval geïnformeerd. Reden om aan Asafjevs verhaal te twijfelen had hij niet; precies vanwege dit soort chaotische toestanden had hij de wijk genomen. Rustig werken zat er thuis voorlopig niet in.
Het gecremeerde concert was weliswaar nog niet uitgegeven, maar al wel uitgevoerd. Solist was Prokofjev zelf geweest – een conservatoriumstudent nog, die zijn naam al had gevestigd als klaviervirtuoos met een bijna intimiderende techniek. Als aspirant-componist was hij evenwel controversieel, een vervaarlijke schuimkop op de modernistische golf die door de Russische kunsten spoelde. Dat hij het klassieke handwerk beheerste was evident; dat hij graag buiten de lijntjes kleurde eveneens. Met furieuze, hoogst dissonante pianostukken als de (treffend betitelde) Suggestion diabolique en Sarcasmes werd hij gezien als een exponent van de Russische Futuristen. Toch maakte hij daarvan geen deel uit. Prokofjev genoot van de aandacht, maar wilde nergens bij horen.
Ondertussen wankelde de oude Russische cultuur, en niet eens door Prokofjevs toedoen
Die première, in september 1913, vestigde zijn reputatie als beeldenstormer. Een jaar eerder was zijn aanzienlijk vriendelijker Eerste pianoconcert nog welwillend ontvangen, al was de consensus dat het stuk niet veel meer te bieden had dan pianistisch spierballenvertoon. De opvolger was ruim twee keer zo lang en ontegenzeggelijk diepzinniger, maar ook veel dwarser. De conservatieve musicus Alexander Siloti vergeleek ‘het parfum van Debussy’ met ‘de stank van Prokofjevs pianoconcert.’ De jongere garde daarentegen was razend enthousiast. Prokofjevs klasgenoot Nikolaj Mjaskovski schreef in een lovend artikel: ‘Het is verfrissend, meeslepend, intiemer van karakter dan het eerste concert, maar ook veel moeilijker [...]. Er zitten heel bijzondere passages in, totaal nieuw en betoverend.’
Naar Amerika en Europa
Het stuk droeg in elk geval bij aan Prokofjevs naamsbekendheid. Een jaar later, kort na de afronding van zijn conservatoriumopleiding, werd hij benaderd door impresario Sergej Diaghilev die het promoten van Russische kunst in het buitenland tot zijn missie had gemaakt. Diens idee om het Tweede pianoconcert van een choreografie te voorzien kreeg geen vervolg, misschien omdat Prokofjev nog geen ervaring had met balletproducties en het nut ervan voor zijn carrière niet kon inschatten.
Met de werken die meteen op het Tweede pianoconcert volgden, waaronder de Haydn-achtige Eerste symfonie (die de bijnaam ‘Klassieke’ kreeg) en een bijna romantische vioolconcert (zijn eerste), demonstreerde Prokofjev zijn stilistische veelzijdigheid. Ondertussen wankelde de oude Russische cultuur, en niet eens door Prokofjevs toedoen. De jarenlange politieke onrust ontvlamde in de Revolutie van 1917. Prokofjev besloot tot een lange buitenlandse tournee, want – meende hij – ‘Rusland heeft momenteel geen behoefte aan muziek’. Dat zijn huis door hongerige daklozen zou worden bewoond kon hij natuurlijk niet weten.
In Amerika, stelde Prokofjev gefrustreerd vast, was de behoefte aan zijn muziek zo mogelijk nog kleiner dan thuis. Hij beproefde zijn geluk in Europa, met aanzienlijk meer succes – zeker in Parijs, waar Igor Stravinsky inmiddels de weg voor menige nieuwlichter had geplaveid. Voor Diaghilev componeerde hij alsnog drie balletten en als pianist baarde hij het nodige opzien, onder meer met het gloednieuwe Derde pianoconcert. Zijn hoop om het Tweede pianoconcert een verlate Europese première te kunnen geven werd evenwel door Asafjevs brief de grond in geboord. Op dit nieuws reageerde Prokofjev slagvaardig. De solopartij had hij nog in zijn vingers en de orkestpartij viel te reconstrueren. In 1923 voltooide hij een nieuwe versie die, aldus de componist, zó grondig was herschreven dat je bijna van een Vierde pianoconcert kon spreken. Of dat waar is valt moeilijk te zeggen; het thematische materiaal, de drager van het hele werk, bleef ongewijzigd. De wijzigingen betroffen vooral de instrumentatie en de balans tussen solo- en orkestpartij.
Een uniek stuk
De voorbereidingen op de Parijse première van het gereconstrueerde Tweede pianoconcert verliepen stormachtig – in elk geval voor de medebewoners van het appartement waar Prokofjev wekenlang op de beukende solopartij studeerde. De huisbaas verbood hem nog langer te spelen, waarop Prokofjev net zo lang met een hamer op een houten kist timmerde tot hij zijn pianospel kon hervatten. En daar zou het niet bij blijven. Later dat jaar begon het werk aan de even tumultueuze Tweede symfonie, en kreeg de firma Pleyel van de componist te horen: ‘Werkend aan mijn symfonie heb ik drie bassnaren van uw piano gebroken. Zou u zo vriendelijk willen zijn mij zo snel mogelijk nieuwe te sturen?’
Het is bijna onvoorstelbaar dat Prokofjev in zijn kinderjaren alleen op de witte toetsen van de piano wilde spelen omdat het anders te ingewikkeld werd
De wildheid die Prokofjev in die dagen tentoonspreidde heeft iets gecultiveerds, alsof hij dacht dat het Parijse publiek zoiets nu eenmaal van een Russische componist verwachtte – zeker sinds de sensatie die Stravinsky’s Le sacre du printemps tien jaar eerder had veroorzaakt. Dat viel echter tegen. De reacties op het Tweede pianoconcert waren lauw, en die op de staalharde Tweede symfonie eveneens. Ontnuchterd constateerde de componist dat hij in Parijs niet meer modern gevonden werd.
Misschien mogen we achteraf constateren dat de Parijzenaren destijds verzadigd en blasé waren. Want dit pianoconcert blijft een uniek stuk waarmee de componist zijn streven naar eigenheid volop waarmaakt. Het heeft een zelfs voor Prokofjev extreem klankbeeld en een virtuositeit die, zoals de Nederlandse pianist Ivo Janssen ooit zei, ‘aan het misdadige grenst’. Vele gerenommeerde pianisten met aardig wat Prokofjev op hun repertoire – Martha Argerich, bijvoorbeeld – hebben zich er niet aan gewaagd. Vooral de solocadens is berucht, en wanneer je die hoort – of alleen al naar de partituur kijkt – is het bijna onvoorstelbaar dat Prokofjev in zijn kinderjaren alleen op de witte toetsen van de piano wilde spelen omdat het anders te ingewikkeld werd. Overigens duurde het niet lang eer hij aan het experimenteren sloeg; in de klas van zijn compositiedocent Anatoli Ljadov ergerde hij zich aan diens brave harmoniek en voorspelbare vormschema’s. Het legde de basis voor de typische Prokofjev-stijl met harmonische schokeffecten en ‘vreemde’ modulaties.
Een kalmte
Het Tweede pianoconcert heeft evenwel ook nog een andere kant: het begindeel heeft een introspectief en zelfs tragisch karakter dat je vrijwel nergens in Prokofjevs oeuvre aantreft. Met zijn bijna Rachmaninoff-achtige hoofdthema staat het ook eigenlijk los van de expressionistische grilligheid in de navolgende delen. Het werpt vragen op over Prokofjevs precieze relatie met Maks Schmidthof, een medestudent en schaakvriend aan wie hij het concert opdroeg (en, wat later, nog een aantal pianostukken). Schmidthof pleegde in april 1913 zelfmoord na Prokofjev het volgende briefje te hebben gestuurd: ‘Beste Serosja, ik heb een nieuwtje voor je – ik heb mezelf doodgeschoten. Wees niet al te bedroefd en berust erin. Meer aandacht verdient het niet. De redenen waren niet belangrijk. Vaarwel. Maks.’
De conclusie dat dit drama de emotionele temperatuur van het werk opjoeg is verleidelijk, maar te gemakkelijk; het concert was al vrijwel voltooid. Hooguit zette Prokofjev in zijn gereconstrueerde versie de orkestratie nog wat zwaarder aan. ‘Ik componeerde het pianoconcert in de winter’, vertelde Prokofjev aan Schmidthofs zus Katya, ‘Maks toonde veel belangstelling en was de eerste aan wie ik delen ervan voorspeelde. Daarom droeg ik het stuk aan hem op.’
Hoe dan ook, zulke bewogen en soms zelfs vulkanische muziek zou Prokofjev later niet meer schrijven. In de loop van de jaren twintig ontdekte hij de Amerikaanse geloofsleer Christian Science, die zowel hemzelf als zijn muziek aanzienlijk kalmeerde. In zijn latere werken streefde hij naar een ‘nieuwe eenvoud’ waarmee hij, eenmaal terug in Rusland, tot een voorbeeldig sovjetcomponist kon uitgroeien – al kon er uit zijn muziek soms nog altijd een vinnige steekvlam opstijgen, en waren er altijd tegenstanders die vermoedelijk een eiergroothandel zouden opzetten om ook van Prokofjevs andere manuscripten af te komen.