De saxofoon: een orkestinstrument?
door Michiel Cleij 27 feb. 2023 27 februari 2023
De saxofoon is zelden te horen in een symfonieorkest. Toevallig klinken op 28 maart Rachmaninoffs Symfonische dansen en op 5 en 6 april Ravels Bolero in Het Concertgebouw. Uitzonderingen, want de sax floreert vooral buiten het orkest. Waarom?
Het was zo mooi bedoeld: een blaasinstrument uitvinden dat zowel de fluwelige zachtheid van houtblazers als het geschetter van koper kon laten horen. De Belgische instrumentbouwer Adolphe Sax kon in 1846 zo’n instrument presenteren, na jaren experimenteren en verfijnen. De saxofoon was geboren – maar helaas werd ‘ie niet de gedroomde schakel tussen de verschillende blazersgroepen van het symfonieorkest. De grootste carrièrekansen bleken buiten de klassieke wereld te liggen. Nog altijd is de saxofoon een bijna-exoot in het orkestrepertoire, met het bijbehorende verrassingseffect.
Waarom floreerde de sax vooral buiten het orkest? De klassieke wereld is overwegend conservatiever dan die van de ‘gebruiksmuziek’, waar nieuwe ontwikkelingen sneller worden opgepikt. Belangstelling kwam in eerste instantie vooral van componisten uit Frankrijk, waar ook een conservatoriumopleiding voor de saxofoon werd ingericht.
De rauwe, instabiele toon voor de expressie van jazz wordt door de klassieke saxofonist juist vermeden
Maar hun verkenningen bleven achter bij het enthousiasme dat militaire bands voor dit multi-inzetbare instrument toonden – niet alleen in Frankrijk, maar ook in Amerika. En daar sloeg de vonk snel over naar cabaret- en ragtime-orkestjes, de bakermat van jazz. De voortvarende Amerikanen krikten ook meteen de productie van de instrumenten op en maakten daarmee de sax algemeen ‘bereikbaar’.
Gescheiden levens
Sindsdien leiden de klassieke saxofoon en zijn jazz-broer gescheiden levens. Ze zijn niet uitwisselbaar, en niet alleen vanwege het verschil in stijl en speelcultuur. Ze hebben ook verschillende mondstukken en verschillende rieten. De rauwe, instabiele toon die zo bepalend is voor de expressie van jazz wordt door de klassieke saxofonist juist vermeden: die zoekt een zo clean en zuiver mogelijk geluid. Zelfs in crossover-achtige orkeststukken zoals Darius Milhauds Le création du monde klinkt een saxofoon ‘klassiek’, ondanks de jazzinvloeden. Jazzsaxofonist Marijn Freeve vatte het onlangs bondig samen: ‘Een saxofonist die op professioneel niveau klassiek en jazz kan combineren moet schizofreen zijn.’
Het was zo mooi bedoeld: een blaasinstrument uitvinden dat zowel de fluwelige zachtheid van houtblazers als het geschetter van koper kon laten horen. De Belgische instrumentbouwer Adolphe Sax kon in 1846 zo’n instrument presenteren, na jaren experimenteren en verfijnen. De saxofoon was geboren – maar helaas werd ‘ie niet de gedroomde schakel tussen de verschillende blazersgroepen van het symfonieorkest. De grootste carrièrekansen bleken buiten de klassieke wereld te liggen. Nog altijd is de saxofoon een bijna-exoot in het orkestrepertoire, met het bijbehorende verrassingseffect.
Waarom floreerde de sax vooral buiten het orkest? De klassieke wereld is overwegend conservatiever dan die van de ‘gebruiksmuziek’, waar nieuwe ontwikkelingen sneller worden opgepikt. Belangstelling kwam in eerste instantie vooral van componisten uit Frankrijk, waar ook een conservatoriumopleiding voor de saxofoon werd ingericht.
De rauwe, instabiele toon voor de expressie van jazz wordt door de klassieke saxofonist juist vermeden
Maar hun verkenningen bleven achter bij het enthousiasme dat militaire bands voor dit multi-inzetbare instrument toonden – niet alleen in Frankrijk, maar ook in Amerika. En daar sloeg de vonk snel over naar cabaret- en ragtime-orkestjes, de bakermat van jazz. De voortvarende Amerikanen krikten ook meteen de productie van de instrumenten op en maakten daarmee de sax algemeen ‘bereikbaar’.
Gescheiden levens
Sindsdien leiden de klassieke saxofoon en zijn jazz-broer gescheiden levens. Ze zijn niet uitwisselbaar, en niet alleen vanwege het verschil in stijl en speelcultuur. Ze hebben ook verschillende mondstukken en verschillende rieten. De rauwe, instabiele toon die zo bepalend is voor de expressie van jazz wordt door de klassieke saxofonist juist vermeden: die zoekt een zo clean en zuiver mogelijk geluid. Zelfs in crossover-achtige orkeststukken zoals Darius Milhauds Le création du monde klinkt een saxofoon ‘klassiek’, ondanks de jazzinvloeden. Jazzsaxofonist Marijn Freeve vatte het onlangs bondig samen: ‘Een saxofonist die op professioneel niveau klassiek en jazz kan combineren moet schizofreen zijn.’
Dat klopt, zegt saxofoniste Femke IJlstra, die vaak wordt ingehuurd door het Concertgebouworkest en andere orkesten. ‘Het jazz-imago van de sax is zó overheersend dat zijn verschijning in een symfonieorkest altijd weer voor een verrassing zorgt. Zelfs bij andere orkestleden. Een sololijntje van een saxofoon valt meteen op. Daarom is het ook zo raar dat componisten er zo weinig mee hebben gedaan. Pech is ook dat het instrument net kwam toen de romantische symfonie bijna over haar piek heen was. Berlioz vond de saxofoon interessant, maar heeft hem nooit gebruikt. En ook een latere grootheid als Mahler waagde zich er niet aan, die bleef dicht bij zijn eigen Oostenrijkse traditie.’
De orkestsax
Wanneer een saxofonist door een orkest gemobiliseerd wordt, zit die daar meestal alleen; de drie saxofoons in Gershwins Rhapsody in Blue zijn een uitzondering. En meestal gaat het om muziek uit Frankrijk, want daar kende de klassieke saxofoon rond 1900 een opvallende bloeiperiode. Ook daar verrichtte een militaire kapel het baanbrekende werk: de Garde Républicaine baarde met acht saxofonisten groot opzien.
Als de hoorns nét iets trager timen dan de strijkers, wie volg je dan?
Tegelijkertijd werd het Franse publiek nieuwsgierig gemaakt met wereldtentoonstellingen en nieuwe uitvindingen. Componisten met gevoel voor exotiek, zoals Debussy en Ravel, maakten van de saxofoon dankbaar gebruik. En toen jazz in Parijs een rage werd haakten jongere componisten als Milhaud en Honegger daarop in.
Grote invloed had de Franse saxofonist Marcel Mule, die zowel in Frankrijk als Amerika school maakte en generaties musici en componisten inspireerde. Saxofoonkwartetten werden opgericht, er kwamen soloconcerten voor saxofoon.
Te gast
Maar binnen het orkest groeide het instrument nooit los van gastrollen, zoals in Rachmaninoffs Symfonische dansen. En helaas, merkt Femke IJlstra op, is er voor jonge componisten van nu ook weinig urgentie om voor sax te componeren – al heeft dat vooral met de beperkte budgetten en subsidienood van de orkesten te maken. Wat misschien ook meespeelt is dat zo’n eenzame sax een kwetsbare schakel tussen de hout- en de kopersectie vormt; componisten zijn zich ervan bewust dat een sololijntje voor problemen kan zorgen.
IJlstra legt uit: ‘Meestal combineren componisten de saxpartij met een andere groep. Soms beweeg je mee met de hoorns, soms met andere houtblazers en soms zelfs met strijkers. Dat is een uitdaging, want je moet de timing van zo’n groep aanvoelen. Een mooi voorbeeld vind je in Prokofjevs Romeo en Julia, waar een tenorsax eigenlijk klem zit tussen de houtblazers en de cello’s: je zit al gauw in elkaars vaarwater, en als de timing niet strak is krijgt die ene saxofoon natuurlijk de schuld, haha. Of stel: als de hoorns nét iets trager timen dan de strijkers, wie volg je dan? Het vraagt om een heel secure dirigent, eentje die zich echt bewust is van de ‘tussenrol’ van de sax. Maar dat kameleontische is juist leuk. En ja, als je eens een solo hebt springt die er echt uit.’
Dat klopt, zegt saxofoniste Femke IJlstra, die vaak wordt ingehuurd door het Concertgebouworkest en andere orkesten. ‘Het jazz-imago van de sax is zó overheersend dat zijn verschijning in een symfonieorkest altijd weer voor een verrassing zorgt. Zelfs bij andere orkestleden. Een sololijntje van een saxofoon valt meteen op. Daarom is het ook zo raar dat componisten er zo weinig mee hebben gedaan. Pech is ook dat het instrument net kwam toen de romantische symfonie bijna over haar piek heen was. Berlioz vond de saxofoon interessant, maar heeft hem nooit gebruikt. En ook een latere grootheid als Mahler waagde zich er niet aan, die bleef dicht bij zijn eigen Oostenrijkse traditie.’
De orkestsax
Wanneer een saxofonist door een orkest gemobiliseerd wordt, zit die daar meestal alleen; de drie saxofoons in Gershwins Rhapsody in Blue zijn een uitzondering. En meestal gaat het om muziek uit Frankrijk, want daar kende de klassieke saxofoon rond 1900 een opvallende bloeiperiode. Ook daar verrichtte een militaire kapel het baanbrekende werk: de Garde Républicaine baarde met acht saxofonisten groot opzien.
Als de hoorns nét iets trager timen dan de strijkers, wie volg je dan?
Tegelijkertijd werd het Franse publiek nieuwsgierig gemaakt met wereldtentoonstellingen en nieuwe uitvindingen. Componisten met gevoel voor exotiek, zoals Debussy en Ravel, maakten van de saxofoon dankbaar gebruik. En toen jazz in Parijs een rage werd haakten jongere componisten als Milhaud en Honegger daarop in.
Grote invloed had de Franse saxofonist Marcel Mule, die zowel in Frankrijk als Amerika school maakte en generaties musici en componisten inspireerde. Saxofoonkwartetten werden opgericht, er kwamen soloconcerten voor saxofoon.
Te gast
Maar binnen het orkest groeide het instrument nooit los van gastrollen, zoals in Rachmaninoffs Symfonische dansen. En helaas, merkt Femke IJlstra op, is er voor jonge componisten van nu ook weinig urgentie om voor sax te componeren – al heeft dat vooral met de beperkte budgetten en subsidienood van de orkesten te maken. Wat misschien ook meespeelt is dat zo’n eenzame sax een kwetsbare schakel tussen de hout- en de kopersectie vormt; componisten zijn zich ervan bewust dat een sololijntje voor problemen kan zorgen.
IJlstra legt uit: ‘Meestal combineren componisten de saxpartij met een andere groep. Soms beweeg je mee met de hoorns, soms met andere houtblazers en soms zelfs met strijkers. Dat is een uitdaging, want je moet de timing van zo’n groep aanvoelen. Een mooi voorbeeld vind je in Prokofjevs Romeo en Julia, waar een tenorsax eigenlijk klem zit tussen de houtblazers en de cello’s: je zit al gauw in elkaars vaarwater, en als de timing niet strak is krijgt die ene saxofoon natuurlijk de schuld, haha. Of stel: als de hoorns nét iets trager timen dan de strijkers, wie volg je dan? Het vraagt om een heel secure dirigent, eentje die zich echt bewust is van de ‘tussenrol’ van de sax. Maar dat kameleontische is juist leuk. En ja, als je eens een solo hebt springt die er echt uit.’