De solist als mythe
door Rolf Hermsen 20 dec. 2019 20 december 2019
Hoe kijken de solisten van deze maand aan tegen de status die ze wordt toegekend? Trompettist Håkan Hardenberger en pianist Pierre-Laurent Aimard vertellen.
De solist wordt vaak bewonderd op een manier die de verering nadert. Als dat doorslaat, wordt het letterlijke podium onder de voeten van de solist een figuurlijk voetstuk voor een halfgod met mythische status. Wat vinden de Duitse sopraan Anna Lucia Richter, de Zweedse trompettist Håkan Hardenberger en de Franse pianist Pierre-Laurent Aimard van de mythische status die het publiek de solist toekent? Hoe gaan zij daar zelf mee om? Beleven zij op het podium wel eens iets wat op een metamorfose lijkt? En hoe kijken zij aan tegen hun vertolkingen in het kader van Mens & Mythe?
De solist wordt vaak bewonderd op een manier die de verering nadert. Als dat doorslaat, wordt het letterlijke podium onder de voeten van de solist een figuurlijk voetstuk voor een halfgod met mythische status. Wat vinden de Duitse sopraan Anna Lucia Richter, de Zweedse trompettist Håkan Hardenberger en de Franse pianist Pierre-Laurent Aimard van de mythische status die het publiek de solist toekent? Hoe gaan zij daar zelf mee om? Beleven zij op het podium wel eens iets wat op een metamorfose lijkt? En hoe kijken zij aan tegen hun vertolkingen in het kader van Mens & Mythe?
Anna Lucia Richter
‘De grote paradox van deze tijd is dat het publiek enerzijds verlangt naar aanraakbare sterren – mensen zoals alle anderen – terwijl aan de andere kant de illusie van De Diva onaangetast moet blijven. Een bekend persoon moet een voorbeeld en moreel onberispelijk zijn, maar huiselijke verhalen en privékiekjes worden erg gewaardeerd, zeker in de sociale media.
Voor zangers komt daar nog bij dat zij vaak worden vereenzelvigd met hun rollen op het podium. Veel mensen in het publiek geloven – al is het onbewust – dat ze je als persoon kennen omdat ze je op het podium hebben gezien. Ik heb de indruk dat de niet-muzikale eisen aan ons zangers steeds groter en onwerkelijker worden, steeds minder te verenigen met ons vak.
De mythe van de onaantastbare, hemelse zanger lijkt achterhaald, maar wordt ondertussen wel met nostalgie opgetuigd en geïdealiseerd. Nou is een klein beetje mythe natuurlijk ook wel mooi en op zijn plaats – tenslotte spelen wij op het podium ook met illusies, we zijn sprookjesvertellers.’
‘Voor mij geldt dat ik me probeer te richten op de inhoud – de muziek en het verhaal dat ik daarmee probeer te vertellen. Ik vertel graag wat me raakt, interesseert of motiveert in dit beroep, maar dat doe ik als de sopraan Anna Lucia Richter of als ik het heb over een personage dat ik vertolk. In de kern van een vertolking zit altijd ook een deel van de persoon Anna, maar Anna is niet de verbannen Ilia. Of, tijdens een liederenavond, de moordende dwerg. En ook niet de zich opofferende Alceste.’
‘Alcestes verhaal heeft veel van de mythe van Orpheus – ook Alceste is bereid voor haar geliefde de onderwereld in te gaan en daar kan ze niet onderuit. In dat opzicht is ze een held. Want een held ziet zichzelf niet als held, maar doet iets wat zich als onvermijdelijke noodzaak aandient. Via Alceste wordt aan de orde gesteld wat een god is en wat een mens. Wat is menselijk, wat is goddelijk?
In Alceste kun je herkennen dat er – behalve misschien in Hollywood – geen zuivere, ondubbelzinnige helden bestaan. Hercules en Apollo helpen mee om haar verhaal tot een goed eind te brengen. En meestal zijn er voor een geslaagde heldengeschiedenis ook meerdere personen nodig – heldenverhalen zijn eigenlijk teamwork, ook in onze tijd.’
Anna Lucia Richter
‘De grote paradox van deze tijd is dat het publiek enerzijds verlangt naar aanraakbare sterren – mensen zoals alle anderen – terwijl aan de andere kant de illusie van De Diva onaangetast moet blijven. Een bekend persoon moet een voorbeeld en moreel onberispelijk zijn, maar huiselijke verhalen en privékiekjes worden erg gewaardeerd, zeker in de sociale media.
Voor zangers komt daar nog bij dat zij vaak worden vereenzelvigd met hun rollen op het podium. Veel mensen in het publiek geloven – al is het onbewust – dat ze je als persoon kennen omdat ze je op het podium hebben gezien. Ik heb de indruk dat de niet-muzikale eisen aan ons zangers steeds groter en onwerkelijker worden, steeds minder te verenigen met ons vak.
De mythe van de onaantastbare, hemelse zanger lijkt achterhaald, maar wordt ondertussen wel met nostalgie opgetuigd en geïdealiseerd. Nou is een klein beetje mythe natuurlijk ook wel mooi en op zijn plaats – tenslotte spelen wij op het podium ook met illusies, we zijn sprookjesvertellers.’
‘Voor mij geldt dat ik me probeer te richten op de inhoud – de muziek en het verhaal dat ik daarmee probeer te vertellen. Ik vertel graag wat me raakt, interesseert of motiveert in dit beroep, maar dat doe ik als de sopraan Anna Lucia Richter of als ik het heb over een personage dat ik vertolk. In de kern van een vertolking zit altijd ook een deel van de persoon Anna, maar Anna is niet de verbannen Ilia. Of, tijdens een liederenavond, de moordende dwerg. En ook niet de zich opofferende Alceste.’
‘Alcestes verhaal heeft veel van de mythe van Orpheus – ook Alceste is bereid voor haar geliefde de onderwereld in te gaan en daar kan ze niet onderuit. In dat opzicht is ze een held. Want een held ziet zichzelf niet als held, maar doet iets wat zich als onvermijdelijke noodzaak aandient. Via Alceste wordt aan de orde gesteld wat een god is en wat een mens. Wat is menselijk, wat is goddelijk?
In Alceste kun je herkennen dat er – behalve misschien in Hollywood – geen zuivere, ondubbelzinnige helden bestaan. Hercules en Apollo helpen mee om haar verhaal tot een goed eind te brengen. En meestal zijn er voor een geslaagde heldengeschiedenis ook meerdere personen nodig – heldenverhalen zijn eigenlijk teamwork, ook in onze tijd.’
Håkan Hardenberger
‘Ik denk dat mythevorming een val is waar je niet in moet trappen. Zoals in elk beroep moet je trouw blijven aan jezelf en je idealen. Het lijkt me erg gevaarlijk als je voor het voetstuk gaat en je te veel aantrekt van wat anderen vinden. Er is natuurlijk wel iets mystieks aan muzikale gaven, zeker voor iemand die ze niet heeft. Dan is muziek iets onbereikbaars, niet te bevatten.
Ik ben opgegroeid in een gezin waar klassieke muziek niet bestond. Toen steeds duidelijker werd dat ik muzikaal begaafd was, zag mijn vader met verbijstering aan dat ik bijna in een andere persoon veranderde wanneer ik speelde. Wat wij musici op het podium worden ís ook niet goed uit te leggen: wat is dat voor macht die over ons komt? Dat draagt bij aan de mythe.
Maar het is balanceren met twee grootheden want daarnaast is er het professionele handwerk, het vele oefenen. Het doet me denken aan het verhaal – misschien is dát wel een mythe – van Dustin Hoffman en Laurence Olivier, toen ze samen in Marathon Man speelden. Hoffman, de method actor, had net als zijn filmpersonage drie nachten niet geslapen en klaagde op de set hoe belabberd hij zich voelde, waarop Olivier zei: ‘Have you tried acting, dear boy?’’
‘De trompet is ook een nederig makend instrument – één fout en iedereen merkt het. Vroeg in mijn carrière speelde ik op de Last Night of the Proms in Londen. Vooraf was ik zó nerveus dat ik een week lang niet kon praten. Komt er tien minuten voor aanvang zo’n typisch Britse televisieproducer op me af: ‘O, Ik kom alleen maar even vertellen dat er vijfhonderd miljoen mensen kijken.’
Toen werd alles te absurd en in zekere zin gaf ik het op – ik verdween als persoon en dacht: ik duik er gewoon in, goed ademhalen en meer niet. Dat was een les voor me: als het lukt mijn persoonlijkheid uit te schakelen is het mogelijk – wat een paradox! – meer van mezelf te geven. Ik word dan een storingsvrije zender tussen componist en publiek. Dat heb je niet volledig onder controle, maar je kunt wel de voorwaarden scheppen. Losgemaakt van je persoon sta je open, luister je beter naar de andere musici, reageer je sneller. Dan ben je ook kwetsbaar maar dat is juist interessant.’
‘Het stuk van Brett Dean dat ik in Amsterdam speel gaat precies daarover. In het eerste deel van Dramatis Personae overheerst de trompet als een superheld – tot het orkest hem overwint. Het tweede deel is voor de gevallen held een moment van bezinning en in het derde deel wordt de anti-held tegen wil en dank de leider van een revolutie en zo, onbedoeld, toch een superheld. Maar uiteindelijk stapt hij uit die rol en voegt hij zich bij het orkest, zijn vriendenkring.’
Håkan Hardenberger
‘Ik denk dat mythevorming een val is waar je niet in moet trappen. Zoals in elk beroep moet je trouw blijven aan jezelf en je idealen. Het lijkt me erg gevaarlijk als je voor het voetstuk gaat en je te veel aantrekt van wat anderen vinden. Er is natuurlijk wel iets mystieks aan muzikale gaven, zeker voor iemand die ze niet heeft. Dan is muziek iets onbereikbaars, niet te bevatten.
Ik ben opgegroeid in een gezin waar klassieke muziek niet bestond. Toen steeds duidelijker werd dat ik muzikaal begaafd was, zag mijn vader met verbijstering aan dat ik bijna in een andere persoon veranderde wanneer ik speelde. Wat wij musici op het podium worden ís ook niet goed uit te leggen: wat is dat voor macht die over ons komt? Dat draagt bij aan de mythe.
Maar het is balanceren met twee grootheden want daarnaast is er het professionele handwerk, het vele oefenen. Het doet me denken aan het verhaal – misschien is dát wel een mythe – van Dustin Hoffman en Laurence Olivier, toen ze samen in Marathon Man speelden. Hoffman, de method actor, had net als zijn filmpersonage drie nachten niet geslapen en klaagde op de set hoe belabberd hij zich voelde, waarop Olivier zei: ‘Have you tried acting, dear boy?’’
‘De trompet is ook een nederig makend instrument – één fout en iedereen merkt het. Vroeg in mijn carrière speelde ik op de Last Night of the Proms in Londen. Vooraf was ik zó nerveus dat ik een week lang niet kon praten. Komt er tien minuten voor aanvang zo’n typisch Britse televisieproducer op me af: ‘O, Ik kom alleen maar even vertellen dat er vijfhonderd miljoen mensen kijken.’
Toen werd alles te absurd en in zekere zin gaf ik het op – ik verdween als persoon en dacht: ik duik er gewoon in, goed ademhalen en meer niet. Dat was een les voor me: als het lukt mijn persoonlijkheid uit te schakelen is het mogelijk – wat een paradox! – meer van mezelf te geven. Ik word dan een storingsvrije zender tussen componist en publiek. Dat heb je niet volledig onder controle, maar je kunt wel de voorwaarden scheppen. Losgemaakt van je persoon sta je open, luister je beter naar de andere musici, reageer je sneller. Dan ben je ook kwetsbaar maar dat is juist interessant.’
‘Het stuk van Brett Dean dat ik in Amsterdam speel gaat precies daarover. In het eerste deel van Dramatis Personae overheerst de trompet als een superheld – tot het orkest hem overwint. Het tweede deel is voor de gevallen held een moment van bezinning en in het derde deel wordt de anti-held tegen wil en dank de leider van een revolutie en zo, onbedoeld, toch een superheld. Maar uiteindelijk stapt hij uit die rol en voegt hij zich bij het orkest, zijn vriendenkring.’
Pierre-Laurent Aimard
‘Naar mijn mening is de mythologisering van de kunstenaar iets van de negentiende eeuw, wat door de post-romantici nog verder in het extreme is getrokken. Ik zie daar twee gevaren in. Ten eerste is er in die mythekwestie sprake van vervorming van de werkelijkheid. Natuurlijk is er altijd een spel gaande tussen de mens op het podium en de rol die wordt vertolkt, maar dat kan een storende factor zijn.
Het grotere gevaar is dat de vertolker zelf gemythologiseerd wordt. Dat geeft hem de hoofdrol en in onze traditie is dat niet de bedoeling. Het gaat om het kunstwerk – ook de componist is maar een mens – als synthese van mentale, emotionele en collectieve culturele projectie. De uitvoerende is een medium, niet meer en niet minder, en het ophemelen van de solist is een soort showbusiness-ziekte.
Wij horen dienaren te zijn van onze gezamenlijke culturele rijkdom. Maar er zijn, minder zichtbaar, ook veel collega’s die de discretie kunnen opbrengen géén barrière te vormen tussen luisteraar en muziek. Aan hoe iemand zich op het podium presenteert kun je zo zien of het een aandachttrekker is of niet.’
‘Mensen vragen me vaak hoe ik mezelf zie – als pianist, leraar, wat dan ook. En dan zeg ik dat ik mij een musicus voel, iemand die zijn weg door het leven zoekt aan de hand van muziek. Onnodig te zeggen dat ik me in het paradijs voelde toen ik afgelopen seizoen artist in residence was bij het Concertgebouworkest.
Wat een voorrecht! Het orkest is altijd – in elke muziekstijl, in elke situatie en met iedere dirigent – onvoorstelbaar muzikaal. Bij ieder afzonderlijk lid voel je de liefde en de wens om volledig in de muziek te zijn. Geweldig. En ook op menselijk vlak. Ik houd niet van arrogantie en veel ‘grote namen’ zijn behoorlijk vol van zichzelf.
Dan kun je, als je veel tijd met elkaar doorbrengt, wat je in muzikaal opzicht wint op menselijk vlak weer verliezen. Maar dit zijn echte mensen, toegewijd aan wat ze doen en meer niet. Dat raakte me enorm.’
‘In het beste geval, wanneer dingen ‘gebeuren’, kun je op het podium een soort metamorfose beleven. Het kan ook liggen aan wat je speelt. Zo zijn Beethovens latere sonates een soort weergave van een transformerende mens. Je vertolkt het lied van een man die lijdt en zich weer opricht.
In een vorm van osmose ga je daar dan zelf ook doorheen – cruciaal voor de waarheid van het uitvoeringsmoment. Sommige stukken zijn zo veeleisend dat ze alles uit je zuigen en daarna voel je een immense leegte. Maar er is ook muziek, van Bach bijvoorbeeld, die je voedt en in contact brengt met levenskracht. Dan blijf je achter in een staat van intense, evenwichtige harmonie.’
vr 17 & zo 19 januari | Grote Zaal
Mens & Mythe Cultuur als misdaad: Prometheus
Concertgebouworkest
Beethoven, Dean, Skrjabin
wo 22, do 23, vr 24 januari | Grote Zaal
Mens & Mythe - Het liefdesoffer: Alceste
Concertgebouworkest
Lully, Händel, Rameau, Gluck, Mozart
do 30 & vr 31 januari | Grote Zaal
Mens & Mythe: Het onverbiddelijke noodlot - Oedipus
Concertgebouworkest
Verdi, Verbey, Stravinsky
Pierre-Laurent Aimard
‘Naar mijn mening is de mythologisering van de kunstenaar iets van de negentiende eeuw, wat door de post-romantici nog verder in het extreme is getrokken. Ik zie daar twee gevaren in. Ten eerste is er in die mythekwestie sprake van vervorming van de werkelijkheid. Natuurlijk is er altijd een spel gaande tussen de mens op het podium en de rol die wordt vertolkt, maar dat kan een storende factor zijn.
Het grotere gevaar is dat de vertolker zelf gemythologiseerd wordt. Dat geeft hem de hoofdrol en in onze traditie is dat niet de bedoeling. Het gaat om het kunstwerk – ook de componist is maar een mens – als synthese van mentale, emotionele en collectieve culturele projectie. De uitvoerende is een medium, niet meer en niet minder, en het ophemelen van de solist is een soort showbusiness-ziekte.
Wij horen dienaren te zijn van onze gezamenlijke culturele rijkdom. Maar er zijn, minder zichtbaar, ook veel collega’s die de discretie kunnen opbrengen géén barrière te vormen tussen luisteraar en muziek. Aan hoe iemand zich op het podium presenteert kun je zo zien of het een aandachttrekker is of niet.’
‘Mensen vragen me vaak hoe ik mezelf zie – als pianist, leraar, wat dan ook. En dan zeg ik dat ik mij een musicus voel, iemand die zijn weg door het leven zoekt aan de hand van muziek. Onnodig te zeggen dat ik me in het paradijs voelde toen ik afgelopen seizoen artist in residence was bij het Concertgebouworkest.
Wat een voorrecht! Het orkest is altijd – in elke muziekstijl, in elke situatie en met iedere dirigent – onvoorstelbaar muzikaal. Bij ieder afzonderlijk lid voel je de liefde en de wens om volledig in de muziek te zijn. Geweldig. En ook op menselijk vlak. Ik houd niet van arrogantie en veel ‘grote namen’ zijn behoorlijk vol van zichzelf.
Dan kun je, als je veel tijd met elkaar doorbrengt, wat je in muzikaal opzicht wint op menselijk vlak weer verliezen. Maar dit zijn echte mensen, toegewijd aan wat ze doen en meer niet. Dat raakte me enorm.’
‘In het beste geval, wanneer dingen ‘gebeuren’, kun je op het podium een soort metamorfose beleven. Het kan ook liggen aan wat je speelt. Zo zijn Beethovens latere sonates een soort weergave van een transformerende mens. Je vertolkt het lied van een man die lijdt en zich weer opricht.
In een vorm van osmose ga je daar dan zelf ook doorheen – cruciaal voor de waarheid van het uitvoeringsmoment. Sommige stukken zijn zo veeleisend dat ze alles uit je zuigen en daarna voel je een immense leegte. Maar er is ook muziek, van Bach bijvoorbeeld, die je voedt en in contact brengt met levenskracht. Dan blijf je achter in een staat van intense, evenwichtige harmonie.’
vr 17 & zo 19 januari | Grote Zaal
Mens & Mythe Cultuur als misdaad: Prometheus
Concertgebouworkest
Beethoven, Dean, Skrjabin
wo 22, do 23, vr 24 januari | Grote Zaal
Mens & Mythe - Het liefdesoffer: Alceste
Concertgebouworkest
Lully, Händel, Rameau, Gluck, Mozart
do 30 & vr 31 januari | Grote Zaal
Mens & Mythe: Het onverbiddelijke noodlot - Oedipus
Concertgebouworkest
Verdi, Verbey, Stravinsky