Klinken moderne violen beter dan Stradivariussen?
door Erwin Roebroeks 22 mrt. 2021 22 maart 2021
De wetenschap staat nooit stil – ook in de muziek niet. In Preludium duiken we de nieuwste onderzoeken op. Deze maand: is de klank van een Stradivarius wel zo superieur?
André Rieu wil zijn Stradivarius verkopen, mocht het nodig zijn om zijn orkest te redden. Dat een muziekinstrument genoeg geld kan opleveren om een orkest van de ondergang te behoeden, mag bijzonder worden genoemd. Temeer omdat de afgelopen jaren de vermeende superieure klank van de Stradivarius in verschillende wetenschappelijke onderzoeken onderuit is gehaald.
Maar welke klank? Die vraag wordt in de recente onderzoeken in het midden gelaten.
André Rieu wil zijn Stradivarius verkopen, mocht het nodig zijn om zijn orkest te redden. Dat een muziekinstrument genoeg geld kan opleveren om een orkest van de ondergang te behoeden, mag bijzonder worden genoemd. Temeer omdat de afgelopen jaren de vermeende superieure klank van de Stradivarius in verschillende wetenschappelijke onderzoeken onderuit is gehaald.
Maar welke klank? Die vraag wordt in de recente onderzoeken in het midden gelaten.
Neem het onderzoek van Claudia Fritz en anderen, Listener evaluations of new and old Italian violins, dat in 2017 in PNAS [Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, red.] werd gepubliceerd. Daarin werden violen van Antonio Stradivari (Cremona, 1644-1737) met moderne violen vergeleken. Onderzocht werden projectie en klankvoorkeur, vanuit luisteraarsperspectief. In twee afzonderlijke experimenten werden drie nieuwe violen vergeleken met drie Stradivariussen.
Het ene experiment vond plaats in een om zijn uitstekende akoestiek vermaarde, 300 stoelen tellende concertzaal in het Coeur De Ville in Vincennes, nabij Parijs; het andere in een New Yorkse concertzaal van 860 stoelen, de grote zaal van het Cooper Union-gebouw. De projectie – hoe een klank zich in de ruimte beweegt – werd getest met en zonder orkestbegeleiding.
Projectie en klankvoorkeur werden gelijktijdig beoordeeld door twee groepen luisteraars. En wat bleek: de nieuwe violen hadden een betere projectie dan de Stradivariussen, zowel met als zonder orkest. En hoewel de luisteraars oud niet van nieuw konden onderscheiden, ging de voorkeur naar de moderne violen uit.
Stradivari bouwde voor de muziek van zijn tijd
Klank is in dit onderzoek niet gedefinieerd, maar aan de smaak van de luisteraar gedelegeerd. Aan de 21ste-eeuwse luisteraar welteverstaan. Niet aan de 17de- en 18de-eeuwse luisteraar, voor wie Stradivari zijn instrumenten – want niet alleen violen – bouwde. Er mogen dan nog zo’n zeshonderd van zijn instrumenten over zijn, de ‘oren’ van die tijd kregen we er niet bij.
Stradivari bouwde voor de muziek van zijn tijd, niet van de tijd ervoor of erna. Bijvoorbeeld voor het hoforkest van de Medici in Florence. En hij bouwde voor de zalen van zijn tijd – toen er nog geen rondreizend concertleven bestond –, die toen nog relatief klein waren.
Dat moderne violen een betere projectie hebben, is niet verbazend, omdat ze voor het soort zalen van het onderzoek zijn ontwikkeld. En aangezien projectie deel uitmaakt van de klank, zijn goede projectie en klankvoorkeur gecorreleerd.
Zo zeggen de resultaten van deze onderzoeken meer over onze oren dan over het handwerk van Stradivari. Wie dat wil uitsluiten, heeft een teletijdmachine nodig, om hetzelfde experiment uit te voeren in de tijd van Stradivari.
Neem het onderzoek van Claudia Fritz en anderen, Listener evaluations of new and old Italian violins, dat in 2017 in PNAS [Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, red.] werd gepubliceerd. Daarin werden violen van Antonio Stradivari (Cremona, 1644-1737) met moderne violen vergeleken. Onderzocht werden projectie en klankvoorkeur, vanuit luisteraarsperspectief. In twee afzonderlijke experimenten werden drie nieuwe violen vergeleken met drie Stradivariussen.
Het ene experiment vond plaats in een om zijn uitstekende akoestiek vermaarde, 300 stoelen tellende concertzaal in het Coeur De Ville in Vincennes, nabij Parijs; het andere in een New Yorkse concertzaal van 860 stoelen, de grote zaal van het Cooper Union-gebouw. De projectie – hoe een klank zich in de ruimte beweegt – werd getest met en zonder orkestbegeleiding.
Projectie en klankvoorkeur werden gelijktijdig beoordeeld door twee groepen luisteraars. En wat bleek: de nieuwe violen hadden een betere projectie dan de Stradivariussen, zowel met als zonder orkest. En hoewel de luisteraars oud niet van nieuw konden onderscheiden, ging de voorkeur naar de moderne violen uit.
Stradivari bouwde voor de muziek van zijn tijd
Klank is in dit onderzoek niet gedefinieerd, maar aan de smaak van de luisteraar gedelegeerd. Aan de 21ste-eeuwse luisteraar welteverstaan. Niet aan de 17de- en 18de-eeuwse luisteraar, voor wie Stradivari zijn instrumenten – want niet alleen violen – bouwde. Er mogen dan nog zo’n zeshonderd van zijn instrumenten over zijn, de ‘oren’ van die tijd kregen we er niet bij.
Stradivari bouwde voor de muziek van zijn tijd, niet van de tijd ervoor of erna. Bijvoorbeeld voor het hoforkest van de Medici in Florence. En hij bouwde voor de zalen van zijn tijd – toen er nog geen rondreizend concertleven bestond –, die toen nog relatief klein waren.
Dat moderne violen een betere projectie hebben, is niet verbazend, omdat ze voor het soort zalen van het onderzoek zijn ontwikkeld. En aangezien projectie deel uitmaakt van de klank, zijn goede projectie en klankvoorkeur gecorreleerd.
Zo zeggen de resultaten van deze onderzoeken meer over onze oren dan over het handwerk van Stradivari. Wie dat wil uitsluiten, heeft een teletijdmachine nodig, om hetzelfde experiment uit te voeren in de tijd van Stradivari.