Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Dirigent Iván Fischer: ‘Muziek is ontzettend goed in overbruggen’

door Martijn Voorvelt
24 aug. 2022 24 augustus 2022

Iván Fischer leidt deze maand het Concert­gebouworkest en zijn eigen Boedapest Festival Orkest – zowel in Amsterdam als in Boedapest. ‘Ik wou dat politieke besluitvormers in Europa inzagen hoe nuttig we kunnen zijn.’

Iván Fischer is niet zo’n dirigent die zich een slag in de rondte reist om overal ter wereld concerten te geven. Hij concentreert zich liever op een beperkt aantal orkesten en projecten waar hij sterk in gelooft, om de diepte in te kunnen gaan en de best mogelijke uitvoeringen te realiseren. In de eerste plaats richt hij zich natuurlijk op het Boedapest Festival Orkest (BFO), dat hij in 1983 samen met pianist en dirigent Zoltán Kocsis oprichtte in zijn geboortestad. Daarnaast is Fischer al 35 jaar vrijwel jaarlijks te gast bij het Concertgebouworkest, waar hij sinds afgelopen seizoen honorair gastdirigent is.

Deze maand staat hij in de Grote Zaal voor beide orkesten. Met Bartók en een Hongaarse violist bij het Concertgebouworkest, met Louis Andriessen en de gebroeders Jussen als Nederlandse componenten bij het BFO, en met Beethoven als verbindende factor. Niets is toevallig bij Iván Fischer.

Iván Fischer is niet zo’n dirigent die zich een slag in de rondte reist om overal ter wereld concerten te geven. Hij concentreert zich liever op een beperkt aantal orkesten en projecten waar hij sterk in gelooft, om de diepte in te kunnen gaan en de best mogelijke uitvoeringen te realiseren. In de eerste plaats richt hij zich natuurlijk op het Boedapest Festival Orkest (BFO), dat hij in 1983 samen met pianist en dirigent Zoltán Kocsis oprichtte in zijn geboortestad. Daarnaast is Fischer al 35 jaar vrijwel jaarlijks te gast bij het Concertgebouworkest, waar hij sinds afgelopen seizoen honorair gastdirigent is.

Deze maand staat hij in de Grote Zaal voor beide orkesten. Met Bartók en een Hongaarse violist bij het Concertgebouworkest, met Louis Andriessen en de gebroeders Jussen als Nederlandse componenten bij het BFO, en met Beethoven als verbindende factor. Niets is toevallig bij Iván Fischer.

  • Iván Fischer en Boedapest Festival Orkest: Mahlers Symfonie nr. 9

    Iván Fischer en Boedapest Festival Orkest: Mahlers Symfonie nr. 9

  • Iván Fischer en Boedapest Festival Orkest: Mahlers Symfonie nr. 9

    Iván Fischer en Boedapest Festival Orkest: Mahlers Symfonie nr. 9

Verborgen schatten

In april leidde Fischer bij het Concertgebouworkest de drie pianoconcerten van Béla Bartók in één programma, nu staat opnieuw muziek van zijn landgenoot op het programma. ‘Bartók betekent voor mij eerlijkheid’, verklaart de dirigent, ‘een perfecte balans tussen intuïtie en intellect, zuiverheid en complexiteit; en als persoon was hij iemand die ik echt kan respecteren.’

Dat Fischer graag Bartók dirigeert is geen missie, maar pure liefhebberij, bezweert hij. ‘Bartók maakt tegenwoordig deel uit van het kernrepertoire van alle orkesten. Hij is een van de grootste componisten van de twintigste eeuw. Ik hoef zijn muziek dus niet te verkopen. Ik geniet gewoonweg van zijn populariteit. Sommige van zijn werken zijn heel bekend, zoals Hertog Blauwbaards burcht of het Concert voor orkest. Maar zijn oeuvre bevat ook veel verborgen schatten.’

Het Concertgebouworkest speelt in september twee van die schatten: de Danssuite en het Eerste vioolconcert. Laatstgenoemde werk, hoewel de laatste jaren bezig aan een inhaalslag, is veel minder gangbaar dan het populaire Tweede vioolconcert van dertig jaar later. Dat heeft veel te maken met Bartóks problematische verhouding tot het werk, zo legt Fischer uit. ‘Het verhaal is bekend: de jonge Bartók werd verliefd op de violiste Stefi Geyer en componeerde dit ­lyrische werk voor haar. Maar toen ze hem afwees, veranderde hij het tweede deel en noemde hij het werk Twee portretten. Hij behield het eerste deel met de titel ‘Ideaal’ en noemde het nieuwe tweede deel ‘Grotesk’. Bartók had er duidelijk moeite mee in het reine te komen met emotionele teleurstelling.’

Voor dit vioolconcert neemt ­Fischer zijn landgenoot Barnabás Kelemen mee, die zijn debuut maakt bij het Concertgebouworkest. ‘Hij is een uitmuntend musicus en een groot violist’, zegt Fischer enthousiast, ‘en de muzikale taal van Bartók spreekt hij als zijn moedertaal.’

Louis Andriessen

Is Bartók tegenwoordig gesneden koek voor orkesten, dat geldt (nog) niet voor Louis Andriessen, de invloedrijke Nederlandse componist die in juli 2021 overleed. Heeft het Boedapest Festival Orkest ervaring met zijn muziek? ‘Totaal niet. Maar dat zou wel moeten. Workers Union is een werk waarin improvisatie een grote rol speelt, en het BFO werkt veel met collectieve improvisatie. Dit werk is typisch voor de jaren zestig en zeventig. Choquerend, brutaal, controversieel. Sommige mensen zullen het geweldig vinden, anderen zullen het haten. Volgens mij vond Andriessen dat allemaal wel best.’

‘Ik denk dat Andriessen een moeizame relatie had met alle symfonie­orkesten’

Hoe zou hij deze muziek introduceren bij een Hongaars publiek? ‘Ik zou drie aspecten noemen. Ten eerste dat Andriessen een groot aantal stijlen bijeenbracht, zoals jazz, minimalisme, zelfs Indiase invloeden. Dan zou ik uitleggen dat hij er de voorkeur aan gaf te componeren voor ensembles met ongewone instrumentcombinaties, wat vanzelfsprekend een afstand schiep tussen hem en symfonieorkesten. En als derde zou ik hem willen bedanken omdat hij in 2021 een belangrijk werk schreef voor mijn dochter Nora, getiteld The Only One. Ik moet er altijd om glimlachen omdat er inderdaad geen zangeres is zoals Nora.

Overigens, ik hoor soms beweren dat Andriessen heel lang een moeizame relatie had met het Concertgebouw­orkest, voordat hij uiteindelijk Mysteriën componeerde [in 2013, MV]. Maar ik ben het daar niet mee eens. Ik denk dat hij een moeizame relatie had met alle symfonieorkesten, omdat een orkest voor zijn generatie nu eenmaal een te traditioneel fenomeen was. Later stelden componisten van die generatie, onder wie ook Ligeti en Kurtág, zich meer open voor orkesten, die op hun beurt ook toleranter werden.’

Verborgen schatten

In april leidde Fischer bij het Concertgebouworkest de drie pianoconcerten van Béla Bartók in één programma, nu staat opnieuw muziek van zijn landgenoot op het programma. ‘Bartók betekent voor mij eerlijkheid’, verklaart de dirigent, ‘een perfecte balans tussen intuïtie en intellect, zuiverheid en complexiteit; en als persoon was hij iemand die ik echt kan respecteren.’

Dat Fischer graag Bartók dirigeert is geen missie, maar pure liefhebberij, bezweert hij. ‘Bartók maakt tegenwoordig deel uit van het kernrepertoire van alle orkesten. Hij is een van de grootste componisten van de twintigste eeuw. Ik hoef zijn muziek dus niet te verkopen. Ik geniet gewoonweg van zijn populariteit. Sommige van zijn werken zijn heel bekend, zoals Hertog Blauwbaards burcht of het Concert voor orkest. Maar zijn oeuvre bevat ook veel verborgen schatten.’

Het Concertgebouworkest speelt in september twee van die schatten: de Danssuite en het Eerste vioolconcert. Laatstgenoemde werk, hoewel de laatste jaren bezig aan een inhaalslag, is veel minder gangbaar dan het populaire Tweede vioolconcert van dertig jaar later. Dat heeft veel te maken met Bartóks problematische verhouding tot het werk, zo legt Fischer uit. ‘Het verhaal is bekend: de jonge Bartók werd verliefd op de violiste Stefi Geyer en componeerde dit ­lyrische werk voor haar. Maar toen ze hem afwees, veranderde hij het tweede deel en noemde hij het werk Twee portretten. Hij behield het eerste deel met de titel ‘Ideaal’ en noemde het nieuwe tweede deel ‘Grotesk’. Bartók had er duidelijk moeite mee in het reine te komen met emotionele teleurstelling.’

Voor dit vioolconcert neemt ­Fischer zijn landgenoot Barnabás Kelemen mee, die zijn debuut maakt bij het Concertgebouworkest. ‘Hij is een uitmuntend musicus en een groot violist’, zegt Fischer enthousiast, ‘en de muzikale taal van Bartók spreekt hij als zijn moedertaal.’

Louis Andriessen

Is Bartók tegenwoordig gesneden koek voor orkesten, dat geldt (nog) niet voor Louis Andriessen, de invloedrijke Nederlandse componist die in juli 2021 overleed. Heeft het Boedapest Festival Orkest ervaring met zijn muziek? ‘Totaal niet. Maar dat zou wel moeten. Workers Union is een werk waarin improvisatie een grote rol speelt, en het BFO werkt veel met collectieve improvisatie. Dit werk is typisch voor de jaren zestig en zeventig. Choquerend, brutaal, controversieel. Sommige mensen zullen het geweldig vinden, anderen zullen het haten. Volgens mij vond Andriessen dat allemaal wel best.’

‘Ik denk dat Andriessen een moeizame relatie had met alle symfonie­orkesten’

Hoe zou hij deze muziek introduceren bij een Hongaars publiek? ‘Ik zou drie aspecten noemen. Ten eerste dat Andriessen een groot aantal stijlen bijeenbracht, zoals jazz, minimalisme, zelfs Indiase invloeden. Dan zou ik uitleggen dat hij er de voorkeur aan gaf te componeren voor ensembles met ongewone instrumentcombinaties, wat vanzelfsprekend een afstand schiep tussen hem en symfonieorkesten. En als derde zou ik hem willen bedanken omdat hij in 2021 een belangrijk werk schreef voor mijn dochter Nora, getiteld The Only One. Ik moet er altijd om glimlachen omdat er inderdaad geen zangeres is zoals Nora.

Overigens, ik hoor soms beweren dat Andriessen heel lang een moeizame relatie had met het Concertgebouw­orkest, voordat hij uiteindelijk Mysteriën componeerde [in 2013, MV]. Maar ik ben het daar niet mee eens. Ik denk dat hij een moeizame relatie had met alle symfonieorkesten, omdat een orkest voor zijn generatie nu eenmaal een te traditioneel fenomeen was. Later stelden componisten van die generatie, onder wie ook Ligeti en Kurtág, zich meer open voor orkesten, die op hun beurt ook toleranter werden.’

  • Iván Fischer leidt Bartók bij het Concertgebouworkest, met Dénes Várjon op piano

    april 2022, foto: Milagro Elstak

    Iván Fischer leidt Bartók bij het Concertgebouworkest, met Dénes Várjon op piano

    april 2022, foto: Milagro Elstak

  • Iván Fischer leidt Bartók bij het Concertgebouworkest, met Dénes Várjon op piano

    april 2022, foto: Milagro Elstak

    Iván Fischer leidt Bartók bij het Concertgebouworkest, met Dénes Várjon op piano

    april 2022, foto: Milagro Elstak

Bruggen bouwen

In het kader van Bridging Europe vinden de uitvoeringen van de beide orkesten niet alleen plaats in Amsterdam, maar ook in het Müpa, het cultuurgebouw in Boedapest dat ook de thuiszaal van het BFO herbergt. Zo slaat Fischer programmatisch én geografisch een brug tussen twee Europese steden.

‘Een brug heeft zo veel betekenissen. Voor ons, musici, is een brug het stuk hout dat de snaren verbindt met de klankkast van een strijkinstrument. Dat instrument verbindt de speler met het geluid. In het geval van Bridging Europe verbindt muziek – en cultuur in het algemeen – twee steden met verschillende talen. Muziek is ontzettend goed in overbruggen: willen we Europa echt integreren, en nationaal egoïsme te boven komen, dan kan muziek ons helpen door een taal aan te bieden die alle Europeanen verstaan en spreken. Ik wou dat politieke besluitvormers in Europa inzagen hoe nuttig we kunnen zijn. Het initiëren van dit minifestival, waarin ieder jaar twee steden met elkaar worden verbonden, is mijn kleine bijdrage hieraan geweest.’

Verbinder Beethoven

Bij het BFO staat Beethovens Derde symfonie, ‘Eroica’ op de lessenaars, bij het Concertgebouworkest de Vijfde. Leden van beide orkesten spelen gebroederlijk naast elkaar, Side by Side, in de finale van de Derde in Amsterdam op 17 september en in de finale van de Vijfde in Boedapest op 24 september. Zoals Fischer het kernachtig uitdrukt: ‘Beethoven is de brug.’ Ludwig van Beethoven symboliseert immers verbinding. Niet voor niets is het slotkoor van zijn Negende symfonie, dat een utopische toekomst bezingt waarin ‘alle Menschen Brüder’ zijn, het volkslied van de Europese Unie.

Negen jaar geleden maakte Fischers interpretatie van de Vijfde symfonie bij het Concertgebouworkest, onderdeel van een complete Beethoven-cyclus, grote indruk. Hoe hij het deze keer gaat aanpakken, weet de dirigent nog niet. ‘Ik verander continu, maar ik ben me er niet van bewust. Ik voer de werken gewoon uit zoals ze zijn, en soms verandert het karakter of het tempo, maar waarom weet ik niet.’

Beethovens boodschap? ‘Verandering. Dat hebben we nodig!’

De ongebruikelijke orkestopstelling bij sommige symfonieën droeg destijds bij aan een opvallend geprononceerde articulatie en transparante samenklank. Fischer zoekt voortdurend naar de optimale opstelling voor een uitvoering, zoals ook bleek bij het Bartók-­programma afgelopen april. Wat is de ideale opstelling voor Beethoven? ‘Dat is een moeilijke vraag, want ieder werk is anders. In de Achtste en ­Negende symfonie heb ik bijvoorbeeld graag de pauken vlak naast me, maar omdat sommige strijkers dat te luid vinden doe ik ook wel eens water bij de wijn. Bij de Vijfde symfonie moeten de trombonisten in elk geval pas op het eind opkomen, want ze zijn gasten in het orkest: vóór deze symfonie kwamen ze niet voor in orkestpartituren. Trombonisten waren kerkmusici; in deze symfonie representeerden ze iets compleet nieuws: het religieuze aspect van het jubelende slot.’

Wat maakt Beethoven nog steeds zo vitaal en urgent? Wat is zijn boodschap aan ons? ‘Verandering. En dat hebben we nodig!’

Tijdmachine

In februari 2023 komt Iván Fischer terug bij het Concertgebouworkest. Hij leidt dan een – wegens corona uitgesteld – spannend en hoogst origineel programma met muziek van alle ­zeventien componisten wier namen de cartouches (naamschilden) de balkons van de Grote Zaal sieren. Hoe komt iemand erop?

‘Om eerlijk te zijn heeft dat te maken met die lange trap naar het podium. Als ik die afdaal, moet ik goed naar mijn voeten kijken om niet te vallen. Maar zo nu en dan kijk ik omhoog. En wat zie ik dan? Bartók en Röntgen! Dat is zo’n bizarre combinatie, dat ik een paar jaar geleden tijdens het afdalen op het idee kwam om Bartók en Julius Röntgen in een programma te combineren, omdat ze daar aan dat balkon tot elkaar veroordeeld zijn. Later breidde ik het idee uit tot de hele groep componisten, omdat ik had gehoord dat er ooit veranderingen hadden plaatsgevonden. De meeste namen aan de balkonrand werden toegevoegd in 1925. Dit programma biedt dus inzicht in de muzikale smaak van honderd jaar geleden. Het is een tijdmachine.’

Unieke luisterervaring

Op 9 februari dirigeert Fischer het cartouche-programma middenin de zaal, waarbij het publiek rondom de dirigent tussen de orkestmusici zit. Een unieke luisterervaring, waarmee hij eerder ervaring opdeed onder de naam Mittendrin. ‘Het idee is dat je het orkest van binnenuit hoort, zoals de musici het horen. Natuurlijk is de balans vreselijk; misschien zit je wel naast een tweede trompettist en ver weg van de altviolen. Maar er is een spectaculair voordeel: dat een of twee musici voor je uitgelicht worden, als mensen die je goed kent. Eigenlijk is dat de manier waarop we de maatschappij ervaren. We zijn niet objectief, een paar mensen om ons heen zijn belangrijker dan de anderen.’

Dit soort experimenten typeert Iván Fischer; daarmee houdt hij zowel het publiek als de orkestleden al decennia scherp en fris. Met Fischer raak je nooit in een sleur. Geen wonder dat het Concertgebouworkest hem in oktober 2021 benoemde tot honorair gastdirigent.

In deze tijd vol verandering moet het traditionele symfonieorkest meer dan ooit blijven nadenken over zijn relevantie. Fischer heeft daar wel ideeën over. Een laatste vraag dus: wat kan het Concertgebouworkest doen om bij te blijven? ‘Het orkest is op de goede weg’, is zijn geruststellende antwoord. ‘Opener worden, nieuwe ideeën toepassen, tegelijkertijd de traditie bewaken, ervoor zorgen dat de muziek het belangrijkste blijft... Dat hoef ik deze musici niet te vertellen, dat weten ze al.’

Over Iván Fischer
Met zijn in 1983 opgerichte Boedapest Festival Orkest ontwikkelt Iván Fischer al jaren nieuwe presentatievormen om orkestmuziek relevant te houden, zoals ‘chocomelconcerten’ voor kleine kinderen, ‘Midnight Music’ voor een jong publiek, verrassingsconcerten en verschillende educatie- en outreachprojecten. In het verleden stond hij aan het roer van verschillende andere orkesten. Tegenwoordig is hij naast dirigent ook actief als componist en operaregisseur met zijn Iván Fischer Opera Company. Bij het Concertgebouworkest was Iván Fischer sinds 1987 vrijwel jaarlijks te gast. In juni 2020 leidde hij de Ammodo Masterclass dirigeren. Vanwege zijn belangrijke artistieke bijdragen benoemde het orkest hem later dat jaar tot honorair gastdirigent – een ‘emotioneel geladen titel’, zei hij in een eerder interview, omdat hij daarmee in de voetsporen stapte van dirigent Nikolaus Harnoncourt, bij wie hij ooit assistent was. ‘Deze titel is de grootste eer die ik mij kan voorstellen, en brengt ook de grootste verantwoordelijkheid met zich mee. Ik voel me verantwoordelijk om de weg te vervolgen die Harnoncourt bij het orkest is ingegaan, als vernieuwer … Hij wilde dat de luisteraar zou begrijpen wat de muziek betekent … Gevoelens die de muziek wil uitdrukken zijn niet altijd mooi. Ik vind dat een buitengewoon frisse, sympathieke en oprechte benadering.’

Bruggen bouwen

In het kader van Bridging Europe vinden de uitvoeringen van de beide orkesten niet alleen plaats in Amsterdam, maar ook in het Müpa, het cultuurgebouw in Boedapest dat ook de thuiszaal van het BFO herbergt. Zo slaat Fischer programmatisch én geografisch een brug tussen twee Europese steden.

‘Een brug heeft zo veel betekenissen. Voor ons, musici, is een brug het stuk hout dat de snaren verbindt met de klankkast van een strijkinstrument. Dat instrument verbindt de speler met het geluid. In het geval van Bridging Europe verbindt muziek – en cultuur in het algemeen – twee steden met verschillende talen. Muziek is ontzettend goed in overbruggen: willen we Europa echt integreren, en nationaal egoïsme te boven komen, dan kan muziek ons helpen door een taal aan te bieden die alle Europeanen verstaan en spreken. Ik wou dat politieke besluitvormers in Europa inzagen hoe nuttig we kunnen zijn. Het initiëren van dit minifestival, waarin ieder jaar twee steden met elkaar worden verbonden, is mijn kleine bijdrage hieraan geweest.’

Verbinder Beethoven

Bij het BFO staat Beethovens Derde symfonie, ‘Eroica’ op de lessenaars, bij het Concertgebouworkest de Vijfde. Leden van beide orkesten spelen gebroederlijk naast elkaar, Side by Side, in de finale van de Derde in Amsterdam op 17 september en in de finale van de Vijfde in Boedapest op 24 september. Zoals Fischer het kernachtig uitdrukt: ‘Beethoven is de brug.’ Ludwig van Beethoven symboliseert immers verbinding. Niet voor niets is het slotkoor van zijn Negende symfonie, dat een utopische toekomst bezingt waarin ‘alle Menschen Brüder’ zijn, het volkslied van de Europese Unie.

Negen jaar geleden maakte Fischers interpretatie van de Vijfde symfonie bij het Concertgebouworkest, onderdeel van een complete Beethoven-cyclus, grote indruk. Hoe hij het deze keer gaat aanpakken, weet de dirigent nog niet. ‘Ik verander continu, maar ik ben me er niet van bewust. Ik voer de werken gewoon uit zoals ze zijn, en soms verandert het karakter of het tempo, maar waarom weet ik niet.’

Beethovens boodschap? ‘Verandering. Dat hebben we nodig!’

De ongebruikelijke orkestopstelling bij sommige symfonieën droeg destijds bij aan een opvallend geprononceerde articulatie en transparante samenklank. Fischer zoekt voortdurend naar de optimale opstelling voor een uitvoering, zoals ook bleek bij het Bartók-­programma afgelopen april. Wat is de ideale opstelling voor Beethoven? ‘Dat is een moeilijke vraag, want ieder werk is anders. In de Achtste en ­Negende symfonie heb ik bijvoorbeeld graag de pauken vlak naast me, maar omdat sommige strijkers dat te luid vinden doe ik ook wel eens water bij de wijn. Bij de Vijfde symfonie moeten de trombonisten in elk geval pas op het eind opkomen, want ze zijn gasten in het orkest: vóór deze symfonie kwamen ze niet voor in orkestpartituren. Trombonisten waren kerkmusici; in deze symfonie representeerden ze iets compleet nieuws: het religieuze aspect van het jubelende slot.’

Wat maakt Beethoven nog steeds zo vitaal en urgent? Wat is zijn boodschap aan ons? ‘Verandering. En dat hebben we nodig!’

Tijdmachine

In februari 2023 komt Iván Fischer terug bij het Concertgebouworkest. Hij leidt dan een – wegens corona uitgesteld – spannend en hoogst origineel programma met muziek van alle ­zeventien componisten wier namen de cartouches (naamschilden) de balkons van de Grote Zaal sieren. Hoe komt iemand erop?

‘Om eerlijk te zijn heeft dat te maken met die lange trap naar het podium. Als ik die afdaal, moet ik goed naar mijn voeten kijken om niet te vallen. Maar zo nu en dan kijk ik omhoog. En wat zie ik dan? Bartók en Röntgen! Dat is zo’n bizarre combinatie, dat ik een paar jaar geleden tijdens het afdalen op het idee kwam om Bartók en Julius Röntgen in een programma te combineren, omdat ze daar aan dat balkon tot elkaar veroordeeld zijn. Later breidde ik het idee uit tot de hele groep componisten, omdat ik had gehoord dat er ooit veranderingen hadden plaatsgevonden. De meeste namen aan de balkonrand werden toegevoegd in 1925. Dit programma biedt dus inzicht in de muzikale smaak van honderd jaar geleden. Het is een tijdmachine.’

Unieke luisterervaring

Op 9 februari dirigeert Fischer het cartouche-programma middenin de zaal, waarbij het publiek rondom de dirigent tussen de orkestmusici zit. Een unieke luisterervaring, waarmee hij eerder ervaring opdeed onder de naam Mittendrin. ‘Het idee is dat je het orkest van binnenuit hoort, zoals de musici het horen. Natuurlijk is de balans vreselijk; misschien zit je wel naast een tweede trompettist en ver weg van de altviolen. Maar er is een spectaculair voordeel: dat een of twee musici voor je uitgelicht worden, als mensen die je goed kent. Eigenlijk is dat de manier waarop we de maatschappij ervaren. We zijn niet objectief, een paar mensen om ons heen zijn belangrijker dan de anderen.’

Dit soort experimenten typeert Iván Fischer; daarmee houdt hij zowel het publiek als de orkestleden al decennia scherp en fris. Met Fischer raak je nooit in een sleur. Geen wonder dat het Concertgebouworkest hem in oktober 2021 benoemde tot honorair gastdirigent.

In deze tijd vol verandering moet het traditionele symfonieorkest meer dan ooit blijven nadenken over zijn relevantie. Fischer heeft daar wel ideeën over. Een laatste vraag dus: wat kan het Concertgebouworkest doen om bij te blijven? ‘Het orkest is op de goede weg’, is zijn geruststellende antwoord. ‘Opener worden, nieuwe ideeën toepassen, tegelijkertijd de traditie bewaken, ervoor zorgen dat de muziek het belangrijkste blijft... Dat hoef ik deze musici niet te vertellen, dat weten ze al.’

Over Iván Fischer
Met zijn in 1983 opgerichte Boedapest Festival Orkest ontwikkelt Iván Fischer al jaren nieuwe presentatievormen om orkestmuziek relevant te houden, zoals ‘chocomelconcerten’ voor kleine kinderen, ‘Midnight Music’ voor een jong publiek, verrassingsconcerten en verschillende educatie- en outreachprojecten. In het verleden stond hij aan het roer van verschillende andere orkesten. Tegenwoordig is hij naast dirigent ook actief als componist en operaregisseur met zijn Iván Fischer Opera Company. Bij het Concertgebouworkest was Iván Fischer sinds 1987 vrijwel jaarlijks te gast. In juni 2020 leidde hij de Ammodo Masterclass dirigeren. Vanwege zijn belangrijke artistieke bijdragen benoemde het orkest hem later dat jaar tot honorair gastdirigent – een ‘emotioneel geladen titel’, zei hij in een eerder interview, omdat hij daarmee in de voetsporen stapte van dirigent Nikolaus Harnoncourt, bij wie hij ooit assistent was. ‘Deze titel is de grootste eer die ik mij kan voorstellen, en brengt ook de grootste verantwoordelijkheid met zich mee. Ik voel me verantwoordelijk om de weg te vervolgen die Harnoncourt bij het orkest is ingegaan, als vernieuwer … Hij wilde dat de luisteraar zou begrijpen wat de muziek betekent … Gevoelens die de muziek wil uitdrukken zijn niet altijd mooi. Ik vind dat een buitengewoon frisse, sympathieke en oprechte benadering.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.