Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Dirigente Karina Canellakis: ‘We hebben heel hard een ontsnapping uit de realiteit nodig’

door Martijn Voorvelt
20 sep. 2024 20 september 2024

De Grote Zaal kent ze als haar broekzak, maar het Concertgebouworkest dirigeert Karina Canellakis er voor het eerst. De muziek op het programma wil het aardse ontstijgen. ‘Het tilt je vanuit je stoel direct omhoog naar een andere wereld. En dat hebben we nodig.’

  • Karina Canellakis

    foto: Mathias Bothor

    Karina Canellakis

    foto: Mathias Bothor

  • Karina Canellakis

    foto: Mathias Bothor

    Karina Canellakis

    foto: Mathias Bothor

Karina Canellakis is inmiddels bezig aan haar zesde seizoen als chef-dirigent van het Radio Filharmonisch Orkest (RFO). De New Yorkse voelt zich helemaal thuis in Nederland. Ze is door de stromende regen vanaf haar appartement komen lopen naar de Huiskamer van het Concertgebouworkest in de Gabriël Metsustraat, vanwaar ze uitkijkt op het Amerikaanse consulaat. Zonder heimwee. ‘Ik moest daar laatst zijn, om een identiteitsbewijs aan te vragen voor mijn kind. Daar zetten ze dan een heel grote A op, van ‘abroad’ – oftewel: in het buitenland geboren. Dat het maar duidelijk is: geen echte Ameri­kaan. Nee hoor, ik hoef voorlopig niet terug, ik vind dit een heel fijn land om mijn kind te laten opgroeien.’

Verregaande intimiteit

‘Best spannend’ vindt ze haar debuut bij het Concertgebouworkest. ‘Het is de eerste keer dat ik in de Grote Zaal sta met een ander orkest dan het RFO. De eerste minuten zullen wat vreemd zijn, maar daarna gaan we muziek maken, dan komt het vast goed.’

Canellakis dirigeert drie werken die extremen van expressie opzoeken: Sibelius’ Vioolconcert, het Voorspel en Isoldens Liebestod uit Wagners opera Tristan und Isolde en Le Poème de l’extase van Skrjabin. ‘Het is eigenlijk wel een heel vrijpostig programma, als je er over na denkt, vanwege de verregaande intimiteit van alle stukken. Vooral Wagner en Skrjabin gaan direct onder je huid zitten. Ik denk dat ik deze stukken onbewust heb gekozen omdat ze me als dirigent toestaan vrij snel een band te creëren met het orkest. Skrjabins muziek is emotioneel heel krachtig, en neemt je meteen mee naar een heel ander bewustzijns­niveau. Ze is als een hallucinogene drug. Het mooie is dat die geparfumeerde, droom­achtige, dronken wereld heel gemakkelijk een band creëert tussen mensen. Ik hoop dat dat lukt!’

‘Skrjabin kun je alleen uitvoeren met een echt héél goed orkest’

Alle drie de stukken liggen Canellakis na aan het hart. ‘Ik leef al heel lang met deze muziek. Vooral met het Viool­concert van Sibelius: dat heb ik heel vaak gespeeld, vanaf toen ik heel jong was.’ Als voormalig professioneel violiste kent Canellakis de valkuilen van het Vioolconcert als geen ander. ‘Als jonge violist van een jaar of twaalf, dertien, realiseer je je eigenlijk niet wat er zo moeilijk aan is. Je bent een soort getrainde aap en hebt gewoon al die noten leren spelen. Pas toen ik het stuk jaren later weer oppakte, maar dan als dirigent, zag ik het: pfff! Niet alleen is het technisch heel uitdagend, maar de orkestratie is behoorlijk kaal en deso­laat, zo ongeveer het tegengestelde van Skrjabin. Stel je een uitgestrekt sneeuwlandschap voor, helemaal tot aan de horizon, waarin de violist de enige mens is, helemaal alleen…’

Uitgekristalliseerd vioolspel

Die mens is in dit geval violist Augustin Hadelich, tot groot genoegen van Canellakis. ‘Toen ik nog professioneel viool speelde, hebben we samen tientallen kamermuziekconcerten gegeven. Iedere zomer zagen we elkaar op het Marlboro Music Festival; we zijn ook samen op tournee geweest. Dat is lang geleden. Daarna heb ik Augustin een hele tijd niet meer gezien, totdat we elkaar jaren later weer ontmoetten, en we als dirigent en violist konden samenwerken. Zijn spel is zó zuiver. Het is een genot! Andere violisten zijn vaak onder de indruk van zijn perfectionisme. Augustin laat niets, maar dan ook niets aan het toeval over. Iedere noot wordt met evenveel zorg omkleed, zodat je al bij de repetitie dat perfecte, uitgekristalliseerde vioolspel hebt. Dat maakt het gemakkelijk voor het orkest en mij om hem te begeleiden.’

Karina Canellakis is inmiddels bezig aan haar zesde seizoen als chef-dirigent van het Radio Filharmonisch Orkest (RFO). De New Yorkse voelt zich helemaal thuis in Nederland. Ze is door de stromende regen vanaf haar appartement komen lopen naar de Huiskamer van het Concertgebouworkest in de Gabriël Metsustraat, vanwaar ze uitkijkt op het Amerikaanse consulaat. Zonder heimwee. ‘Ik moest daar laatst zijn, om een identiteitsbewijs aan te vragen voor mijn kind. Daar zetten ze dan een heel grote A op, van ‘abroad’ – oftewel: in het buitenland geboren. Dat het maar duidelijk is: geen echte Ameri­kaan. Nee hoor, ik hoef voorlopig niet terug, ik vind dit een heel fijn land om mijn kind te laten opgroeien.’

Verregaande intimiteit

‘Best spannend’ vindt ze haar debuut bij het Concertgebouworkest. ‘Het is de eerste keer dat ik in de Grote Zaal sta met een ander orkest dan het RFO. De eerste minuten zullen wat vreemd zijn, maar daarna gaan we muziek maken, dan komt het vast goed.’

Canellakis dirigeert drie werken die extremen van expressie opzoeken: Sibelius’ Vioolconcert, het Voorspel en Isoldens Liebestod uit Wagners opera Tristan und Isolde en Le Poème de l’extase van Skrjabin. ‘Het is eigenlijk wel een heel vrijpostig programma, als je er over na denkt, vanwege de verregaande intimiteit van alle stukken. Vooral Wagner en Skrjabin gaan direct onder je huid zitten. Ik denk dat ik deze stukken onbewust heb gekozen omdat ze me als dirigent toestaan vrij snel een band te creëren met het orkest. Skrjabins muziek is emotioneel heel krachtig, en neemt je meteen mee naar een heel ander bewustzijns­niveau. Ze is als een hallucinogene drug. Het mooie is dat die geparfumeerde, droom­achtige, dronken wereld heel gemakkelijk een band creëert tussen mensen. Ik hoop dat dat lukt!’

‘Skrjabin kun je alleen uitvoeren met een echt héél goed orkest’

Alle drie de stukken liggen Canellakis na aan het hart. ‘Ik leef al heel lang met deze muziek. Vooral met het Viool­concert van Sibelius: dat heb ik heel vaak gespeeld, vanaf toen ik heel jong was.’ Als voormalig professioneel violiste kent Canellakis de valkuilen van het Vioolconcert als geen ander. ‘Als jonge violist van een jaar of twaalf, dertien, realiseer je je eigenlijk niet wat er zo moeilijk aan is. Je bent een soort getrainde aap en hebt gewoon al die noten leren spelen. Pas toen ik het stuk jaren later weer oppakte, maar dan als dirigent, zag ik het: pfff! Niet alleen is het technisch heel uitdagend, maar de orkestratie is behoorlijk kaal en deso­laat, zo ongeveer het tegengestelde van Skrjabin. Stel je een uitgestrekt sneeuwlandschap voor, helemaal tot aan de horizon, waarin de violist de enige mens is, helemaal alleen…’

Uitgekristalliseerd vioolspel

Die mens is in dit geval violist Augustin Hadelich, tot groot genoegen van Canellakis. ‘Toen ik nog professioneel viool speelde, hebben we samen tientallen kamermuziekconcerten gegeven. Iedere zomer zagen we elkaar op het Marlboro Music Festival; we zijn ook samen op tournee geweest. Dat is lang geleden. Daarna heb ik Augustin een hele tijd niet meer gezien, totdat we elkaar jaren later weer ontmoetten, en we als dirigent en violist konden samenwerken. Zijn spel is zó zuiver. Het is een genot! Andere violisten zijn vaak onder de indruk van zijn perfectionisme. Augustin laat niets, maar dan ook niets aan het toeval over. Iedere noot wordt met evenveel zorg omkleed, zodat je al bij de repetitie dat perfecte, uitgekristalliseerde vioolspel hebt. Dat maakt het gemakkelijk voor het orkest en mij om hem te begeleiden.’

  • Karina Canellakis

    foto: Chris Christodoulou

    Karina Canellakis

    foto: Chris Christodoulou

  • Karina Canellakis

    foto: Chris Christodoulou

    Karina Canellakis

    foto: Chris Christodoulou

Essentieel meesterwerk

Op zaterdag 19 oktober staat Skrjabins muziek centraal in Essentials, waar mensen die weinig ervaring hebben met symfonische muziek kunnen kennismaken met een essentieel meesterwerk. Dat is Le Poème de l’extase volgens Canellakis zonder enige twijfel. ‘Dat je het niet vaak hoort, heeft niets met de kwaliteit te maken. Een van de redenen waarom sommige werken populair zijn, is dat ze gemakkelijk te spelen zijn. Als een stuk over de hele wereld door veel orkesten gespeeld kan worden, ook de minder goede, wordt het al gauw populair. Neem Beethovens Vijfde symfonie: ook als dat niet op het niveau van het Concertgebouworkest wordt gespeeld, blijft het overeind. Je kunt dat met een studentenorkest spelen en het werkt. Dat is onmogelijk met Skrjabin! Dat kun je alleen uitvoeren met een echt héél goed orkest. Daarom is het nooit echt populair geworden. Daarnaast vereist het ook nog eens een enorme orkestbezetting, die niet iedereen zich kan veroorloven. En anders dan de – ook vaak groot bezette – werken van Richard Strauss heeft Le Poème de l’extase geen makkelijk te volgen programma.’

Brandend verlangen

Canellakis laat het werk van Skrjabin voorafgaan door dat van zijn voorganger Wagner, ook bij Essentials. De twee liggen in elkaars verlengde, vertelt de dirigent. ‘Ik heb altijd het idee dat Le Poeme de l’extase verder gaat waar Wagner ophield. Bijna dertig jaar na Wagners dood voert Skrjabin de ideeën van Tristan und Isolde verder door. Niet alleen wat harmonie en klankwereld betreft, maar ook thematisch: beide werken gaan over een brandend verlangen naar iets wat buiten je bereik ligt, maar wat je uiteindelijk misschien toch kunt krijgen. Bij Wagner is dat in de dood. Bij Skrjabin is de extatische climax aan het eind, het C-groot-­akkoord, een moment van catharsis. Voor mij is Skrjabin op een kosmische manier verbonden aan Wagner. Het is dus heel mooi als je ze direct na elkaar kunt horen!’

Is er in onze tijd behoefte aan zulke kosmische muziek? ‘Zeker! We hebben heel hard een ontsnapping uit de realiteit nodig. Ik in elk geval wel. Als je het nieuws volgt is de realiteit behoorlijk moeilijk te verdragen op dit moment. Dit soort muziek, die je uit de dagelijkse rompslomp haalt en je vanuit je stoel direct omhoog tilt naar een andere wereld, hebben we nodig. Het is niet eens een drug. Het is een medicijn – of voedsel. Ik heb het elke dag nodig.’

Essentieel meesterwerk

Op zaterdag 19 oktober staat Skrjabins muziek centraal in Essentials, waar mensen die weinig ervaring hebben met symfonische muziek kunnen kennismaken met een essentieel meesterwerk. Dat is Le Poème de l’extase volgens Canellakis zonder enige twijfel. ‘Dat je het niet vaak hoort, heeft niets met de kwaliteit te maken. Een van de redenen waarom sommige werken populair zijn, is dat ze gemakkelijk te spelen zijn. Als een stuk over de hele wereld door veel orkesten gespeeld kan worden, ook de minder goede, wordt het al gauw populair. Neem Beethovens Vijfde symfonie: ook als dat niet op het niveau van het Concertgebouworkest wordt gespeeld, blijft het overeind. Je kunt dat met een studentenorkest spelen en het werkt. Dat is onmogelijk met Skrjabin! Dat kun je alleen uitvoeren met een echt héél goed orkest. Daarom is het nooit echt populair geworden. Daarnaast vereist het ook nog eens een enorme orkestbezetting, die niet iedereen zich kan veroorloven. En anders dan de – ook vaak groot bezette – werken van Richard Strauss heeft Le Poème de l’extase geen makkelijk te volgen programma.’

Brandend verlangen

Canellakis laat het werk van Skrjabin voorafgaan door dat van zijn voorganger Wagner, ook bij Essentials. De twee liggen in elkaars verlengde, vertelt de dirigent. ‘Ik heb altijd het idee dat Le Poeme de l’extase verder gaat waar Wagner ophield. Bijna dertig jaar na Wagners dood voert Skrjabin de ideeën van Tristan und Isolde verder door. Niet alleen wat harmonie en klankwereld betreft, maar ook thematisch: beide werken gaan over een brandend verlangen naar iets wat buiten je bereik ligt, maar wat je uiteindelijk misschien toch kunt krijgen. Bij Wagner is dat in de dood. Bij Skrjabin is de extatische climax aan het eind, het C-groot-­akkoord, een moment van catharsis. Voor mij is Skrjabin op een kosmische manier verbonden aan Wagner. Het is dus heel mooi als je ze direct na elkaar kunt horen!’

Is er in onze tijd behoefte aan zulke kosmische muziek? ‘Zeker! We hebben heel hard een ontsnapping uit de realiteit nodig. Ik in elk geval wel. Als je het nieuws volgt is de realiteit behoorlijk moeilijk te verdragen op dit moment. Dit soort muziek, die je uit de dagelijkse rompslomp haalt en je vanuit je stoel direct omhoog tilt naar een andere wereld, hebben we nodig. Het is niet eens een drug. Het is een medicijn – of voedsel. Ik heb het elke dag nodig.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.