Duivels en hemels spel
door Johan Giskes 29 nov. 2019 29 november 2019
De Faust-legende en Goethes versie ervan inspireerden vele componisten tot duivels goede muziek, die vaak haar weg vond naar het Concertgebouworkest. Zoals deze maand Schumanns Faust-Szenen.
Vanaf het begin van hun bestaan streefden Het Concertgebouw en het Concertgebouworkest net als Faust naar ‘onsterfelijkheid’. Na een bijzonder geslaagde uitvoering kan worden verzucht: ‘(...) das Unbeschreibliche, hier ist’s getan.’ Woorden die aan het einde van Schumanns Szenen aus Goethes ‘Faust’ klinken, in het slot van Mahlers Achtste en in Eine Faust-Symphonie van Liszt. De Faust-legende inspireerde daarnaast bijvoorbeeld Berlioz, Gounod en Wagner, wier visies vaak op de lessenaars van het orkest kwamen.
De eerste Faust-muziek die het Concertgebouworkest ten gehore bracht, was de opera van Gounod. Dit gebeurde op 27 november 1888 in de Amsterdamse Stadsschouwburg onder auspiciën van het Théâtre Royal Français de la Haye, in dezelfde maand als waarin het orkest zijn eerste symfonische concert had gegeven in de Grote Zaal. Gounods Faust is tot nu toe geheel of gedeeltelijk 108 maal aan bod gekomen, inclusief eenmaal een bewerking ervan: de Faust-fantasie van Carl Stumpf. La damnation de Faust van Berlioz werd geheel of gedeeltelijk maar liefst 356 keer ten gehore gebracht. Eine Faust-Ouvertüre van Wagner 68 keer, Liszts Faust-symfonie, diens ‘Zwei Episoden aus Lenaus Faust’ en de Mephisto-Walzer nr. 1 33 respectievelijk 2 en 54 keer.
Zeldzaam
De visie van Robert Schumann op Goethes magnum opus kwam weinig aan bod: tot deze maand slechts acht keer. Dit had verschillende redenen: naast de grote bezetting is er de muzikale complexiteit. Szenen aus Goethes ‘Faust’ is een combinatie van oratorium, opera en symfonische elementen. De eerste keer dat het Concertgebouworkest er aandacht aan besteedde, was op 23 februari 1889 in een Toonkunst-concert onder leiding van Julius Röntgen. Na de uitvoering van de cantate ‘Ich hatte viel Bekümmernis’ van Johann Sebastian Bach en het Gesang der Parzen van Johannes Brahms klonk toen het derde deel van Schumanns compositie. Volgens het Algemeen Handelsblad waren Schumanns Szenen al ‘herhaaldelijk alhier in haar geheel uitgevoerd en bekend als zijn meesterwerk’. In het orkest was ‘menig schoon oogenblik op te merken’.
Vanaf het begin van hun bestaan streefden Het Concertgebouw en het Concertgebouworkest net als Faust naar ‘onsterfelijkheid’. Na een bijzonder geslaagde uitvoering kan worden verzucht: ‘(...) das Unbeschreibliche, hier ist’s getan.’ Woorden die aan het einde van Schumanns Szenen aus Goethes ‘Faust’ klinken, in het slot van Mahlers Achtste en in Eine Faust-Symphonie van Liszt. De Faust-legende inspireerde daarnaast bijvoorbeeld Berlioz, Gounod en Wagner, wier visies vaak op de lessenaars van het orkest kwamen.
De eerste Faust-muziek die het Concertgebouworkest ten gehore bracht, was de opera van Gounod. Dit gebeurde op 27 november 1888 in de Amsterdamse Stadsschouwburg onder auspiciën van het Théâtre Royal Français de la Haye, in dezelfde maand als waarin het orkest zijn eerste symfonische concert had gegeven in de Grote Zaal. Gounods Faust is tot nu toe geheel of gedeeltelijk 108 maal aan bod gekomen, inclusief eenmaal een bewerking ervan: de Faust-fantasie van Carl Stumpf. La damnation de Faust van Berlioz werd geheel of gedeeltelijk maar liefst 356 keer ten gehore gebracht. Eine Faust-Ouvertüre van Wagner 68 keer, Liszts Faust-symfonie, diens ‘Zwei Episoden aus Lenaus Faust’ en de Mephisto-Walzer nr. 1 33 respectievelijk 2 en 54 keer.
Zeldzaam
De visie van Robert Schumann op Goethes magnum opus kwam weinig aan bod: tot deze maand slechts acht keer. Dit had verschillende redenen: naast de grote bezetting is er de muzikale complexiteit. Szenen aus Goethes ‘Faust’ is een combinatie van oratorium, opera en symfonische elementen. De eerste keer dat het Concertgebouworkest er aandacht aan besteedde, was op 23 februari 1889 in een Toonkunst-concert onder leiding van Julius Röntgen. Na de uitvoering van de cantate ‘Ich hatte viel Bekümmernis’ van Johann Sebastian Bach en het Gesang der Parzen van Johannes Brahms klonk toen het derde deel van Schumanns compositie. Volgens het Algemeen Handelsblad waren Schumanns Szenen al ‘herhaaldelijk alhier in haar geheel uitgevoerd en bekend als zijn meesterwerk’. In het orkest was ‘menig schoon oogenblik op te merken’.
Een uitvoering van alle drie delen door het Concertgebouworkest vond in 1894 plaats in Haarlem onder auspiciën van Toonkunst Haarlem. In 1895 volgde er één in Het Concertgebouw met de Zangvereeniging ‘Excelsior’ onder leiding van Henri Viotta. De veelzijdige musicus Daniël de Lange uitte er in Het Nieuws van den Dag nogal wat kritiek op en concludeerde: ‘Van hoogere inspiratie, van warme kunstuiting was geen sprake.’ Hij besloot zijn bespreking met:
‘Vindt men in een werk geen schoonheden, welnu, men late ’t rusten; men kieze ’t niet ter uitvoering.’ Hierna duurde het ruim 112 jaar voordat de Faust-Szenen opnieuw aan bod kwamen. Op 18, 20, 23 en 24 april 2008 werden ze onder leiding van Nikolaus Harnoncourt in Het Concertgebouw ten gehore gebracht (hiervan verscheen een cd-opname op Concertgebouworkest Live; zie ook pagina 69) en op 21 april in BOZAR te Brussel.
Faust-geluk
Voor honorair gastdirigent Harnoncourt behoorde de compositie tot de belangrijkste muziekwerken. Hij was overtuigd van de kwaliteit van de – nogal eens bekritiseerde – instrumentatiekunst van Schumann en hij kwam dan ook met het idee om de Faust-Szenen met het Concertgebouworkest uit te voeren. In 2006 had hij ervaringen met de compositie opgedaan tijdens het zomerfestival ‘styriarte’ in Graz, met gedeeltelijk dezelfde solisten als in Amsterdam.
Dat betaalde zich uit: de uitvoeringen in 2008 getuigden van grote visie en artisticiteit. Op wens van de dirigent waren er op het podium verschillende ‘speelvelden’ op verschillende niveaus opgebouwd. De musici speelden duivels goed en met hemelse glans, en met een doorzichtigheid die de muziek recht deed. De zangers deden het werk eveneens eer aan.
Een uitvoering van alle drie delen door het Concertgebouworkest vond in 1894 plaats in Haarlem onder auspiciën van Toonkunst Haarlem. In 1895 volgde er één in Het Concertgebouw met de Zangvereeniging ‘Excelsior’ onder leiding van Henri Viotta. De veelzijdige musicus Daniël de Lange uitte er in Het Nieuws van den Dag nogal wat kritiek op en concludeerde: ‘Van hoogere inspiratie, van warme kunstuiting was geen sprake.’ Hij besloot zijn bespreking met:
‘Vindt men in een werk geen schoonheden, welnu, men late ’t rusten; men kieze ’t niet ter uitvoering.’ Hierna duurde het ruim 112 jaar voordat de Faust-Szenen opnieuw aan bod kwamen. Op 18, 20, 23 en 24 april 2008 werden ze onder leiding van Nikolaus Harnoncourt in Het Concertgebouw ten gehore gebracht (hiervan verscheen een cd-opname op Concertgebouworkest Live; zie ook pagina 69) en op 21 april in BOZAR te Brussel.
Faust-geluk
Voor honorair gastdirigent Harnoncourt behoorde de compositie tot de belangrijkste muziekwerken. Hij was overtuigd van de kwaliteit van de – nogal eens bekritiseerde – instrumentatiekunst van Schumann en hij kwam dan ook met het idee om de Faust-Szenen met het Concertgebouworkest uit te voeren. In 2006 had hij ervaringen met de compositie opgedaan tijdens het zomerfestival ‘styriarte’ in Graz, met gedeeltelijk dezelfde solisten als in Amsterdam.
Dat betaalde zich uit: de uitvoeringen in 2008 getuigden van grote visie en artisticiteit. Op wens van de dirigent waren er op het podium verschillende ‘speelvelden’ op verschillende niveaus opgebouwd. De musici speelden duivels goed en met hemelse glans, en met een doorzichtigheid die de muziek recht deed. De zangers deden het werk eveneens eer aan.
Kasper Jansen schreef in de NRC: ‘Nooit was Harnoncourt, energiek en gedetailleerd dirigerend, zó dicht bij de Amsterdamse Mahlertraditie [Mahlers Achtste symfonie], met een superieure uitvoering van juist dit Schumannwerk, dat hij hier op een voetstuk zet. Het orkest, de koren (wat een vermakelijke apenscène van het Groot Omroepkoor!) en de geweldige vocale cast met tal van dubbelrollen, alles klonk voortreffelijk, met veel publiek succes. Prachtig en stralend zong invalster Christiane Iven als Gretchen. Maar de uitvoering werd gedragen door de uitzonderlijke bariton Christian Gerhaher als de heldhaftige en hooggestemde, maar uiteindelijk zo ootmoedige Faust.’
Ook andere recensenten kwamen met lof. De Morgen kopte naar aanleiding van de Brusselse uitvoering: ‘Het onbeschrijfelijke wordt realiteit’. Harnoncourt schreef op 28 april veelbetekenend: ‘(...) noch ganz erfüllt vom Faust-Glück habe ich mich auf Mendelssohn-Shakespeare geworfen.’ Ook de productie van Ein Sommernachtstraum, een jaar later, zou onvergetelijk worden, maar dat is een ander verhaal.
vr 6 en zo 8 december | Grote Zaal
Koninklijk Concertgebouworkest
bekijk dit concertprogramma
Kasper Jansen schreef in de NRC: ‘Nooit was Harnoncourt, energiek en gedetailleerd dirigerend, zó dicht bij de Amsterdamse Mahlertraditie [Mahlers Achtste symfonie], met een superieure uitvoering van juist dit Schumannwerk, dat hij hier op een voetstuk zet. Het orkest, de koren (wat een vermakelijke apenscène van het Groot Omroepkoor!) en de geweldige vocale cast met tal van dubbelrollen, alles klonk voortreffelijk, met veel publiek succes. Prachtig en stralend zong invalster Christiane Iven als Gretchen. Maar de uitvoering werd gedragen door de uitzonderlijke bariton Christian Gerhaher als de heldhaftige en hooggestemde, maar uiteindelijk zo ootmoedige Faust.’
Ook andere recensenten kwamen met lof. De Morgen kopte naar aanleiding van de Brusselse uitvoering: ‘Het onbeschrijfelijke wordt realiteit’. Harnoncourt schreef op 28 april veelbetekenend: ‘(...) noch ganz erfüllt vom Faust-Glück habe ich mich auf Mendelssohn-Shakespeare geworfen.’ Ook de productie van Ein Sommernachtstraum, een jaar later, zou onvergetelijk worden, maar dat is een ander verhaal.
vr 6 en zo 8 december | Grote Zaal
Koninklijk Concertgebouworkest
bekijk dit concertprogramma