Dvořák in Amerika
door Bert Natter 20 dec. 2024 20 december 2024
Schrijver Bert Natter deelt maandelijks een literair-muzikale tip. Deze keer Michael B. Beckermans New Worlds of Dvořák.
New Worlds of Dvořák van de Amerikaanse hoogleraar Michael B. Beckerman biedt een interessant inkijkje in de jaren die de componist in de Verenigde Staten doorbracht. De Tsjechische nationale held Antonín Dvořák verliet zijn vaderland toen hij uit New York een aantrekkelijke en lucratieve uitnodiging kreeg om directeur te worden van het conservatorium aldaar. Vanwege de pleinvrees en de paniekaanvallen waar de componist aan leed, werd hij vrijwel continu vergezeld door een in Amerika geboren Tsjechische violist genaamd Josef Kovařík. Diens nagelaten geschriften vormen een belangrijke bron voor dit boek, net als de vele krantenartikelen die verschenen tijdens Dvořáks verblijf in Amerika, tussen 1892 en 1894.
Het is bekend dat Dvořák zich liet inspireren door de muziek van de zwarte Amerikanen.
Een van de interessantste kwesties die dit boek bespreekt, is het ontstaan van de Negende symfonie. Het is bekend dat Dvořák zich liet inspireren door de muziek van de zwarte Amerikanen. Zo is het bekende fragment dat je een tijd geleden vaak in radiospotjes hoorde voor ‘Alles klinkt mooier in Het Concertgebouw’ een parafrase van de spiritual Swing Low, Sweet Chariot. Maar volgens Beckerman laafde Dvořák zich ook aan de cultuur van de inheemse Amerikanen, bijvoorbeeld via een episch gedicht van Henry Wadsworth Longfellow (1807-1882). Dat gedicht, The Song of Hiawatha, gaat over een strijder van het Ojibweg-volk. Beckerman komt tot de conclusie dat het tweede deel van de beroemde symfonie, het Largo, een verklanking is van de begrafenis in het bos van Hiawatha’s geliefde Minnehaha. Het blijkt dat Dvořák zelfs van zins was een heuse opera te schrijven die hij wilde baseren op het lange gedicht van Longfellow, maar verder dan een herzien libretto en schetsen is het nooit gekomen.
Naast deze fascinerende reconstructie van Dvořáks werk in Amerika – waarin ook een ander meesterwerk van hem aan de orde komt, het Celloconcert – lees je in dit boek ook vele vermakelijke anekdotes over het leven dat hij er leidde. Zo neemt de Amerikaanse journalist James Gibbons Huneker de componist mee op een kroegentocht door Manhattan. Huneker is zelf een stevige drinker maar hij moet zijn meerdere erkennen in Dvořák. Na zijn negentiende biertje stelt Huneker voor wat te gaan eten, maar Dvořák (met evenveel alcoholische consumpties achter de kiezen) zegt: ‘Eat. No. I no eat.’ In plaats daarvan stelt hij voor om over te stappen op de Tsjechische pruimenjenever slivovitsj: ‘Dat zal u opwarmen, na al dat koude bier.’
New Worlds of Dvořák van de Amerikaanse hoogleraar Michael B. Beckerman biedt een interessant inkijkje in de jaren die de componist in de Verenigde Staten doorbracht. De Tsjechische nationale held Antonín Dvořák verliet zijn vaderland toen hij uit New York een aantrekkelijke en lucratieve uitnodiging kreeg om directeur te worden van het conservatorium aldaar. Vanwege de pleinvrees en de paniekaanvallen waar de componist aan leed, werd hij vrijwel continu vergezeld door een in Amerika geboren Tsjechische violist genaamd Josef Kovařík. Diens nagelaten geschriften vormen een belangrijke bron voor dit boek, net als de vele krantenartikelen die verschenen tijdens Dvořáks verblijf in Amerika, tussen 1892 en 1894.
Het is bekend dat Dvořák zich liet inspireren door de muziek van de zwarte Amerikanen.
Een van de interessantste kwesties die dit boek bespreekt, is het ontstaan van de Negende symfonie. Het is bekend dat Dvořák zich liet inspireren door de muziek van de zwarte Amerikanen. Zo is het bekende fragment dat je een tijd geleden vaak in radiospotjes hoorde voor ‘Alles klinkt mooier in Het Concertgebouw’ een parafrase van de spiritual Swing Low, Sweet Chariot. Maar volgens Beckerman laafde Dvořák zich ook aan de cultuur van de inheemse Amerikanen, bijvoorbeeld via een episch gedicht van Henry Wadsworth Longfellow (1807-1882). Dat gedicht, The Song of Hiawatha, gaat over een strijder van het Ojibweg-volk. Beckerman komt tot de conclusie dat het tweede deel van de beroemde symfonie, het Largo, een verklanking is van de begrafenis in het bos van Hiawatha’s geliefde Minnehaha. Het blijkt dat Dvořák zelfs van zins was een heuse opera te schrijven die hij wilde baseren op het lange gedicht van Longfellow, maar verder dan een herzien libretto en schetsen is het nooit gekomen.
Naast deze fascinerende reconstructie van Dvořáks werk in Amerika – waarin ook een ander meesterwerk van hem aan de orde komt, het Celloconcert – lees je in dit boek ook vele vermakelijke anekdotes over het leven dat hij er leidde. Zo neemt de Amerikaanse journalist James Gibbons Huneker de componist mee op een kroegentocht door Manhattan. Huneker is zelf een stevige drinker maar hij moet zijn meerdere erkennen in Dvořák. Na zijn negentiende biertje stelt Huneker voor wat te gaan eten, maar Dvořák (met evenveel alcoholische consumpties achter de kiezen) zegt: ‘Eat. No. I no eat.’ In plaats daarvan stelt hij voor om over te stappen op de Tsjechische pruimenjenever slivovitsj: ‘Dat zal u opwarmen, na al dat koude bier.’