Een kanariegeel akkoord
door Anne Stuart 28 sep. 2019 28 september 2019
De wetenschap staat nooit stil – ook in de muziek niet. In Preludium duiken we de nieuwste onderzoeken op. Deze maand: sommige mensen zien kleuren als ze naar muziek luisteren. Wat is synesthesie, en is het te verklaren?
Olivier Messiaen, Franz Liszt, Nikolai Rimski-Korsakov, Frank Zappa en Duke Ellington. Zomaar een handvol musici voor wie een akkoord of klank een kleur had. Maar er zijn ook mensen die ‘kleuren ruiken’, en die dagen van de week ‘zien’. Een paarse dinsdag bijvoorbeeld. Dit wordt synesthesie genoemd: een prikkel van een zintuig die ook een ander zintuig aansteekt.
Synesthesie trekt al heel lang de aandacht. De vroegste verslaglegging komt van de zeventiende-eeuwse wetenschapper en filosoof John Locke: hij beschreef hoe een blinde man de kleur rood zag bij het horen van een trompet. Tussen 1876 en 1895 is er vervolgens zo veel over het onderwerp geschreven dat we nu spreken van een ‘gouden eeuw in synesthesie-onderzoek’. Als gevolg nam het aantal meldingen van synesthesie enorm toe.
Met de middelen van toen was het ondoenlijk om synesthesie te verklaren, maar je zou denken dat we nu een stuk verder zijn. Niet, helaas. Het blijft moeilijk hard te maken dat iemand écht synesthesie ervaart, of te begrijpen hoe dat komt.
Olivier Messiaen, Franz Liszt, Nikolai Rimski-Korsakov, Frank Zappa en Duke Ellington. Zomaar een handvol musici voor wie een akkoord of klank een kleur had. Maar er zijn ook mensen die ‘kleuren ruiken’, en die dagen van de week ‘zien’. Een paarse dinsdag bijvoorbeeld. Dit wordt synesthesie genoemd: een prikkel van een zintuig die ook een ander zintuig aansteekt.
Synesthesie trekt al heel lang de aandacht. De vroegste verslaglegging komt van de zeventiende-eeuwse wetenschapper en filosoof John Locke: hij beschreef hoe een blinde man de kleur rood zag bij het horen van een trompet. Tussen 1876 en 1895 is er vervolgens zo veel over het onderwerp geschreven dat we nu spreken van een ‘gouden eeuw in synesthesie-onderzoek’. Als gevolg nam het aantal meldingen van synesthesie enorm toe.
Met de middelen van toen was het ondoenlijk om synesthesie te verklaren, maar je zou denken dat we nu een stuk verder zijn. Niet, helaas. Het blijft moeilijk hard te maken dat iemand écht synesthesie ervaart, of te begrijpen hoe dat komt.
In het geval van klank-kleur-synesthesie (ook wel ‘chromesthesie’ genoemd) is uitvoerig getest of mensen consequent zijn in hun waarneming. Heeft het geluid wel steeds dezelfde kleur? Nee, zo blijkt. Ook checken onderzoekers of een waarneming spontaan is – niet dat iemand nog even moet nadenken welke kleur er bij een geluid past. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen mensen die de kleuren letterlijk kunnen zien en mensen die alleen een kleur associëren met een geluid.
Hoe synesthesie neurologisch in elkaar steekt is nog onduidelijk. Er is een aantal theorieën. Eentje is dat kinderen tot twee jaar allemaal synesthesie hebben: er komen in rap tempo allemaal verbindingen en associaties bij, die pas later, als blijkt dat ze niet kloppen of nodig zijn, worden ‘opgeruimd’. ‘Pruning’ (snoeien) heet dat. Bij mensen met synesthesie zouden sommige verbindingen in die opruimacties zijn vergeten.
Een andere theorie is dat de route die een impuls aflegt naar de hersenen bij mensen met synesthesie ‘lek’ is. Je hoort een geluid, en omdat het hersengebied waar deze prikkels worden verwerkt ook je ogen aanstuurt, lekt er wat naar dat andere kanaal.
Lekkende hersenen of achterstallig snoeiwerk: voor sommige mensen is het horen van kleuren levensecht. Zo schijnt Liszt tegen zijn orkest te hebben gezegd: ‘Een beetje meer blauw graag’. Dat was overigens wel in de gouden eeuw van het synesthesie-onderzoek.
In het geval van klank-kleur-synesthesie (ook wel ‘chromesthesie’ genoemd) is uitvoerig getest of mensen consequent zijn in hun waarneming. Heeft het geluid wel steeds dezelfde kleur? Nee, zo blijkt. Ook checken onderzoekers of een waarneming spontaan is – niet dat iemand nog even moet nadenken welke kleur er bij een geluid past. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen mensen die de kleuren letterlijk kunnen zien en mensen die alleen een kleur associëren met een geluid.
Hoe synesthesie neurologisch in elkaar steekt is nog onduidelijk. Er is een aantal theorieën. Eentje is dat kinderen tot twee jaar allemaal synesthesie hebben: er komen in rap tempo allemaal verbindingen en associaties bij, die pas later, als blijkt dat ze niet kloppen of nodig zijn, worden ‘opgeruimd’. ‘Pruning’ (snoeien) heet dat. Bij mensen met synesthesie zouden sommige verbindingen in die opruimacties zijn vergeten.
Een andere theorie is dat de route die een impuls aflegt naar de hersenen bij mensen met synesthesie ‘lek’ is. Je hoort een geluid, en omdat het hersengebied waar deze prikkels worden verwerkt ook je ogen aanstuurt, lekt er wat naar dat andere kanaal.
Lekkende hersenen of achterstallig snoeiwerk: voor sommige mensen is het horen van kleuren levensecht. Zo schijnt Liszt tegen zijn orkest te hebben gezegd: ‘Een beetje meer blauw graag’. Dat was overigens wel in de gouden eeuw van het synesthesie-onderzoek.