De toverwoorden van dirigent Han-Na Chang
door Frederike Berntsen 20 jan. 2021 20 januari 2021
Cello spelen op topniveau en toch overstappen op dirigeren, is dat een waagstuk? Han-Na Chang heeft bewezen dat het kan. ‘Geven en nemen zijn mijn toverwoorden. Muziek maken betekent een uitwisseling van ideeën. Charisma en dergelijke termen, ik ben er niet mee bezig.’
Han-Na Chang is geen stilzitter. Al op haar derde scharrelde ze rond de piano, een paar jaar later pakte ze een cello erbij. Als celliste gooide ze hoge ogen, haar discografie getuigt daarvan. Een carrière als dirigent lonkte, toen ze vijfentwintig was ging het roer om. Terzijde snuffelde ze ook aan een studie filosofie.
Han-Na Chang is geen stilzitter. Al op haar derde scharrelde ze rond de piano, een paar jaar later pakte ze een cello erbij. Als celliste gooide ze hoge ogen, haar discografie getuigt daarvan. Een carrière als dirigent lonkte, toen ze vijfentwintig was ging het roer om. Terzijde snuffelde ze ook aan een studie filosofie.
Aan de telefoon vertelt de goedlachse Zuid-Koreaanse vanuit haar woonplaats New York levendig wat er in haar omgaat, hoe ze haar passie, de muziek, beleeft. Ze spreekt met liefde over haar mentoren. Het Concertgebouworkest kent ze maar al te goed. ‘Ik ben een groot Mahlerfan, dus voor mij is dit orkest met zijn Mahlertraditie van groot belang. Ik heb veel opnames beluisterd, de Haitinkjaren, Beethoven met Iván Fischer. Het warme en flexibele geluid van de strijkers, de geweldige blazerssolisten; aan de hand van de opnames probeer ik me een voorstelling van het orkest te maken, maar pas als je samen gaat werken weet je echt hoe een orkest klinkt en hoe je op elkaar reageert.’ Hoewel haar debuut bij het Concertgebouworkest vanwege coronabeperkingen helaas niet doorgaat, maken we toch graag alvast kennis met het Zuid-Koreaanse multitalent.
Thuis?
Han-Na Chang woont in de Verenigde Staten sinds haar tiende. Haar ouders – moeder is componist en vader groot muziekliefhebber – verhuisden met haar mee vanuit Zuid-Korea. De weg werd vrijgemaakt om dochterlief de ruimte te geven haar muzikale talenten te ontwikkelen. ‘Ik moest een nieuwe taal leren, maar ik was pas tien, dus dat ging gemakkelijk. En ik voelde me meteen thuis in mijn nieuwe land. Thuis was thuis, omdat mijn ouders meeverhuisden. Een zegen. Ik vond het een heerlijke tijd. Ik woon nu veel langer in de Verenigde Staten dan ik in Zuid-Korea heb gewoond. Natuurlijk zie ik er Aziatisch uit, maar ik voel me hier volledig Amerikaans. Een groot deel van mijn educatie heb ik ook hier genoten. Maar toch: zodra ik in mijn geboorteland ben, voel ik me Koreaans. Dat heeft ook met de taal te maken, we spreken Koreaans met de familie, het is mijn moedertaal. Weet je, ik voel me in beide culturen thuis.’
‘Ik ben weer achter mijn cello gaan zitten’
Tijdens het interview ligt de wereld nog steeds zo goed als stil. Ook Chang is aan huis gekluisterd. ‘Live geluid en echt publiek, de geweldige muziek en het grote gevoel, ik mis het vreselijk! Ik ben weer achter mijn cello gaan zitten, om fysiek geluid te kunnen produceren, daar heb ik enorme behoefte aan. Ik geloof dat we er sterker uit gaan komen, deze hele crisis. Het rijke culturele leven vonden we zo normaal, totdat het opeens stilviel. Ik hoop dat we de muziek en de kunsten meer gaan waarderen.’
Eigen taal
Bij het Concertgebouworkest zou ze deze maand de Eerste symfonie van Sjostakovitsj en het Derde pianoconcert van Bartók dirigeren. Twee meesterwerken, vindt ze. ‘De symfonie was het eerste werk dat Sjostakovitsj schreef als serieus componist, het stond aan het begin van zijn carrière. Bartóks Derde pianoconcert was juist het laatste stuk dat hij voltooide. We hebben het hier over twee grootheden, componisten die echt de twintigste eeuw representeren. De contrasten tussen het begin en het einde van een loopbaan zijn zeer boeiend.’
‘Wat mij steeds verrast is dat iedere componist zijn eigen taal heeft. Telkens probeer ik die taal maximaal te doorgronden. Niet alleen door de noten te lezen, maar ook door brieven en dagboeken op te duikelen. Ik wil weten dat Tsjaikovski huilde toen hij in de trein aan zijn Zesde symfonie ‘Pathétique’ werkte. Uiteindelijk staat alles in de partituur, maar je in de wereld van de componist begeven helpt in de voorbereiding en geeft je meer verbeeldingskracht.’
Aan de telefoon vertelt de goedlachse Zuid-Koreaanse vanuit haar woonplaats New York levendig wat er in haar omgaat, hoe ze haar passie, de muziek, beleeft. Ze spreekt met liefde over haar mentoren. Het Concertgebouworkest kent ze maar al te goed. ‘Ik ben een groot Mahlerfan, dus voor mij is dit orkest met zijn Mahlertraditie van groot belang. Ik heb veel opnames beluisterd, de Haitinkjaren, Beethoven met Iván Fischer. Het warme en flexibele geluid van de strijkers, de geweldige blazerssolisten; aan de hand van de opnames probeer ik me een voorstelling van het orkest te maken, maar pas als je samen gaat werken weet je echt hoe een orkest klinkt en hoe je op elkaar reageert.’ Hoewel haar debuut bij het Concertgebouworkest vanwege coronabeperkingen helaas niet doorgaat, maken we toch graag alvast kennis met het Zuid-Koreaanse multitalent.
Thuis?
Han-Na Chang woont in de Verenigde Staten sinds haar tiende. Haar ouders – moeder is componist en vader groot muziekliefhebber – verhuisden met haar mee vanuit Zuid-Korea. De weg werd vrijgemaakt om dochterlief de ruimte te geven haar muzikale talenten te ontwikkelen. ‘Ik moest een nieuwe taal leren, maar ik was pas tien, dus dat ging gemakkelijk. En ik voelde me meteen thuis in mijn nieuwe land. Thuis was thuis, omdat mijn ouders meeverhuisden. Een zegen. Ik vond het een heerlijke tijd. Ik woon nu veel langer in de Verenigde Staten dan ik in Zuid-Korea heb gewoond. Natuurlijk zie ik er Aziatisch uit, maar ik voel me hier volledig Amerikaans. Een groot deel van mijn educatie heb ik ook hier genoten. Maar toch: zodra ik in mijn geboorteland ben, voel ik me Koreaans. Dat heeft ook met de taal te maken, we spreken Koreaans met de familie, het is mijn moedertaal. Weet je, ik voel me in beide culturen thuis.’
‘Ik ben weer achter mijn cello gaan zitten’
Tijdens het interview ligt de wereld nog steeds zo goed als stil. Ook Chang is aan huis gekluisterd. ‘Live geluid en echt publiek, de geweldige muziek en het grote gevoel, ik mis het vreselijk! Ik ben weer achter mijn cello gaan zitten, om fysiek geluid te kunnen produceren, daar heb ik enorme behoefte aan. Ik geloof dat we er sterker uit gaan komen, deze hele crisis. Het rijke culturele leven vonden we zo normaal, totdat het opeens stilviel. Ik hoop dat we de muziek en de kunsten meer gaan waarderen.’
Eigen taal
Bij het Concertgebouworkest zou ze deze maand de Eerste symfonie van Sjostakovitsj en het Derde pianoconcert van Bartók dirigeren. Twee meesterwerken, vindt ze. ‘De symfonie was het eerste werk dat Sjostakovitsj schreef als serieus componist, het stond aan het begin van zijn carrière. Bartóks Derde pianoconcert was juist het laatste stuk dat hij voltooide. We hebben het hier over twee grootheden, componisten die echt de twintigste eeuw representeren. De contrasten tussen het begin en het einde van een loopbaan zijn zeer boeiend.’
‘Wat mij steeds verrast is dat iedere componist zijn eigen taal heeft. Telkens probeer ik die taal maximaal te doorgronden. Niet alleen door de noten te lezen, maar ook door brieven en dagboeken op te duikelen. Ik wil weten dat Tsjaikovski huilde toen hij in de trein aan zijn Zesde symfonie ‘Pathétique’ werkte. Uiteindelijk staat alles in de partituur, maar je in de wereld van de componist begeven helpt in de voorbereiding en geeft je meer verbeeldingskracht.’
Nu ik dirigeer is het een pre dat ik van huis uit cellist ben. Ik kan streken invoelen en direct met de strijkers in een orkest uitproberen. Als ik de sfeer van een zonsopgang wil horen en vogeltjes die gaan zingen, weet ik hoe je dat op een strijkinstrument het beste kunt bereiken. De discipline die het vergt om uitvoerend musicus te zijn, de werkethiek, die neem ik mee het podium op. Ook in muzikaal opzicht helpt het. Toen ik de celloconcerten van Sjostakovitsj opnam als cellist, bestudeerde ik z’n symfonieën en kwartetten, dat is een geweldige leerschool geweest.’
Debuten
Maar waarom is Han-Na Chang gaan dirigeren als het met de cello op rolletjes liep? ‘Toen ik als puber cello studeerde aan de Juilliard School of Music wilde ik heel graag dirigeren. Het cellorepertoire is beperkt, ik studeerde vaak op orkestpartituren om een breder beeld van een componist te krijgen. Op een dag trok ik de stoute schoenen aan en schreef ik een e-mail aan dirigent James DePreist, die toen aan Juilliard verbonden was. Ik vertelde hem dat ik Beethovens Zevende symfonie wilde dirigeren. Ik mocht langskomen. We praatten over het gewicht van de klank, en hoe je dat overbrengt. Het was de eerste keer dat ik een baton in handen had. Daarna werd het een lange weg, opnamen beluisteren, terugspoelen, wat gebeurt hier, wat doet de dirigent daar? Als een bezetene absorbeerde ik wat de grote dirigenten deden. Als ik had gesoleerd onder leiding van Giuseppe Sinopoli, sloop ik na de pauze de zaal in om zijn Bruckner of Mahler te beluisteren.’
‘Een echt groots orkest kan een dirigent verrassen. Daar geloof ik in.’
En dan nu haar debuut bij het Concertgebouworkest, in de Grote Zaal, waar ze al eerder – als cellist en als dirigent – te gast was. Wat betekent dirigeren voor Chang? ‘Geven en nemen zijn de toverwoorden voor mij als dirigent. Muziek maken betekent een uitwisseling van ideeën. Ik probeer zo goed mogelijk voorbereid te zijn, tegelijkertijd wil ik vrij zijn en de musici open benaderen. Aan Herbert von Karajan werd eens gevraagd wat een orkest groots maakt. Zijn antwoord was dat een echt groots orkest een dirigent kan verrassen. En daar geloof ik ook in. Ik heb een visie op de partituur en breng die mee naar de repetitie. Hoe overtuigder ik ben, des te makkelijker is het voor een orkest om te antwoorden. Een eensluidend antwoord op hoe iets uitgevoerd moet worden bestaat niet. En bovendien: uitvoeringen groeien.’
‘Charisma en dergelijke termen, ik ben er niet mee bezig. Mijn geloof in en passie voor de muziek wil ik delen. Op de bok denk ik aan de muziek en aan de musici die de klank maken. Als je als musicus achter je werk staat, komt het over wat je het publiek wilt vertellen. Daar ben ik zeker van.’
Leermeesters
Dat is ook iets wat ze van cellolegende Mstislav Rostropovitsj heeft geleerd. Chang had het geluk om les bij hem te kunnen volgen. Doe alles met alles wat je in je hebt, was zijn credo. Rostropovitsj was een en al passie. Ze wilde spelen zoals hij, en voor hem spelen en horen hoe hij erover dacht. Zijn techniek is een bijbel, nooit overdreef hij, alles klopte. ‘Hij zei niet hoe ik iets moest spelen, wel dat ik het iedere keer anders moest doen. Hoe kun je in je interpretatie van een stuk zo duidelijk zijn dat iedereen begrijpt waarover de muziek gaat? Grote musici kunnen dat, en het is mijn voornaamste leerdoel.
‘Dirigeren houdt me nederig’
Maar mijn eerste en belangrijkste leraar was Mischa Maisky. Hij hielp me op weg naar het Parijse Rostropovitsj Internationaal Celloconcours, dat ik won in 1994. Hij heeft een ongelofelijk warm hart. Hij sprak tegen mij als cellist, niet alsof ik een kind was, terwijl ik dat natuurlijk nog wel was. Dat heeft me de ogen geopend. Hij vertelde dat ik in de partituur moest zoeken naar de boodschap van de componist. Hoe eigengereid zijn spel ook is, altijd ging en gaat hij op zoek naar de bron.’
Ontdekken
‘Als dirigent kan ik buiten mezelf treden. Als cellist ben je verantwoordelijk voor je eigen spel, je interpretatie, het draait om jou. Bij dirigeren gaat het om ons, het is het orkest en ik, een ontmoeting van geesten. We maken samen muziek.
Dirigeren houdt me ook nederig. Dat komt door de grootsheid van de muziek. Er is ook altijd iets nieuws dat je kunt ontdekken. En hoe meer je doet, hoe meer je te weten komt. Je beklimt de ene berg, en als je boven bent zie je de top van de volgende alweer. Dat is een bevrijdende gedachte. Stel je voor: de muzikale ontdekkingsreis is echt oneindig.’
‘Een leven als dirigent is echt fijn. Waarom? Omdat iedere dag weer iets nieuws brengt in de muziek, met de musici. Dat is heerlijk.’ Chang lacht: ‘Na dit gesprek over mijn passie heb ik ook weer zo’n zin om aan het werk te gaan!’
Nu ik dirigeer is het een pre dat ik van huis uit cellist ben. Ik kan streken invoelen en direct met de strijkers in een orkest uitproberen. Als ik de sfeer van een zonsopgang wil horen en vogeltjes die gaan zingen, weet ik hoe je dat op een strijkinstrument het beste kunt bereiken. De discipline die het vergt om uitvoerend musicus te zijn, de werkethiek, die neem ik mee het podium op. Ook in muzikaal opzicht helpt het. Toen ik de celloconcerten van Sjostakovitsj opnam als cellist, bestudeerde ik z’n symfonieën en kwartetten, dat is een geweldige leerschool geweest.’
Debuten
Maar waarom is Han-Na Chang gaan dirigeren als het met de cello op rolletjes liep? ‘Toen ik als puber cello studeerde aan de Juilliard School of Music wilde ik heel graag dirigeren. Het cellorepertoire is beperkt, ik studeerde vaak op orkestpartituren om een breder beeld van een componist te krijgen. Op een dag trok ik de stoute schoenen aan en schreef ik een e-mail aan dirigent James DePreist, die toen aan Juilliard verbonden was. Ik vertelde hem dat ik Beethovens Zevende symfonie wilde dirigeren. Ik mocht langskomen. We praatten over het gewicht van de klank, en hoe je dat overbrengt. Het was de eerste keer dat ik een baton in handen had. Daarna werd het een lange weg, opnamen beluisteren, terugspoelen, wat gebeurt hier, wat doet de dirigent daar? Als een bezetene absorbeerde ik wat de grote dirigenten deden. Als ik had gesoleerd onder leiding van Giuseppe Sinopoli, sloop ik na de pauze de zaal in om zijn Bruckner of Mahler te beluisteren.’
‘Een echt groots orkest kan een dirigent verrassen. Daar geloof ik in.’
En dan nu haar debuut bij het Concertgebouworkest, in de Grote Zaal, waar ze al eerder – als cellist en als dirigent – te gast was. Wat betekent dirigeren voor Chang? ‘Geven en nemen zijn de toverwoorden voor mij als dirigent. Muziek maken betekent een uitwisseling van ideeën. Ik probeer zo goed mogelijk voorbereid te zijn, tegelijkertijd wil ik vrij zijn en de musici open benaderen. Aan Herbert von Karajan werd eens gevraagd wat een orkest groots maakt. Zijn antwoord was dat een echt groots orkest een dirigent kan verrassen. En daar geloof ik ook in. Ik heb een visie op de partituur en breng die mee naar de repetitie. Hoe overtuigder ik ben, des te makkelijker is het voor een orkest om te antwoorden. Een eensluidend antwoord op hoe iets uitgevoerd moet worden bestaat niet. En bovendien: uitvoeringen groeien.’
‘Charisma en dergelijke termen, ik ben er niet mee bezig. Mijn geloof in en passie voor de muziek wil ik delen. Op de bok denk ik aan de muziek en aan de musici die de klank maken. Als je als musicus achter je werk staat, komt het over wat je het publiek wilt vertellen. Daar ben ik zeker van.’
Leermeesters
Dat is ook iets wat ze van cellolegende Mstislav Rostropovitsj heeft geleerd. Chang had het geluk om les bij hem te kunnen volgen. Doe alles met alles wat je in je hebt, was zijn credo. Rostropovitsj was een en al passie. Ze wilde spelen zoals hij, en voor hem spelen en horen hoe hij erover dacht. Zijn techniek is een bijbel, nooit overdreef hij, alles klopte. ‘Hij zei niet hoe ik iets moest spelen, wel dat ik het iedere keer anders moest doen. Hoe kun je in je interpretatie van een stuk zo duidelijk zijn dat iedereen begrijpt waarover de muziek gaat? Grote musici kunnen dat, en het is mijn voornaamste leerdoel.
‘Dirigeren houdt me nederig’
Maar mijn eerste en belangrijkste leraar was Mischa Maisky. Hij hielp me op weg naar het Parijse Rostropovitsj Internationaal Celloconcours, dat ik won in 1994. Hij heeft een ongelofelijk warm hart. Hij sprak tegen mij als cellist, niet alsof ik een kind was, terwijl ik dat natuurlijk nog wel was. Dat heeft me de ogen geopend. Hij vertelde dat ik in de partituur moest zoeken naar de boodschap van de componist. Hoe eigengereid zijn spel ook is, altijd ging en gaat hij op zoek naar de bron.’
Ontdekken
‘Als dirigent kan ik buiten mezelf treden. Als cellist ben je verantwoordelijk voor je eigen spel, je interpretatie, het draait om jou. Bij dirigeren gaat het om ons, het is het orkest en ik, een ontmoeting van geesten. We maken samen muziek.
Dirigeren houdt me ook nederig. Dat komt door de grootsheid van de muziek. Er is ook altijd iets nieuws dat je kunt ontdekken. En hoe meer je doet, hoe meer je te weten komt. Je beklimt de ene berg, en als je boven bent zie je de top van de volgende alweer. Dat is een bevrijdende gedachte. Stel je voor: de muzikale ontdekkingsreis is echt oneindig.’
‘Een leven als dirigent is echt fijn. Waarom? Omdat iedere dag weer iets nieuws brengt in de muziek, met de musici. Dat is heerlijk.’ Chang lacht: ‘Na dit gesprek over mijn passie heb ik ook weer zo’n zin om aan het werk te gaan!’