Concertprogramma
Hagen Quartett in Sjostakovitsj en Mozart
Kleine Zaal 20 april 2023 20.15 uur
Hagen Quartett:
Lukas Hagen viool
Rainer Schmidt viool
Veronika Hagen altviool
Clemens Hagen cello
Dit programma maakt deel uit van de serie Strijkkwartetten.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Strijkkwartet nr. 6 in G gr.t., op. 101 (1956)
Allegretto
Moderato con moto
Lento
Lento – Allegretto
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Strijkkwartet in Bes gr.t., KV 589 (1790) ‘Pruisisch’
Allegro
Larghetto
Menuetto – Trio: Moderato
Allegro assai
pauze ± 21.10 uur
Dmitri Sjostakovitsj
Strijkkwartet nr. 2 in A gr.t., op. 68 (1944)
Ouverture: Moderato con moto
Recitatief en Romance: Adagio
Wals: Allegro
Thema met variaties: Adagio
einde ± 22.10 uur
Hagen Quartett:
Lukas Hagen viool
Rainer Schmidt viool
Veronika Hagen altviool
Clemens Hagen cello
Dit programma maakt deel uit van de serie Strijkkwartetten.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Strijkkwartet nr. 6 in G gr.t., op. 101 (1956)
Allegretto
Moderato con moto
Lento
Lento – Allegretto
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Strijkkwartet in Bes gr.t., KV 589 (1790) ‘Pruisisch’
Allegro
Larghetto
Menuetto – Trio: Moderato
Allegro assai
pauze ± 21.10 uur
Dmitri Sjostakovitsj
Strijkkwartet nr. 2 in A gr.t., op. 68 (1944)
Ouverture: Moderato con moto
Recitatief en Romance: Adagio
Wals: Allegro
Thema met variaties: Adagio
einde ± 22.10 uur
Toelichting
Sjostakovitsj: Zesde strijkkwartet
Het waren roerige tijden in de jaren 1950 in de Sovjet-Unie. Met de dood van Stalin in maart 1953 maakte onderdrukking langzamerhand plaats voor meer ontspanning en vrijheden. Maar in zijn persoonlijk leven had Dmitri Sjostakovitsj met heftige gebeurtenissen te maken. In december 1954 overleed plotseling zijn vrouw Nina en een jaar later zijn moeder. Er kwam weinig meer uit zijn handen en hij maakte zich zorgen over zijn gebrek aan productiviteit. Tot de zomer van 1956, het jaar waarin hij hertrouwde.
Een maand na zijn tweede huwelijk schreef hij zijn Zesde strijkkwartet, na die donkere levensjaren een op het eerste gezicht onverwacht lichtvoetig en lyrisch kwartet in de optimistische, ontspannen toonsoort G groot. Voor het eerst was Sjostakovitsj tevreden over wat hij geschreven had. Het kwartet begint met een zonnig deel vol vrolijke deuntjes die doen denken aan kinderliedjes. Maar schijn bedriegt. De spanning neemt toe en de luisteraar blijft achter met een dubbel gevoel. Het deel wordt afgesloten met een geruststellende majeurcadens. Zoiets gebeurt ook in de volgende delen.
Het tweede deel begint parmantig huppelend, maar de sfeer wordt soms bijna spookachtig met hoge en glijdende noten om weer te eindigen in een happy end-achtige majeurcadens. Het zwaartepunt ligt in het derde deel, een passacaglia, waarin boven de baslijn in de cellopartij een aantal variaties gespeeld worden. In een melancholische mijmerende stemming citeert Sjostakovitsj hier een volksmelodie uit een kwartet van Sergej Prokofjev, afkomstig van een liefdeslied uit de Kaukasus. Verdriet en rouw lijken door te klinken. Zonder onderbreking volgt de finale, ingeleid door de cello en gevolgd door een lange vioolmelodie. De sfeer verandert, de vrolijkheid neemt toe, om te eindigen in hetzelfde schijnbaar geruststellende akkoord als de vorige delen, de keurige majeurcadens.
De lichtvoetige en lyrische stemming in het kwartet, hier en daar gekleurd door spanning, dissonanten, somberheid, maar steeds eindigend met een happy end, laat een ambivalent gevoel achter. Alsof de rouw er doorheen sijpelt, maar op afstand wordt gehouden. Pas in het Zevende strijkkwartet (1960), geschreven ter herinnering aan Nina, zal rouw een plaats krijgen.
Het waren roerige tijden in de jaren 1950 in de Sovjet-Unie. Met de dood van Stalin in maart 1953 maakte onderdrukking langzamerhand plaats voor meer ontspanning en vrijheden. Maar in zijn persoonlijk leven had Dmitri Sjostakovitsj met heftige gebeurtenissen te maken. In december 1954 overleed plotseling zijn vrouw Nina en een jaar later zijn moeder. Er kwam weinig meer uit zijn handen en hij maakte zich zorgen over zijn gebrek aan productiviteit. Tot de zomer van 1956, het jaar waarin hij hertrouwde.
Een maand na zijn tweede huwelijk schreef hij zijn Zesde strijkkwartet, na die donkere levensjaren een op het eerste gezicht onverwacht lichtvoetig en lyrisch kwartet in de optimistische, ontspannen toonsoort G groot. Voor het eerst was Sjostakovitsj tevreden over wat hij geschreven had. Het kwartet begint met een zonnig deel vol vrolijke deuntjes die doen denken aan kinderliedjes. Maar schijn bedriegt. De spanning neemt toe en de luisteraar blijft achter met een dubbel gevoel. Het deel wordt afgesloten met een geruststellende majeurcadens. Zoiets gebeurt ook in de volgende delen.
Het tweede deel begint parmantig huppelend, maar de sfeer wordt soms bijna spookachtig met hoge en glijdende noten om weer te eindigen in een happy end-achtige majeurcadens. Het zwaartepunt ligt in het derde deel, een passacaglia, waarin boven de baslijn in de cellopartij een aantal variaties gespeeld worden. In een melancholische mijmerende stemming citeert Sjostakovitsj hier een volksmelodie uit een kwartet van Sergej Prokofjev, afkomstig van een liefdeslied uit de Kaukasus. Verdriet en rouw lijken door te klinken. Zonder onderbreking volgt de finale, ingeleid door de cello en gevolgd door een lange vioolmelodie. De sfeer verandert, de vrolijkheid neemt toe, om te eindigen in hetzelfde schijnbaar geruststellende akkoord als de vorige delen, de keurige majeurcadens.
De lichtvoetige en lyrische stemming in het kwartet, hier en daar gekleurd door spanning, dissonanten, somberheid, maar steeds eindigend met een happy end, laat een ambivalent gevoel achter. Alsof de rouw er doorheen sijpelt, maar op afstand wordt gehouden. Pas in het Zevende strijkkwartet (1960), geschreven ter herinnering aan Nina, zal rouw een plaats krijgen.
Mozart: ‘Pruisisch’ strijkkwartet
Ingeklemd tussen de twee kwartetten van Sjostakovitsj biedt Wolfgang Amadeus Mozarts ‘Pruisische’ strijkkwartet muziek uit een andere wereld, niet getekend door oorlog en staatsterreur. Het Strijkkwartet in Bes groot, KV 589 is het tweede van de drie Pruisische kwartetten, de laatste strijkkwartetten die Mozart zou schrijven. Zijn plan was zes strijkkwartetten op te dragen aan de Pruisische koning Frederik Willem II, zelf een verdienstelijk cellist. Het beoogde honorarium had de componist hard nodig.
Maar er is geen enkel bewijs dat er ooit een koninklijke opdracht was. Uiteindelijk geloofde Mozart zelf ook niet meer in de belangstelling van de majesteit en moest hij zijn kwartetten, ‘deze moeizame arbeid, voor een spotprijsje weggeven, alleen om in mijn deplorabele omstandigheden maar wat geld in handen te krijgen’. Met de cellospelende vorst in het achterhoofd had Mozart het zich niet gemakkelijk gemaakt. De cello moest een prominente rol krijgen, wat de traditionele balans in het strijkkwartet doorkruiste.
Ingeklemd tussen de twee kwartetten van Sjostakovitsj biedt Wolfgang Amadeus Mozarts ‘Pruisische’ strijkkwartet muziek uit een andere wereld, niet getekend door oorlog en staatsterreur. Het Strijkkwartet in Bes groot, KV 589 is het tweede van de drie Pruisische kwartetten, de laatste strijkkwartetten die Mozart zou schrijven. Zijn plan was zes strijkkwartetten op te dragen aan de Pruisische koning Frederik Willem II, zelf een verdienstelijk cellist. Het beoogde honorarium had de componist hard nodig.
Maar er is geen enkel bewijs dat er ooit een koninklijke opdracht was. Uiteindelijk geloofde Mozart zelf ook niet meer in de belangstelling van de majesteit en moest hij zijn kwartetten, ‘deze moeizame arbeid, voor een spotprijsje weggeven, alleen om in mijn deplorabele omstandigheden maar wat geld in handen te krijgen’. Met de cellospelende vorst in het achterhoofd had Mozart het zich niet gemakkelijk gemaakt. De cello moest een prominente rol krijgen, wat de traditionele balans in het strijkkwartet doorkruiste.
De kwartetten werden indertijd dan ook aangekondigd als concertante kwartetten. In het Allegro met zijn elegante, zingende opening voeren cello en eerste viool een tweegesprek, waarbij de cello soms zo hoog genoteerd staat dat hij boven de altviool uitkomt. Ook het Larghetto biedt de cello alle ruimte om met zijn fraaie melodieën zijn doorluchtige rol te spelen in een dialoog met de eerste viool. Maar na de eerste twee delen is de vorstelijke opdrachtgever uit beeld en is de cello ensemble-instrument geworden. Het Menuetto is meer dan een luchthartig dansje, niet alleen door de rijke afwisseling van stemmingen maar ook door een ongewoon lang contrasterend Trio. Nu de koning vergeten is lijkt Mozart aan het begin van het Allegro assai aan Joseph Haydn te denken met een citaat uit de finale van diens Strijkkwartet in Es groot, opus 33 nr. 2 (bijgenaamd ‘De grap’).
De kwartetten werden indertijd dan ook aangekondigd als concertante kwartetten. In het Allegro met zijn elegante, zingende opening voeren cello en eerste viool een tweegesprek, waarbij de cello soms zo hoog genoteerd staat dat hij boven de altviool uitkomt. Ook het Larghetto biedt de cello alle ruimte om met zijn fraaie melodieën zijn doorluchtige rol te spelen in een dialoog met de eerste viool. Maar na de eerste twee delen is de vorstelijke opdrachtgever uit beeld en is de cello ensemble-instrument geworden. Het Menuetto is meer dan een luchthartig dansje, niet alleen door de rijke afwisseling van stemmingen maar ook door een ongewoon lang contrasterend Trio. Nu de koning vergeten is lijkt Mozart aan het begin van het Allegro assai aan Joseph Haydn te denken met een citaat uit de finale van diens Strijkkwartet in Es groot, opus 33 nr. 2 (bijgenaamd ‘De grap’).
Sjostakovitsj: Tweede strijkkwartet
Met een voor zijn gevoel diabolische snelheid voltooide Sjostakovitsj in minder dan drie weken zijn op een na langste strijkkwartet. De Sovjet-Unie werd geteisterd door oorlog, maar de overwinning aan het oostfront eind 1943 vormde een keerpunt.
In Sjostakovitsj’ persoonlijke leven overheerste droefheid. In februari 1944 overleed zijn dierbaarste vriend Ivan Sollertinsky, docent aan het conservatorium van Leningrad. ‘Ik kan het verdriet dat ik voelde toen ik het nieuws van de dood van Ivan Ivanovitsj hoorde niet in woorden uitdrukken…’, schreef de componist. ‘Het zal ongelooflijk moeilijk voor me zijn om zonder hem te leven’. In het Tweede strijkkwartet, voltooid op 20 september 1944, lijkt de rouw om dit verlies door te klinken in de soms dramatische toon. In het hele werk heeft joodse volksmuziek zijn sporen achtergelaten. Joodse muziek inspireerde Sjostakovitsj, die verschillende joodse vrienden had. Hij typeerde deze muziek als ‘vaak lachen door je tranen heen; op het eerste gehoor klinkt zij blij en gelukkig, maar in wezen is zij tragisch’. Het kwartet heeft de gangbare vierdelige vorm, maar de vier delen kregen ongebruikelijke titels.
Het eerste deel, Ouverture, barst meteen los met een energiek en krachtig openingsthema. Een opvallende melodie met klezmerachtige tonen in de hoogste noten van de eerste viool wordt gevolgd door een nerveuzer tweede thema, waarin we kracht horen met een onderstroom van droefheid. Ook in het langzame tweede deel, Recitatief en Romance, waarbij een walsachtige romance wordt ingekaderd in twee improviserende recitatieven, heerst die ambivalente stemming. De eerste viool introduceert met zijn reciterende klaaglijke, introspectieve melodie een peinzende sfeer vol bespiegelingen. Rouw, maar misschien ook berusting.
Het loopt uit op het volgende deel, een sinistere Wals. De klank is, mede door de aanvankelijk gedempte tonen, spookachtig, en doet bijna macaber aan. Het laatste deel opent met een langzame proloog, gevolgd door een thema met variaties. De altviool start het hoofdthema, dat in de loop van het deel herhaaldelijk wordt vervormd en af en toe dramatische vormen aanneemt, maar uiteindelijk overeind blijft en het kwartet afsluit. Er volgen dertien variaties binnen een steeds voortgaande beweging, alsof de componist wil zeggen: het leven gaat verder.
Hij droeg het werk op aan een oude vriend, Vissarion Sjebalin, componist en directeur van het Moskouse conservatorium, ter ere van hun twintigjarige vriendschap.
Met een voor zijn gevoel diabolische snelheid voltooide Sjostakovitsj in minder dan drie weken zijn op een na langste strijkkwartet. De Sovjet-Unie werd geteisterd door oorlog, maar de overwinning aan het oostfront eind 1943 vormde een keerpunt.
In Sjostakovitsj’ persoonlijke leven overheerste droefheid. In februari 1944 overleed zijn dierbaarste vriend Ivan Sollertinsky, docent aan het conservatorium van Leningrad. ‘Ik kan het verdriet dat ik voelde toen ik het nieuws van de dood van Ivan Ivanovitsj hoorde niet in woorden uitdrukken…’, schreef de componist. ‘Het zal ongelooflijk moeilijk voor me zijn om zonder hem te leven’. In het Tweede strijkkwartet, voltooid op 20 september 1944, lijkt de rouw om dit verlies door te klinken in de soms dramatische toon. In het hele werk heeft joodse volksmuziek zijn sporen achtergelaten. Joodse muziek inspireerde Sjostakovitsj, die verschillende joodse vrienden had. Hij typeerde deze muziek als ‘vaak lachen door je tranen heen; op het eerste gehoor klinkt zij blij en gelukkig, maar in wezen is zij tragisch’. Het kwartet heeft de gangbare vierdelige vorm, maar de vier delen kregen ongebruikelijke titels.
Het eerste deel, Ouverture, barst meteen los met een energiek en krachtig openingsthema. Een opvallende melodie met klezmerachtige tonen in de hoogste noten van de eerste viool wordt gevolgd door een nerveuzer tweede thema, waarin we kracht horen met een onderstroom van droefheid. Ook in het langzame tweede deel, Recitatief en Romance, waarbij een walsachtige romance wordt ingekaderd in twee improviserende recitatieven, heerst die ambivalente stemming. De eerste viool introduceert met zijn reciterende klaaglijke, introspectieve melodie een peinzende sfeer vol bespiegelingen. Rouw, maar misschien ook berusting.
Het loopt uit op het volgende deel, een sinistere Wals. De klank is, mede door de aanvankelijk gedempte tonen, spookachtig, en doet bijna macaber aan. Het laatste deel opent met een langzame proloog, gevolgd door een thema met variaties. De altviool start het hoofdthema, dat in de loop van het deel herhaaldelijk wordt vervormd en af en toe dramatische vormen aanneemt, maar uiteindelijk overeind blijft en het kwartet afsluit. Er volgen dertien variaties binnen een steeds voortgaande beweging, alsof de componist wil zeggen: het leven gaat verder.
Hij droeg het werk op aan een oude vriend, Vissarion Sjebalin, componist en directeur van het Moskouse conservatorium, ter ere van hun twintigjarige vriendschap.
Sjostakovitsj: Zesde strijkkwartet
Het waren roerige tijden in de jaren 1950 in de Sovjet-Unie. Met de dood van Stalin in maart 1953 maakte onderdrukking langzamerhand plaats voor meer ontspanning en vrijheden. Maar in zijn persoonlijk leven had Dmitri Sjostakovitsj met heftige gebeurtenissen te maken. In december 1954 overleed plotseling zijn vrouw Nina en een jaar later zijn moeder. Er kwam weinig meer uit zijn handen en hij maakte zich zorgen over zijn gebrek aan productiviteit. Tot de zomer van 1956, het jaar waarin hij hertrouwde.
Een maand na zijn tweede huwelijk schreef hij zijn Zesde strijkkwartet, na die donkere levensjaren een op het eerste gezicht onverwacht lichtvoetig en lyrisch kwartet in de optimistische, ontspannen toonsoort G groot. Voor het eerst was Sjostakovitsj tevreden over wat hij geschreven had. Het kwartet begint met een zonnig deel vol vrolijke deuntjes die doen denken aan kinderliedjes. Maar schijn bedriegt. De spanning neemt toe en de luisteraar blijft achter met een dubbel gevoel. Het deel wordt afgesloten met een geruststellende majeurcadens. Zoiets gebeurt ook in de volgende delen.
Het tweede deel begint parmantig huppelend, maar de sfeer wordt soms bijna spookachtig met hoge en glijdende noten om weer te eindigen in een happy end-achtige majeurcadens. Het zwaartepunt ligt in het derde deel, een passacaglia, waarin boven de baslijn in de cellopartij een aantal variaties gespeeld worden. In een melancholische mijmerende stemming citeert Sjostakovitsj hier een volksmelodie uit een kwartet van Sergej Prokofjev, afkomstig van een liefdeslied uit de Kaukasus. Verdriet en rouw lijken door te klinken. Zonder onderbreking volgt de finale, ingeleid door de cello en gevolgd door een lange vioolmelodie. De sfeer verandert, de vrolijkheid neemt toe, om te eindigen in hetzelfde schijnbaar geruststellende akkoord als de vorige delen, de keurige majeurcadens.
De lichtvoetige en lyrische stemming in het kwartet, hier en daar gekleurd door spanning, dissonanten, somberheid, maar steeds eindigend met een happy end, laat een ambivalent gevoel achter. Alsof de rouw er doorheen sijpelt, maar op afstand wordt gehouden. Pas in het Zevende strijkkwartet (1960), geschreven ter herinnering aan Nina, zal rouw een plaats krijgen.
Het waren roerige tijden in de jaren 1950 in de Sovjet-Unie. Met de dood van Stalin in maart 1953 maakte onderdrukking langzamerhand plaats voor meer ontspanning en vrijheden. Maar in zijn persoonlijk leven had Dmitri Sjostakovitsj met heftige gebeurtenissen te maken. In december 1954 overleed plotseling zijn vrouw Nina en een jaar later zijn moeder. Er kwam weinig meer uit zijn handen en hij maakte zich zorgen over zijn gebrek aan productiviteit. Tot de zomer van 1956, het jaar waarin hij hertrouwde.
Een maand na zijn tweede huwelijk schreef hij zijn Zesde strijkkwartet, na die donkere levensjaren een op het eerste gezicht onverwacht lichtvoetig en lyrisch kwartet in de optimistische, ontspannen toonsoort G groot. Voor het eerst was Sjostakovitsj tevreden over wat hij geschreven had. Het kwartet begint met een zonnig deel vol vrolijke deuntjes die doen denken aan kinderliedjes. Maar schijn bedriegt. De spanning neemt toe en de luisteraar blijft achter met een dubbel gevoel. Het deel wordt afgesloten met een geruststellende majeurcadens. Zoiets gebeurt ook in de volgende delen.
Het tweede deel begint parmantig huppelend, maar de sfeer wordt soms bijna spookachtig met hoge en glijdende noten om weer te eindigen in een happy end-achtige majeurcadens. Het zwaartepunt ligt in het derde deel, een passacaglia, waarin boven de baslijn in de cellopartij een aantal variaties gespeeld worden. In een melancholische mijmerende stemming citeert Sjostakovitsj hier een volksmelodie uit een kwartet van Sergej Prokofjev, afkomstig van een liefdeslied uit de Kaukasus. Verdriet en rouw lijken door te klinken. Zonder onderbreking volgt de finale, ingeleid door de cello en gevolgd door een lange vioolmelodie. De sfeer verandert, de vrolijkheid neemt toe, om te eindigen in hetzelfde schijnbaar geruststellende akkoord als de vorige delen, de keurige majeurcadens.
De lichtvoetige en lyrische stemming in het kwartet, hier en daar gekleurd door spanning, dissonanten, somberheid, maar steeds eindigend met een happy end, laat een ambivalent gevoel achter. Alsof de rouw er doorheen sijpelt, maar op afstand wordt gehouden. Pas in het Zevende strijkkwartet (1960), geschreven ter herinnering aan Nina, zal rouw een plaats krijgen.
Mozart: ‘Pruisisch’ strijkkwartet
Ingeklemd tussen de twee kwartetten van Sjostakovitsj biedt Wolfgang Amadeus Mozarts ‘Pruisische’ strijkkwartet muziek uit een andere wereld, niet getekend door oorlog en staatsterreur. Het Strijkkwartet in Bes groot, KV 589 is het tweede van de drie Pruisische kwartetten, de laatste strijkkwartetten die Mozart zou schrijven. Zijn plan was zes strijkkwartetten op te dragen aan de Pruisische koning Frederik Willem II, zelf een verdienstelijk cellist. Het beoogde honorarium had de componist hard nodig.
Maar er is geen enkel bewijs dat er ooit een koninklijke opdracht was. Uiteindelijk geloofde Mozart zelf ook niet meer in de belangstelling van de majesteit en moest hij zijn kwartetten, ‘deze moeizame arbeid, voor een spotprijsje weggeven, alleen om in mijn deplorabele omstandigheden maar wat geld in handen te krijgen’. Met de cellospelende vorst in het achterhoofd had Mozart het zich niet gemakkelijk gemaakt. De cello moest een prominente rol krijgen, wat de traditionele balans in het strijkkwartet doorkruiste.
Ingeklemd tussen de twee kwartetten van Sjostakovitsj biedt Wolfgang Amadeus Mozarts ‘Pruisische’ strijkkwartet muziek uit een andere wereld, niet getekend door oorlog en staatsterreur. Het Strijkkwartet in Bes groot, KV 589 is het tweede van de drie Pruisische kwartetten, de laatste strijkkwartetten die Mozart zou schrijven. Zijn plan was zes strijkkwartetten op te dragen aan de Pruisische koning Frederik Willem II, zelf een verdienstelijk cellist. Het beoogde honorarium had de componist hard nodig.
Maar er is geen enkel bewijs dat er ooit een koninklijke opdracht was. Uiteindelijk geloofde Mozart zelf ook niet meer in de belangstelling van de majesteit en moest hij zijn kwartetten, ‘deze moeizame arbeid, voor een spotprijsje weggeven, alleen om in mijn deplorabele omstandigheden maar wat geld in handen te krijgen’. Met de cellospelende vorst in het achterhoofd had Mozart het zich niet gemakkelijk gemaakt. De cello moest een prominente rol krijgen, wat de traditionele balans in het strijkkwartet doorkruiste.
De kwartetten werden indertijd dan ook aangekondigd als concertante kwartetten. In het Allegro met zijn elegante, zingende opening voeren cello en eerste viool een tweegesprek, waarbij de cello soms zo hoog genoteerd staat dat hij boven de altviool uitkomt. Ook het Larghetto biedt de cello alle ruimte om met zijn fraaie melodieën zijn doorluchtige rol te spelen in een dialoog met de eerste viool. Maar na de eerste twee delen is de vorstelijke opdrachtgever uit beeld en is de cello ensemble-instrument geworden. Het Menuetto is meer dan een luchthartig dansje, niet alleen door de rijke afwisseling van stemmingen maar ook door een ongewoon lang contrasterend Trio. Nu de koning vergeten is lijkt Mozart aan het begin van het Allegro assai aan Joseph Haydn te denken met een citaat uit de finale van diens Strijkkwartet in Es groot, opus 33 nr. 2 (bijgenaamd ‘De grap’).
De kwartetten werden indertijd dan ook aangekondigd als concertante kwartetten. In het Allegro met zijn elegante, zingende opening voeren cello en eerste viool een tweegesprek, waarbij de cello soms zo hoog genoteerd staat dat hij boven de altviool uitkomt. Ook het Larghetto biedt de cello alle ruimte om met zijn fraaie melodieën zijn doorluchtige rol te spelen in een dialoog met de eerste viool. Maar na de eerste twee delen is de vorstelijke opdrachtgever uit beeld en is de cello ensemble-instrument geworden. Het Menuetto is meer dan een luchthartig dansje, niet alleen door de rijke afwisseling van stemmingen maar ook door een ongewoon lang contrasterend Trio. Nu de koning vergeten is lijkt Mozart aan het begin van het Allegro assai aan Joseph Haydn te denken met een citaat uit de finale van diens Strijkkwartet in Es groot, opus 33 nr. 2 (bijgenaamd ‘De grap’).
Sjostakovitsj: Tweede strijkkwartet
Met een voor zijn gevoel diabolische snelheid voltooide Sjostakovitsj in minder dan drie weken zijn op een na langste strijkkwartet. De Sovjet-Unie werd geteisterd door oorlog, maar de overwinning aan het oostfront eind 1943 vormde een keerpunt.
In Sjostakovitsj’ persoonlijke leven overheerste droefheid. In februari 1944 overleed zijn dierbaarste vriend Ivan Sollertinsky, docent aan het conservatorium van Leningrad. ‘Ik kan het verdriet dat ik voelde toen ik het nieuws van de dood van Ivan Ivanovitsj hoorde niet in woorden uitdrukken…’, schreef de componist. ‘Het zal ongelooflijk moeilijk voor me zijn om zonder hem te leven’. In het Tweede strijkkwartet, voltooid op 20 september 1944, lijkt de rouw om dit verlies door te klinken in de soms dramatische toon. In het hele werk heeft joodse volksmuziek zijn sporen achtergelaten. Joodse muziek inspireerde Sjostakovitsj, die verschillende joodse vrienden had. Hij typeerde deze muziek als ‘vaak lachen door je tranen heen; op het eerste gehoor klinkt zij blij en gelukkig, maar in wezen is zij tragisch’. Het kwartet heeft de gangbare vierdelige vorm, maar de vier delen kregen ongebruikelijke titels.
Het eerste deel, Ouverture, barst meteen los met een energiek en krachtig openingsthema. Een opvallende melodie met klezmerachtige tonen in de hoogste noten van de eerste viool wordt gevolgd door een nerveuzer tweede thema, waarin we kracht horen met een onderstroom van droefheid. Ook in het langzame tweede deel, Recitatief en Romance, waarbij een walsachtige romance wordt ingekaderd in twee improviserende recitatieven, heerst die ambivalente stemming. De eerste viool introduceert met zijn reciterende klaaglijke, introspectieve melodie een peinzende sfeer vol bespiegelingen. Rouw, maar misschien ook berusting.
Het loopt uit op het volgende deel, een sinistere Wals. De klank is, mede door de aanvankelijk gedempte tonen, spookachtig, en doet bijna macaber aan. Het laatste deel opent met een langzame proloog, gevolgd door een thema met variaties. De altviool start het hoofdthema, dat in de loop van het deel herhaaldelijk wordt vervormd en af en toe dramatische vormen aanneemt, maar uiteindelijk overeind blijft en het kwartet afsluit. Er volgen dertien variaties binnen een steeds voortgaande beweging, alsof de componist wil zeggen: het leven gaat verder.
Hij droeg het werk op aan een oude vriend, Vissarion Sjebalin, componist en directeur van het Moskouse conservatorium, ter ere van hun twintigjarige vriendschap.
Met een voor zijn gevoel diabolische snelheid voltooide Sjostakovitsj in minder dan drie weken zijn op een na langste strijkkwartet. De Sovjet-Unie werd geteisterd door oorlog, maar de overwinning aan het oostfront eind 1943 vormde een keerpunt.
In Sjostakovitsj’ persoonlijke leven overheerste droefheid. In februari 1944 overleed zijn dierbaarste vriend Ivan Sollertinsky, docent aan het conservatorium van Leningrad. ‘Ik kan het verdriet dat ik voelde toen ik het nieuws van de dood van Ivan Ivanovitsj hoorde niet in woorden uitdrukken…’, schreef de componist. ‘Het zal ongelooflijk moeilijk voor me zijn om zonder hem te leven’. In het Tweede strijkkwartet, voltooid op 20 september 1944, lijkt de rouw om dit verlies door te klinken in de soms dramatische toon. In het hele werk heeft joodse volksmuziek zijn sporen achtergelaten. Joodse muziek inspireerde Sjostakovitsj, die verschillende joodse vrienden had. Hij typeerde deze muziek als ‘vaak lachen door je tranen heen; op het eerste gehoor klinkt zij blij en gelukkig, maar in wezen is zij tragisch’. Het kwartet heeft de gangbare vierdelige vorm, maar de vier delen kregen ongebruikelijke titels.
Het eerste deel, Ouverture, barst meteen los met een energiek en krachtig openingsthema. Een opvallende melodie met klezmerachtige tonen in de hoogste noten van de eerste viool wordt gevolgd door een nerveuzer tweede thema, waarin we kracht horen met een onderstroom van droefheid. Ook in het langzame tweede deel, Recitatief en Romance, waarbij een walsachtige romance wordt ingekaderd in twee improviserende recitatieven, heerst die ambivalente stemming. De eerste viool introduceert met zijn reciterende klaaglijke, introspectieve melodie een peinzende sfeer vol bespiegelingen. Rouw, maar misschien ook berusting.
Het loopt uit op het volgende deel, een sinistere Wals. De klank is, mede door de aanvankelijk gedempte tonen, spookachtig, en doet bijna macaber aan. Het laatste deel opent met een langzame proloog, gevolgd door een thema met variaties. De altviool start het hoofdthema, dat in de loop van het deel herhaaldelijk wordt vervormd en af en toe dramatische vormen aanneemt, maar uiteindelijk overeind blijft en het kwartet afsluit. Er volgen dertien variaties binnen een steeds voortgaande beweging, alsof de componist wil zeggen: het leven gaat verder.
Hij droeg het werk op aan een oude vriend, Vissarion Sjebalin, componist en directeur van het Moskouse conservatorium, ter ere van hun twintigjarige vriendschap.
Biografie
Hagen Quartett, kwartet
Het Hagen Quartett werd in 2019 vanwege zijn jarenlange aanwezigheid in de Eigen Programmering onderscheiden met de Concertgebouw Prijs: het Kleine Zaal-debuut van het ensemble dateert van januari 1984.
In seizoen 2020/2021 vierde het ensemble – twee broers en een zus uit Salzburg, sinds 1987 aangevuld met de Duitse violist Rainer Schmidt – zijn veertigjarig jubileum. Het is in die tijd uitgegroeid tot een vaste gast van de bekende zalen van steden als Wenen, Berlijn, Hamburg, Londen, Barcelona, Madrid, Parijs en Brussel en van festivals als de Salzburger Festspiele, het Lucerne Festival en de Schubertiade Schwarzenberg.
De musici tourden in Azië en treden geregeld op in de Verenigde Staten; zo vertolkten ze een volledige Beethoven-cyclus in New York en waren ze te gast op podia in Boston, Cleveland, Los Angeles, Philadelphia en San Francisco. Het Hagen Quartett musiceerde met tal van beroemde collega’s als de pianisten Maurizio Pollini, Mitsuko Uchida en Krystian Zimerman.
Het repertoire omspant de gehele literatuur voor strijkkwartet en verschillende componisten, onder wie György Kurtág, droegen nieuwe muziek op aan de vier strijkers. Het Hagen Quartett verzorgt internationale masterclasses, geeft les aan zowel de Musikhochschule in Bazel als het Mozarteum in Salzburg en bouwde een discografie op van inmiddels meer dan vijftig titels. In 2020 verscheen een album met de klarinetkwintetten van Mozart en Jörg Widmann, beide door Widmann vertolkt.
Een andere recente cd, met medewerking van pianist Kirill Gerstein, is gewijd aan Brahms. De laatste optredens van het kwartet in Het Concertgebouw waren in oktober 2020 voor een klein publiek op veilige afstand van elkaar in de Grote Zaal.