Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Solohoboïst Ivan Podyomov en solofluitiste Emily Beynon: ‘Het hele orkest is op veel momenten solist’

door Frederike Berntsen
15 mrt. 2025 15 maart 2025

Twee eerste blazers, twee soloconcerten. Hoboïst Ivan Podyomov en fluitiste Emily Beynon soleren beiden in een nieuw soloconcert voor hun instrument van componist Guillaume Connesson. ‘Heel spannend, dit is schitterende muziek.’

  • Beynon en Podyomov

    Foto: Eduardus Lee

    Beynon en Podyomov

    Foto: Eduardus Lee

  • Ivan Podyomov en Emily Beynon

    Foto: Eduardus Lee

    Ivan Podyomov en Emily Beynon

    Foto: Eduardus Lee

  • Beynon en Podyomov

    Foto: Eduardus Lee

    Beynon en Podyomov

    Foto: Eduardus Lee

  • Ivan Podyomov en Emily Beynon

    Foto: Eduardus Lee

    Ivan Podyomov en Emily Beynon

    Foto: Eduardus Lee

‘Morgen vertrek ik opnieuw naar Parijs voor een ontmoeting met ­Guillaume Connesson’, zegt Emily Beynon, solofluitiste van het Koninklijk Concertgebouworkest sinds 1995. ‘Ik weet al waar een groot deel van het gesprek over zal gaan’, lacht ze. ‘Ik ben bang dat niet alle tempi haalbaar zijn. Ik begrijp precies de levendigheid die hij wil bewerkstelligen, het gevoel dat je op het puntje van je stoel zit. Maar er zijn natuurlijk praktische overwegingen van een speler, ik heb te maken met het instrument zelf en wat werkt in een gro­te zaal. Dit is geen kritiek, hoor. Het is juist geweldig dat je als musicus met een levende componist kunt werken en kunt vragen of je het goed ziet, en dan samen uitzoeken wat het beste is.’

Danses concertantes heet het gloednieuwe werk dat Connesson voor Beynon schreef. Dit is zijn tweede fluitconcert, en niet te vergelijken met het eerste. ‘Dat is een donker stuk, terwijl dit nieuwe werk licht is en over geluk gaat, zo voelt het.’ Beynon is opgetogen, ‘heel spannend’ noemt ze de première die ze gaat spelen bij haar eigen orkest. Maar vooral: ‘Dit is schitterende muziek.’

Het mooiste van de hobo

Collega Ivan Podyomov is sinds 2016 solohoboïst van het orkest en voert Les belles heures uit: drie delen die drie momenten van de dag verklanken, waaronder het schitterende L’Heure bleue. Hij is net zo enthousiast als Beynon over de muziek van de Fransman. ‘Een jaar of twaalf geleden hoorde ik voor het eerst van deze componist, iemand attendeerde me op hem: ‘Je moet Connesson vragen een stuk voor hobo te schrijven!’ Dat ebde weg, totdat we in 2018 met het orkest een werk van hem ­uitvoerden. Ik zag de partituur en dacht: wat is dit goed geschreven, transparant, heel precies in de harmonische taal. Ik herkende Debussy en Ravel, die verfijning. Prachtige uitdagingen voor mijn instrument zaten erin.’

Podyomov benadrukt dat Connesson zo schrijft dat het mooiste van een hobo hoorbaar is. Onmiddellijk liet hij bij de Concert­gebouworkest-directie vallen dat hij graag een soloconcert van deze componist wilde spelen. En zo begon het balletje te rollen. Les belles heures is een co-­opdracht met het Cincinnati Sym­phony Orchestra, Podyomov speelt de Nederlandse première.

Schrijfwijze

Podyomov: ‘Ik heb een speciale band met Franse muziek. Een van mijn leraren, Maurice Bourgue, was een Fransman. Franse muziek betekent kleur en sfeer. De Franse barokmuziek, het impressionisme, ik hou ervan. En in Connessons muziek hoor ik dat die lijn, dat delicate, wordt doorgetrokken.’ 

‘Het is geweldig dat je als musicus met een levende componist kunt werken’ 

Beynon: ‘Voor mij is zijn schrijfwijze een vervolg op de gouden eeuw voor de fluit – en ik denk voor alle houtblazers: eind negentiende, begin twintigste eeuw. In dit nieuwe, zevendelige fluitconcert hoor je invloeden van jazz en lichte muziek. De baslijn, luister daar straks naar, die is belangrijk. En inderdaad, wat Ivan zegt: Debussy. Ik hoor ook Messiaen.

Het tweede deel is een prachtig langzaam deel, waarin de fluit zangerig klinkt. Vier en zes zijn variaties daarop. De eerste variatie is een tango macabre, een tango in een modern jasje, heerlijk, en zo goed geschreven. Een van mijn favoriete delen. Connesson heeft alle delen in de partituur van een toelichting voorzien, dit deel noemt hij ‘een gespannen en dramatische tango.’ En: ‘Het tempo versnelt steeds meer, de spanning bouwt zich op tot het een schreeuw wordt in het hoge register van de fluit.

Tegen het eind valt het ritme uiteen, opgegeten door stiltes, en een raadselachtige coda besluit het deel’. Hij heeft heel precies in zijn hoofd wat hij wil horen. De meeste delen zijn geschreven in een hoog register, het stralende en lichtvoetige karakter van de fluit krijg je uitgebreid te horen.’

‘Morgen vertrek ik opnieuw naar Parijs voor een ontmoeting met ­Guillaume Connesson’, zegt Emily Beynon, solofluitiste van het Koninklijk Concertgebouworkest sinds 1995. ‘Ik weet al waar een groot deel van het gesprek over zal gaan’, lacht ze. ‘Ik ben bang dat niet alle tempi haalbaar zijn. Ik begrijp precies de levendigheid die hij wil bewerkstelligen, het gevoel dat je op het puntje van je stoel zit. Maar er zijn natuurlijk praktische overwegingen van een speler, ik heb te maken met het instrument zelf en wat werkt in een gro­te zaal. Dit is geen kritiek, hoor. Het is juist geweldig dat je als musicus met een levende componist kunt werken en kunt vragen of je het goed ziet, en dan samen uitzoeken wat het beste is.’

Danses concertantes heet het gloednieuwe werk dat Connesson voor Beynon schreef. Dit is zijn tweede fluitconcert, en niet te vergelijken met het eerste. ‘Dat is een donker stuk, terwijl dit nieuwe werk licht is en over geluk gaat, zo voelt het.’ Beynon is opgetogen, ‘heel spannend’ noemt ze de première die ze gaat spelen bij haar eigen orkest. Maar vooral: ‘Dit is schitterende muziek.’

Het mooiste van de hobo

Collega Ivan Podyomov is sinds 2016 solohoboïst van het orkest en voert Les belles heures uit: drie delen die drie momenten van de dag verklanken, waaronder het schitterende L’Heure bleue. Hij is net zo enthousiast als Beynon over de muziek van de Fransman. ‘Een jaar of twaalf geleden hoorde ik voor het eerst van deze componist, iemand attendeerde me op hem: ‘Je moet Connesson vragen een stuk voor hobo te schrijven!’ Dat ebde weg, totdat we in 2018 met het orkest een werk van hem ­uitvoerden. Ik zag de partituur en dacht: wat is dit goed geschreven, transparant, heel precies in de harmonische taal. Ik herkende Debussy en Ravel, die verfijning. Prachtige uitdagingen voor mijn instrument zaten erin.’

Podyomov benadrukt dat Connesson zo schrijft dat het mooiste van een hobo hoorbaar is. Onmiddellijk liet hij bij de Concert­gebouworkest-directie vallen dat hij graag een soloconcert van deze componist wilde spelen. En zo begon het balletje te rollen. Les belles heures is een co-­opdracht met het Cincinnati Sym­phony Orchestra, Podyomov speelt de Nederlandse première.

Schrijfwijze

Podyomov: ‘Ik heb een speciale band met Franse muziek. Een van mijn leraren, Maurice Bourgue, was een Fransman. Franse muziek betekent kleur en sfeer. De Franse barokmuziek, het impressionisme, ik hou ervan. En in Connessons muziek hoor ik dat die lijn, dat delicate, wordt doorgetrokken.’ 

‘Het is geweldig dat je als musicus met een levende componist kunt werken’ 

Beynon: ‘Voor mij is zijn schrijfwijze een vervolg op de gouden eeuw voor de fluit – en ik denk voor alle houtblazers: eind negentiende, begin twintigste eeuw. In dit nieuwe, zevendelige fluitconcert hoor je invloeden van jazz en lichte muziek. De baslijn, luister daar straks naar, die is belangrijk. En inderdaad, wat Ivan zegt: Debussy. Ik hoor ook Messiaen.

Het tweede deel is een prachtig langzaam deel, waarin de fluit zangerig klinkt. Vier en zes zijn variaties daarop. De eerste variatie is een tango macabre, een tango in een modern jasje, heerlijk, en zo goed geschreven. Een van mijn favoriete delen. Connesson heeft alle delen in de partituur van een toelichting voorzien, dit deel noemt hij ‘een gespannen en dramatische tango.’ En: ‘Het tempo versnelt steeds meer, de spanning bouwt zich op tot het een schreeuw wordt in het hoge register van de fluit.

Tegen het eind valt het ritme uiteen, opgegeten door stiltes, en een raadselachtige coda besluit het deel’. Hij heeft heel precies in zijn hoofd wat hij wil horen. De meeste delen zijn geschreven in een hoog register, het stralende en lichtvoetige karakter van de fluit krijg je uitgebreid te horen.’

  • Beynon en Podyomov

    Foto: Eduardus Lee

    Beynon en Podyomov

    Foto: Eduardus Lee

  • Beynon en Podyomov

    Foto: Eduardus Lee

    Beynon en Podyomov

    Foto: Eduardus Lee

Podyomov: ‘Ik had Connesson gisteren aan de lijn, en hij vertelde me dat hij van de hobo houdt als orkest­instrument. Hij realiseert zich dat veel componisten nog niet eens vijftig procent van het potentieel van het instrument gebruiken als ze ervoor schrijven. Een hobo heeft een heel kleurrijk geluid en je hoort ’m altijd. Je kunt met veertig strijkers spelen plus één hobo, en je pikt hem er altijd uit. Connesson kent die kwaliteit, en presenteert het instrument op zijn best. Nu eens is de hobo geïntegreerd in de algehele klanktextuur, soms springt hij eruit en lijkt hij over het orkest heen te vliegen. Je hoort een mix van kamer­muziek en soloconcert, en dat kamermuzikale is ook wat me opviel toen we met het orkest zijn Eiréné speelden. De balans zal een uitdaging zijn, zeker bij de staccatonoten in het lage register, terwijl het orkest een vrij aanwezige begeleiding heeft.’

Hors-catégorie

Beynon: ‘Als ik de muziek van Connesson lees, zie ik precisie, de noten van een harde en nauwkeurige werker. Deze componist heeft een sterke boodschap, maar hoeft niet te schreeuwen, hij is een bescheiden mens. Ieder puntje, iedere aanwijzing, niets staat er zomaar. Ik ontmoette in zijn persoonlijkheid het vakmanschap dat ik terugzie in de partituur.’

Ik had opeens mijn stem gevonden op deze Haynes, een briljant geluid

Podyomov: ‘Je moet straks ook geen bombastische muziek verwachten en al helemaal niet je oren instellen op iets hedendaags. Dit is muziek die niet tot een bepaalde categorie behoort, ze is tijdloos. Connesson heeft ook conventioneel gecomponeerd: geen extended technieken, geen multiphonics. En daar hou ik van, ik kan bij hedendaagse muziek huiverig zijn voor noten die zijn geschreven om het effectbejag. Les belles heures is sfeermuziek, daarin ligt de kern, en iedere noot is raak.’

Beynon: ‘Bij het fluitconcert denk ik aan het concerto grosso uit de Barok. De orkestpartijen zijn extreem virtuoos, niet alleen mijn solopartij. Het hele orkest is op veel momenten solist. Ik denk dat ik voor ons allebei kan zeggen: luister vooral goed naar het orkestpalet, de verfijning in het gebruik van de harmonieën, en hoe die door­lopend met elkaar verbonden zijn, dat is buitengewoon.’

De instrumenten van Ivan en Emily

Ivan Podyomov: ‘Ik heb via de Foundation Concertgebouworkest een Frans instrument van Marigaux. De meeste professionals spelen daarop, de projectie ervan in de zaal is zeer goed. De beker heb ik zelf gemaakt. De uitdaging voor mij in een grote groep in een gro­te zaal is: hoe maak ik een grote toon? Ik zocht die ruimte in de klank en wilde tegelijker­tijd de intieme kwaliteit en de rijkdom van de hoboklank behouden. Zo heb ik meer kleine dingetjes aangepast om het instrument nog beter bij mijn spel te laten passen, dat heeft vooral met intonatie te maken. Warm en kleurrijk zijn wel de sleutelwoorden bij deze drie jaar oude Marigaux.’

Emily Beynon: ‘Ik vind mijn ­instrument beeldschoon. Kijk, een 14-karaats gouden Haynes-fluit, Amerikaans. Leuk detail: Haynes begon met bouwen in 1888, de firma is daarmee net zo oud als het Concertgebouworkest. Als student droomde ik altijd: later wil ik op een gouden instrument spelen, maar ze bevielen me nooit, dus speelde ik op zilver. Niet zo lang geleden was er een omslagpunt. Ik had opeens mijn stem gevonden op deze Haynes, een briljant geluid. De verandering is groot, deze fluit is tweehonderd gram zwaarder dan mijn eerdere zilveren exemplaar. Dit instrument nodigt me uit om deuren te openen, het moedigt me aan.’

Podyomov: ‘Ik had Connesson gisteren aan de lijn, en hij vertelde me dat hij van de hobo houdt als orkest­instrument. Hij realiseert zich dat veel componisten nog niet eens vijftig procent van het potentieel van het instrument gebruiken als ze ervoor schrijven. Een hobo heeft een heel kleurrijk geluid en je hoort ’m altijd. Je kunt met veertig strijkers spelen plus één hobo, en je pikt hem er altijd uit. Connesson kent die kwaliteit, en presenteert het instrument op zijn best. Nu eens is de hobo geïntegreerd in de algehele klanktextuur, soms springt hij eruit en lijkt hij over het orkest heen te vliegen. Je hoort een mix van kamer­muziek en soloconcert, en dat kamermuzikale is ook wat me opviel toen we met het orkest zijn Eiréné speelden. De balans zal een uitdaging zijn, zeker bij de staccatonoten in het lage register, terwijl het orkest een vrij aanwezige begeleiding heeft.’

Hors-catégorie

Beynon: ‘Als ik de muziek van Connesson lees, zie ik precisie, de noten van een harde en nauwkeurige werker. Deze componist heeft een sterke boodschap, maar hoeft niet te schreeuwen, hij is een bescheiden mens. Ieder puntje, iedere aanwijzing, niets staat er zomaar. Ik ontmoette in zijn persoonlijkheid het vakmanschap dat ik terugzie in de partituur.’

Ik had opeens mijn stem gevonden op deze Haynes, een briljant geluid

Podyomov: ‘Je moet straks ook geen bombastische muziek verwachten en al helemaal niet je oren instellen op iets hedendaags. Dit is muziek die niet tot een bepaalde categorie behoort, ze is tijdloos. Connesson heeft ook conventioneel gecomponeerd: geen extended technieken, geen multiphonics. En daar hou ik van, ik kan bij hedendaagse muziek huiverig zijn voor noten die zijn geschreven om het effectbejag. Les belles heures is sfeermuziek, daarin ligt de kern, en iedere noot is raak.’

Beynon: ‘Bij het fluitconcert denk ik aan het concerto grosso uit de Barok. De orkestpartijen zijn extreem virtuoos, niet alleen mijn solopartij. Het hele orkest is op veel momenten solist. Ik denk dat ik voor ons allebei kan zeggen: luister vooral goed naar het orkestpalet, de verfijning in het gebruik van de harmonieën, en hoe die door­lopend met elkaar verbonden zijn, dat is buitengewoon.’

De instrumenten van Ivan en Emily

Ivan Podyomov: ‘Ik heb via de Foundation Concertgebouworkest een Frans instrument van Marigaux. De meeste professionals spelen daarop, de projectie ervan in de zaal is zeer goed. De beker heb ik zelf gemaakt. De uitdaging voor mij in een grote groep in een gro­te zaal is: hoe maak ik een grote toon? Ik zocht die ruimte in de klank en wilde tegelijker­tijd de intieme kwaliteit en de rijkdom van de hoboklank behouden. Zo heb ik meer kleine dingetjes aangepast om het instrument nog beter bij mijn spel te laten passen, dat heeft vooral met intonatie te maken. Warm en kleurrijk zijn wel de sleutelwoorden bij deze drie jaar oude Marigaux.’

Emily Beynon: ‘Ik vind mijn ­instrument beeldschoon. Kijk, een 14-karaats gouden Haynes-fluit, Amerikaans. Leuk detail: Haynes begon met bouwen in 1888, de firma is daarmee net zo oud als het Concertgebouworkest. Als student droomde ik altijd: later wil ik op een gouden instrument spelen, maar ze bevielen me nooit, dus speelde ik op zilver. Niet zo lang geleden was er een omslagpunt. Ik had opeens mijn stem gevonden op deze Haynes, een briljant geluid. De verandering is groot, deze fluit is tweehonderd gram zwaarder dan mijn eerdere zilveren exemplaar. Dit instrument nodigt me uit om deuren te openen, het moedigt me aan.’

Lees ook:

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.