Hoe Mozart het hoofd boven water hield
door Noortje Zanen 22 okt. 2020 22 oktober 2020
Op zijn vijfentwintigste zei Mozart de veiligheid van een vast inkomen vaarwel, toen hij zijn ontslag indiende bij de aartsbisschop van Salzburg. Het bestaan als onafhankelijk kunstenaar bleek nog niet eenvoudig.
In zijn jonge jaren trad Wolfgang Amadeus Mozart, zoals eerder zijn vader Leopold, in dienst bij de aartsbisschop van Salzburg. Salzburg was in die tijd een provinciaals stadje waar het muziekleven niet bijzonder spannend was. De stad had geen operagezelschap, al was er wel gelegenheid om operavoorstellingen te geven, zoals Mozart bewees met de opvoeringen van zijn Die Schuldigkeit des ersten Gebotes en Apollo et Hyacinthus. Daarnaast bestond er een rijkelijk bloeiende kerkmuziek en kwamen er wel rondreizende toneel- en operagezelschappen op bezoek.
Desalniettemin besloot de vijfentwintigjarige Mozart zich te vestigen in het bruisende Wenen, in de verwachting dat hij daar zijn brood kon verdienen als freelance musicus. Een zeer ongebruikelijke stap in Mozarts tijd, want er was nog geen vrije markt en er bestonden nog geen auteursrechten. Mozart zou de laatste jaren van zijn leven veel schulden hebben en het Weense publiek zou hem in de steek laten. Was zijn strijd voor onafhankelijkheid en erkenning mislukt?
Vrijheid
Het leven van Mozart illustreert het lot van de burgerlijke musicus in hofdienst. Tegen het einde van de achttiende eeuw was bijna overal in Europa de smaak van de aristocratie en de kerkelijke overheid nog bepalend: musici waren in de feodale samenleving altijd afhankelijk geweest van de gunst, de bescherming en dus ook de smaak van de rijken.
In zijn jonge jaren trad Wolfgang Amadeus Mozart, zoals eerder zijn vader Leopold, in dienst bij de aartsbisschop van Salzburg. Salzburg was in die tijd een provinciaals stadje waar het muziekleven niet bijzonder spannend was. De stad had geen operagezelschap, al was er wel gelegenheid om operavoorstellingen te geven, zoals Mozart bewees met de opvoeringen van zijn Die Schuldigkeit des ersten Gebotes en Apollo et Hyacinthus. Daarnaast bestond er een rijkelijk bloeiende kerkmuziek en kwamen er wel rondreizende toneel- en operagezelschappen op bezoek.
Desalniettemin besloot de vijfentwintigjarige Mozart zich te vestigen in het bruisende Wenen, in de verwachting dat hij daar zijn brood kon verdienen als freelance musicus. Een zeer ongebruikelijke stap in Mozarts tijd, want er was nog geen vrije markt en er bestonden nog geen auteursrechten. Mozart zou de laatste jaren van zijn leven veel schulden hebben en het Weense publiek zou hem in de steek laten. Was zijn strijd voor onafhankelijkheid en erkenning mislukt?
Vrijheid
Het leven van Mozart illustreert het lot van de burgerlijke musicus in hofdienst. Tegen het einde van de achttiende eeuw was bijna overal in Europa de smaak van de aristocratie en de kerkelijke overheid nog bepalend: musici waren in de feodale samenleving altijd afhankelijk geweest van de gunst, de bescherming en dus ook de smaak van de rijken.
Zelfs aan de vooravond van de Franse revolutie was dit systeem van patronage nog de gewoonste zaak van de wereld. Musici hadden een lage maatschappelijke positie en werkten in opdracht van hun baas. Talentvolle musici kregen soms de gelegenheid om zo’n dienstverband tijdelijk te onderbreken om langs Europese hoven te reizen. De patroonheer kon op deze manier pronken met zijn personeel, de musici deden nieuwe inspiratie op of vonden een nieuwe baan.
‘De aartsbisschop pronkt met zijn mensen, rooft hun verdiensten en betaalt er niets voor’
Wolfgang Amadeus Mozart
Mozarts talent was al vroeg zichtbaar. Met vader en zus reisde hij door Europa om als een soort circusattractie zijn muzikale kunstjes te vertonen. De Europese reizen hadden het wonderkind echter geen vaste betrekking opgeleverd aan een prestigieus hof, ook al was iedereen onder de indruk van zijn talent. Noodgedwongen moest hij in dienst treden bij de aartsbisschop van Salzburg, Siegmund von Schrattenbach. Deze gaf Mozart echter veel vrijheid, zodat de componist tot 1771 een vruchtbare tijd beleefde. Von Schrattenbachs opvolger, Hieronymus von Colloredo, was veel strenger en toonde weinig respect voor Mozarts talent.
‘De aartsbisschop pronkt met zijn mensen, rooft hun verdiensten en betaalt hun er niets voor’, schreef Mozart vlak voor zijn ontslag in 1781 aan zijn vader. Inderdaad werd hij met even weinig respect behandeld als een kok of een kamerdienaar. Hij vond bovendien dat de ontwikkeling van zijn talent werd belemmerd omdat hij niet vrijelijk compositieopdrachten kon aanvaarden. Verder had Salzburg een middelmatig orkest en meestal was er geen geld voor het uitvoeren van opera’s. Mozart had gehoopt op een betere baan in een grotere stad, maar toen dat niet op zijn pad kwam, besloot hij zich in Wenen te vestigen als zelfstandige.
Zelfs aan de vooravond van de Franse revolutie was dit systeem van patronage nog de gewoonste zaak van de wereld. Musici hadden een lage maatschappelijke positie en werkten in opdracht van hun baas. Talentvolle musici kregen soms de gelegenheid om zo’n dienstverband tijdelijk te onderbreken om langs Europese hoven te reizen. De patroonheer kon op deze manier pronken met zijn personeel, de musici deden nieuwe inspiratie op of vonden een nieuwe baan.
‘De aartsbisschop pronkt met zijn mensen, rooft hun verdiensten en betaalt er niets voor’
Wolfgang Amadeus Mozart
Mozarts talent was al vroeg zichtbaar. Met vader en zus reisde hij door Europa om als een soort circusattractie zijn muzikale kunstjes te vertonen. De Europese reizen hadden het wonderkind echter geen vaste betrekking opgeleverd aan een prestigieus hof, ook al was iedereen onder de indruk van zijn talent. Noodgedwongen moest hij in dienst treden bij de aartsbisschop van Salzburg, Siegmund von Schrattenbach. Deze gaf Mozart echter veel vrijheid, zodat de componist tot 1771 een vruchtbare tijd beleefde. Von Schrattenbachs opvolger, Hieronymus von Colloredo, was veel strenger en toonde weinig respect voor Mozarts talent.
‘De aartsbisschop pronkt met zijn mensen, rooft hun verdiensten en betaalt hun er niets voor’, schreef Mozart vlak voor zijn ontslag in 1781 aan zijn vader. Inderdaad werd hij met even weinig respect behandeld als een kok of een kamerdienaar. Hij vond bovendien dat de ontwikkeling van zijn talent werd belemmerd omdat hij niet vrijelijk compositieopdrachten kon aanvaarden. Verder had Salzburg een middelmatig orkest en meestal was er geen geld voor het uitvoeren van opera’s. Mozart had gehoopt op een betere baan in een grotere stad, maar toen dat niet op zijn pad kwam, besloot hij zich in Wenen te vestigen als zelfstandige.
Waarschijnlijk had Mozart zelf nauwelijks door hoe bijzonder deze beslissing was. Hij was overtuigd van zijn talent en van zijn succes bij het Weense publiek en hij maakte zich domweg geen zorgen over de toekomst. Vader Leopold vreesde echter dat er zelfs voor zijn getalenteerde zoon te weinig markt zou zijn. Temeer daar het Weense, aristocratische publiek bekend stond om zijn grillige en behoudende smaak. Bovendien vreesde hij dat Mozart niet in staat zou zijn om zelfstandig zijn eigen zaken te regelen; dat had Leopold immers tot dan toe altijd voor hem gedaan. Ondanks Leopolds waarschuwingen zette Mozart door. Daarmee bevrijdde hij zich niet alleen van zijn vervelende baas, maar ook van zijn autoritaire vader.
Smijten met geld
Leopolds zorgen bleken terecht: na de eerste succesvolle jaren taande Mozarts populariteit. Als virtuoos pianist verdiende hij aanvankelijk veel geld met privéoptredens in adellijke kringen en met zijn abonnementsconcerten. In latere jaren was daar nauwelijks nog belangstelling voor. Ook had hij steeds minder pianoleerlingen. Deze tegenslagen stonden echter in een groter verband: de Weense muziekpatronage was in verval omdat Wenen in oorlog was met Turkije.
Gelukkig had Mozart nog andere inkomstenbronnen: hij componeerde een aantal van zijn bekendste opera’s in zijn Weense periode, zoals Le nozze di Figaro, Don Giovanni en Die Zauberflöte, in opdracht van rijke opdrachtgevers. Ook componeerde hij veel kamermuziek, maar dat leverde niet veel geld op. In 1787 werd Mozart benoemd tot ‘Kammermusiker’ aan het hof van keizer Josef II. Dat was dan wel een inbreuk op zijn vrijheid, maar hij kon het geld goed gebruiken. Daarbij was het een parttime baan met weinig verplichtingen, waardoor hij genoeg tijd over hield voor zijn vrije werk.
Van Mozarts uitgavenpatroon is weinig bekend. Of hij nu met geld smeet of niet, geld uitgeven moest: aan kostuums om zich onder het aristocratische publiek te kunnen begeven, aan muziekinstrumenten, reizen, boeken en manuscripten. Bovendien ging veel geld op aan medicijnen, omdat Mozart en zijn vrouw Constanze allebei vaak ziek waren. Het beeld van geldsmijterij en armoede lijkt een mythe en is gebaseerd op een paar bewaard gebleven schriftelijke smeekbedes om geld bij zijn vrienden. Zelfs als het waar is dat Mozart met schulden stierf, dan nog blijft overeind dat hij erin geslaagd is als vrij kunstenaar stand te houden.
Erkenning
Sterker nog dan zijn streven naar onafhankelijkheid was zijn streven naar erkenning van zijn werk. Een van de meest markante trekken van Mozart was dat hij niet wilde kruipen voor de upperclass. Hij deed niet aan vleierij. Hij had een rijke dame kunnen trouwen om zijn succes bij het Weense publiek te verzekeren, maar hij trouwde met de eenvoudige Constanze.
Hij had kunnen pronken met zijn adellijke titel die hij tijdens zijn reizen als wonderkind van de paus had gekregen, maar dat heeft hij zijn hele leven pertinent geweigerd. Hij vond dat iemand met zijn talent op gelijke voet zou moeten staan met de hogere kringen en puur om zijn muzikale prestaties waardering verdiende. Daarvoor was de tijd nog niet rijp, ook al was Mozart in maatschappelijk en financieel opzicht veel vrijer dan vele andere musici, die in dienst waren van hof of kerk.
Mozart stierf te jong en te vroeg. Uit een citaat van Beethoven uit 1801, tien jaar na Mozarts dood, blijkt hoe snel de sociale positie van de musicus en de vrije markt voor muziek zouden verbeteren: ‘Mijn composities brengen mij veel op, en ik kan wel zeggen dat ik bijna meer bestellingen heb dan ik aankan. Ook heb ik voor elk werk zes, zeven uitgevers en nog wel meer als ik zou willen; ze onderhandelen niet meer met mij, ik stel de eisen en zij betalen. Je ziet dat dat een prettige situatie is.’
Dit artikel verscheen eerder in Preludium april 2006
Waarschijnlijk had Mozart zelf nauwelijks door hoe bijzonder deze beslissing was. Hij was overtuigd van zijn talent en van zijn succes bij het Weense publiek en hij maakte zich domweg geen zorgen over de toekomst. Vader Leopold vreesde echter dat er zelfs voor zijn getalenteerde zoon te weinig markt zou zijn. Temeer daar het Weense, aristocratische publiek bekend stond om zijn grillige en behoudende smaak. Bovendien vreesde hij dat Mozart niet in staat zou zijn om zelfstandig zijn eigen zaken te regelen; dat had Leopold immers tot dan toe altijd voor hem gedaan. Ondanks Leopolds waarschuwingen zette Mozart door. Daarmee bevrijdde hij zich niet alleen van zijn vervelende baas, maar ook van zijn autoritaire vader.
Smijten met geld
Leopolds zorgen bleken terecht: na de eerste succesvolle jaren taande Mozarts populariteit. Als virtuoos pianist verdiende hij aanvankelijk veel geld met privéoptredens in adellijke kringen en met zijn abonnementsconcerten. In latere jaren was daar nauwelijks nog belangstelling voor. Ook had hij steeds minder pianoleerlingen. Deze tegenslagen stonden echter in een groter verband: de Weense muziekpatronage was in verval omdat Wenen in oorlog was met Turkije.
Gelukkig had Mozart nog andere inkomstenbronnen: hij componeerde een aantal van zijn bekendste opera’s in zijn Weense periode, zoals Le nozze di Figaro, Don Giovanni en Die Zauberflöte, in opdracht van rijke opdrachtgevers. Ook componeerde hij veel kamermuziek, maar dat leverde niet veel geld op. In 1787 werd Mozart benoemd tot ‘Kammermusiker’ aan het hof van keizer Josef II. Dat was dan wel een inbreuk op zijn vrijheid, maar hij kon het geld goed gebruiken. Daarbij was het een parttime baan met weinig verplichtingen, waardoor hij genoeg tijd over hield voor zijn vrije werk.
Van Mozarts uitgavenpatroon is weinig bekend. Of hij nu met geld smeet of niet, geld uitgeven moest: aan kostuums om zich onder het aristocratische publiek te kunnen begeven, aan muziekinstrumenten, reizen, boeken en manuscripten. Bovendien ging veel geld op aan medicijnen, omdat Mozart en zijn vrouw Constanze allebei vaak ziek waren. Het beeld van geldsmijterij en armoede lijkt een mythe en is gebaseerd op een paar bewaard gebleven schriftelijke smeekbedes om geld bij zijn vrienden. Zelfs als het waar is dat Mozart met schulden stierf, dan nog blijft overeind dat hij erin geslaagd is als vrij kunstenaar stand te houden.
Erkenning
Sterker nog dan zijn streven naar onafhankelijkheid was zijn streven naar erkenning van zijn werk. Een van de meest markante trekken van Mozart was dat hij niet wilde kruipen voor de upperclass. Hij deed niet aan vleierij. Hij had een rijke dame kunnen trouwen om zijn succes bij het Weense publiek te verzekeren, maar hij trouwde met de eenvoudige Constanze.
Hij had kunnen pronken met zijn adellijke titel die hij tijdens zijn reizen als wonderkind van de paus had gekregen, maar dat heeft hij zijn hele leven pertinent geweigerd. Hij vond dat iemand met zijn talent op gelijke voet zou moeten staan met de hogere kringen en puur om zijn muzikale prestaties waardering verdiende. Daarvoor was de tijd nog niet rijp, ook al was Mozart in maatschappelijk en financieel opzicht veel vrijer dan vele andere musici, die in dienst waren van hof of kerk.
Mozart stierf te jong en te vroeg. Uit een citaat van Beethoven uit 1801, tien jaar na Mozarts dood, blijkt hoe snel de sociale positie van de musicus en de vrije markt voor muziek zouden verbeteren: ‘Mijn composities brengen mij veel op, en ik kan wel zeggen dat ik bijna meer bestellingen heb dan ik aankan. Ook heb ik voor elk werk zes, zeven uitgevers en nog wel meer als ik zou willen; ze onderhandelen niet meer met mij, ik stel de eisen en zij betalen. Je ziet dat dat een prettige situatie is.’
Dit artikel verscheen eerder in Preludium april 2006