Igor Stravinsky’s Histoire du soldat
door Michiel Cleij 22 apr. 2021 22 april 2021
In 1918 leek Histoire du soldat een ongewoon staaltje Stravinsky light – zeker na de verpletterende werken die eraan voorafgingen. Maar hoe je ook tegen dit stuk aankijkt: het had door niemand anders geschreven kunnen worden, op geen ander moment en op geen andere plek.
Je zou onderhand een dreun willen verkopen aan een ieder die beweert dat opgelegde beperkingen een fijne prikkel zijn voor de creativiteit. Maar als je Histoire du soldat hoort, kun je onmogelijk om die constatering heen. De Russische componist Igor Stravinsky, die in de voorafgaande tien jaar spectaculair vuurwerk had ontstoken met zijn Russische balletten, leverde in 1918 plots een overrompelend werk af voor een soort circusband. Ook dit was muziektheater – maar het medium stond inmiddels op rantsoen.
In Frankrijk, waar Stravinsky zijn internationale doorbraak had beleefd, was het culturele leven uitgehold door vier jaar oorlog. Een terugkeer naar Rusland was in die periode onmogelijk. En ondertussen stapelden zich niet misse geldproblemen op, zowel door oorlogsinflatie als door een auteursrechtelijke impasse, want voor zijn inmiddels wereldberoemde balletten De vuurvogel, Petroesjka en Le sacre du printemps ontving Stravinsky geen royalty’s; Rusland stond buiten een internationaal verdrag over copyrights. Hier lagen de wortels van Stravinsky’s latere dubbelimago als muzikaal genie en gehaaid zakenman: geen stuiver zou hem nog door de neus geboord worden. Op zijn inmiddels Zwitserse adres verbleef hij weliswaar in de luwte, maar op de oude voet voortcomponeren was niet aan de orde.
In 1918 trilden de beukende klankmassa’s van Le sacre du printemps nog op menig trommelvlies na. Histoire du soldat was zijn eerstvolgende instrumentale werk voor gemengd ensemble; in de tussenliggende vijf jaar lag zijn focus op zangstemmen en had hij een aantal miniaturen voor piano en voor strijkkwartet gecomponeerd. Het verschil met zijn eerdere Russische balletten kon niet groter zijn. De weelderige orkestbezetting die hij eerder tot zijn beschikking had, is hier uitgebeend tot een geraamte waaruit Stravinsky een opmerkelijk stel knoken selecteerde: van de belangrijkste instrumentgroepen koos hij één hoge en één lage vertegenwoordiger – klarinet en fagot, cornet en trombone, viool en contrabas – alsmede een slagwerker. Een verteller, twee acteurs en een danseres vormen de complete theatercast.
Zo’n eigenaardig klankbeeld was nieuw voor het publiek, maar voor Stravinsky niet. Twee jaar eerder al had hij het curieus bezette kameroperaatje Renard gecomponeerd (met een cimbalom en uitgebreid slagwerk). Daarnaast werkte hij al geruime tijd aan Les noces, een nieuw Russisch ballet waarin het gebruikelijke orkest is vervangen door slagwerk, piano’s en zangstemmen. Maar die twee stukken gingen pas jaren later in première; in de Histoire toonde Stravinsky een nieuw, onbekend gezicht.
Histoire du soldat is een reflectie op de actualiteit, met zeldzame autobiografische trekjes
Het idee voor een mobiele theaterproductie, opvoerbaar in de openlucht, kwam van Stravinsky en Charles Ferdinand Ramuz, een Zwitserse schrijver die behalve een vriend een lotgenoot was; ook hij liep door de oorlog heel wat auteursrechtelijke vergoedingen mis. Ramuz had al een aantal van Stravinsky’s vocale werken in het Frans vertaald. Toen de eveneens Zwitserse mecenas Werner Reinhart zich als geldschieter opwierp, konden ze een heuse coproductie aangaan, met absolute premièregarantie. Schrijver en componist inspireerden elkaar daarbij voortdurend, maar meestal was het Stravinsky’s visie die het meeste gewicht in de schaal legde.
Zo werd uit de nood een meesterwerkje geboren. Daarnaast is Histoire du soldat een reflectie op de actualiteit, met autobiografische trekjes die in Stravinsky’s oeuvre uiterst zeldzaam zijn. Het Russische sprookje waarop Ramuz zijn libretto baseerde is een van de vele parabels over stervelingen die hun ziel aan de duivel verkopen, hier belichaamd door een soldaat die op weg naar huis zijn viool ruilt voor een boek dat onmetelijke rijkdommen belooft. Het is óók het verhaal van een man die zijn banden met ‘thuis’ plotseling doorgesneden ziet – net als Stravinsky zelf, want hij kon zich nu definitief als emigrant beschouwen.
Je zou onderhand een dreun willen verkopen aan een ieder die beweert dat opgelegde beperkingen een fijne prikkel zijn voor de creativiteit. Maar als je Histoire du soldat hoort, kun je onmogelijk om die constatering heen. De Russische componist Igor Stravinsky, die in de voorafgaande tien jaar spectaculair vuurwerk had ontstoken met zijn Russische balletten, leverde in 1918 plots een overrompelend werk af voor een soort circusband. Ook dit was muziektheater – maar het medium stond inmiddels op rantsoen.
In Frankrijk, waar Stravinsky zijn internationale doorbraak had beleefd, was het culturele leven uitgehold door vier jaar oorlog. Een terugkeer naar Rusland was in die periode onmogelijk. En ondertussen stapelden zich niet misse geldproblemen op, zowel door oorlogsinflatie als door een auteursrechtelijke impasse, want voor zijn inmiddels wereldberoemde balletten De vuurvogel, Petroesjka en Le sacre du printemps ontving Stravinsky geen royalty’s; Rusland stond buiten een internationaal verdrag over copyrights. Hier lagen de wortels van Stravinsky’s latere dubbelimago als muzikaal genie en gehaaid zakenman: geen stuiver zou hem nog door de neus geboord worden. Op zijn inmiddels Zwitserse adres verbleef hij weliswaar in de luwte, maar op de oude voet voortcomponeren was niet aan de orde.
In 1918 trilden de beukende klankmassa’s van Le sacre du printemps nog op menig trommelvlies na. Histoire du soldat was zijn eerstvolgende instrumentale werk voor gemengd ensemble; in de tussenliggende vijf jaar lag zijn focus op zangstemmen en had hij een aantal miniaturen voor piano en voor strijkkwartet gecomponeerd. Het verschil met zijn eerdere Russische balletten kon niet groter zijn. De weelderige orkestbezetting die hij eerder tot zijn beschikking had, is hier uitgebeend tot een geraamte waaruit Stravinsky een opmerkelijk stel knoken selecteerde: van de belangrijkste instrumentgroepen koos hij één hoge en één lage vertegenwoordiger – klarinet en fagot, cornet en trombone, viool en contrabas – alsmede een slagwerker. Een verteller, twee acteurs en een danseres vormen de complete theatercast.
Zo’n eigenaardig klankbeeld was nieuw voor het publiek, maar voor Stravinsky niet. Twee jaar eerder al had hij het curieus bezette kameroperaatje Renard gecomponeerd (met een cimbalom en uitgebreid slagwerk). Daarnaast werkte hij al geruime tijd aan Les noces, een nieuw Russisch ballet waarin het gebruikelijke orkest is vervangen door slagwerk, piano’s en zangstemmen. Maar die twee stukken gingen pas jaren later in première; in de Histoire toonde Stravinsky een nieuw, onbekend gezicht.
Histoire du soldat is een reflectie op de actualiteit, met zeldzame autobiografische trekjes
Het idee voor een mobiele theaterproductie, opvoerbaar in de openlucht, kwam van Stravinsky en Charles Ferdinand Ramuz, een Zwitserse schrijver die behalve een vriend een lotgenoot was; ook hij liep door de oorlog heel wat auteursrechtelijke vergoedingen mis. Ramuz had al een aantal van Stravinsky’s vocale werken in het Frans vertaald. Toen de eveneens Zwitserse mecenas Werner Reinhart zich als geldschieter opwierp, konden ze een heuse coproductie aangaan, met absolute premièregarantie. Schrijver en componist inspireerden elkaar daarbij voortdurend, maar meestal was het Stravinsky’s visie die het meeste gewicht in de schaal legde.
Zo werd uit de nood een meesterwerkje geboren. Daarnaast is Histoire du soldat een reflectie op de actualiteit, met autobiografische trekjes die in Stravinsky’s oeuvre uiterst zeldzaam zijn. Het Russische sprookje waarop Ramuz zijn libretto baseerde is een van de vele parabels over stervelingen die hun ziel aan de duivel verkopen, hier belichaamd door een soldaat die op weg naar huis zijn viool ruilt voor een boek dat onmetelijke rijkdommen belooft. Het is óók het verhaal van een man die zijn banden met ‘thuis’ plotseling doorgesneden ziet – net als Stravinsky zelf, want hij kon zich nu definitief als emigrant beschouwen.
In 1914 had de componist nog net wat persoonlijke bezittingen uit zijn Russische huis kunnen redden vóór de grenzen sloten. Dat zijn buitenlandse verblijf permanent was realiseerde hij zich na de (volgens hem ‘monsterachtige’) Vrede van Brest-Litovsk, die Rusland voor de buitenwereld tot grote verliezer maakte maar ondertussen wel carte blanche gaf voor de communistische onderwerping van het eigen volk. De samenwerking met Ramuz had een therapeutisch effect, zoals hij later verklaarde.
In de Histoire neemt Stravinsky hoorbaar afstand van de Russische traditie waarop hij eerder had ingehaakt, modernist of niet. Dat zat er al langer aan te komen; zijn Franse vriend en collega Debussy schreef hem in 1915 bezorgd: ‘Je bent een groot kunstenaar, maar blijf alsjeblieft een groot Rússisch kunstenaar! Het is iets goeds om iemand uit je land te zijn.’ Voor Stravinsky, zelfverklaard ‘patriot’, was het inderdaad belangrijk om ergens vandaan te komen, maar nog belangrijker om ergens heen te gaan.
Het soldatenverhaal is van Russische oorsprong, en vele passages neigen naar Russische volksmuziek. Een prominentere plek is evenwel weggelegd voor een pasodoble, een tango, een wals en een ragtime. Vanaf het moment dat hij toetrad tot de zeer internationale kunstenaars-scene van Parijs, tien jaar eerder, had hij een kosmopolitisch palet ontwikkeld; hier wordt het volop benut.
Bovenal is de Histoire een typisch Stravinsky-stuk, ondanks het feit dat – of juist doordat – de componist nieuw terrein betrad. Met het verleggen van grenzen zou hij nog vijftig jaar doorgaan en met het verwijzen naar andere muziekstijlen eveneens. Zo hoor je in de ragtime – en in de bandbezetting op zich, trouwens – Stravinsky’s groeiende liefde voor jazz terug. De ‘lichte muziek’ is Stravinskiaans behandeld, met voortdurende maatwisselingen; zelfs de mars aan het begin zit al vol ritmische struikelblokken.
Karakteristiek is ook dat de muziek het verhaal van afstandelijk commentaar voorziet zonder de temperatuur te meten. Volgens de partituur was het werk bedoeld om te worden ‘gelezen, gespeeld en gedanst’. En natuurlijk vermengde de anti-romanticus Stravinsky die drie disciplines niet tot een wagneriaans Gesamtkunstwerk, waarin alles zich verdicht tot een verpletterend uitroepteken; de muziek volgt het verhaal, maar voelt niet mee.
Natuurlijk moest het publiek eraan wennen, bij de première in 1918. Een Zwitserse krant noemde het ‘verbijsterend (...) Dit werk heeft veel tijd nodig om beoordeeld te kunnen worden.’
En nu? Een stuk dat sterk verbonden was aan een specifiek moment uit de geschiedenis blijkt honderd jaar later juist tijdloos, universeel en zelfs ‘nieuw’ te klinken. Een componist die bij elke ontmoeting een fris gezicht toont – wat wens je als muziekliefhebber nog meer?
Histoire-historie
De eerste keer dat het Concertgebouworkest Histoire du soldat op de lessenaars zette, was op 27 februari 1926, ter gelegenheid van Stravinsky’s tweede bezoek aan het orkest (zijn debuut als solist en dirigent was in november 1924 geweest). Die zaterdagmiddag verzorgden zes orkestleden met violist Arthur Schmuller in de Stadsschouwburg de eerste toneeluitvoering van het werk in zijn oorspronkelijke vorm, in de vertaling van Martinus Nijhoff. ’s Avonds speelde Stravinsky zelf de Suite uit ‘Histoire du soldat’ in de serie Concertgebouw-Kamermuziek in de Kleine Zaal met violiste Alma Moodie en de tweede klarinettist van het orkest, Otto Stöckigt.
Op 28 mei 1930 vond een memorabele scenische uitvoering van Histoire du soldat plaats als onderdeel van een klein Stravinsky-festival in de Stadsschouwburg, georganiseerd door de Amsterdamsche Studenten Organisatie voor Moderne Kunst. De orkestmusici werden gedirigeerd door Stravinsky zelf. Concertmeester Louis Zimmermann schitterde als solist. De regie was in handen van Abraham van der Vies, de spreker was acteur Paul Huf. De voorstelling werd unaniem bejubeld door pers en publiek.
Sindsdien zijn musici van het Concertgebouworkest vele keren betrokken geweest bij uitvoeringen van Histoire du soldat. Op 6 mei 2014 stond het op het programma tijdens een Close-up-concert in de Kleine Zaal met acteur Porgy Franssen; Tjeerd Top soleerde. Delen van Stravinsky’s Histoire klonken in het Kinderconcert Igor en de nachtegaal dat het Concertgebouworkest op 1 november 2020 streamde.
Histoire du soldat, opgenomen in een mise-en-espace van Ria Marks door musici van het Concertgebouworkest, artist in residence Janine Jansen, acteur Vincent van der Valk en danseres Carolyn Bolton, wordt op vrijdag 4 juni om 20.00 uur gestreamd via concertgebouworkest.nl, Facebook en YouTube.
In 1914 had de componist nog net wat persoonlijke bezittingen uit zijn Russische huis kunnen redden vóór de grenzen sloten. Dat zijn buitenlandse verblijf permanent was realiseerde hij zich na de (volgens hem ‘monsterachtige’) Vrede van Brest-Litovsk, die Rusland voor de buitenwereld tot grote verliezer maakte maar ondertussen wel carte blanche gaf voor de communistische onderwerping van het eigen volk. De samenwerking met Ramuz had een therapeutisch effect, zoals hij later verklaarde.
In de Histoire neemt Stravinsky hoorbaar afstand van de Russische traditie waarop hij eerder had ingehaakt, modernist of niet. Dat zat er al langer aan te komen; zijn Franse vriend en collega Debussy schreef hem in 1915 bezorgd: ‘Je bent een groot kunstenaar, maar blijf alsjeblieft een groot Rússisch kunstenaar! Het is iets goeds om iemand uit je land te zijn.’ Voor Stravinsky, zelfverklaard ‘patriot’, was het inderdaad belangrijk om ergens vandaan te komen, maar nog belangrijker om ergens heen te gaan.
Het soldatenverhaal is van Russische oorsprong, en vele passages neigen naar Russische volksmuziek. Een prominentere plek is evenwel weggelegd voor een pasodoble, een tango, een wals en een ragtime. Vanaf het moment dat hij toetrad tot de zeer internationale kunstenaars-scene van Parijs, tien jaar eerder, had hij een kosmopolitisch palet ontwikkeld; hier wordt het volop benut.
Bovenal is de Histoire een typisch Stravinsky-stuk, ondanks het feit dat – of juist doordat – de componist nieuw terrein betrad. Met het verleggen van grenzen zou hij nog vijftig jaar doorgaan en met het verwijzen naar andere muziekstijlen eveneens. Zo hoor je in de ragtime – en in de bandbezetting op zich, trouwens – Stravinsky’s groeiende liefde voor jazz terug. De ‘lichte muziek’ is Stravinskiaans behandeld, met voortdurende maatwisselingen; zelfs de mars aan het begin zit al vol ritmische struikelblokken.
Karakteristiek is ook dat de muziek het verhaal van afstandelijk commentaar voorziet zonder de temperatuur te meten. Volgens de partituur was het werk bedoeld om te worden ‘gelezen, gespeeld en gedanst’. En natuurlijk vermengde de anti-romanticus Stravinsky die drie disciplines niet tot een wagneriaans Gesamtkunstwerk, waarin alles zich verdicht tot een verpletterend uitroepteken; de muziek volgt het verhaal, maar voelt niet mee.
Natuurlijk moest het publiek eraan wennen, bij de première in 1918. Een Zwitserse krant noemde het ‘verbijsterend (...) Dit werk heeft veel tijd nodig om beoordeeld te kunnen worden.’
En nu? Een stuk dat sterk verbonden was aan een specifiek moment uit de geschiedenis blijkt honderd jaar later juist tijdloos, universeel en zelfs ‘nieuw’ te klinken. Een componist die bij elke ontmoeting een fris gezicht toont – wat wens je als muziekliefhebber nog meer?
Histoire-historie
De eerste keer dat het Concertgebouworkest Histoire du soldat op de lessenaars zette, was op 27 februari 1926, ter gelegenheid van Stravinsky’s tweede bezoek aan het orkest (zijn debuut als solist en dirigent was in november 1924 geweest). Die zaterdagmiddag verzorgden zes orkestleden met violist Arthur Schmuller in de Stadsschouwburg de eerste toneeluitvoering van het werk in zijn oorspronkelijke vorm, in de vertaling van Martinus Nijhoff. ’s Avonds speelde Stravinsky zelf de Suite uit ‘Histoire du soldat’ in de serie Concertgebouw-Kamermuziek in de Kleine Zaal met violiste Alma Moodie en de tweede klarinettist van het orkest, Otto Stöckigt.
Op 28 mei 1930 vond een memorabele scenische uitvoering van Histoire du soldat plaats als onderdeel van een klein Stravinsky-festival in de Stadsschouwburg, georganiseerd door de Amsterdamsche Studenten Organisatie voor Moderne Kunst. De orkestmusici werden gedirigeerd door Stravinsky zelf. Concertmeester Louis Zimmermann schitterde als solist. De regie was in handen van Abraham van der Vies, de spreker was acteur Paul Huf. De voorstelling werd unaniem bejubeld door pers en publiek.
Sindsdien zijn musici van het Concertgebouworkest vele keren betrokken geweest bij uitvoeringen van Histoire du soldat. Op 6 mei 2014 stond het op het programma tijdens een Close-up-concert in de Kleine Zaal met acteur Porgy Franssen; Tjeerd Top soleerde. Delen van Stravinsky’s Histoire klonken in het Kinderconcert Igor en de nachtegaal dat het Concertgebouworkest op 1 november 2020 streamde.
Histoire du soldat, opgenomen in een mise-en-espace van Ria Marks door musici van het Concertgebouworkest, artist in residence Janine Jansen, acteur Vincent van der Valk en danseres Carolyn Bolton, wordt op vrijdag 4 juni om 20.00 uur gestreamd via concertgebouworkest.nl, Facebook en YouTube.