In de geest van Mahler
door Johan Giskes 23 apr. 2020 23 april 2020
Dat Het Concertgebouw zelf kamermuziekconcerten organiseert is een traditie die teruggaat tot het Mahler-Feest van 100 jaar geleden. Een spraakmakende reeks concerten met veel levende componisten stond aan de basis.
Bij het Mahler-Feest van 1920, van 6 tot en met 21 mei, werden in de Kleine Zaal vijf opmerkelijke kamermuziekconcerten georganiseerd. De Oostenrijkse muziekhistoricus en recensent Paul Stefan genoot ervan en vond de concerten geheel in Mahlers geest. De organisatie van de concerten lag in handen van de in Rusland geboren violist Alexander Schmuller. Het Concertgebouwpubliek had Schmuller al vanaf 1914 leren kennen als een gewaardeerd solist. Ook gaf hij les aan het Amsterdamsch Conservatorium.
In het voorwoord van het programmaboek stond de reden van Schmullers initiatief: ‘Het plan om tijdens het Mahler-Feest eenige uitvoeringen van Internationale Moderne Kamermuziek te geven is gerijpt uit de overweging, dat Amsterdam in die dagen het centrum van muzikaal internationalisme zal zijn en tal van scheppende en herscheppende kunstenaars uit verschillende landen gastvrijheid zal verleenen.’ Vandaar de opzet om zoveel mogelijk landen met hun meest representatieve musici te belichten.
Bij het Mahler-Feest van 1920, van 6 tot en met 21 mei, werden in de Kleine Zaal vijf opmerkelijke kamermuziekconcerten georganiseerd. De Oostenrijkse muziekhistoricus en recensent Paul Stefan genoot ervan en vond de concerten geheel in Mahlers geest. De organisatie van de concerten lag in handen van de in Rusland geboren violist Alexander Schmuller. Het Concertgebouwpubliek had Schmuller al vanaf 1914 leren kennen als een gewaardeerd solist. Ook gaf hij les aan het Amsterdamsch Conservatorium.
In het voorwoord van het programmaboek stond de reden van Schmullers initiatief: ‘Het plan om tijdens het Mahler-Feest eenige uitvoeringen van Internationale Moderne Kamermuziek te geven is gerijpt uit de overweging, dat Amsterdam in die dagen het centrum van muzikaal internationalisme zal zijn en tal van scheppende en herscheppende kunstenaars uit verschillende landen gastvrijheid zal verleenen.’ Vandaar de opzet om zoveel mogelijk landen met hun meest representatieve musici te belichten.
Componisten en uitvoerenden
Uit brieven aan Schmuller, bewaard in het Nederlands Muziek Instituut, blijkt dat hij voor programmasuggesties en optredens inderdaad uiteenlopende figuren heeft benaderd. Enkele ensembles werden aangetrokken. Lang niet al Schmullers wensen konden worden gerealiseerd, zoals het idee dat iedere componist eigen werk zou uitvoeren. Verschillende beoogde toondichters, onder wie Aleksandr Glazoenov, konden niet worden bereikt.
Anderen lieten weten dat ze niet kwamen. Edward Elgar bijvoorbeeld moest wegens familieomstandigheden verstek laten gaan. Uiteindelijk werd er muziek van 28 componisten uitgevoerd, twee meer dan het programmaboek vermeldt. De herkomst liep van Noorwegen tot Italië en van Nederland tot Rusland. Slechts vijf van hen waren overleden: Chausson, Debussy, Moesorgski, Reger en Skrjabin.
Als uitvoerende componisten prijkten op de programma’s de Nederlanders Gerard von Brucken Fock, Sem Dresden, Jan van Gilse en Willem Pijper, uit Duitsland Adolf Busch en Ewald Strässer, uit Italië Alfredo Casella, uit Noorwegen Johan Halvorsen, verder de Fransman Florent Schmitt, de Oostenrijker Artur Schnabel en de Bohemer (en schoonzoon van Antonín Dvořák) Josef Suk. Al met al vormden de componisten en de vocale en andere instrumentale medewerkenden samen een gemêleerd gezelschap, en niet alleen qua herkomst.
Belangstelling
Het initiatief en de kamermuziekconcerten genoten van meet af aan grote interesse. Eerste dirigent Willem Mengelberg had het beschermheerschap op zich genomen en er was een prestigieus erecomité gevormd. Onder de toehoorders werden tal van Nederlandse en buitenlandse bezoekers van het Mahler-Feest gezien.
Na het eerste concert, op 9 mei 1920, meldden kranten naast de aanwezige componisten van het programma de aanwezigheid van Willem Mengelberg (ondanks alle drukte!), Alma Mahler, de dirigent, componist en leraar van Mengelberg Franz Wüllner, Arnold Schönberg, Anton Webern en de Oostenrijkse muziekrecensent en auteur Richard Specht. Het Vaderland schreef zelfs dat alle grote figuren uit de internationale muziekwereld in de zaal aanwezig waren. Ook tijdens de overige concerten zag men tussen het talrijke publiek vele buitenlandse kunstenaars.
Componisten en uitvoerenden
Uit brieven aan Schmuller, bewaard in het Nederlands Muziek Instituut, blijkt dat hij voor programmasuggesties en optredens inderdaad uiteenlopende figuren heeft benaderd. Enkele ensembles werden aangetrokken. Lang niet al Schmullers wensen konden worden gerealiseerd, zoals het idee dat iedere componist eigen werk zou uitvoeren. Verschillende beoogde toondichters, onder wie Aleksandr Glazoenov, konden niet worden bereikt.
Anderen lieten weten dat ze niet kwamen. Edward Elgar bijvoorbeeld moest wegens familieomstandigheden verstek laten gaan. Uiteindelijk werd er muziek van 28 componisten uitgevoerd, twee meer dan het programmaboek vermeldt. De herkomst liep van Noorwegen tot Italië en van Nederland tot Rusland. Slechts vijf van hen waren overleden: Chausson, Debussy, Moesorgski, Reger en Skrjabin.
Als uitvoerende componisten prijkten op de programma’s de Nederlanders Gerard von Brucken Fock, Sem Dresden, Jan van Gilse en Willem Pijper, uit Duitsland Adolf Busch en Ewald Strässer, uit Italië Alfredo Casella, uit Noorwegen Johan Halvorsen, verder de Fransman Florent Schmitt, de Oostenrijker Artur Schnabel en de Bohemer (en schoonzoon van Antonín Dvořák) Josef Suk. Al met al vormden de componisten en de vocale en andere instrumentale medewerkenden samen een gemêleerd gezelschap, en niet alleen qua herkomst.
Belangstelling
Het initiatief en de kamermuziekconcerten genoten van meet af aan grote interesse. Eerste dirigent Willem Mengelberg had het beschermheerschap op zich genomen en er was een prestigieus erecomité gevormd. Onder de toehoorders werden tal van Nederlandse en buitenlandse bezoekers van het Mahler-Feest gezien.
Na het eerste concert, op 9 mei 1920, meldden kranten naast de aanwezige componisten van het programma de aanwezigheid van Willem Mengelberg (ondanks alle drukte!), Alma Mahler, de dirigent, componist en leraar van Mengelberg Franz Wüllner, Arnold Schönberg, Anton Webern en de Oostenrijkse muziekrecensent en auteur Richard Specht. Het Vaderland schreef zelfs dat alle grote figuren uit de internationale muziekwereld in de zaal aanwezig waren. Ook tijdens de overige concerten zag men tussen het talrijke publiek vele buitenlandse kunstenaars.
Evaluatie
Er klonk niet alleen veel lof. De componist en muziekcriticus Matthijs Vermeulen klaagde in de ochtendeditie van De Telegraaf van 11 mei over het feit dat een buitenlander de organisator was en ‘niet den goeden smaak heeft, […], om ons ten minste een redelijk part te geven van de programma’s’. Voor muziekrecensent Herman Rutters van het Algemeen Handelsblad vormde het argument van persoonlijke afwezigheid van componisten geen reden om hun composities niet uit te voeren.
In zijn bespreking na het tweede concert toonde hij zich niet content met de opzet van de reeks en vond hij verder dat een kans voorbij was gegaan om te laten horen dat Nederland ‘reproductief’ voor niets hoefde terug te deinzen. Daarnaast kwam er soms kritiek ten aanzien van de technische uitvoering.
Zeker achteraf is er op de keuzes wel wat aan te merken. Maar opvallend blijft de medewerking van tal van vooraanstaande toonkunstenaars. Het Vaderland van 22 mei (ochtendeditie) concludeerde dat de concerten de grote internationale betekenis van het Mahler-Feest zeer hebben verhoogd. Dat is echter niet het enige: vanaf het nieuwe seizoen startte Het Concertgebouw zelf in de Kleine Zaal concerten die bekendheid kregen onder de noemer Concertgebouw-Kamermuziek. Met in de jaren twintig optredens van grootheden als Prokofjev, Ravel, Respighi, Schönberg, Richard Strauss en Stravinsky.
Evaluatie
Er klonk niet alleen veel lof. De componist en muziekcriticus Matthijs Vermeulen klaagde in de ochtendeditie van De Telegraaf van 11 mei over het feit dat een buitenlander de organisator was en ‘niet den goeden smaak heeft, […], om ons ten minste een redelijk part te geven van de programma’s’. Voor muziekrecensent Herman Rutters van het Algemeen Handelsblad vormde het argument van persoonlijke afwezigheid van componisten geen reden om hun composities niet uit te voeren.
In zijn bespreking na het tweede concert toonde hij zich niet content met de opzet van de reeks en vond hij verder dat een kans voorbij was gegaan om te laten horen dat Nederland ‘reproductief’ voor niets hoefde terug te deinzen. Daarnaast kwam er soms kritiek ten aanzien van de technische uitvoering.
Zeker achteraf is er op de keuzes wel wat aan te merken. Maar opvallend blijft de medewerking van tal van vooraanstaande toonkunstenaars. Het Vaderland van 22 mei (ochtendeditie) concludeerde dat de concerten de grote internationale betekenis van het Mahler-Feest zeer hebben verhoogd. Dat is echter niet het enige: vanaf het nieuwe seizoen startte Het Concertgebouw zelf in de Kleine Zaal concerten die bekendheid kregen onder de noemer Concertgebouw-Kamermuziek. Met in de jaren twintig optredens van grootheden als Prokofjev, Ravel, Respighi, Schönberg, Richard Strauss en Stravinsky.