Dirigent Vladimir Jurowski: ‘Het leven is er om telkens jezelf opnieuw uit te vinden’
door Frederike Berntsen 22 nov. 2024 22 november 2024
De avontuurlijke en dissidente dirigent Vladimir Jurowski is terug bij het Concertgebouworkest. Bruckner en Mozart plaatst hij intuïtief naast elkaar. ‘Ieder programma doet iets met je, verandert je.’
‘Waarom ik op de bok sta? Omdat ik een niet aflatende liefde heb voor het vak, voor de muziek.’ Sinds 2006 is Vladimir Jurowski geregeld te gast bij het Concertgebouworkest met uiteenlopend repertoire: van Rachmaninoff en Nielsen tot Turnage en Van der Aa. De Russische dirigent houdt van het avontuur, en dat benadrukt hij zelf ook. Zijn programma deze maand ziet er iets anders uit – schitterend, maar anders: Bruckners Eerste symfonie plaatst hij naast de Veertigste van Mozart. ‘Vanaf mijn debuut in Amsterdam heb ik bij jullie tamelijk uitdagend, niet-alledaags repertoire gedirigeerd. Dit keer dacht ik: laat ik iets doen wat de musici goed kennen, ik wil van hun traditie leren en ik ben benieuwd hoe zij mijn ideeën over de muziek handen en voeten geven. Het Concertgebouworkest heeft een open en kritische houding, dat is gezond en inspirerend.’
Tijdens ons gesprek is Jurowski in Berlijn, zijn woonplaats. ‘Toen we dit programma samenstelden opperde ik naast Bruckners Eerste symfonie gevoelsmatig Mozarts Veertigste. De registratie van dit werk door het Concertgebouworkest met Nikolaus Harnoncourt is een van mijn lievelingsopnamen, ik heb ’m stukgedraaid. De combinatie Harnoncourt en Concertgebouworkest heeft geschiedenis geschreven, een match made in heaven die zo’n veertig jaar heeft geduurd. Je hoort een romantisch, maar schoon geluid, geleid door emotie. Volstrekt uniek.’
Een lange weg
Jurowski is chef-dirigent van het Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin en is als Generalmusikdirektor verbonden aan de Bayerische Staatsoper in München. Toch was het voor hem niet logisch om een carrière als dirigent te kiezen. Zijn vader was ook dirigent en dat voelde ongemakkelijk. Je wilt als kind je eigen weg volgen. Jurowski speelde piano en orgel, maar noemt zichzelf niet echt virtuoos. Het gaf hem wel een praktische ingang tot de muziek. In Moskou, zijn geboortestad, studeerde hij vanaf zijn veertiende musicologie. Al zijn vrije tijd ging op aan het beluisteren van lp’s. ‘De muziek waar mijn hart het snelst van ging kloppen, was het grote symfonische repertoire’, herinnert hij zich. ‘Als je jong bent, val je voor het grote gebaar, dat is machtig. Ik koos voor het dirigentschap. Het heeft me lange tijd gekost om me ook daadwerkelijk dirigent te voelen, je hebt niet zomaar een orkest voor je neus waarmee je kunt oefenen.’
Jurowski en het Concertgebouworkest
De samenwerking tussen Vladimir Jurowski en het Concertgebouworkest wordt gekenmerkt door uiterst kleurrijke programma’s. De eerste keer was in oktober 2006 met naast werken van Prokofjev, Stravinsky, Turnage een verrassende wereldpremière: tijdens het pianochangement werd een nieuw opdrachtwerk van de Nederlandse Mayke Nas gespeeld, No Reason to Panic. ‘Het energieke stuk van Nas paste perfect na het post-Mahleriaanse Evening Songs van Mark-Anthony Turnage en leek even op Stravinsky, van wie Jurowski later nog op uiterst fijnzinnige wijze delen uit de balletmuziek Le baiser de la fée liet spelen’ aldus NRC.
Een jaar later kwam Jurowski terug met werken van Rachmaninoff, Nielsen en Eötvös. In 2010 leidde hij Tsjaikovski’s Eerste symfonie ‘Winterdromen’ en Elgars Vioolconcert met als solist Nikolaj Szeps-Znaider. Rachmaninoffs Derde pianoconcert met Alexander Gavrylyuk en Zemlinsky’s Die Seejungfrau stonden in 2013 op de lessenaar, en in 2014 zette Jurowski de wereldpremière van Michel van der Aa’s Vioolconcert met Janine Jansen naast werken van Debussy, Ljadov, Stravinsky en Janáček.
De laatste samenwerking dateert van 14 juni 2019, toen pianist Pierre-Laurent Aimard soleerde in Birtwistles Responses en Messiaens Oiseaux exotiques; deze twee werken werden omlijst door Debussy’s Jeux en Ravels La valse. Dagblad Trouw noteerde: ‘Grote verdienste in de uitvoering van deze gecompliceerde muziek was Jurowski’s precisie, zonder in een analytisch betoog te vervallen.’
‘Nu, na jaren en jaren dirigeren, vind ik steeds meer muziek voor kleine bezetting interessant, die werken waar geen dirigent voor nodig is. Dat komt met de leeftijd. Bij een kleine bezetting kom je veel sneller tot de muzikale essentie, met als alomvattend voorbeeld de late strijkkwartetten van Beethoven.’
Wat is de essentie van muziek? ‘Tja, die is net als de essentie van het leven moeilijk, zo niet onmogelijk, in woorden te vatten. Je ziel kan erbij komen, met behulp van je instinct. Het intellect kan de weg ernaartoe plaveien. Je moet een stuk analyseren, tot op het bot doorspitten wat er staat, om te zien hoe het werkt. De essentie van een compositie overkomt je als je je er helemaal in onderdompelt, als in een oceaan van geluid. Het is een metafysische ervaring. De grootste kracht van muziek is dat ze volledig voorbij het gesproken woord gaat, ze raakt de ziel direct. Vaak pak ik The Mysticism of Music, Sound and Word van Inayat Khan erbij. Deze schrijver was een sitarspeler. Hij legt muziek uit vanuit een mystiek oogpunt.’
‘Waarom ik op de bok sta? Omdat ik een niet aflatende liefde heb voor het vak, voor de muziek.’ Sinds 2006 is Vladimir Jurowski geregeld te gast bij het Concertgebouworkest met uiteenlopend repertoire: van Rachmaninoff en Nielsen tot Turnage en Van der Aa. De Russische dirigent houdt van het avontuur, en dat benadrukt hij zelf ook. Zijn programma deze maand ziet er iets anders uit – schitterend, maar anders: Bruckners Eerste symfonie plaatst hij naast de Veertigste van Mozart. ‘Vanaf mijn debuut in Amsterdam heb ik bij jullie tamelijk uitdagend, niet-alledaags repertoire gedirigeerd. Dit keer dacht ik: laat ik iets doen wat de musici goed kennen, ik wil van hun traditie leren en ik ben benieuwd hoe zij mijn ideeën over de muziek handen en voeten geven. Het Concertgebouworkest heeft een open en kritische houding, dat is gezond en inspirerend.’
Tijdens ons gesprek is Jurowski in Berlijn, zijn woonplaats. ‘Toen we dit programma samenstelden opperde ik naast Bruckners Eerste symfonie gevoelsmatig Mozarts Veertigste. De registratie van dit werk door het Concertgebouworkest met Nikolaus Harnoncourt is een van mijn lievelingsopnamen, ik heb ’m stukgedraaid. De combinatie Harnoncourt en Concertgebouworkest heeft geschiedenis geschreven, een match made in heaven die zo’n veertig jaar heeft geduurd. Je hoort een romantisch, maar schoon geluid, geleid door emotie. Volstrekt uniek.’
Een lange weg
Jurowski is chef-dirigent van het Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin en is als Generalmusikdirektor verbonden aan de Bayerische Staatsoper in München. Toch was het voor hem niet logisch om een carrière als dirigent te kiezen. Zijn vader was ook dirigent en dat voelde ongemakkelijk. Je wilt als kind je eigen weg volgen. Jurowski speelde piano en orgel, maar noemt zichzelf niet echt virtuoos. Het gaf hem wel een praktische ingang tot de muziek. In Moskou, zijn geboortestad, studeerde hij vanaf zijn veertiende musicologie. Al zijn vrije tijd ging op aan het beluisteren van lp’s. ‘De muziek waar mijn hart het snelst van ging kloppen, was het grote symfonische repertoire’, herinnert hij zich. ‘Als je jong bent, val je voor het grote gebaar, dat is machtig. Ik koos voor het dirigentschap. Het heeft me lange tijd gekost om me ook daadwerkelijk dirigent te voelen, je hebt niet zomaar een orkest voor je neus waarmee je kunt oefenen.’
Jurowski en het Concertgebouworkest
De samenwerking tussen Vladimir Jurowski en het Concertgebouworkest wordt gekenmerkt door uiterst kleurrijke programma’s. De eerste keer was in oktober 2006 met naast werken van Prokofjev, Stravinsky, Turnage een verrassende wereldpremière: tijdens het pianochangement werd een nieuw opdrachtwerk van de Nederlandse Mayke Nas gespeeld, No Reason to Panic. ‘Het energieke stuk van Nas paste perfect na het post-Mahleriaanse Evening Songs van Mark-Anthony Turnage en leek even op Stravinsky, van wie Jurowski later nog op uiterst fijnzinnige wijze delen uit de balletmuziek Le baiser de la fée liet spelen’ aldus NRC.
Een jaar later kwam Jurowski terug met werken van Rachmaninoff, Nielsen en Eötvös. In 2010 leidde hij Tsjaikovski’s Eerste symfonie ‘Winterdromen’ en Elgars Vioolconcert met als solist Nikolaj Szeps-Znaider. Rachmaninoffs Derde pianoconcert met Alexander Gavrylyuk en Zemlinsky’s Die Seejungfrau stonden in 2013 op de lessenaar, en in 2014 zette Jurowski de wereldpremière van Michel van der Aa’s Vioolconcert met Janine Jansen naast werken van Debussy, Ljadov, Stravinsky en Janáček.
De laatste samenwerking dateert van 14 juni 2019, toen pianist Pierre-Laurent Aimard soleerde in Birtwistles Responses en Messiaens Oiseaux exotiques; deze twee werken werden omlijst door Debussy’s Jeux en Ravels La valse. Dagblad Trouw noteerde: ‘Grote verdienste in de uitvoering van deze gecompliceerde muziek was Jurowski’s precisie, zonder in een analytisch betoog te vervallen.’
‘Nu, na jaren en jaren dirigeren, vind ik steeds meer muziek voor kleine bezetting interessant, die werken waar geen dirigent voor nodig is. Dat komt met de leeftijd. Bij een kleine bezetting kom je veel sneller tot de muzikale essentie, met als alomvattend voorbeeld de late strijkkwartetten van Beethoven.’
Wat is de essentie van muziek? ‘Tja, die is net als de essentie van het leven moeilijk, zo niet onmogelijk, in woorden te vatten. Je ziel kan erbij komen, met behulp van je instinct. Het intellect kan de weg ernaartoe plaveien. Je moet een stuk analyseren, tot op het bot doorspitten wat er staat, om te zien hoe het werkt. De essentie van een compositie overkomt je als je je er helemaal in onderdompelt, als in een oceaan van geluid. Het is een metafysische ervaring. De grootste kracht van muziek is dat ze volledig voorbij het gesproken woord gaat, ze raakt de ziel direct. Vaak pak ik The Mysticism of Music, Sound and Word van Inayat Khan erbij. Deze schrijver was een sitarspeler. Hij legt muziek uit vanuit een mystiek oogpunt.’
Mozart en Bruckner
Mozarts Veertigste symfonie is een hoogtepunt van de Eerste Weense School, en daarmee van de Klassieke Periode. Bruckners Eerste symfonie is geschreven na zijn opmerkelijke metamorfose van een eenvoudige dorpsjongen die tamelijk onbeholpen religieuze koorwerken schreef naar een echte vinder van nieuwe klanken en structuren. ‘Bruckner was niet de eenvoudige man die op een naïeve manier in Gods glorie geloofde,’ reageert Jurowski, ‘hij was een absolute revolutionair. In zijn vroege symfonieën kom je momenten tegen die in zijn tijd totaal onbegrijpelijk moeten zijn geweest. Als Bruckner er niet was geweest, zou Mahler niet de Mahler zijn die we kennen. Wat ik ook altijd boeiend vind: Bruckner was een Oostenrijker, gehecht aan de Duitse traditie, maar in zijn muziek hoor je veel Slavische invloeden. Dvořák, Tsjaikovski. En zelfs Janáček.’
De goddelijke fermate
Wat is eigenlijk de juiste manier om een Bruckner-symfonie te dirigeren? ‘Dat weet ik eerlijk gezegd niet. Het moeilijkste is om een verband te leggen tussen de structuur, de architectuur van zijn symfonieën en het religieuze aspect. De religie in Bruckners muziek is een gegeven, de man was diepreligieus. Hoe abstract een symfonie van hem ook lijkt, in ieder werk loopt een pad rechtstreeks naar God. Wat ik wel weet is dat de lange adem belangrijk is. In het Duits zeg je ‘Ausdauer’. Als je aan yoga doet, kom je op een gegeven moment bij ademhalingsoefeningen: pranayama. De periode tussen in- en uitademen moet lang zijn, net als die tussen uitademen en de volgende inademing. Hoe meer ervaring je hebt, hoe langer die pauzes kunnen zijn. Die zijn vergelijkbaar met een fermate, het speelvoorschrift dat aangeeft dat een noot langer moet worden aangehouden. In die fermate zit het goddelijke bij Bruckner.
‘Bruckner behandelt het orkest als één groot superorgel’
Iedere Bruckner-symfonie is een spirituele reis, ze zijn allemaal gebaseerd op de angst voor het hellevuur. Bruckner was een van de beste organisten van zijn tijd. Hij behandelt het orkest als één groot superorgel. Ik weet ook zeker dat sommige van de interessantste structuren in Bruckners muziek direct afkomstig zijn van zijn improvisatiekunst op het orgel, niet geconstrueerd, maar zonder enige voorbereiding. Daarom is het als uitvoerder nodig dat je dit moment van improvisatie probeert te creëren. Je moet de luisteraar het gevoel geven dat de muziek ter plekke ontstaat. Daarbij: ik voel altijd heel sterk dat iedere samenwerking met een groep musici een kans is, en die moet je grijpen. Het Concertgebouworkest heeft met de grootste dirigenten aan Bruckner gewerkt en de Grote Zaal is als een kathedraal. Dit maakt het Concertgebouworkest bij uitstek geschikt om Bruckners symfonieën te spelen.’
Labyrinth
‘Voor ons gesprek heb ik de partituren van Bruckner en Mozart nog eens naast elkaar gelegd en opeens zag ik waarom deze stukken perfect bij elkaar passen, waarom het logisch is dat ze samen op het programma staan. Luister naar het derde deel van Mozart en naar dat van Bruckner. Allebei staan ze in g klein. Na de introductiematen bij Bruckner hoor je het thema door de tweede violen en de alten. Als je dan kijkt naar hoe Mozarts Menuet begint: precies hetzelfde. Dezelfde instrumentkeuze ook. Ik wist instinctief dat de stukken goed samengaan, maar kon het niet verwoorden.’
‘Wat Bruckner en Mozart gemeen hebben is dat ze zich in een labyrint bevinden met hun composities. Een labyrint van toonsoorten, ze gaan van de ene naar de andere, op een heel inventieve manier. Voor mij vormt of Mozart of Haydn de beste combinatie met Bruckner, de schoonste combinatie.’
‘Ken je ikebana?’, vraagt de dirigent. ‘Dat is de Japanse kunst om bloemen op de juiste manier bij elkaar te brengen en te schikken. Daarvan ben ik altijd enorm onder de indruk. Deze kunstenaars hebben een gevoel voor welke bloem bij welke andere past. Daarvoor moet je alles over die bloem weten, niet alleen hoe die eruitziet, maar ook wat de geur is, bijvoorbeeld. Hoe versterken de bloemen elkaar? Daar gaat het om. Zo is het ook met programmeren. Stukken lijken op papier goed bij elkaar te horen, maar als je luistert werkt het niet. En andersom kan dat ook zo zijn. Ik heb dat geleerd door veel, heel veel programma’s samen te stellen en uit te proberen, en door daarin fouten te maken. Ik vind ook dat je nooit een programma moet herhalen. Nou, vooruit, heel af en toe, als iets echt goed heeft uitgepakt, maar verder, nee. Het leven is er om steeds nieuwe ontdekkingen te doen, telkens jezelf opnieuw uit te vinden. De reis door de muziek is er niet alleen voor het publiek, maar ook voor de musici. Ieder programma doet iets met je, verandert je.’
Vladimir Jurowski spreekt mooi en volgt een originele en heldere gedachtegang. Zelf denkt hij daar anders over. ‘We hebben veel besproken, maar ik vind het een gevecht. Ik vind het heel moeilijk om goed over muziek te praten, eigenlijk over alles waar ik intens van hou.’
Vladimir Jurowski en Rusland
Toen Poetin op 24 februari 2022 Oekraïne binnenviel, was Vladimir Jurowski een van de eerste Russische kunstenaars die zich openlijk uitsprak tegen het regime. ‘Er kan geen rechtvaardiging bestaan voor dit soort barbarij.’ Sindsdien is hij niet meer welkom in zijn geboorteland.
Niet dat hij daar nog vaak kwam. Sinds zijn achttiende woonde hij al in Duitsland, en nadat hij in 2001 artistiek leider van de Glyndebourne Festival Opera werd, ontwikkelde zijn carrière zich in Duitsland en Engeland. Hij had al langer het gevoel dat het de verkeerde kant opging met Rusland, vooral vanaf het moment dat Rusland de Krim annexeerde, in 2014. De ironie wil, zo vertelde hij in een recent interview met The Telegraph, dat de Russische regering hem juist op dat moment een nieuw paspoort aanbood. ‘Andere geëmigreerde Russische kunstenaars kregen het zelfde aanbod, en sommigen namen het aan, maar ik kon het gewoon niet. Ik herinnerde me het geval van Sergej Prokofjev, die in 1936 een aanbod om terug te keren naar de Sovjet-Unie accepteerde, en er vanaf dat moment vastzat. Ik wilde niet dat dat mijn lot zou worden.’
‘Ik denk niet dat ik ooit nog terug kan, ik zou mijn eigen veiligheid in de waagschaal stellen omdat mijn ideeën over Rusland bekend zijn: ik denk dat het land zich ontwikkelt tot een nationalistische, ik zou zelfs zeggen fascistische staat (…) Zeker sinds de laatste verkiezingen, en bijvoorbeeld de dood van Alexei Navalny, is de situatie erg slecht geworden. Je hebt de beknotting van de vrijheid van meningsuiting, en de onderdrukking van dissidenten, homoseksuelen en de media. De mensen die nu het land besturen zijn volgens mij criminelen, het zijn gewoon maffiosi. Het is dus echt een terroristische staat die je kunt vergelijken met Iran of Noord-Korea.’
Mozart en Bruckner
Mozarts Veertigste symfonie is een hoogtepunt van de Eerste Weense School, en daarmee van de Klassieke Periode. Bruckners Eerste symfonie is geschreven na zijn opmerkelijke metamorfose van een eenvoudige dorpsjongen die tamelijk onbeholpen religieuze koorwerken schreef naar een echte vinder van nieuwe klanken en structuren. ‘Bruckner was niet de eenvoudige man die op een naïeve manier in Gods glorie geloofde,’ reageert Jurowski, ‘hij was een absolute revolutionair. In zijn vroege symfonieën kom je momenten tegen die in zijn tijd totaal onbegrijpelijk moeten zijn geweest. Als Bruckner er niet was geweest, zou Mahler niet de Mahler zijn die we kennen. Wat ik ook altijd boeiend vind: Bruckner was een Oostenrijker, gehecht aan de Duitse traditie, maar in zijn muziek hoor je veel Slavische invloeden. Dvořák, Tsjaikovski. En zelfs Janáček.’
De goddelijke fermate
Wat is eigenlijk de juiste manier om een Bruckner-symfonie te dirigeren? ‘Dat weet ik eerlijk gezegd niet. Het moeilijkste is om een verband te leggen tussen de structuur, de architectuur van zijn symfonieën en het religieuze aspect. De religie in Bruckners muziek is een gegeven, de man was diepreligieus. Hoe abstract een symfonie van hem ook lijkt, in ieder werk loopt een pad rechtstreeks naar God. Wat ik wel weet is dat de lange adem belangrijk is. In het Duits zeg je ‘Ausdauer’. Als je aan yoga doet, kom je op een gegeven moment bij ademhalingsoefeningen: pranayama. De periode tussen in- en uitademen moet lang zijn, net als die tussen uitademen en de volgende inademing. Hoe meer ervaring je hebt, hoe langer die pauzes kunnen zijn. Die zijn vergelijkbaar met een fermate, het speelvoorschrift dat aangeeft dat een noot langer moet worden aangehouden. In die fermate zit het goddelijke bij Bruckner.
‘Bruckner behandelt het orkest als één groot superorgel’
Iedere Bruckner-symfonie is een spirituele reis, ze zijn allemaal gebaseerd op de angst voor het hellevuur. Bruckner was een van de beste organisten van zijn tijd. Hij behandelt het orkest als één groot superorgel. Ik weet ook zeker dat sommige van de interessantste structuren in Bruckners muziek direct afkomstig zijn van zijn improvisatiekunst op het orgel, niet geconstrueerd, maar zonder enige voorbereiding. Daarom is het als uitvoerder nodig dat je dit moment van improvisatie probeert te creëren. Je moet de luisteraar het gevoel geven dat de muziek ter plekke ontstaat. Daarbij: ik voel altijd heel sterk dat iedere samenwerking met een groep musici een kans is, en die moet je grijpen. Het Concertgebouworkest heeft met de grootste dirigenten aan Bruckner gewerkt en de Grote Zaal is als een kathedraal. Dit maakt het Concertgebouworkest bij uitstek geschikt om Bruckners symfonieën te spelen.’
Labyrinth
‘Voor ons gesprek heb ik de partituren van Bruckner en Mozart nog eens naast elkaar gelegd en opeens zag ik waarom deze stukken perfect bij elkaar passen, waarom het logisch is dat ze samen op het programma staan. Luister naar het derde deel van Mozart en naar dat van Bruckner. Allebei staan ze in g klein. Na de introductiematen bij Bruckner hoor je het thema door de tweede violen en de alten. Als je dan kijkt naar hoe Mozarts Menuet begint: precies hetzelfde. Dezelfde instrumentkeuze ook. Ik wist instinctief dat de stukken goed samengaan, maar kon het niet verwoorden.’
‘Wat Bruckner en Mozart gemeen hebben is dat ze zich in een labyrint bevinden met hun composities. Een labyrint van toonsoorten, ze gaan van de ene naar de andere, op een heel inventieve manier. Voor mij vormt of Mozart of Haydn de beste combinatie met Bruckner, de schoonste combinatie.’
‘Ken je ikebana?’, vraagt de dirigent. ‘Dat is de Japanse kunst om bloemen op de juiste manier bij elkaar te brengen en te schikken. Daarvan ben ik altijd enorm onder de indruk. Deze kunstenaars hebben een gevoel voor welke bloem bij welke andere past. Daarvoor moet je alles over die bloem weten, niet alleen hoe die eruitziet, maar ook wat de geur is, bijvoorbeeld. Hoe versterken de bloemen elkaar? Daar gaat het om. Zo is het ook met programmeren. Stukken lijken op papier goed bij elkaar te horen, maar als je luistert werkt het niet. En andersom kan dat ook zo zijn. Ik heb dat geleerd door veel, heel veel programma’s samen te stellen en uit te proberen, en door daarin fouten te maken. Ik vind ook dat je nooit een programma moet herhalen. Nou, vooruit, heel af en toe, als iets echt goed heeft uitgepakt, maar verder, nee. Het leven is er om steeds nieuwe ontdekkingen te doen, telkens jezelf opnieuw uit te vinden. De reis door de muziek is er niet alleen voor het publiek, maar ook voor de musici. Ieder programma doet iets met je, verandert je.’
Vladimir Jurowski spreekt mooi en volgt een originele en heldere gedachtegang. Zelf denkt hij daar anders over. ‘We hebben veel besproken, maar ik vind het een gevecht. Ik vind het heel moeilijk om goed over muziek te praten, eigenlijk over alles waar ik intens van hou.’
Vladimir Jurowski en Rusland
Toen Poetin op 24 februari 2022 Oekraïne binnenviel, was Vladimir Jurowski een van de eerste Russische kunstenaars die zich openlijk uitsprak tegen het regime. ‘Er kan geen rechtvaardiging bestaan voor dit soort barbarij.’ Sindsdien is hij niet meer welkom in zijn geboorteland.
Niet dat hij daar nog vaak kwam. Sinds zijn achttiende woonde hij al in Duitsland, en nadat hij in 2001 artistiek leider van de Glyndebourne Festival Opera werd, ontwikkelde zijn carrière zich in Duitsland en Engeland. Hij had al langer het gevoel dat het de verkeerde kant opging met Rusland, vooral vanaf het moment dat Rusland de Krim annexeerde, in 2014. De ironie wil, zo vertelde hij in een recent interview met The Telegraph, dat de Russische regering hem juist op dat moment een nieuw paspoort aanbood. ‘Andere geëmigreerde Russische kunstenaars kregen het zelfde aanbod, en sommigen namen het aan, maar ik kon het gewoon niet. Ik herinnerde me het geval van Sergej Prokofjev, die in 1936 een aanbod om terug te keren naar de Sovjet-Unie accepteerde, en er vanaf dat moment vastzat. Ik wilde niet dat dat mijn lot zou worden.’
‘Ik denk niet dat ik ooit nog terug kan, ik zou mijn eigen veiligheid in de waagschaal stellen omdat mijn ideeën over Rusland bekend zijn: ik denk dat het land zich ontwikkelt tot een nationalistische, ik zou zelfs zeggen fascistische staat (…) Zeker sinds de laatste verkiezingen, en bijvoorbeeld de dood van Alexei Navalny, is de situatie erg slecht geworden. Je hebt de beknotting van de vrijheid van meningsuiting, en de onderdrukking van dissidenten, homoseksuelen en de media. De mensen die nu het land besturen zijn volgens mij criminelen, het zijn gewoon maffiosi. Het is dus echt een terroristische staat die je kunt vergelijken met Iran of Noord-Korea.’