Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Joshua Bell en Shai Wosner: Mozart, Schubert en Fauré

Joshua Bell en Shai Wosner: Mozart, Schubert en Fauré

Kleine Zaal
23 januari 2025
19.30 uur

Print dit programma

Joshua Bell viool
Shai Wosner piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Grote Solisten in de Kleine Zaal.

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Sonate in e kl.t., KV 304 (1778)
voor viool en piano
Allegro
Tempo di menuetto

Fantasie in c kl.t., KV 396 (1782; fragment, voltooid door Shai Wosner)
voor piano solo

Franz Schubert (1797-1828)

Fantasie in C gr.t., D 934 (1827)
voor viool en piano
Andante molto
Allegretto
Andantino
Tempo primo – Allegro – Allegretto – Presto

pauze ± 20.20 uur

Eugène Ysaÿe (1858-1931)

Sonate in d kl.t., op. 27 nr. 3 ‘Ballade à Enesco’ (1924)
voor viool solo
Ballades, Lento molto sostenuto
Allegro in tempo giusto e con bravura

Gabriel Fauré (1845-1924)

Sonate nr. 1 in A gr.t., op. 13 (1875-76)
voor viool en piano
Allegro molto
Andante
Allegro vivo
Allegro quasi presto

einde ± 21.40 uur

Kleine Zaal 23 januari 2025 19.30 uur

Joshua Bell viool
Shai Wosner piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Grote Solisten in de Kleine Zaal.

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Sonate in e kl.t., KV 304 (1778)
voor viool en piano
Allegro
Tempo di menuetto

Fantasie in c kl.t., KV 396 (1782; fragment, voltooid door Shai Wosner)
voor piano solo

Franz Schubert (1797-1828)

Fantasie in C gr.t., D 934 (1827)
voor viool en piano
Andante molto
Allegretto
Andantino
Tempo primo – Allegro – Allegretto – Presto

pauze ± 20.20 uur

Eugène Ysaÿe (1858-1931)

Sonate in d kl.t., op. 27 nr. 3 ‘Ballade à Enesco’ (1924)
voor viool solo
Ballades, Lento molto sostenuto
Allegro in tempo giusto e con bravura

Gabriel Fauré (1845-1924)

Sonate nr. 1 in A gr.t., op. 13 (1875-76)
voor viool en piano
Allegro molto
Andante
Allegro vivo
Allegro quasi presto

einde ± 21.40 uur

Toelichting

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Sonate

door Sabien van Dale

Toen Wolfgang Amadeus Mozart in 1778 als 22-jarige ambitieuze jongeman in Parijs neerstreek, liet hij een bundel van zes nieuwe vioolsonates (KV 301-306) publiceren, opgedragen aan Maria Elisabeth, keurvorstin van Beieren. Zijn jaren als wonderkind lagen achter hem. De Fransen lagen niet wakker van het talent van een aangelande buitenlander. Vernedering na frustratie stapelden zich op. Maar de grootste rampspoed overviel Mozart toen zijn moeder in de Franse hoofdstad stierf op 3 juli 1778. De So­nate in e klein – een van Mozarts zeldzame voorbeelden in een mineurtoonsoort – draagt de emotionele littekens van deze periode.

De ongewone zeggingskracht blijkt meteen uit de beginmaten. Viool en piano spelen ingehouden gelijke noten (unisono). Wijde intervallen en een geagiteerde afwisseling in articulatie en dynamiek duiden op een vooruitstrevende expressiviteit die meer aanleunt bij de Mannheimse school dan bij de Parijse smaak uit die tijd. Mozart was aan de eerste sonates van deze zesdelige reeks immers begonnen in Mannheim (waar hij onderweg naar Parijs veel langer bleef hangen dan voorzien). Hij kwam op het idee toen hij onder de indruk raakte van een bundel voor viool en pianoforte van de toen populaire componist Joseph Schuster. Mozart gaat echter verder. Hij schrijft geen derde deel (dat naar klassieke maatstaven snel en opgewekt moet klinken). De sonate eindigt met een Tempo di minuetto, een wiegend deel, zacht melancholisch. Onder de oppervlakte schreeuwen heftiger gevoelens. Ze komen ons in de slotpassage tegemoet, in een romantische gloed die naar Schubert vooruitwijst.

Toen Wolfgang Amadeus Mozart in 1778 als 22-jarige ambitieuze jongeman in Parijs neerstreek, liet hij een bundel van zes nieuwe vioolsonates (KV 301-306) publiceren, opgedragen aan Maria Elisabeth, keurvorstin van Beieren. Zijn jaren als wonderkind lagen achter hem. De Fransen lagen niet wakker van het talent van een aangelande buitenlander. Vernedering na frustratie stapelden zich op. Maar de grootste rampspoed overviel Mozart toen zijn moeder in de Franse hoofdstad stierf op 3 juli 1778. De So­nate in e klein – een van Mozarts zeldzame voorbeelden in een mineurtoonsoort – draagt de emotionele littekens van deze periode.

De ongewone zeggingskracht blijkt meteen uit de beginmaten. Viool en piano spelen ingehouden gelijke noten (unisono). Wijde intervallen en een geagiteerde afwisseling in articulatie en dynamiek duiden op een vooruitstrevende expressiviteit die meer aanleunt bij de Mannheimse school dan bij de Parijse smaak uit die tijd. Mozart was aan de eerste sonates van deze zesdelige reeks immers begonnen in Mannheim (waar hij onderweg naar Parijs veel langer bleef hangen dan voorzien). Hij kwam op het idee toen hij onder de indruk raakte van een bundel voor viool en pianoforte van de toen populaire componist Joseph Schuster. Mozart gaat echter verder. Hij schrijft geen derde deel (dat naar klassieke maatstaven snel en opgewekt moet klinken). De sonate eindigt met een Tempo di minuetto, een wiegend deel, zacht melancholisch. Onder de oppervlakte schreeuwen heftiger gevoelens. Ze komen ons in de slotpassage tegemoet, in een romantische gloed die naar Schubert vooruitwijst.

door Sabien van Dale

Franz Schubert (1797-1828)

Fantasie

door Noortje Zanen

Bij Franz Schubert denk je niet zo snel aan virtuoze vioolklanken, maar eerder aan imposante pianostukken, wonderschone liederen en intieme kamermuziek.

‘In zijn Adagio heb ik een engel horen zingen!’

Toch heeft Schubert naast drie lichte, charmante sonatines voor viool en piano ook drie complexe duo’s geschreven voor dezelfde bezetting: de Sonate in A groot (1817), het Rondeau brillant (1826) en de Fantasie in C groot (1827). Tijdens een langverwacht bezoek van de wereldberoemde vioolvirtuoos Niccolò Paganini aan Wenen in 1828 werd Schubert gegrepen door de ‘Paganini-­koorts’. ‘In zijn Adagio heb ik een engel horen zingen!’, riep Schubert uit tegen een vriend. Hij slaagde erin kaartjes voor het concert van Paganini te bemachtigen dankzij een zeldzaam concert dat hij zelf de dag ervoor had gegeven. Hij gaf een groot deel van zijn honorarium ervoor uit en nodigde zijn vriend uit om mee te gaan: ‘Je moet écht komen, je zult nooit meer iemand ontmoeten zoals hij!’

Dat Schubert zich al eerder had laten inspireren door Paganini’s onweerstaanbare virtuositeit blijkt onder andere uit de melodierijke en ingenieuze Fantasie. Alle delen lopen in elkaar over en afwisselend klinken diepzinnige en tragische melodieën, virtuoze passages en speelse fragmenten. Met als middelpunt een set variaties op Schuberts lied Sei mir gegrüsst!, D 741 (1821) en een spetterende finale tot slot.

Bij Franz Schubert denk je niet zo snel aan virtuoze vioolklanken, maar eerder aan imposante pianostukken, wonderschone liederen en intieme kamermuziek.

‘In zijn Adagio heb ik een engel horen zingen!’

Toch heeft Schubert naast drie lichte, charmante sonatines voor viool en piano ook drie complexe duo’s geschreven voor dezelfde bezetting: de Sonate in A groot (1817), het Rondeau brillant (1826) en de Fantasie in C groot (1827). Tijdens een langverwacht bezoek van de wereldberoemde vioolvirtuoos Niccolò Paganini aan Wenen in 1828 werd Schubert gegrepen door de ‘Paganini-­koorts’. ‘In zijn Adagio heb ik een engel horen zingen!’, riep Schubert uit tegen een vriend. Hij slaagde erin kaartjes voor het concert van Paganini te bemachtigen dankzij een zeldzaam concert dat hij zelf de dag ervoor had gegeven. Hij gaf een groot deel van zijn honorarium ervoor uit en nodigde zijn vriend uit om mee te gaan: ‘Je moet écht komen, je zult nooit meer iemand ontmoeten zoals hij!’

Dat Schubert zich al eerder had laten inspireren door Paganini’s onweerstaanbare virtuositeit blijkt onder andere uit de melodierijke en ingenieuze Fantasie. Alle delen lopen in elkaar over en afwisselend klinken diepzinnige en tragische melodieën, virtuoze passages en speelse fragmenten. Met als middelpunt een set variaties op Schuberts lied Sei mir gegrüsst!, D 741 (1821) en een spetterende finale tot slot.

door Noortje Zanen

Eugène Ysaÿe (1858-1931)

‘Ballade à Enesco’

door Michiel Cleij

In de negentiende eeuw waren er heel wat podiumvirtuozen die solostukken schreven voor eigen gebruik. Daar zijn veel vergeetbare composities bij, maar het kleine oeuvre van de Belgische vioolgigant Eugène Ysaÿe ontstijgt het klatergoudniveau. Van zijn zes superkorte vioolsonates kreeg vooral nummer 3 eeuwigheidswaarde. Het stuk – opgedragen aan de Roemeense componist en collega-violist George Enescu – demonstreert in krap zes minuten niet alleen dat een viool als een meervoudig ensemble kan klinken (met dubbelgrepen en ‘dieptewerking’ door grote contrasten tussen luid en zacht), maar ook hoe ­vanzelfsprekend Ysaÿe het oude met het nieuwe weet te verbinden. Het is een typisch laat-negentiende-eeuws virtuozenstuk, maar soms hoor je een Bach-achtige zinsbouw, zeker in de gedecideerde manier waarop de muzikale zinnen worden afgerond. En er hangt ook een zweem van moderniteit over: afgeronde samenklanken zitten er nauwelijks in, waardoor het stuk in harmonisch opzicht bijna nergens tot rust komt. Ineens lijkt de stap naar atonale muziek niet zo groot meer – maar het was dan ook al 1923.

In de negentiende eeuw waren er heel wat podiumvirtuozen die solostukken schreven voor eigen gebruik. Daar zijn veel vergeetbare composities bij, maar het kleine oeuvre van de Belgische vioolgigant Eugène Ysaÿe ontstijgt het klatergoudniveau. Van zijn zes superkorte vioolsonates kreeg vooral nummer 3 eeuwigheidswaarde. Het stuk – opgedragen aan de Roemeense componist en collega-violist George Enescu – demonstreert in krap zes minuten niet alleen dat een viool als een meervoudig ensemble kan klinken (met dubbelgrepen en ‘dieptewerking’ door grote contrasten tussen luid en zacht), maar ook hoe ­vanzelfsprekend Ysaÿe het oude met het nieuwe weet te verbinden. Het is een typisch laat-negentiende-eeuws virtuozenstuk, maar soms hoor je een Bach-achtige zinsbouw, zeker in de gedecideerde manier waarop de muzikale zinnen worden afgerond. En er hangt ook een zweem van moderniteit over: afgeronde samenklanken zitten er nauwelijks in, waardoor het stuk in harmonisch opzicht bijna nergens tot rust komt. Ineens lijkt de stap naar atonale muziek niet zo groot meer – maar het was dan ook al 1923.

door Michiel Cleij

Gabriel Fauré (1845-1924)

Eerste vioolsonate

door Noortje Zanen

De Eerste vioolsonate in A groot van Gabriel Fauré zit weliswaar vol technische uitdagingen, maar in dit stuk is virtuositeit ondergeschikt aan inventiviteit en elegantie. Fauré’s leraar en inspirator Camille Saint-Saëns was niet zuinig met lof toen hij dit stuk introduceerde in de muziekwereld in 1877: ‘Deze sonate heeft alles wat de fijnproever zal verleiden: nieuwe vormen, exquise modulaties, ongebruikelijke klankkleuren en het gebruik van verrassende ritmes. En boven dit alles zweeft een magie die het werk omhult en die ook de ‘gewone’ luisteraars overtuigt om de wildste stoutmoedigheden te accepteren als iets volkomen natuurlijks.’

De eerste publieke uitvoering van Fauré’s Eerste vioolsonate in Parijs (in de mede door Saint-Saëns’ opgerichte Société nationale de musique) met de jonge violiste Marie Tayau was een overweldigend succes, het speelse derde deel moest zelfs worden herhaald. Na afloop noteerde Fauré, die zelf de uitdagende pianopartij had gespeeld: ‘Het ­succes van mijn sonate overtrof veruit al mijn verwachtingen!’ Fauré zou het stuk nog regelmatig uitvoeren, onder andere met de Belgische violist Hubert Léonard, een dierbare vriend aan wie hij het stuk had opgedragen. En mede dankzij overtuigende vertolkingen van vermaarde tijdgenoten als Eugène Ysaÿe en George Enescu werd Fauré’s elegante en originele vioolsonate al gauw een geliefd repertoirestuk.

De Eerste vioolsonate in A groot van Gabriel Fauré zit weliswaar vol technische uitdagingen, maar in dit stuk is virtuositeit ondergeschikt aan inventiviteit en elegantie. Fauré’s leraar en inspirator Camille Saint-Saëns was niet zuinig met lof toen hij dit stuk introduceerde in de muziekwereld in 1877: ‘Deze sonate heeft alles wat de fijnproever zal verleiden: nieuwe vormen, exquise modulaties, ongebruikelijke klankkleuren en het gebruik van verrassende ritmes. En boven dit alles zweeft een magie die het werk omhult en die ook de ‘gewone’ luisteraars overtuigt om de wildste stoutmoedigheden te accepteren als iets volkomen natuurlijks.’

De eerste publieke uitvoering van Fauré’s Eerste vioolsonate in Parijs (in de mede door Saint-Saëns’ opgerichte Société nationale de musique) met de jonge violiste Marie Tayau was een overweldigend succes, het speelse derde deel moest zelfs worden herhaald. Na afloop noteerde Fauré, die zelf de uitdagende pianopartij had gespeeld: ‘Het ­succes van mijn sonate overtrof veruit al mijn verwachtingen!’ Fauré zou het stuk nog regelmatig uitvoeren, onder andere met de Belgische violist Hubert Léonard, een dierbare vriend aan wie hij het stuk had opgedragen. En mede dankzij overtuigende vertolkingen van vermaarde tijdgenoten als Eugène Ysaÿe en George Enescu werd Fauré’s elegante en originele vioolsonate al gauw een geliefd repertoirestuk.

door Noortje Zanen

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Sonate

door Sabien van Dale

Toen Wolfgang Amadeus Mozart in 1778 als 22-jarige ambitieuze jongeman in Parijs neerstreek, liet hij een bundel van zes nieuwe vioolsonates (KV 301-306) publiceren, opgedragen aan Maria Elisabeth, keurvorstin van Beieren. Zijn jaren als wonderkind lagen achter hem. De Fransen lagen niet wakker van het talent van een aangelande buitenlander. Vernedering na frustratie stapelden zich op. Maar de grootste rampspoed overviel Mozart toen zijn moeder in de Franse hoofdstad stierf op 3 juli 1778. De So­nate in e klein – een van Mozarts zeldzame voorbeelden in een mineurtoonsoort – draagt de emotionele littekens van deze periode.

De ongewone zeggingskracht blijkt meteen uit de beginmaten. Viool en piano spelen ingehouden gelijke noten (unisono). Wijde intervallen en een geagiteerde afwisseling in articulatie en dynamiek duiden op een vooruitstrevende expressiviteit die meer aanleunt bij de Mannheimse school dan bij de Parijse smaak uit die tijd. Mozart was aan de eerste sonates van deze zesdelige reeks immers begonnen in Mannheim (waar hij onderweg naar Parijs veel langer bleef hangen dan voorzien). Hij kwam op het idee toen hij onder de indruk raakte van een bundel voor viool en pianoforte van de toen populaire componist Joseph Schuster. Mozart gaat echter verder. Hij schrijft geen derde deel (dat naar klassieke maatstaven snel en opgewekt moet klinken). De sonate eindigt met een Tempo di minuetto, een wiegend deel, zacht melancholisch. Onder de oppervlakte schreeuwen heftiger gevoelens. Ze komen ons in de slotpassage tegemoet, in een romantische gloed die naar Schubert vooruitwijst.

Toen Wolfgang Amadeus Mozart in 1778 als 22-jarige ambitieuze jongeman in Parijs neerstreek, liet hij een bundel van zes nieuwe vioolsonates (KV 301-306) publiceren, opgedragen aan Maria Elisabeth, keurvorstin van Beieren. Zijn jaren als wonderkind lagen achter hem. De Fransen lagen niet wakker van het talent van een aangelande buitenlander. Vernedering na frustratie stapelden zich op. Maar de grootste rampspoed overviel Mozart toen zijn moeder in de Franse hoofdstad stierf op 3 juli 1778. De So­nate in e klein – een van Mozarts zeldzame voorbeelden in een mineurtoonsoort – draagt de emotionele littekens van deze periode.

De ongewone zeggingskracht blijkt meteen uit de beginmaten. Viool en piano spelen ingehouden gelijke noten (unisono). Wijde intervallen en een geagiteerde afwisseling in articulatie en dynamiek duiden op een vooruitstrevende expressiviteit die meer aanleunt bij de Mannheimse school dan bij de Parijse smaak uit die tijd. Mozart was aan de eerste sonates van deze zesdelige reeks immers begonnen in Mannheim (waar hij onderweg naar Parijs veel langer bleef hangen dan voorzien). Hij kwam op het idee toen hij onder de indruk raakte van een bundel voor viool en pianoforte van de toen populaire componist Joseph Schuster. Mozart gaat echter verder. Hij schrijft geen derde deel (dat naar klassieke maatstaven snel en opgewekt moet klinken). De sonate eindigt met een Tempo di minuetto, een wiegend deel, zacht melancholisch. Onder de oppervlakte schreeuwen heftiger gevoelens. Ze komen ons in de slotpassage tegemoet, in een romantische gloed die naar Schubert vooruitwijst.

door Sabien van Dale

Franz Schubert (1797-1828)

Fantasie

door Noortje Zanen

Bij Franz Schubert denk je niet zo snel aan virtuoze vioolklanken, maar eerder aan imposante pianostukken, wonderschone liederen en intieme kamermuziek.

‘In zijn Adagio heb ik een engel horen zingen!’

Toch heeft Schubert naast drie lichte, charmante sonatines voor viool en piano ook drie complexe duo’s geschreven voor dezelfde bezetting: de Sonate in A groot (1817), het Rondeau brillant (1826) en de Fantasie in C groot (1827). Tijdens een langverwacht bezoek van de wereldberoemde vioolvirtuoos Niccolò Paganini aan Wenen in 1828 werd Schubert gegrepen door de ‘Paganini-­koorts’. ‘In zijn Adagio heb ik een engel horen zingen!’, riep Schubert uit tegen een vriend. Hij slaagde erin kaartjes voor het concert van Paganini te bemachtigen dankzij een zeldzaam concert dat hij zelf de dag ervoor had gegeven. Hij gaf een groot deel van zijn honorarium ervoor uit en nodigde zijn vriend uit om mee te gaan: ‘Je moet écht komen, je zult nooit meer iemand ontmoeten zoals hij!’

Dat Schubert zich al eerder had laten inspireren door Paganini’s onweerstaanbare virtuositeit blijkt onder andere uit de melodierijke en ingenieuze Fantasie. Alle delen lopen in elkaar over en afwisselend klinken diepzinnige en tragische melodieën, virtuoze passages en speelse fragmenten. Met als middelpunt een set variaties op Schuberts lied Sei mir gegrüsst!, D 741 (1821) en een spetterende finale tot slot.

Bij Franz Schubert denk je niet zo snel aan virtuoze vioolklanken, maar eerder aan imposante pianostukken, wonderschone liederen en intieme kamermuziek.

‘In zijn Adagio heb ik een engel horen zingen!’

Toch heeft Schubert naast drie lichte, charmante sonatines voor viool en piano ook drie complexe duo’s geschreven voor dezelfde bezetting: de Sonate in A groot (1817), het Rondeau brillant (1826) en de Fantasie in C groot (1827). Tijdens een langverwacht bezoek van de wereldberoemde vioolvirtuoos Niccolò Paganini aan Wenen in 1828 werd Schubert gegrepen door de ‘Paganini-­koorts’. ‘In zijn Adagio heb ik een engel horen zingen!’, riep Schubert uit tegen een vriend. Hij slaagde erin kaartjes voor het concert van Paganini te bemachtigen dankzij een zeldzaam concert dat hij zelf de dag ervoor had gegeven. Hij gaf een groot deel van zijn honorarium ervoor uit en nodigde zijn vriend uit om mee te gaan: ‘Je moet écht komen, je zult nooit meer iemand ontmoeten zoals hij!’

Dat Schubert zich al eerder had laten inspireren door Paganini’s onweerstaanbare virtuositeit blijkt onder andere uit de melodierijke en ingenieuze Fantasie. Alle delen lopen in elkaar over en afwisselend klinken diepzinnige en tragische melodieën, virtuoze passages en speelse fragmenten. Met als middelpunt een set variaties op Schuberts lied Sei mir gegrüsst!, D 741 (1821) en een spetterende finale tot slot.

door Noortje Zanen

Eugène Ysaÿe (1858-1931)

‘Ballade à Enesco’

door Michiel Cleij

In de negentiende eeuw waren er heel wat podiumvirtuozen die solostukken schreven voor eigen gebruik. Daar zijn veel vergeetbare composities bij, maar het kleine oeuvre van de Belgische vioolgigant Eugène Ysaÿe ontstijgt het klatergoudniveau. Van zijn zes superkorte vioolsonates kreeg vooral nummer 3 eeuwigheidswaarde. Het stuk – opgedragen aan de Roemeense componist en collega-violist George Enescu – demonstreert in krap zes minuten niet alleen dat een viool als een meervoudig ensemble kan klinken (met dubbelgrepen en ‘dieptewerking’ door grote contrasten tussen luid en zacht), maar ook hoe ­vanzelfsprekend Ysaÿe het oude met het nieuwe weet te verbinden. Het is een typisch laat-negentiende-eeuws virtuozenstuk, maar soms hoor je een Bach-achtige zinsbouw, zeker in de gedecideerde manier waarop de muzikale zinnen worden afgerond. En er hangt ook een zweem van moderniteit over: afgeronde samenklanken zitten er nauwelijks in, waardoor het stuk in harmonisch opzicht bijna nergens tot rust komt. Ineens lijkt de stap naar atonale muziek niet zo groot meer – maar het was dan ook al 1923.

In de negentiende eeuw waren er heel wat podiumvirtuozen die solostukken schreven voor eigen gebruik. Daar zijn veel vergeetbare composities bij, maar het kleine oeuvre van de Belgische vioolgigant Eugène Ysaÿe ontstijgt het klatergoudniveau. Van zijn zes superkorte vioolsonates kreeg vooral nummer 3 eeuwigheidswaarde. Het stuk – opgedragen aan de Roemeense componist en collega-violist George Enescu – demonstreert in krap zes minuten niet alleen dat een viool als een meervoudig ensemble kan klinken (met dubbelgrepen en ‘dieptewerking’ door grote contrasten tussen luid en zacht), maar ook hoe ­vanzelfsprekend Ysaÿe het oude met het nieuwe weet te verbinden. Het is een typisch laat-negentiende-eeuws virtuozenstuk, maar soms hoor je een Bach-achtige zinsbouw, zeker in de gedecideerde manier waarop de muzikale zinnen worden afgerond. En er hangt ook een zweem van moderniteit over: afgeronde samenklanken zitten er nauwelijks in, waardoor het stuk in harmonisch opzicht bijna nergens tot rust komt. Ineens lijkt de stap naar atonale muziek niet zo groot meer – maar het was dan ook al 1923.

door Michiel Cleij

Gabriel Fauré (1845-1924)

Eerste vioolsonate

door Noortje Zanen

De Eerste vioolsonate in A groot van Gabriel Fauré zit weliswaar vol technische uitdagingen, maar in dit stuk is virtuositeit ondergeschikt aan inventiviteit en elegantie. Fauré’s leraar en inspirator Camille Saint-Saëns was niet zuinig met lof toen hij dit stuk introduceerde in de muziekwereld in 1877: ‘Deze sonate heeft alles wat de fijnproever zal verleiden: nieuwe vormen, exquise modulaties, ongebruikelijke klankkleuren en het gebruik van verrassende ritmes. En boven dit alles zweeft een magie die het werk omhult en die ook de ‘gewone’ luisteraars overtuigt om de wildste stoutmoedigheden te accepteren als iets volkomen natuurlijks.’

De eerste publieke uitvoering van Fauré’s Eerste vioolsonate in Parijs (in de mede door Saint-Saëns’ opgerichte Société nationale de musique) met de jonge violiste Marie Tayau was een overweldigend succes, het speelse derde deel moest zelfs worden herhaald. Na afloop noteerde Fauré, die zelf de uitdagende pianopartij had gespeeld: ‘Het ­succes van mijn sonate overtrof veruit al mijn verwachtingen!’ Fauré zou het stuk nog regelmatig uitvoeren, onder andere met de Belgische violist Hubert Léonard, een dierbare vriend aan wie hij het stuk had opgedragen. En mede dankzij overtuigende vertolkingen van vermaarde tijdgenoten als Eugène Ysaÿe en George Enescu werd Fauré’s elegante en originele vioolsonate al gauw een geliefd repertoirestuk.

De Eerste vioolsonate in A groot van Gabriel Fauré zit weliswaar vol technische uitdagingen, maar in dit stuk is virtuositeit ondergeschikt aan inventiviteit en elegantie. Fauré’s leraar en inspirator Camille Saint-Saëns was niet zuinig met lof toen hij dit stuk introduceerde in de muziekwereld in 1877: ‘Deze sonate heeft alles wat de fijnproever zal verleiden: nieuwe vormen, exquise modulaties, ongebruikelijke klankkleuren en het gebruik van verrassende ritmes. En boven dit alles zweeft een magie die het werk omhult en die ook de ‘gewone’ luisteraars overtuigt om de wildste stoutmoedigheden te accepteren als iets volkomen natuurlijks.’

De eerste publieke uitvoering van Fauré’s Eerste vioolsonate in Parijs (in de mede door Saint-Saëns’ opgerichte Société nationale de musique) met de jonge violiste Marie Tayau was een overweldigend succes, het speelse derde deel moest zelfs worden herhaald. Na afloop noteerde Fauré, die zelf de uitdagende pianopartij had gespeeld: ‘Het ­succes van mijn sonate overtrof veruit al mijn verwachtingen!’ Fauré zou het stuk nog regelmatig uitvoeren, onder andere met de Belgische violist Hubert Léonard, een dierbare vriend aan wie hij het stuk had opgedragen. En mede dankzij overtuigende vertolkingen van vermaarde tijdgenoten als Eugène Ysaÿe en George Enescu werd Fauré’s elegante en originele vioolsonate al gauw een geliefd repertoirestuk.

door Noortje Zanen

Biografie

Joshua Bell, viool

Joshua Bell studeerde vanaf zijn twaalfde bij Josef Gingold. Twee jaar later soleerde hij onder leiding van Riccardo Muti bij The Philadelphia Orchestra, op zijn zeventiende debuteerde hij in Carnegie Hall in New York en op zijn achttiende kreeg hij de Avery Fisher Career Grant.

Musical America riep de Amerikaanse violist uit tot Instrumentalist of the Year, en het World Economic Forum tot Young Global Leader.

Met componist John Corigliano maakte Joshua Bell de Oscar-winnende soundtrack van The Red Violin (1998). Naast samenwerkingen met tal van collega’s uit de klassieke muziek musiceerde hij ook met Chick Corea, Wynton Ma­rsalis, Sting en Anoushka Shankar, en hij levert graag zijn bijdrage aan educatieprojecten en familieconcerten.

Afgelopen zomer verscheen naast de wereldpremière-­opname van het Vioolconcert van de Oekraïense componist Thomas De Hartmann ook een Mendelssohn-cd met pianist Jeremy Denk en cellist Steven Isserlis. Met sopraan Larisa Martínez tourt Joshua Bell met het project Voice and the Violin en als gastsolist treedt hij aan bij de New York Philharmonic, het Orchestre Philharmonique de Radio France, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks en het Zweeds Radio Symfonieorkest; bij het Deutsches Sinfonie-Orchester Berlin soleert én dirigeert hij. Met de NDR Elbphilharmonie Hamburg, de Hong Kong Philharmonic, de New York Philharmonic, het Chicago Symphony Orchestra en het Seattle Symphony Orchestra voerde hij The Elements uit – een suite waarvoor hij Jake Heggie, Jennifer Higdon, Edgar Meyer, Jessie Montgomery en Kevin Puts ieder een deel liet componeren.

Joshua Bell bespeelt de ‘Huberman’-­Stradivarius uit 1713. Zijn vorige optredens in Het Concertgebouw waren in 2019 in de Grote Zaal: in januari met de Academy of St Martin in the Fields – waarvan hij sinds 2011 artistiek leider is – en in juli in Dvořáks Vioolconcert met de Bamberger Symphoniker.

Shai Wosner, piano

Shai Wosner werd geboren in Israël, studeerde piano bij Opher Brayer en Emanuel Krasovsky, en compositie en improvisatie bij André Hajdu. In New York studeerde hij bij Emanuel Ax aan The Juilliard School, waar hij tegenwoordig zelf lesgeeft.

Afgelopen seizoen verzorgde hij de wereldpremière van Handmade Universe van Vijay Iyer bij Peoples’ Symphony Concerts (PSC) in New York, waar hij van 2020 tot 2024 artist in residence was.

Andere hoogtepunten van 2023/2024 waren Schönbergs Pianoconcert met de Symphoniker Hamburg en een Europese tournee met het Zukerman Trio dat hij vormt met violist Pinchas Zukerman en celliste Amanda Forsyth.

Ook bracht de pianist vorig seizoen een cd uit met Beethovens Diabelli-variaties. Deze cyclus was bovendien de inspiratie voor Variations on a Theme of FDR, waarin hij compositieopdrachten geeft – aan Derek Bermel, Anthony Cheung, John Harbison, Vijay Iyer, Wang Lu – naar aanleiding van een uitspraak van Franklin D. Roosevelt: ‘Remember, remember always, that all of us… are descended from immigrants and revolutionists.’

Shai Wosner kreeg een Avery Fisher Career Grant en een Borletti-Buitoni Trust Award, en als New Generation Artist soleerde hij bij verschillende BBC-orkesten. Daarnaast werd hij uitgenodigd door welhaast alle grote orkesten van de Verenigde Staten, door Daniel Barenboims West-Eastern Divan Orchestra en in Europa door het Aurora Orchestra, de symfonieorkesten van Barcelona, Bournemouth en Göteborg, Amsterdam Sinfonietta, de Staatskapelle Berlin en de Wiener Philharmoniker. Kamermuziek speelt hij met collega’s als Martha Argerich, Martin Fröst, Dietrich Henschel, Ralph Kirshbaum en Jennifer Koh.

In de Kleine Zaal maakte Shai Wosner zijn debuut in oktober 2006 met Christian Tetzlaff en Christian Poltéra.