Klaus Mäkelä: ‘Er heeft zelfs houtworm in mijn cello gezeten’
door Liesbeth Houtman en Marlou van Rijn 23 mei 2024 23 mei 2024
Op 3 juni verschijnt Klaus Mäkelä niet alleen als dirigent maar ook als cellist in de Grote Zaal, als hij soleert bij zijn Oslo Philharmonic. Hij opende zijn cellokist voor Preludium: een kijkje achter de schermen.
Foto’s Marlou van Rijn | Klik op de foto’s voor een grotere versie
In het pand van het Concertgebouworkest wordt de werkkamer van algemeen directeur Dominik Winterling omgebouwd tot fotostudio. Fotograaf Eduardus Lee rolt een groot stuk wit papier uit. Aan weerszijden stelt hij zijn lampen op. Zo vaak gebeurt het niet dat Klaus Mäkelä in Amsterdam is, zijn cello bij zich heeft én een moment in zijn drukke agenda kan vrijmaken. Die kans grijpen we met beide handen aan.
Even later stapt ook de artistiek partner van het Concertgebouworkest binnen, een blinkend groene cellokoffer bungelend aan zijn schouder. Voor wie het nog niet wist: behalve dirigent is Mäkelä óók cellist. Die combinatie is ideaal, vindt hij. ‘Als dirigent vraag ik orkestleden op een bepaalde manier te spelen, als musicus stel ik die vraag aan mijzelf. Het is heel gezond om ook die kant van het vak te kennen.’
Zijn cello blijkt uniek: een Tononi, rond 1690 gebouwd in Bologna. ‘Het is heel moeilijk om een instrument te vinden dat zó goed bij je past’, zegt Mäkelä, terwijl hij zijn cello voorzichtig uit de koffer pakt. Hij koestert het instrument als een geliefde. ‘Ik had deze Tononi al lange tijd op het oog. Dus toen ik hem vorig jaar kon kopen, heb ik geen seconde getwijfeld.’
‘In de loop der eeuwen zijn er allerlei reparaties uitgevoerd. Zelfs de houtworm heeft erin gezeten.’
Terwijl Lee foto’s maakt, stalt Mäkelä de inhoud van zijn cellokist uit op het vel papier. Intussen vertelt hij honderduit. Over zijn strijkstokken bijvoorbeeld. ‘Wist je dat het gewicht van een stok heel bepalend is voor je manier van strijken? Vier gram maakt al een wereld van verschil. Ik heb er drie, allemaal heel verschillend. Mijn oudste stok, uit 1820, heb ik laatst voor het eerst gebruikt toen ik met de cellogroep van het Concertgebouworkest speelde in Het Zondagochtend Concert. Hij werkt een beetje als een microfoon, het geluid wordt er krachtiger door.’
Na dik een halfuur is de sessie klaar. Mäkelä pakt zijn cellokist in en vertrekt, op naar weer een volgende afspraak.
Mooi werktuig
Mäkelä: ‘Enerzijds roept mijn cello bewondering op vanwege zijn uiterlijke schoonheid en vakmanschap, anderzijds is het een ‘werktuig’ waarvan de klank met de tijd alleen maar mooier is geworden. Die discrepantie fascineert me.’
Houtworm
Mäkelä: ‘Ik heb de Tononi compleet laten restaureren. De f-gaten bijvoorbeeld hebben weer hun oorspronkelijke vorm gekregen. Als je goed kijkt, zie je dat er in de loop der eeuwen allerlei reparaties zijn uitgevoerd. Zelfs de houtworm heeft erin gezeten.’
Losse elementen
Lee: ‘Meestal maak ik één beeld. Maar bij grote instrumenten, zoals de cello, kies ik ervoor om alle elementen los te fotograferen. Zo krijg ik bijvoorbeeld ook het kleine blokje hars scherp in beeld.’
Bedrijfsongeval?
Gouden regel is dat alleen de musicus aan zijn instrument mag komen. Lee: ‘Stel je voor dat ik zo’n instrument per ongeluk laat vallen… De waarde is vaak enorm: financieel, maar vooral ook emotioneel.’
Eén boom, vier cello’s
Mäkelä: ‘Met behulp van computeranalyses heeft men kunnen vaststellen dat de boom waaruit de Tononi is gemaakt tussen 1680 en 1690 gekapt moet zijn. Het grappige is: uit hetzelfde hout zijn nog drie cello’s gemaakt, waaronder één van Guarneri.’
Waarom wit papier?
Lee fotografeert ‘De koffer’altijd tegen een egaal witte achtergrond. ‘Wit zorgt bij het fotograferen voor kleurneutraliteit in de reflectie. Bovendien kan Catherine, de Preludium-vormgever, de losse elementen er zo makkelijk uitknippen en plaatsen op de gekleurde achtergrond van de lay-out.’
Warmbloedig
Mäkelä: ‘Met koud droog weer is mijn Italiaanse cello niet zo happy. In de zomer gedijt hij veel beter.’
Foto’s Marlou van Rijn | Klik op de foto’s voor een grotere versie
In het pand van het Concertgebouworkest wordt de werkkamer van algemeen directeur Dominik Winterling omgebouwd tot fotostudio. Fotograaf Eduardus Lee rolt een groot stuk wit papier uit. Aan weerszijden stelt hij zijn lampen op. Zo vaak gebeurt het niet dat Klaus Mäkelä in Amsterdam is, zijn cello bij zich heeft én een moment in zijn drukke agenda kan vrijmaken. Die kans grijpen we met beide handen aan.
Even later stapt ook de artistiek partner van het Concertgebouworkest binnen, een blinkend groene cellokoffer bungelend aan zijn schouder. Voor wie het nog niet wist: behalve dirigent is Mäkelä óók cellist. Die combinatie is ideaal, vindt hij. ‘Als dirigent vraag ik orkestleden op een bepaalde manier te spelen, als musicus stel ik die vraag aan mijzelf. Het is heel gezond om ook die kant van het vak te kennen.’
Zijn cello blijkt uniek: een Tononi, rond 1690 gebouwd in Bologna. ‘Het is heel moeilijk om een instrument te vinden dat zó goed bij je past’, zegt Mäkelä, terwijl hij zijn cello voorzichtig uit de koffer pakt. Hij koestert het instrument als een geliefde. ‘Ik had deze Tononi al lange tijd op het oog. Dus toen ik hem vorig jaar kon kopen, heb ik geen seconde getwijfeld.’
‘In de loop der eeuwen zijn er allerlei reparaties uitgevoerd. Zelfs de houtworm heeft erin gezeten.’
Terwijl Lee foto’s maakt, stalt Mäkelä de inhoud van zijn cellokist uit op het vel papier. Intussen vertelt hij honderduit. Over zijn strijkstokken bijvoorbeeld. ‘Wist je dat het gewicht van een stok heel bepalend is voor je manier van strijken? Vier gram maakt al een wereld van verschil. Ik heb er drie, allemaal heel verschillend. Mijn oudste stok, uit 1820, heb ik laatst voor het eerst gebruikt toen ik met de cellogroep van het Concertgebouworkest speelde in Het Zondagochtend Concert. Hij werkt een beetje als een microfoon, het geluid wordt er krachtiger door.’
Na dik een halfuur is de sessie klaar. Mäkelä pakt zijn cellokist in en vertrekt, op naar weer een volgende afspraak.
Mooi werktuig
Mäkelä: ‘Enerzijds roept mijn cello bewondering op vanwege zijn uiterlijke schoonheid en vakmanschap, anderzijds is het een ‘werktuig’ waarvan de klank met de tijd alleen maar mooier is geworden. Die discrepantie fascineert me.’
Houtworm
Mäkelä: ‘Ik heb de Tononi compleet laten restaureren. De f-gaten bijvoorbeeld hebben weer hun oorspronkelijke vorm gekregen. Als je goed kijkt, zie je dat er in de loop der eeuwen allerlei reparaties zijn uitgevoerd. Zelfs de houtworm heeft erin gezeten.’
Losse elementen
Lee: ‘Meestal maak ik één beeld. Maar bij grote instrumenten, zoals de cello, kies ik ervoor om alle elementen los te fotograferen. Zo krijg ik bijvoorbeeld ook het kleine blokje hars scherp in beeld.’
Bedrijfsongeval?
Gouden regel is dat alleen de musicus aan zijn instrument mag komen. Lee: ‘Stel je voor dat ik zo’n instrument per ongeluk laat vallen… De waarde is vaak enorm: financieel, maar vooral ook emotioneel.’
Eén boom, vier cello’s
Mäkelä: ‘Met behulp van computeranalyses heeft men kunnen vaststellen dat de boom waaruit de Tononi is gemaakt tussen 1680 en 1690 gekapt moet zijn. Het grappige is: uit hetzelfde hout zijn nog drie cello’s gemaakt, waaronder één van Guarneri.’
Waarom wit papier?
Lee fotografeert ‘De koffer’altijd tegen een egaal witte achtergrond. ‘Wit zorgt bij het fotograferen voor kleurneutraliteit in de reflectie. Bovendien kan Catherine, de Preludium-vormgever, de losse elementen er zo makkelijk uitknippen en plaatsen op de gekleurde achtergrond van de lay-out.’
Warmbloedig
Mäkelä: ‘Met koud droog weer is mijn Italiaanse cello niet zo happy. In de zomer gedijt hij veel beter.’