Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Kristian Bezuidenhout: Niet vóór, maar ín het orkest

door Thiemo Wind
01 jan. 2018 01 januari 2018

Kristian Bezuidenhout is van vele markten thuis. Moeiteloos switcht hij dit seizoen van een Steinway naar een fortepiano naar een klavecimbel. Deze maand is hij solist en dirigent bij het Koninklijk Concertgebouworkest, en begeleidt hij Mark Padmore in Schuberts Winterreise.

Met het Koninklijk Concertgebouworkest trad de in Zuid-Afrika geboren Bezuidenhout al vaker op. Sir John Eliot Gardiner had de leiding toen hij vijf jaar geleden het Tweede pianoconcert van Beethoven speelde; tijdens pianoconcerten van Mozart stonden achter­eenvolgens Ton Koopman, Jan Willem de Vriend en Daniel Harding op de bok. Deze keer neemt Bezuidenhout voor het eerst zelf de leiding. Voor hem is dit de natuurlijkste situatie en bovendien: zo deed Mozart het zelf ook. Het programma vermeldt onder meer het Pianoconcert nr. 24 in c klein, KV 491. Dat lijkt een hele kluif.

Ja en nee, vindt Bezuidenhout. ‘Het orkest heeft in dit concert zoveel te doen, dat het bijna een symfonie met obligaat piano is. In die zin is het gek genoeg eenvoudiger dan andere stukken. De blazers hebben prominente partijen, ik wil ze lekker laten spelen. Het is meer dat ik mijzelf moet inpassen in hetgeen het orkest doet dan omgekeerd. Het stuk is ook zo gespierd. Je kunt er echt je tanden in zetten. Ik verwacht dat ik weinig zwaaibewegingen zal hoeven te maken, maar misschien vergis ik me. Ik ben er wel ­nerveus voor, maar op een gezonde manier. Mijn ervaringen met dit orkest zijn alleen maar positief. Deze musici willen spelen.’

Diffuse akoestiek

Een moderne vleugel of een fortepiano uit Mozarts tijd, Bezuidenhout heeft lang over die keuze nagedacht. ‘Voor beide pianoconcerten op het programma wordt het een Steinway. Ik denk dat het een verstandige beslissing is. De Grote Zaal is een ­moeilijke ruimte voor fortepiano, ik verwacht niet dat het werkt. Niet dat de zaal te groot is, maar de akoestiek is te diffuus om de ­ruimte werkelijk te kunnen vullen. Je moet je ook bedenken dat het orkest op moderne instrumenten speelt.’

Met het Koninklijk Concertgebouworkest trad de in Zuid-Afrika geboren Bezuidenhout al vaker op. Sir John Eliot Gardiner had de leiding toen hij vijf jaar geleden het Tweede pianoconcert van Beethoven speelde; tijdens pianoconcerten van Mozart stonden achter­eenvolgens Ton Koopman, Jan Willem de Vriend en Daniel Harding op de bok. Deze keer neemt Bezuidenhout voor het eerst zelf de leiding. Voor hem is dit de natuurlijkste situatie en bovendien: zo deed Mozart het zelf ook. Het programma vermeldt onder meer het Pianoconcert nr. 24 in c klein, KV 491. Dat lijkt een hele kluif.

Ja en nee, vindt Bezuidenhout. ‘Het orkest heeft in dit concert zoveel te doen, dat het bijna een symfonie met obligaat piano is. In die zin is het gek genoeg eenvoudiger dan andere stukken. De blazers hebben prominente partijen, ik wil ze lekker laten spelen. Het is meer dat ik mijzelf moet inpassen in hetgeen het orkest doet dan omgekeerd. Het stuk is ook zo gespierd. Je kunt er echt je tanden in zetten. Ik verwacht dat ik weinig zwaaibewegingen zal hoeven te maken, maar misschien vergis ik me. Ik ben er wel ­nerveus voor, maar op een gezonde manier. Mijn ervaringen met dit orkest zijn alleen maar positief. Deze musici willen spelen.’

Diffuse akoestiek

Een moderne vleugel of een fortepiano uit Mozarts tijd, Bezuidenhout heeft lang over die keuze nagedacht. ‘Voor beide pianoconcerten op het programma wordt het een Steinway. Ik denk dat het een verstandige beslissing is. De Grote Zaal is een ­moeilijke ruimte voor fortepiano, ik verwacht niet dat het werkt. Niet dat de zaal te groot is, maar de akoestiek is te diffuus om de ­ruimte werkelijk te kunnen vullen. Je moet je ook bedenken dat het orkest op moderne instrumenten speelt.’

  • Kristian Bezuidenhout

    Foto: Ronald Knapp

    Kristian Bezuidenhout

    Foto: Ronald Knapp

  • Kristian Bezuidenhout

    Foto: Marco Borggreve

    Kristian Bezuidenhout

    Foto: Marco Borggreve

  • Kristian Bezuidenhout

    foto: Marco Borggreve

    Kristian Bezuidenhout

    foto: Marco Borggreve

  • Kristian Bezuidenhout

    Foto: Ronald Knapp

    Kristian Bezuidenhout

    Foto: Ronald Knapp

  • Kristian Bezuidenhout

    Foto: Marco Borggreve

    Kristian Bezuidenhout

    Foto: Marco Borggreve

  • Kristian Bezuidenhout

    foto: Marco Borggreve

    Kristian Bezuidenhout

    foto: Marco Borggreve

‘Het programma bevat verder de Symfonie nr. 29 in A groot, KV 201. Dan gebruik ik een fortepiano, waarop ik misschien niet eens zoveel zal spelen. Het gaat ook om de boodschap: ik sta niet vóór het orkest, ik zit erin en ben er als de musici mij nodig hebben. Enfin, we gaan samen experimenteren en vinden wel uit wat werkt en wat niet.’

Bewondering

Als Bezuidenhout op 29 januari met de tenor Mark Padmore het podium van de Kleine Zaal betreedt, is het experimenteren allang achter de rug. Van Schuberts Winterreise hebben ze afgelopen voorjaar in Haarlem een cd-opname gemaakt. Het begeleiden van zangers geeft voor Bezuidenhout weer een heel andere dimensie aan zijn muzikantschap. ‘Je verlegt je focus naar andere dingen. De stem is het ideale instrument, wordt altijd gezegd. Maar met goede zangers heb ik het gevoel dat de productie van het geluid en van de tekst deel is van het lichaam. De tijd die het kost om een woord te zingen en een toon te maken, is niet zomaar een kwestie van interpretatie. Die timing zit in het DNA van het materiaal.’

‘Als iemand ‘Schmerzen’ zingt en ik moet daar een akkoord mooi inpassen, dan betekent het dat ik iets later moet komen. Als klavierspelers zijn we zo gewend altijd spatgelijk op de tel te spelen, dat we soms vergeten ons te concentreren op de expressieve mogelijkheden van de timing. Om liedkunst organisch en natuurlijk te laten klinken, moet je de timing voortdurend aanpassen. Dat is deel van de expressie. Daarom houd ik zo van het werken met grote zangers als Mark Padmore of Anne Sofie von Otter. Het traint je de tijd die je hebt te heroverwegen, en te ervaren hoe vaak je tijd kunt nemen zonder dat zelf te beseffen. Zangers zijn hier meesters in. Zij moeten de techniek van hun instrument zorgvuldig plannen, om op het goede moment te kunnen arriveren.’

‘Ja, mijn bewondering voor vocalisten is enorm toegenomen. Instrumentalisten kunnen zoveel van ze leren. Anderzijds moeten we ze af en toe ook duidelijk maken: en nu op tijd! Iemand als Anne Sofie von Otter voelt dat heel goed aan. Die zegt dan: houd me hier gaande. Ik houd van dat proces. Deze ervaringen helpen mij ook bij het spelen van instrumentale muziek.’

Roots

Op 8 april treedt Bezuidenhout opnieuw op in de Kleine Zaal. Dan wijdt hij zich met Isabelle Faust aan vioolsonates van Bach, Froberger en Biber, waarbij hij vanzelfsprekend voor het klavecimbel kiest. ‘Bij dat instrument is mijn belangstelling voor oude muziek begonnen. In die zin is het een terugkeer naar mijn roots.’

‘Het programma bevat verder de Symfonie nr. 29 in A groot, KV 201. Dan gebruik ik een fortepiano, waarop ik misschien niet eens zoveel zal spelen. Het gaat ook om de boodschap: ik sta niet vóór het orkest, ik zit erin en ben er als de musici mij nodig hebben. Enfin, we gaan samen experimenteren en vinden wel uit wat werkt en wat niet.’

Bewondering

Als Bezuidenhout op 29 januari met de tenor Mark Padmore het podium van de Kleine Zaal betreedt, is het experimenteren allang achter de rug. Van Schuberts Winterreise hebben ze afgelopen voorjaar in Haarlem een cd-opname gemaakt. Het begeleiden van zangers geeft voor Bezuidenhout weer een heel andere dimensie aan zijn muzikantschap. ‘Je verlegt je focus naar andere dingen. De stem is het ideale instrument, wordt altijd gezegd. Maar met goede zangers heb ik het gevoel dat de productie van het geluid en van de tekst deel is van het lichaam. De tijd die het kost om een woord te zingen en een toon te maken, is niet zomaar een kwestie van interpretatie. Die timing zit in het DNA van het materiaal.’

‘Als iemand ‘Schmerzen’ zingt en ik moet daar een akkoord mooi inpassen, dan betekent het dat ik iets later moet komen. Als klavierspelers zijn we zo gewend altijd spatgelijk op de tel te spelen, dat we soms vergeten ons te concentreren op de expressieve mogelijkheden van de timing. Om liedkunst organisch en natuurlijk te laten klinken, moet je de timing voortdurend aanpassen. Dat is deel van de expressie. Daarom houd ik zo van het werken met grote zangers als Mark Padmore of Anne Sofie von Otter. Het traint je de tijd die je hebt te heroverwegen, en te ervaren hoe vaak je tijd kunt nemen zonder dat zelf te beseffen. Zangers zijn hier meesters in. Zij moeten de techniek van hun instrument zorgvuldig plannen, om op het goede moment te kunnen arriveren.’

‘Ja, mijn bewondering voor vocalisten is enorm toegenomen. Instrumentalisten kunnen zoveel van ze leren. Anderzijds moeten we ze af en toe ook duidelijk maken: en nu op tijd! Iemand als Anne Sofie von Otter voelt dat heel goed aan. Die zegt dan: houd me hier gaande. Ik houd van dat proces. Deze ervaringen helpen mij ook bij het spelen van instrumentale muziek.’

Roots

Op 8 april treedt Bezuidenhout opnieuw op in de Kleine Zaal. Dan wijdt hij zich met Isabelle Faust aan vioolsonates van Bach, Froberger en Biber, waarbij hij vanzelfsprekend voor het klavecimbel kiest. ‘Bij dat instrument is mijn belangstelling voor oude muziek begonnen. In die zin is het een terugkeer naar mijn roots.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.