Lucas en Arthur Jussen: ‘Het publiek voedt ons’
door Joost Galema 17 mrt. 2021 17 maart 2021
Pianobroers Lucas en Arthur Jussen hielden hun Russian Album ten doop in een leeg Concertgebouw. ‘We geven alles, maar de dynamiek tussen musicus en publiek – het nu of nooit – kun je onmogelijk nabootsen. Hopelijk komt dat snel terug.’
Begin februari verlieten de pianisten Arthur en Lucas Jussen het besneeuwde Nederland voor hun eerste concert in vele maanden. In het Palau de la Música Catalana in Barcelona wachtten hen niet alleen negen gebeeldhouwde muzen, versteende Walkuren en gebrandschilderde engelenkoren, maar eveneens een duizendkoppig publiek van vlees en bloed. ‘Een verademing’, zegt Arthur. ‘We zijn in het walhalla beland, dacht ik. En dat had niets met die Walkuren te maken.’
‘Ik wist bijna niet wat me overkwam’, vult Lucas aan. ‘Corona heeft alles op zijn kop gezet. Musici en publiek zaten in een patroon. Concerten waren voor velen de normaalste zaak van de wereld. En uiteraard zitten daar legendarische avonden tussen, optredens die je nooit meer vergeet. Maar het patroon kende ook een zekere vanzelfsprekende regelmaat. In Barcelona voelde iedereen ineens hoe bijzonder het is om samen muziek te kunnen beleven. Is dat het offer waard? Natuurlijk niet. Maar uit elke gegeven situatie moet je lessen trekken. Aan corona kunnen we niets doen, maar wel aan de manier waarop we ermee omgaan. Je moet er het beste van maken.’
De ervaring in Barcelona stond haaks op de presentatie van The Russian Album, half maart via een livestream vanuit een leeg Concertgebouw. ‘De zalen zijn op dit moment ontzettend innovatief’, vindt Lucas. ‘Iedereen verzet fantastisch werk om de streams zo mooi mogelijk te maken. En het ziet er goed uit. Toch, wat je ook doet, al bekleed je de zaal met goud, kunst en juwelen, als musici missen we het publiek. Een concert beleven in een zaal is wat anders dan thuis voor een laptop. Het publiek voedt ons. Waarom zijn wij pianist? Vanwege die volle zalen.’
‘Die wisselwerking met toeschouwers hoort bij de schoonheid van sport of muziek’
Arthur: ‘Voor de concertbezoeker – die wij beiden ook zijn – draait het om meer dan puur muziek. De sfeer van de zaal, de gedimde lichten, ze halen ons uit de sleur van het dagelijks leven, ze openen poorten naar een andere, wonderlijke wereld. Dat is moeilijk na te bootsen op de bank in joggingbroek.
Wijzelf geven in zo’n lege zaal natuurlijk alles wat we hebben, maar publiek zorgt altijd voor een onvervangbare boost. Ik keek laatst naar de Australian Open in Melbourne, waar weer tennisfans op de tribune zaten. De lokale favoriet, het enfant terrible Nick Kyrgios, stond op de baan. Het werd een spektakelstuk. Die jongen steeg door de sfeer boven zichzelf uit. Je ziet het gebeuren. Die wisselwerking met toeschouwers hoort bij de schoonheid van sport of muziek.’
Lucas: ‘Een zaal gevuld met publiek, daar heerst een mysterieuze geladenheid, iets wat ons aanspoort om – bij wijze van spreken – op leven en dood te spelen. Het scherpt de concentratie, de zintuigen, je bent bereid alle risico’s te nemen. Dat levert bijzondere momenten op. Als ik in Het Concertgebouw zit, op dat hoge podium, en ik kijk naar de toetsen, dan zie ik uit mijn ooghoek altijd een paar mensen op de voorste rijen. En ik voel de massa achter hen, de verwachtingen, de aandacht – daar willen we alles voor geven. Zoals een vol stadion andere krachten losmaakt bij Kyrgios. Die dynamiek – het nu of nooit – dat kun je onmogelijk nabootsen. Hopelijk komt dat snel terug.’
Ze brachten de coronatijd grotendeels door met het maken van opnamen, onder meer van The Russian Album. Ze kozen voor een veelkleurig klankbeeld van wat Rusland eind negentiende en begin twintigste eeuw voortbracht: de speelse Arenski, de nostalgische Rachmaninoff, de angstige Sjostakovitsj en de rebelse Stravinsky – om het wat kort door de bocht op te sommen.
Begin februari verlieten de pianisten Arthur en Lucas Jussen het besneeuwde Nederland voor hun eerste concert in vele maanden. In het Palau de la Música Catalana in Barcelona wachtten hen niet alleen negen gebeeldhouwde muzen, versteende Walkuren en gebrandschilderde engelenkoren, maar eveneens een duizendkoppig publiek van vlees en bloed. ‘Een verademing’, zegt Arthur. ‘We zijn in het walhalla beland, dacht ik. En dat had niets met die Walkuren te maken.’
‘Ik wist bijna niet wat me overkwam’, vult Lucas aan. ‘Corona heeft alles op zijn kop gezet. Musici en publiek zaten in een patroon. Concerten waren voor velen de normaalste zaak van de wereld. En uiteraard zitten daar legendarische avonden tussen, optredens die je nooit meer vergeet. Maar het patroon kende ook een zekere vanzelfsprekende regelmaat. In Barcelona voelde iedereen ineens hoe bijzonder het is om samen muziek te kunnen beleven. Is dat het offer waard? Natuurlijk niet. Maar uit elke gegeven situatie moet je lessen trekken. Aan corona kunnen we niets doen, maar wel aan de manier waarop we ermee omgaan. Je moet er het beste van maken.’
De ervaring in Barcelona stond haaks op de presentatie van The Russian Album, half maart via een livestream vanuit een leeg Concertgebouw. ‘De zalen zijn op dit moment ontzettend innovatief’, vindt Lucas. ‘Iedereen verzet fantastisch werk om de streams zo mooi mogelijk te maken. En het ziet er goed uit. Toch, wat je ook doet, al bekleed je de zaal met goud, kunst en juwelen, als musici missen we het publiek. Een concert beleven in een zaal is wat anders dan thuis voor een laptop. Het publiek voedt ons. Waarom zijn wij pianist? Vanwege die volle zalen.’
‘Die wisselwerking met toeschouwers hoort bij de schoonheid van sport of muziek’
Arthur: ‘Voor de concertbezoeker – die wij beiden ook zijn – draait het om meer dan puur muziek. De sfeer van de zaal, de gedimde lichten, ze halen ons uit de sleur van het dagelijks leven, ze openen poorten naar een andere, wonderlijke wereld. Dat is moeilijk na te bootsen op de bank in joggingbroek.
Wijzelf geven in zo’n lege zaal natuurlijk alles wat we hebben, maar publiek zorgt altijd voor een onvervangbare boost. Ik keek laatst naar de Australian Open in Melbourne, waar weer tennisfans op de tribune zaten. De lokale favoriet, het enfant terrible Nick Kyrgios, stond op de baan. Het werd een spektakelstuk. Die jongen steeg door de sfeer boven zichzelf uit. Je ziet het gebeuren. Die wisselwerking met toeschouwers hoort bij de schoonheid van sport of muziek.’
Lucas: ‘Een zaal gevuld met publiek, daar heerst een mysterieuze geladenheid, iets wat ons aanspoort om – bij wijze van spreken – op leven en dood te spelen. Het scherpt de concentratie, de zintuigen, je bent bereid alle risico’s te nemen. Dat levert bijzondere momenten op. Als ik in Het Concertgebouw zit, op dat hoge podium, en ik kijk naar de toetsen, dan zie ik uit mijn ooghoek altijd een paar mensen op de voorste rijen. En ik voel de massa achter hen, de verwachtingen, de aandacht – daar willen we alles voor geven. Zoals een vol stadion andere krachten losmaakt bij Kyrgios. Die dynamiek – het nu of nooit – dat kun je onmogelijk nabootsen. Hopelijk komt dat snel terug.’
Ze brachten de coronatijd grotendeels door met het maken van opnamen, onder meer van The Russian Album. Ze kozen voor een veelkleurig klankbeeld van wat Rusland eind negentiende en begin twintigste eeuw voortbracht: de speelse Arenski, de nostalgische Rachmaninoff, de angstige Sjostakovitsj en de rebelse Stravinsky – om het wat kort door de bocht op te sommen.
Lucas: ‘We kiezen graag uiteenlopende programma’s. Die vier componisten vertegenwoordigen totaal andere muzikale werelden, maar ze putten allen uit dezelfde bron. Rachmaninoffs heimwee en Sjostakovitsj’ grimmigheid komen beide voort uit hun Russische inborst; land en geschiedenis drukken een diep stempel op hun componisten. Althans, dat is mijn associatie. Alles wat in die muziek impact heeft, kun je voor mijn gevoel terugvoeren op Rusland.’
Arthur: ‘Het contrast tussen de vier componisten geeft ieder afzonderlijk reliëf. Aan Rachmaninoff kleeft een wijds en onbestemd gevoel, zo’n soort universele heimwee die we allemaal kunnen herkennen. Daarentegen lijken Sjostakovitsj en Stravinsky concreter, veel meer geworteld in het bewogen tijdperk en de samenleving waarin ze leefden.’
Lucas: ‘Rachmaninoff kun je vergelijken met de fresco’s van Rafaël: van een schoonheid die meteen begrepen wordt. Sjostakovitsj en Stravinsky doen eerder denken aan de Guernica van Picasso, niet het mooiste schilderij, maar vooral als je de achtergronden ervan kent, het bloedige tijdperk van de Spaanse Burgeroorlog, maakt het minstens zoveel indruk.’
Arthur: ‘Daar gaat het natuurlijk ook om. Ik kan uit een Rachmaninoff een korte frase pakken om iemand de schoonheid van zijn muziek te laten begrijpen. Maar vraag me niet hetzelfde te doen bij Stravinsky’s Le sacre du printemps. Dat werk moet je in zijn geheel tot je nemen, dat moet je overkomen, daar moet je je aan overgeven.’
Lucas: ‘De context is belangrijker dan bij Rachmaninoff.’
Arthur: ‘Bij sommige kunstwerken moet je een inspanning leveren om ze te kunnen doorgronden. Ik kan voor een schilderij van Rothko gaan staan met de gedachte: kijk twee kleurvlakken. En vervolgens verder lopen. Of ik kan blijven staan en proberen te begrijpen wat het betekent, en wat het voor mij betekent. In dat geval kan ik iets bijzonders meemaken. Want schoonheid gaat diep, die zit niet alleen aan de oppervlakte.’
Lucas: ‘We kiezen graag uiteenlopende programma’s. Die vier componisten vertegenwoordigen totaal andere muzikale werelden, maar ze putten allen uit dezelfde bron. Rachmaninoffs heimwee en Sjostakovitsj’ grimmigheid komen beide voort uit hun Russische inborst; land en geschiedenis drukken een diep stempel op hun componisten. Althans, dat is mijn associatie. Alles wat in die muziek impact heeft, kun je voor mijn gevoel terugvoeren op Rusland.’
Arthur: ‘Het contrast tussen de vier componisten geeft ieder afzonderlijk reliëf. Aan Rachmaninoff kleeft een wijds en onbestemd gevoel, zo’n soort universele heimwee die we allemaal kunnen herkennen. Daarentegen lijken Sjostakovitsj en Stravinsky concreter, veel meer geworteld in het bewogen tijdperk en de samenleving waarin ze leefden.’
Lucas: ‘Rachmaninoff kun je vergelijken met de fresco’s van Rafaël: van een schoonheid die meteen begrepen wordt. Sjostakovitsj en Stravinsky doen eerder denken aan de Guernica van Picasso, niet het mooiste schilderij, maar vooral als je de achtergronden ervan kent, het bloedige tijdperk van de Spaanse Burgeroorlog, maakt het minstens zoveel indruk.’
Arthur: ‘Daar gaat het natuurlijk ook om. Ik kan uit een Rachmaninoff een korte frase pakken om iemand de schoonheid van zijn muziek te laten begrijpen. Maar vraag me niet hetzelfde te doen bij Stravinsky’s Le sacre du printemps. Dat werk moet je in zijn geheel tot je nemen, dat moet je overkomen, daar moet je je aan overgeven.’
Lucas: ‘De context is belangrijker dan bij Rachmaninoff.’
Arthur: ‘Bij sommige kunstwerken moet je een inspanning leveren om ze te kunnen doorgronden. Ik kan voor een schilderij van Rothko gaan staan met de gedachte: kijk twee kleurvlakken. En vervolgens verder lopen. Of ik kan blijven staan en proberen te begrijpen wat het betekent, en wat het voor mij betekent. In dat geval kan ik iets bijzonders meemaken. Want schoonheid gaat diep, die zit niet alleen aan de oppervlakte.’