Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
notenbeeld

Ludwig van Beethoven: Grosse Fuge

door Floris Don
16 dec. 2021 16 december 2021

Als een dolle zwerm wespen vliegen de noten je om de oren. En toch werkt het! Hoe zit Beethovens raadselachtige meesterstuk in elkaar? En is het nu een suite of niet?

  • Ludwig van Beethoven, door Friedrich August von Klöber

    circa 1818

    Ludwig van Beethoven, door Friedrich August von Klöber

    circa 1818

  • Ludwig van Beethoven, door Friedrich August von Klöber

    circa 1818

    Ludwig van Beethoven, door Friedrich August von Klöber

    circa 1818

De Grosse Fuge van Ludwig van Beethoven. Volgens Glenn Gould ‘Beethovens grootste werk’, volgens Igor Stravinsky het ‘meest volmaakte wonder van de muziek’ en ‘de meest contemporaine muziek voor altijd’. Louis Spohr vond het ‘onverklaarbare horror’, Anton Schindler omschreef het als ‘het grootste monster van alle strijkkwartetmuziek’. ‘Het lijkt wel Chinees’ meende een recensent van de Allgemeine musikalische Zeitung, er inconsequent aan toevoegend ‘en alleen begrijpelijk voor Marokkanen.’

Vragen

Iedereen heeft een mening over de Grote Fuga, en iedereen heeft gelijk (behalve wellicht die recensent). Het is een monster én een meesterwerk, zo mogelijk Beethovens meest controversiële werk op alle fronten, van vormanalyse tot kwaliteitsstempel. Zelfs de plek in zijn oeuvre is betwist. Want is deze ruim een kwartier durende, voortdurend uit zijn voegen barstende fuga het ware afsluitende deel van het strijkkwartet opus 130? Of doet de muziek door z’n exorbitante karakter alle voorgaande delen van dat strijkkwartet verbleken, en is het ding beter op z’n plaats als zelfstandig opus 133, zoals Beethovens uitgever succesvol wist door te drukken? En dan confronteert de Grosse Fuge de vier uitvoerenden ook nog eens met formidabele keuzes: spelen we de muziek zo beheerst en transparant mogelijk om de luisteraar nog iets van de complexe structuur te kunnen overbrengen? Of geven we ons maar beter over aan de vele fortes, fortissimo’s, accenten en tempowisselingen, met een emotionele roller­coaster tot gevolg?

Vragen, vragen en zo weinig antwoorden. Talloze analyses zijn op de Grote Fuga losgelaten, heel vaak leidend tot de conclusie dat een bevredigende analyse eigenlijk niet mogelijk is. Want of deze muziek nu wordt uitgelegd langs de formele structuur van de sonatevorm of juist als suite met diverse onderdelen, een mooi afgerond verhaal wordt het nooit. Deze analyse volgt de lijn ‘Grote Fuga als suite’.

Fugathema’s

En dat terwijl Beethoven het de luisteraar aanvankelijk vrij eenvoudig lijkt te maken. Onder de noemer ‘Overtura’ wordt, na een brutaal openingsgebaar in twee octaven van de noot b, door alle vier instrumenten het acht maten tellende hoofdthema luid en duidelijk uitgesproken.

Fig. 1: Het acht maten tellende hoofdthema wordt gespeeld door alle vier de instrumenten

Na een korte stilte volgt een ritmische variant op het hoofdthema, daarna nóg een stilte, waarna de altviool een mild motief van zestiende noten introduceert.


Fig. 2: Kort na het hoofdthema speelt de alt­viool een mild motief van zestiende noten

Dit motief zal verderop voor een welkome adempauze zorgen. Maar eerst gaat na deze tentoonstelling van het belangrijkste materiaal de eerste fuga van start, waarbij het hoofdthema meteen wordt tegengesproken door nóg een cruciale bouwsteen: een heftig gesyncopeerd motief vol grote sprongen.

Fig. 3: De derde cruciale bouwsteen is een heftig gesyncopeerd, springend motief

Zo zijn de drie belangrijkste motieven geïntroduceerd en lijkt alles duidelijk. Al bevinden we ons wel al middenin een dubbelfuga met twee thema’s die wild tegen elkaar worden uitgespeeld. Meteen laat Beethoven zijn spelers genadeloos zwoegen op deze dubbelfuga, en hij verhoogt halverwege deze passage de druk door ook nog een ritmische variant met triolen toe te voegen, geïntroduceerd door de eerste viool. Als een dolle zwerm wespen vliegen de noten je om de oren, waarbij Beethovens vernuftige gebruik van bijvoorbeeld de omkering van het thema (oftewel de originele noten achterstevoren gespeeld) voor de nietsvermoedende luisteraar verloren gaat in het tumult.

Pas op de plaats

Beethoven had zelf wellicht ook door wat hij van zijn luisteraars én van zijn uitvoerenden vroeg. Vrij abrupt trapt hij op de rem, om ruimte te maken voor het meno mosso in Ges groot. Wie de Grosse Fuge als suite met verschillende delen opvat, noemt deze passage ‘het langzame deel’. Hier geen dolle fuga maar een kalmer fugato: nog wel contrapunt uit de losse pols maar geen streng spel van stem en tegenstem. Het motief van zestienden uit de Overtura speelt de hoofdrol, al sluipt het hoofdmotief wel degelijk rond. Lange tijd is de dynamiek pianissimo. Na een bijna unisono uitgevoerd statement van het zestiendenmotief in forte volgt een mysterieuze overgangspassage die uitmondt in het Allegro molto con brio. Het scherzo! Zeggen althans aanhangers van de fuga-als-suite-indeling, al kan daar tegenin worden gebracht dat deze passage wel érg kort is en misschien beter als een soort luchtig intermezzo dient te worden opgevat.

Leuk is de muziek hoe dan ook: het hoofdmotief wordt gecombineerd met een zorgeloos huppelthema en erg veel trillers. Maar natuur­lijk duurt de zorgeloosheid niet lang. Het kort-lang-kort-ritme dat dit ‘scherzo’ mede zijn schwung geeft, krijgt in de daarop volgende passage een grimmig karakter als tegenstem bij het hoofdmotief dat door de cello fortissimo wordt geherintroduceerd en de hel weer doet losbarsten.

Verwarring alom

Deze nieuwe passage wordt wel aangeduid als ‘de Tweede Fuga’ binnen de Grosse Fuge, en behoort tot de krankzinnigste muziek ooit gecomponeerd. Beethoven maakt een harmonische tour langs zo ongeveer de complete kwintencirkel, al is het klinkend resultaat met de vele trillers en interrupties eerder atonale Schönberg. Wederom wordt de muziek nog geïntensiveerd door de inbreng van triolen en ontstaat regelmatig een ritmische complexiteit die voor de uitvoerenden hondsmoeilijk is maar ook de bewondering van Stravinsky zeer begrijpelijk maakt.

De climax van de Tweede Fuga wordt gemarkeerd door een terugkeer van het zestiendenmotief, allereerst in de tweede viool, en de drie belangrijkste motieven vinden elkaar in triomfantelijk samenspel – zij het dat het gesyncopeerde motief, hier gespeeld door de cello, nu niet langer gesyncopeerd is. Tsja.

Fig. 4: De climax van de Tweede Fuga wordt gemarkeerd door de terugkeer van de drie motieven

De energie wordt na dit hoogtepunt gekanaliseerd in liggende akkoorden onderbroken door pauzes. Dan breekt een lange coda aan – of volgens sommige analisten de ‘reprise’ – die toch weer verwarring geeft. In plaats van een krachtig slot volgt een episode vol schijnbare willekeur. Het huppelritme van het ‘scherzo’ keert terug, maar de lichtvoetigheid wordt ondermijnd door vreemde modulaties en toenemende fragmentatie. Nog één keer wordt het hoofdthema krachtig neergezet door alle vier de instrumenten. De trillers maken daarna een laatste buiging, en het is aan het thema met de grote sprongen om een toch nog vrij plots eind te breien aan de Grosse Fuge: een ietwat onbevredigend en daarmee zeer gepast slot van een raadselachtig, onevenwichtig, ongeëvenaard meesterwerk.

De Grosse Fuge van Ludwig van Beethoven. Volgens Glenn Gould ‘Beethovens grootste werk’, volgens Igor Stravinsky het ‘meest volmaakte wonder van de muziek’ en ‘de meest contemporaine muziek voor altijd’. Louis Spohr vond het ‘onverklaarbare horror’, Anton Schindler omschreef het als ‘het grootste monster van alle strijkkwartetmuziek’. ‘Het lijkt wel Chinees’ meende een recensent van de Allgemeine musikalische Zeitung, er inconsequent aan toevoegend ‘en alleen begrijpelijk voor Marokkanen.’

Vragen

Iedereen heeft een mening over de Grote Fuga, en iedereen heeft gelijk (behalve wellicht die recensent). Het is een monster én een meesterwerk, zo mogelijk Beethovens meest controversiële werk op alle fronten, van vormanalyse tot kwaliteitsstempel. Zelfs de plek in zijn oeuvre is betwist. Want is deze ruim een kwartier durende, voortdurend uit zijn voegen barstende fuga het ware afsluitende deel van het strijkkwartet opus 130? Of doet de muziek door z’n exorbitante karakter alle voorgaande delen van dat strijkkwartet verbleken, en is het ding beter op z’n plaats als zelfstandig opus 133, zoals Beethovens uitgever succesvol wist door te drukken? En dan confronteert de Grosse Fuge de vier uitvoerenden ook nog eens met formidabele keuzes: spelen we de muziek zo beheerst en transparant mogelijk om de luisteraar nog iets van de complexe structuur te kunnen overbrengen? Of geven we ons maar beter over aan de vele fortes, fortissimo’s, accenten en tempowisselingen, met een emotionele roller­coaster tot gevolg?

Vragen, vragen en zo weinig antwoorden. Talloze analyses zijn op de Grote Fuga losgelaten, heel vaak leidend tot de conclusie dat een bevredigende analyse eigenlijk niet mogelijk is. Want of deze muziek nu wordt uitgelegd langs de formele structuur van de sonatevorm of juist als suite met diverse onderdelen, een mooi afgerond verhaal wordt het nooit. Deze analyse volgt de lijn ‘Grote Fuga als suite’.

Fugathema’s

En dat terwijl Beethoven het de luisteraar aanvankelijk vrij eenvoudig lijkt te maken. Onder de noemer ‘Overtura’ wordt, na een brutaal openingsgebaar in twee octaven van de noot b, door alle vier instrumenten het acht maten tellende hoofdthema luid en duidelijk uitgesproken.

Fig. 1: Het acht maten tellende hoofdthema wordt gespeeld door alle vier de instrumenten

Na een korte stilte volgt een ritmische variant op het hoofdthema, daarna nóg een stilte, waarna de altviool een mild motief van zestiende noten introduceert.


Fig. 2: Kort na het hoofdthema speelt de alt­viool een mild motief van zestiende noten

Dit motief zal verderop voor een welkome adempauze zorgen. Maar eerst gaat na deze tentoonstelling van het belangrijkste materiaal de eerste fuga van start, waarbij het hoofdthema meteen wordt tegengesproken door nóg een cruciale bouwsteen: een heftig gesyncopeerd motief vol grote sprongen.

Fig. 3: De derde cruciale bouwsteen is een heftig gesyncopeerd, springend motief

Zo zijn de drie belangrijkste motieven geïntroduceerd en lijkt alles duidelijk. Al bevinden we ons wel al middenin een dubbelfuga met twee thema’s die wild tegen elkaar worden uitgespeeld. Meteen laat Beethoven zijn spelers genadeloos zwoegen op deze dubbelfuga, en hij verhoogt halverwege deze passage de druk door ook nog een ritmische variant met triolen toe te voegen, geïntroduceerd door de eerste viool. Als een dolle zwerm wespen vliegen de noten je om de oren, waarbij Beethovens vernuftige gebruik van bijvoorbeeld de omkering van het thema (oftewel de originele noten achterstevoren gespeeld) voor de nietsvermoedende luisteraar verloren gaat in het tumult.

Pas op de plaats

Beethoven had zelf wellicht ook door wat hij van zijn luisteraars én van zijn uitvoerenden vroeg. Vrij abrupt trapt hij op de rem, om ruimte te maken voor het meno mosso in Ges groot. Wie de Grosse Fuge als suite met verschillende delen opvat, noemt deze passage ‘het langzame deel’. Hier geen dolle fuga maar een kalmer fugato: nog wel contrapunt uit de losse pols maar geen streng spel van stem en tegenstem. Het motief van zestienden uit de Overtura speelt de hoofdrol, al sluipt het hoofdmotief wel degelijk rond. Lange tijd is de dynamiek pianissimo. Na een bijna unisono uitgevoerd statement van het zestiendenmotief in forte volgt een mysterieuze overgangspassage die uitmondt in het Allegro molto con brio. Het scherzo! Zeggen althans aanhangers van de fuga-als-suite-indeling, al kan daar tegenin worden gebracht dat deze passage wel érg kort is en misschien beter als een soort luchtig intermezzo dient te worden opgevat.

Leuk is de muziek hoe dan ook: het hoofdmotief wordt gecombineerd met een zorgeloos huppelthema en erg veel trillers. Maar natuur­lijk duurt de zorgeloosheid niet lang. Het kort-lang-kort-ritme dat dit ‘scherzo’ mede zijn schwung geeft, krijgt in de daarop volgende passage een grimmig karakter als tegenstem bij het hoofdmotief dat door de cello fortissimo wordt geherintroduceerd en de hel weer doet losbarsten.

Verwarring alom

Deze nieuwe passage wordt wel aangeduid als ‘de Tweede Fuga’ binnen de Grosse Fuge, en behoort tot de krankzinnigste muziek ooit gecomponeerd. Beethoven maakt een harmonische tour langs zo ongeveer de complete kwintencirkel, al is het klinkend resultaat met de vele trillers en interrupties eerder atonale Schönberg. Wederom wordt de muziek nog geïntensiveerd door de inbreng van triolen en ontstaat regelmatig een ritmische complexiteit die voor de uitvoerenden hondsmoeilijk is maar ook de bewondering van Stravinsky zeer begrijpelijk maakt.

De climax van de Tweede Fuga wordt gemarkeerd door een terugkeer van het zestiendenmotief, allereerst in de tweede viool, en de drie belangrijkste motieven vinden elkaar in triomfantelijk samenspel – zij het dat het gesyncopeerde motief, hier gespeeld door de cello, nu niet langer gesyncopeerd is. Tsja.

Fig. 4: De climax van de Tweede Fuga wordt gemarkeerd door de terugkeer van de drie motieven

De energie wordt na dit hoogtepunt gekanaliseerd in liggende akkoorden onderbroken door pauzes. Dan breekt een lange coda aan – of volgens sommige analisten de ‘reprise’ – die toch weer verwarring geeft. In plaats van een krachtig slot volgt een episode vol schijnbare willekeur. Het huppelritme van het ‘scherzo’ keert terug, maar de lichtvoetigheid wordt ondermijnd door vreemde modulaties en toenemende fragmentatie. Nog één keer wordt het hoofdthema krachtig neergezet door alle vier de instrumenten. De trillers maken daarna een laatste buiging, en het is aan het thema met de grote sprongen om een toch nog vrij plots eind te breien aan de Grosse Fuge: een ietwat onbevredigend en daarmee zeer gepast slot van een raadselachtig, onevenwichtig, ongeëvenaard meesterwerk.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.