Opera vermist (8): een goed teken
door Erwin Roebroeks 28 apr. 2023 28 april 2023
Musicoloog Erwin Roebroeks zoekt al jaren naar de vermiste opera Arianna van Claudio Monteverdi uit 1608. Op één aria na, is de opera spoorloos. Voor Preludium doet hij maandelijks verslag van zijn zoektocht. Deze maand: Erwin heeft er alles voor over om in een stel oude kisten te neuzen.
Vorige maand schreef ik hoe graag ik eens een kijkje wil nemen in de oude kisten in het depot van het Conservatorio Benedetto Marcello. Via een omweg ben ik van plan daar toestemming voor te regelen. Ik verlaat het conservatorium en keer terug naar het Duitse studiecentrum. Daar vraag ik bibliotecaresse Michaela Böhringer of zij bij haar collega van de conservatoriumbibliotheek, Silvia Urbani, toegang tot het depot wil bepleiten.
Het lijkt me het beste om een voorstel te doen waar het conservatorium ook iets aan heeft. Ik wil drie maanden lang in de kisten onderzoek doen, op zoek naar Arianna, en maak intussen een inventaris van de inhoud van de kisten. Daarvoor vraag ik een nieuw staatsstipendium aan, waardoor het conservatorium geen kosten heeft. Böhringer, aan wier accentloze tweetaligheid je niet hoort of ze Duits of Italiaans is, is zoals altijd uiterst behulpzaam. Ze doet me algauw verslag van het eerste gesprek dat ze met Urbani voerde.
Ik ben bereid elke fouillering te ondergaan of zelfs naakt onderzoek te doen, als ik maar in die kisten kan
Ook Urbani wil graag helpen, maar verzekert me dat ik niet in mijn eentje in de kisten – waarvan niemand de inhoud kent – kan neuzen. Hier spreekt waarschijnlijk de angst dat ik iets waardevols vind om ermee vandoor te gaan. Ik vertel Böhringer dat ik desgewenst graag met iemand samenwerk. Dat ik bereid ben elke fouillering te ondergaan of zelfs naakt onderzoek te doen – als ik maar in die kisten kan.
Daarnaast meent Urbani dat je voor zeventiende-eeuwse manuscripten niet in het conservatorium moet zijn. Böhringer laat haar mijn hypothese weten: dat het conservatorium werd gebouwd in de tijd dat de praktijk van het spelen van oude muziek opkwam, waardoor oude manuscripten weer muzikale waarde kregen en gevonden partituren niet langer werden weggegooid, maar mogelijk naar het conservatorium werden gebracht. Dat Urbani’s nieuwe baas Paolo Da Col onlangs in het depot meer dan zeventig manuscripten van Baldassare Galuppi (1706-1785) vond, van lang voordat het conservatorium werd gebouwd, bevestigt dat vermoeden.
Verder laat Urbani weten dat de kisten al geïnventariseerd zijn: elke kist heeft een nummer gekregen. Wat erin zit, doet er niet toe. Zoveel rijkdom is er hier dus, dat potentiële schatkisten als geïnventariseerd worden beschouwd zodra ze een nummer hebben gekregen. Typisch Venetiaans, typisch Italiaans.
Zo gaan er nog enkele vragen en antwoorden op en neer. Totdat Urbani vraagt om een korte tekst over mijn onderzoek, de benadering, het kader en welke universiteit het ondersteunt. Dat is een goed teken. En dan vraagt ze naar wie het petit comité van aanbeveling dat voor een stipendiumaanvraag nodig is, vormt. Eureka! Want mijn comité bestaat uit twee mensen die bij het conservatorium klinkende namen zijn: de Italiaanse musicoloog Dinko Fabris, oud-president van de International Musicological Society, en de president van het Bach-Archiv Leipzig, Ton Koopman. Vrolijk gespannen wacht ik de reactie af...
De volgende column van Erwin Roebroeks verschijnt op dinsdag 31 mei.
Musicoloog Erwin Roebroeks werkt als schrijver, onderzoeker en curator op het gebied van muziek en opera. Hij was criticus voor de Neue Zeitschrift für Musik, schreef programmatoelichtingen en essays voor onder meer het Concertgebouworkest en de Bayerische Staatsoper, en programmeerde diverse muziekfestivals, waaronder als gastcurator bij La Biennale di Venezia. Sinds oktober 2022 is hij festivalleider van Musica Sacra Maastricht. Hij ontving een Duits staatsstipendium om in Venetië te zoeken naar Monteverdi’s verdwenen opera Arianna.
Vorige maand schreef ik hoe graag ik eens een kijkje wil nemen in de oude kisten in het depot van het Conservatorio Benedetto Marcello. Via een omweg ben ik van plan daar toestemming voor te regelen. Ik verlaat het conservatorium en keer terug naar het Duitse studiecentrum. Daar vraag ik bibliotecaresse Michaela Böhringer of zij bij haar collega van de conservatoriumbibliotheek, Silvia Urbani, toegang tot het depot wil bepleiten.
Het lijkt me het beste om een voorstel te doen waar het conservatorium ook iets aan heeft. Ik wil drie maanden lang in de kisten onderzoek doen, op zoek naar Arianna, en maak intussen een inventaris van de inhoud van de kisten. Daarvoor vraag ik een nieuw staatsstipendium aan, waardoor het conservatorium geen kosten heeft. Böhringer, aan wier accentloze tweetaligheid je niet hoort of ze Duits of Italiaans is, is zoals altijd uiterst behulpzaam. Ze doet me algauw verslag van het eerste gesprek dat ze met Urbani voerde.
Ik ben bereid elke fouillering te ondergaan of zelfs naakt onderzoek te doen, als ik maar in die kisten kan
Ook Urbani wil graag helpen, maar verzekert me dat ik niet in mijn eentje in de kisten – waarvan niemand de inhoud kent – kan neuzen. Hier spreekt waarschijnlijk de angst dat ik iets waardevols vind om ermee vandoor te gaan. Ik vertel Böhringer dat ik desgewenst graag met iemand samenwerk. Dat ik bereid ben elke fouillering te ondergaan of zelfs naakt onderzoek te doen – als ik maar in die kisten kan.
Daarnaast meent Urbani dat je voor zeventiende-eeuwse manuscripten niet in het conservatorium moet zijn. Böhringer laat haar mijn hypothese weten: dat het conservatorium werd gebouwd in de tijd dat de praktijk van het spelen van oude muziek opkwam, waardoor oude manuscripten weer muzikale waarde kregen en gevonden partituren niet langer werden weggegooid, maar mogelijk naar het conservatorium werden gebracht. Dat Urbani’s nieuwe baas Paolo Da Col onlangs in het depot meer dan zeventig manuscripten van Baldassare Galuppi (1706-1785) vond, van lang voordat het conservatorium werd gebouwd, bevestigt dat vermoeden.
Verder laat Urbani weten dat de kisten al geïnventariseerd zijn: elke kist heeft een nummer gekregen. Wat erin zit, doet er niet toe. Zoveel rijkdom is er hier dus, dat potentiële schatkisten als geïnventariseerd worden beschouwd zodra ze een nummer hebben gekregen. Typisch Venetiaans, typisch Italiaans.
Zo gaan er nog enkele vragen en antwoorden op en neer. Totdat Urbani vraagt om een korte tekst over mijn onderzoek, de benadering, het kader en welke universiteit het ondersteunt. Dat is een goed teken. En dan vraagt ze naar wie het petit comité van aanbeveling dat voor een stipendiumaanvraag nodig is, vormt. Eureka! Want mijn comité bestaat uit twee mensen die bij het conservatorium klinkende namen zijn: de Italiaanse musicoloog Dinko Fabris, oud-president van de International Musicological Society, en de president van het Bach-Archiv Leipzig, Ton Koopman. Vrolijk gespannen wacht ik de reactie af...
De volgende column van Erwin Roebroeks verschijnt op dinsdag 31 mei.
Musicoloog Erwin Roebroeks werkt als schrijver, onderzoeker en curator op het gebied van muziek en opera. Hij was criticus voor de Neue Zeitschrift für Musik, schreef programmatoelichtingen en essays voor onder meer het Concertgebouworkest en de Bayerische Staatsoper, en programmeerde diverse muziekfestivals, waaronder als gastcurator bij La Biennale di Venezia. Sinds oktober 2022 is hij festivalleider van Musica Sacra Maastricht. Hij ontving een Duits staatsstipendium om in Venetië te zoeken naar Monteverdi’s verdwenen opera Arianna.