Concertprogramma
Pianotrio Shaham Erez Wallfisch met Beethoven en Arenski
Kleine Zaal 27 september 2021 20.45 uur
Trio Shaham Erez Wallfisch:
Hagai Shaham viool
Arnon Erez piano
Raphael Wallfisch cello
Ludwig van Beethoven (1770-1827)
Trio in Bes gr.t., op. 11 (1797) ‘Gassenhauer’
Allegro con brio
Adagio
Tema, pria ch’io l’impegno: Allegretto
Ernest Bloch (1880-1959)
Drie nocturnes (1924)
Andante
Andante quieto
Tempestoso
Anton Arenski (1861-1906)
Pianotrio nr. 1 in d kl.t., op. 32 (1894)
Allegretto moderato
Scherzo: Allegro molto
Elegia: Adagio
Finale: Allegro non troppo
er is geen pauze
einde ca. 21.45 uur
Trio Shaham Erez Wallfisch:
Hagai Shaham viool
Arnon Erez piano
Raphael Wallfisch cello
Ludwig van Beethoven (1770-1827)
Trio in Bes gr.t., op. 11 (1797) ‘Gassenhauer’
Allegro con brio
Adagio
Tema, pria ch’io l’impegno: Allegretto
Ernest Bloch (1880-1959)
Drie nocturnes (1924)
Andante
Andante quieto
Tempestoso
Anton Arenski (1861-1906)
Pianotrio nr. 1 in d kl.t., op. 32 (1894)
Allegretto moderato
Scherzo: Allegro molto
Elegia: Adagio
Finale: Allegro non troppo
er is geen pauze
einde ca. 21.45 uur
Toelichting
Ludwig van Beethoven 1770-1827
Beethoven: 'Gassenhauer'-trio
‘Voordat ik begin met werken, moet ik iets te eten hebben’ is de openingszin van een luchtig, zeer populair trio uit Joseph Weigls opera L’amor marinaro, in de herfst van 1797 in Wenen in première gebracht. Naar verluidt verzocht klarinettist Franz Joseph Bähr het aanstormend compositietalent Ludwig van Beethoven een trio voor klarinet, cello en piano te schrijven en suggereerde hij voor het derde deel de melodie ‘Pria ch’io l’impegno’ te gebruiken.
‘Voordat ik begin met werken, moet ik iets te eten hebben’ is de openingszin van een luchtig, zeer populair trio uit Joseph Weigls opera L’amor marinaro, in de herfst van 1797 in Wenen in première gebracht. Naar verluidt verzocht klarinettist Franz Joseph Bähr het aanstormend compositietalent Ludwig van Beethoven een trio voor klarinet, cello en piano te schrijven en suggereerde hij voor het derde deel de melodie ‘Pria ch’io l’impegno’ te gebruiken.
Zo gezegd, zo gedaan. Beethoven droeg de publicatie in 1798 op aan gravin Maria Wilhelmine von Thun-Hohenstein, de schoonmoeder van een van zijn beschermheren, prins Karl von Lichnowsky. Het Trio in Bes groot is, zeker voor Beethovens doen, een charmant, zonnig werk, alhoewel sommige tijdgenoten er toch moeite mee hadden. De Allgemeine Musikalische Zeitung oordeelde dat het trio ‘op verschillende momenten niet makkelijk, maar toch vloeiender dan menig ander werk van deze componist’ was.
Inderdaad, op het levendige eerste deel met diverse abrupte wendingen en harmonische verrassingen volgt een prachtig zangerig Adagio. En in de finale – het operathema met negen variaties en een coda – etaleert Beethoven evenzeer zijn pianistische vaardigheden als zijn variatiekunsten. Weigls operamelodie was zo populair dat zij door diverse componisten werd hergebruikt en in Wenen op straat werd gezongen en gefloten. Een echte ‘Gassenhauer’ (hit) dus, en zo kwam Beethovens trio aan zijn bijnaam. Het ‘Gassenhauer’-trio wordt ook vaak uitgevoerd met viool in plaats van klarinet.
Zo gezegd, zo gedaan. Beethoven droeg de publicatie in 1798 op aan gravin Maria Wilhelmine von Thun-Hohenstein, de schoonmoeder van een van zijn beschermheren, prins Karl von Lichnowsky. Het Trio in Bes groot is, zeker voor Beethovens doen, een charmant, zonnig werk, alhoewel sommige tijdgenoten er toch moeite mee hadden. De Allgemeine Musikalische Zeitung oordeelde dat het trio ‘op verschillende momenten niet makkelijk, maar toch vloeiender dan menig ander werk van deze componist’ was.
Inderdaad, op het levendige eerste deel met diverse abrupte wendingen en harmonische verrassingen volgt een prachtig zangerig Adagio. En in de finale – het operathema met negen variaties en een coda – etaleert Beethoven evenzeer zijn pianistische vaardigheden als zijn variatiekunsten. Weigls operamelodie was zo populair dat zij door diverse componisten werd hergebruikt en in Wenen op straat werd gezongen en gefloten. Een echte ‘Gassenhauer’ (hit) dus, en zo kwam Beethovens trio aan zijn bijnaam. Het ‘Gassenhauer’-trio wordt ook vaak uitgevoerd met viool in plaats van klarinet.
Ernest Bloch 1880-1959
Bloch: Drie nocturnes
In het jaar waarin hij Amerikaans staatsburger werd, 1924, componeerde Ernest Bloch de Drie nocturnes. De in Genève geboren, in diverse Europese steden opgeleide en in 1916 naar de Verenigde Staten uitgeweken Jood was destijds directeur van het mede door hem opgerichte Cleveland Institute of Music.
Eerder was hij verbonden geweest aan de Mannes School of Music in New York City (1917-20) en van 1925 tot 1930 zou hij het San Francisco Conservatory of Music leiden. Hij dirigeerde bovendien al in 1917 en 1918 de belangrijkste Amerikaanse orkesten.
Het waren ‘bijbanen’ die de componist beter pasten dan het werk dat hij in Zwitserland had gedaan voor de firma in toeristenartikelen (denk koekoeksklokken) van zijn vader. Blochs stijl van componeren was niet vernieuwend, noch vertegenwoordigde hij een bepaalde school of stroming, maar zijn muziek is heel persoonlijk. Zijn oeuvre reikt van opera (Macbeth, in 1910 in première gebracht in Parijs) tot kamermuziek (Suite voor altviool, vijf strijkkwartetten).
In het jaar waarin hij Amerikaans staatsburger werd, 1924, componeerde Ernest Bloch de Drie nocturnes. De in Genève geboren, in diverse Europese steden opgeleide en in 1916 naar de Verenigde Staten uitgeweken Jood was destijds directeur van het mede door hem opgerichte Cleveland Institute of Music.
Eerder was hij verbonden geweest aan de Mannes School of Music in New York City (1917-20) en van 1925 tot 1930 zou hij het San Francisco Conservatory of Music leiden. Hij dirigeerde bovendien al in 1917 en 1918 de belangrijkste Amerikaanse orkesten.
Het waren ‘bijbanen’ die de componist beter pasten dan het werk dat hij in Zwitserland had gedaan voor de firma in toeristenartikelen (denk koekoeksklokken) van zijn vader. Blochs stijl van componeren was niet vernieuwend, noch vertegenwoordigde hij een bepaalde school of stroming, maar zijn muziek is heel persoonlijk. Zijn oeuvre reikt van opera (Macbeth, in 1910 in première gebracht in Parijs) tot kamermuziek (Suite voor altviool, vijf strijkkwartetten).
Hij componeerde prijswinnende eerbetonen aan zowel zijn vaderland – Helvetia: a Symphonic Fresco – als aan zijn tweede thuisland – America: an Epic Rhapsody, met een door het publiek te zingen slot-anthem, en experimenteerde met Aziatische toonsystemen, Frans impressionisme, neoclassicisme, kwarttonen en serialisme.
Bekend bleef Bloch vooral door zijn Joods-geïnspireerde composities: de Israël-symfonie, het vioolstuk Baal shem, From Jewish Life en de Méditation hébraïque (allebei voor cello en piano) en met name Schelomo, symfonisch gedicht en celloconcert in één.
De zangerige cello-opening van de tweede van de Drie nocturnes doet denken aan het laatstgenoemde werk. Dit Andante quieto is een gedragen wiegenlied met een volkse hoofdmelodie die in alle drie de instrumenten wordt geïmiteerd.
De wat mysterieuze eerste nocturne werkte daarvóór als een zoekende prelude waarin na een lage piano-opening exotisch aandoende klanken opduiken en de wetten van de tonaliteit niet al te streng gelden. De derde nocturne is ‘tempestoso’, stormachtig, met een motorisch ritme met een hint van jazz – een invloed die bij veel klassieke componisten in die jaren opgeld deed. In het middendeel van deze derde nocturne komt de melodie van de tweede nog even terug.
Hij componeerde prijswinnende eerbetonen aan zowel zijn vaderland – Helvetia: a Symphonic Fresco – als aan zijn tweede thuisland – America: an Epic Rhapsody, met een door het publiek te zingen slot-anthem, en experimenteerde met Aziatische toonsystemen, Frans impressionisme, neoclassicisme, kwarttonen en serialisme.
Bekend bleef Bloch vooral door zijn Joods-geïnspireerde composities: de Israël-symfonie, het vioolstuk Baal shem, From Jewish Life en de Méditation hébraïque (allebei voor cello en piano) en met name Schelomo, symfonisch gedicht en celloconcert in één.
De zangerige cello-opening van de tweede van de Drie nocturnes doet denken aan het laatstgenoemde werk. Dit Andante quieto is een gedragen wiegenlied met een volkse hoofdmelodie die in alle drie de instrumenten wordt geïmiteerd.
De wat mysterieuze eerste nocturne werkte daarvóór als een zoekende prelude waarin na een lage piano-opening exotisch aandoende klanken opduiken en de wetten van de tonaliteit niet al te streng gelden. De derde nocturne is ‘tempestoso’, stormachtig, met een motorisch ritme met een hint van jazz – een invloed die bij veel klassieke componisten in die jaren opgeld deed. In het middendeel van deze derde nocturne komt de melodie van de tweede nog even terug.
Anton Arenski 1861-1906
Eerste pianotrio
Al prijkt Anton Arenski’s naam niet bovenaan de ranglijst van Russische topcomponisten, toch drukte hij een aanzienlijk stempel op het negentiende-eeuwse muziekleven van zijn land. Hij studeerde bij Rimski-Korsakov en raakte later nauw bevriend met Tsjaikovski. Als docent aan het conservatorium van Moskou kon hij Rachmaninoff en Skrjabin onder zijn studenten rekenen. Tegen het einde van zijn carrière werd hij aangesteld als dirigent van de Keizerlijke Hofkapel in Sint-Petersburg.
Al prijkt Anton Arenski’s naam niet bovenaan de ranglijst van Russische topcomponisten, toch drukte hij een aanzienlijk stempel op het negentiende-eeuwse muziekleven van zijn land. Hij studeerde bij Rimski-Korsakov en raakte later nauw bevriend met Tsjaikovski. Als docent aan het conservatorium van Moskou kon hij Rachmaninoff en Skrjabin onder zijn studenten rekenen. Tegen het einde van zijn carrière werd hij aangesteld als dirigent van de Keizerlijke Hofkapel in Sint-Petersburg.
Het Eerste pianotrio in d klein, tot op heden nog een van Arenski’s meest gekende werken, is opgedragen aan Karl Davidoff. Tijdens het tsarenrijk maakte Davidoff furore als cellovirtuoos. Tsjaikovski riep hem uit tot ‘keizer van de cellisten’. Bovenop zijn glansrijke carrière en internationale status wordt Davidoff terecht beschouwd als de grondlegger van de Russische celloschool.
Arenski’s hommage komt vooral naar voren in het derde deel van het trio, het verfijnde Elegia dat bijwijlen opstijgt in onaardse lichtheid. De valkuil van kleverig pathos wordt vakkundig vermeden. Dat Arenski een van de meest eclectische Russische componisten van zijn generatie was, blijkt met name in het eerste deel. Hier is de geest van Felix Mendelssohn (vooral van diens pianotrio in dezelfde toonaard d klein) nooit ver, hoewel Arenski gloedvoller en meer elegisch van toon is. De noten van het Scherzo lijken te dansen zonder de grond te raken en transformeren halverwege tot een salonwals à la Camille Saint-Saëns.
De Finale schiet koortsachtig uit de startblokken. Als een vervlogen herinnering gooit de herneming van thema’s uit het derde en eerste deel de sfeer volledig om. De subtiele, natuurlijke welsprekendheid van deze ondergewaardeerde componist zorgt echter voor een overtuigende eenheid.
Het Eerste pianotrio in d klein, tot op heden nog een van Arenski’s meest gekende werken, is opgedragen aan Karl Davidoff. Tijdens het tsarenrijk maakte Davidoff furore als cellovirtuoos. Tsjaikovski riep hem uit tot ‘keizer van de cellisten’. Bovenop zijn glansrijke carrière en internationale status wordt Davidoff terecht beschouwd als de grondlegger van de Russische celloschool.
Arenski’s hommage komt vooral naar voren in het derde deel van het trio, het verfijnde Elegia dat bijwijlen opstijgt in onaardse lichtheid. De valkuil van kleverig pathos wordt vakkundig vermeden. Dat Arenski een van de meest eclectische Russische componisten van zijn generatie was, blijkt met name in het eerste deel. Hier is de geest van Felix Mendelssohn (vooral van diens pianotrio in dezelfde toonaard d klein) nooit ver, hoewel Arenski gloedvoller en meer elegisch van toon is. De noten van het Scherzo lijken te dansen zonder de grond te raken en transformeren halverwege tot een salonwals à la Camille Saint-Saëns.
De Finale schiet koortsachtig uit de startblokken. Als een vervlogen herinnering gooit de herneming van thema’s uit het derde en eerste deel de sfeer volledig om. De subtiele, natuurlijke welsprekendheid van deze ondergewaardeerde componist zorgt echter voor een overtuigende eenheid.
Ludwig van Beethoven 1770-1827
Beethoven: 'Gassenhauer'-trio
‘Voordat ik begin met werken, moet ik iets te eten hebben’ is de openingszin van een luchtig, zeer populair trio uit Joseph Weigls opera L’amor marinaro, in de herfst van 1797 in Wenen in première gebracht. Naar verluidt verzocht klarinettist Franz Joseph Bähr het aanstormend compositietalent Ludwig van Beethoven een trio voor klarinet, cello en piano te schrijven en suggereerde hij voor het derde deel de melodie ‘Pria ch’io l’impegno’ te gebruiken.
‘Voordat ik begin met werken, moet ik iets te eten hebben’ is de openingszin van een luchtig, zeer populair trio uit Joseph Weigls opera L’amor marinaro, in de herfst van 1797 in Wenen in première gebracht. Naar verluidt verzocht klarinettist Franz Joseph Bähr het aanstormend compositietalent Ludwig van Beethoven een trio voor klarinet, cello en piano te schrijven en suggereerde hij voor het derde deel de melodie ‘Pria ch’io l’impegno’ te gebruiken.
Zo gezegd, zo gedaan. Beethoven droeg de publicatie in 1798 op aan gravin Maria Wilhelmine von Thun-Hohenstein, de schoonmoeder van een van zijn beschermheren, prins Karl von Lichnowsky. Het Trio in Bes groot is, zeker voor Beethovens doen, een charmant, zonnig werk, alhoewel sommige tijdgenoten er toch moeite mee hadden. De Allgemeine Musikalische Zeitung oordeelde dat het trio ‘op verschillende momenten niet makkelijk, maar toch vloeiender dan menig ander werk van deze componist’ was.
Inderdaad, op het levendige eerste deel met diverse abrupte wendingen en harmonische verrassingen volgt een prachtig zangerig Adagio. En in de finale – het operathema met negen variaties en een coda – etaleert Beethoven evenzeer zijn pianistische vaardigheden als zijn variatiekunsten. Weigls operamelodie was zo populair dat zij door diverse componisten werd hergebruikt en in Wenen op straat werd gezongen en gefloten. Een echte ‘Gassenhauer’ (hit) dus, en zo kwam Beethovens trio aan zijn bijnaam. Het ‘Gassenhauer’-trio wordt ook vaak uitgevoerd met viool in plaats van klarinet.
Zo gezegd, zo gedaan. Beethoven droeg de publicatie in 1798 op aan gravin Maria Wilhelmine von Thun-Hohenstein, de schoonmoeder van een van zijn beschermheren, prins Karl von Lichnowsky. Het Trio in Bes groot is, zeker voor Beethovens doen, een charmant, zonnig werk, alhoewel sommige tijdgenoten er toch moeite mee hadden. De Allgemeine Musikalische Zeitung oordeelde dat het trio ‘op verschillende momenten niet makkelijk, maar toch vloeiender dan menig ander werk van deze componist’ was.
Inderdaad, op het levendige eerste deel met diverse abrupte wendingen en harmonische verrassingen volgt een prachtig zangerig Adagio. En in de finale – het operathema met negen variaties en een coda – etaleert Beethoven evenzeer zijn pianistische vaardigheden als zijn variatiekunsten. Weigls operamelodie was zo populair dat zij door diverse componisten werd hergebruikt en in Wenen op straat werd gezongen en gefloten. Een echte ‘Gassenhauer’ (hit) dus, en zo kwam Beethovens trio aan zijn bijnaam. Het ‘Gassenhauer’-trio wordt ook vaak uitgevoerd met viool in plaats van klarinet.
Ernest Bloch 1880-1959
Bloch: Drie nocturnes
In het jaar waarin hij Amerikaans staatsburger werd, 1924, componeerde Ernest Bloch de Drie nocturnes. De in Genève geboren, in diverse Europese steden opgeleide en in 1916 naar de Verenigde Staten uitgeweken Jood was destijds directeur van het mede door hem opgerichte Cleveland Institute of Music.
Eerder was hij verbonden geweest aan de Mannes School of Music in New York City (1917-20) en van 1925 tot 1930 zou hij het San Francisco Conservatory of Music leiden. Hij dirigeerde bovendien al in 1917 en 1918 de belangrijkste Amerikaanse orkesten.
Het waren ‘bijbanen’ die de componist beter pasten dan het werk dat hij in Zwitserland had gedaan voor de firma in toeristenartikelen (denk koekoeksklokken) van zijn vader. Blochs stijl van componeren was niet vernieuwend, noch vertegenwoordigde hij een bepaalde school of stroming, maar zijn muziek is heel persoonlijk. Zijn oeuvre reikt van opera (Macbeth, in 1910 in première gebracht in Parijs) tot kamermuziek (Suite voor altviool, vijf strijkkwartetten).
In het jaar waarin hij Amerikaans staatsburger werd, 1924, componeerde Ernest Bloch de Drie nocturnes. De in Genève geboren, in diverse Europese steden opgeleide en in 1916 naar de Verenigde Staten uitgeweken Jood was destijds directeur van het mede door hem opgerichte Cleveland Institute of Music.
Eerder was hij verbonden geweest aan de Mannes School of Music in New York City (1917-20) en van 1925 tot 1930 zou hij het San Francisco Conservatory of Music leiden. Hij dirigeerde bovendien al in 1917 en 1918 de belangrijkste Amerikaanse orkesten.
Het waren ‘bijbanen’ die de componist beter pasten dan het werk dat hij in Zwitserland had gedaan voor de firma in toeristenartikelen (denk koekoeksklokken) van zijn vader. Blochs stijl van componeren was niet vernieuwend, noch vertegenwoordigde hij een bepaalde school of stroming, maar zijn muziek is heel persoonlijk. Zijn oeuvre reikt van opera (Macbeth, in 1910 in première gebracht in Parijs) tot kamermuziek (Suite voor altviool, vijf strijkkwartetten).
Hij componeerde prijswinnende eerbetonen aan zowel zijn vaderland – Helvetia: a Symphonic Fresco – als aan zijn tweede thuisland – America: an Epic Rhapsody, met een door het publiek te zingen slot-anthem, en experimenteerde met Aziatische toonsystemen, Frans impressionisme, neoclassicisme, kwarttonen en serialisme.
Bekend bleef Bloch vooral door zijn Joods-geïnspireerde composities: de Israël-symfonie, het vioolstuk Baal shem, From Jewish Life en de Méditation hébraïque (allebei voor cello en piano) en met name Schelomo, symfonisch gedicht en celloconcert in één.
De zangerige cello-opening van de tweede van de Drie nocturnes doet denken aan het laatstgenoemde werk. Dit Andante quieto is een gedragen wiegenlied met een volkse hoofdmelodie die in alle drie de instrumenten wordt geïmiteerd.
De wat mysterieuze eerste nocturne werkte daarvóór als een zoekende prelude waarin na een lage piano-opening exotisch aandoende klanken opduiken en de wetten van de tonaliteit niet al te streng gelden. De derde nocturne is ‘tempestoso’, stormachtig, met een motorisch ritme met een hint van jazz – een invloed die bij veel klassieke componisten in die jaren opgeld deed. In het middendeel van deze derde nocturne komt de melodie van de tweede nog even terug.
Hij componeerde prijswinnende eerbetonen aan zowel zijn vaderland – Helvetia: a Symphonic Fresco – als aan zijn tweede thuisland – America: an Epic Rhapsody, met een door het publiek te zingen slot-anthem, en experimenteerde met Aziatische toonsystemen, Frans impressionisme, neoclassicisme, kwarttonen en serialisme.
Bekend bleef Bloch vooral door zijn Joods-geïnspireerde composities: de Israël-symfonie, het vioolstuk Baal shem, From Jewish Life en de Méditation hébraïque (allebei voor cello en piano) en met name Schelomo, symfonisch gedicht en celloconcert in één.
De zangerige cello-opening van de tweede van de Drie nocturnes doet denken aan het laatstgenoemde werk. Dit Andante quieto is een gedragen wiegenlied met een volkse hoofdmelodie die in alle drie de instrumenten wordt geïmiteerd.
De wat mysterieuze eerste nocturne werkte daarvóór als een zoekende prelude waarin na een lage piano-opening exotisch aandoende klanken opduiken en de wetten van de tonaliteit niet al te streng gelden. De derde nocturne is ‘tempestoso’, stormachtig, met een motorisch ritme met een hint van jazz – een invloed die bij veel klassieke componisten in die jaren opgeld deed. In het middendeel van deze derde nocturne komt de melodie van de tweede nog even terug.
Anton Arenski 1861-1906
Eerste pianotrio
Al prijkt Anton Arenski’s naam niet bovenaan de ranglijst van Russische topcomponisten, toch drukte hij een aanzienlijk stempel op het negentiende-eeuwse muziekleven van zijn land. Hij studeerde bij Rimski-Korsakov en raakte later nauw bevriend met Tsjaikovski. Als docent aan het conservatorium van Moskou kon hij Rachmaninoff en Skrjabin onder zijn studenten rekenen. Tegen het einde van zijn carrière werd hij aangesteld als dirigent van de Keizerlijke Hofkapel in Sint-Petersburg.
Al prijkt Anton Arenski’s naam niet bovenaan de ranglijst van Russische topcomponisten, toch drukte hij een aanzienlijk stempel op het negentiende-eeuwse muziekleven van zijn land. Hij studeerde bij Rimski-Korsakov en raakte later nauw bevriend met Tsjaikovski. Als docent aan het conservatorium van Moskou kon hij Rachmaninoff en Skrjabin onder zijn studenten rekenen. Tegen het einde van zijn carrière werd hij aangesteld als dirigent van de Keizerlijke Hofkapel in Sint-Petersburg.
Het Eerste pianotrio in d klein, tot op heden nog een van Arenski’s meest gekende werken, is opgedragen aan Karl Davidoff. Tijdens het tsarenrijk maakte Davidoff furore als cellovirtuoos. Tsjaikovski riep hem uit tot ‘keizer van de cellisten’. Bovenop zijn glansrijke carrière en internationale status wordt Davidoff terecht beschouwd als de grondlegger van de Russische celloschool.
Arenski’s hommage komt vooral naar voren in het derde deel van het trio, het verfijnde Elegia dat bijwijlen opstijgt in onaardse lichtheid. De valkuil van kleverig pathos wordt vakkundig vermeden. Dat Arenski een van de meest eclectische Russische componisten van zijn generatie was, blijkt met name in het eerste deel. Hier is de geest van Felix Mendelssohn (vooral van diens pianotrio in dezelfde toonaard d klein) nooit ver, hoewel Arenski gloedvoller en meer elegisch van toon is. De noten van het Scherzo lijken te dansen zonder de grond te raken en transformeren halverwege tot een salonwals à la Camille Saint-Saëns.
De Finale schiet koortsachtig uit de startblokken. Als een vervlogen herinnering gooit de herneming van thema’s uit het derde en eerste deel de sfeer volledig om. De subtiele, natuurlijke welsprekendheid van deze ondergewaardeerde componist zorgt echter voor een overtuigende eenheid.
Het Eerste pianotrio in d klein, tot op heden nog een van Arenski’s meest gekende werken, is opgedragen aan Karl Davidoff. Tijdens het tsarenrijk maakte Davidoff furore als cellovirtuoos. Tsjaikovski riep hem uit tot ‘keizer van de cellisten’. Bovenop zijn glansrijke carrière en internationale status wordt Davidoff terecht beschouwd als de grondlegger van de Russische celloschool.
Arenski’s hommage komt vooral naar voren in het derde deel van het trio, het verfijnde Elegia dat bijwijlen opstijgt in onaardse lichtheid. De valkuil van kleverig pathos wordt vakkundig vermeden. Dat Arenski een van de meest eclectische Russische componisten van zijn generatie was, blijkt met name in het eerste deel. Hier is de geest van Felix Mendelssohn (vooral van diens pianotrio in dezelfde toonaard d klein) nooit ver, hoewel Arenski gloedvoller en meer elegisch van toon is. De noten van het Scherzo lijken te dansen zonder de grond te raken en transformeren halverwege tot een salonwals à la Camille Saint-Saëns.
De Finale schiet koortsachtig uit de startblokken. Als een vervlogen herinnering gooit de herneming van thema’s uit het derde en eerste deel de sfeer volledig om. De subtiele, natuurlijke welsprekendheid van deze ondergewaardeerde componist zorgt echter voor een overtuigende eenheid.
Biografie
Trio Shaham Erez Wallfisch, ensemble
Het Trio Shaham Erez Wallfisch bestaat sinds 2009 en nam sindsdien muziek op van Beethoven, Mendelssohn, Brahms, Schumann en Grieg en van een aantal grote Franse en Russische componisten. Voordat de drie musici besloten een pianotrio te vormen, hadden ze elk al een bloeiende carrière opgebouwd.
Violist Hagai Shaham trad als solist op met onder meer het BBC Philharmonic Orchestra, het Praags Philharmonisch Orkest en orkesten in Hong Kong, Sjanghai, Taipei en Seoul. Bij het zeventigjarig bestaan van het Israëlisch Filharmonisch Orkest werkte hij samen met Zubin Mehta en Misha Maisky. Het ARD Concours 1990 in München won Hagai Shaham samen met pianist Arnon Erez.
Naast zijn vele recitals op belangrijke podia als Carnegie Hall in New York, de Beethoven Halle in Bonn en de Wiener Musikverein soleerde Arnon Erez bij onder meer het Israëlisch Filharmonisch Orkest. Daarnaast is hij verbonden aan de Buchmann-Mehta School of Music van de Universiteit van Tel Aviv.
Cellist Raphael Wallfisch tenslotte won op vierentwintigjarige leeftijd het Gaspar Cassado Internationaal Celloconcours in Florence en werd als solist geëngageerd door de grote orkesten van bijvoorbeeld Londen, Los Angeles, Leipzig, Berlijn en Warschau. Hij neemt geregeld zitting in jury’s, zoals bij het Enescu Concours in Boekarest en de Rostropovich International Competition in Parijs.
Het Trio Shaham Erez Wallfisch speelt op de belangrijkste kamermuziekpodia in Europa, Israël en Canada. In Het Concertgebouw debuteerde het tijdens de Robeco SummerNights 2013; bij het laatste optreden in de Kleine Zaal, in oktober 2017, stonden werken van Bloch, Dvořák en Schubert op het programma.