Queyras: 'Speel Schumann niet overromantisch'
door Frederike Berntsen 01 mei 2016 01 mei 2016
Cellist Jean-Guihen Queyras is dit seizoen (15/16) een aantal keren te gast in Het Concertgebouw. Hij is onder meer te horen in een eigen Spotlight-serie met muziek van Schumann, veel Schumann.
‘Alleen klassiek of alleen hedendaags repertoire? Ik zou er niet blij van worden’ zegt Jean-Guihen Queyras. ‘Beide stijlen hebben me evenveel te vertellen, met beide leef ik, adem ik. Als je het Celloconcert in b klein van Dvořák opneemt, doet dat misschien minder stof opwaaien dan wanneer je louter premières vastlegt.
Maar de jaren dat ik onder leiding van Pierre Boulez in Ensemble intercontemporain speelde, heb ik zo ongelooflijk veel geleerd. De deuren die dat voor me opende, de samenwerking met levende componisten – Ligeti, Kurtág, Berio – is een levenservaring die ik koester. Het heeft me enorm gevormd.
Er komen binnenkort een aantal nieuwe composities aan, ik heb veel in gang gezet. Even ben ik minder actief geweest, maar ik kreeg weer honger. In juni breng ik in Japan een stuk van Dai Fujikura in première, en in Aix-en-Provence speel ik komende zomer met bariton Stéphane Degout een nieuw werk van Gilbert Amy.’
Permanente leerschool
Recent is de Frans-Canadese Queyras in het oeuvre van Robert Schumann gedoken, met zijn vaste partners, pianist Alexander Melnikov en violiste Isabelle Faust. In april speelden ze in de Kleine Zaal Schumanns Eerste pianotrio. Hun inspanningen zijn op cd verschenen, de derde uitgave rolt een dezer dagen van de persen.
‘Onze Schumann is er niet een van 2016, we hebben de componist benaderd vanuit historisch perspectief. Waar komt hij vandaan, wie gingen hem voor? Haydn, Beethoven, Schubert... Kijk, Nikolaus Harnoncourt zei eens: 'Het is niet belangrijk op wat voor instrument je speelt, het gaat erom hoe je speelt.' Je instrument aanpassen aan de tijd van de componist kan en is ook leerzaam, natuurlijk. Maar uiteindelijk gaat het om het begrip van de muziek in de tijd waarin ze is ontstaan.’
‘Ik heb diverse malen op darmsnaren gespeeld. Dat doe ik tijdens de concerten in de Kleine Zaal niet, Harnoncourt indachtig. Oude en nieuwe muziek klinken allebei prima op moderne snaren. Mijn instrument, gebouwd door Gioffredo Cappa in 1696, heeft een nobele klank.
‘Alleen klassiek of alleen hedendaags repertoire? Ik zou er niet blij van worden’ zegt Jean-Guihen Queyras. ‘Beide stijlen hebben me evenveel te vertellen, met beide leef ik, adem ik. Als je het Celloconcert in b klein van Dvořák opneemt, doet dat misschien minder stof opwaaien dan wanneer je louter premières vastlegt.
Maar de jaren dat ik onder leiding van Pierre Boulez in Ensemble intercontemporain speelde, heb ik zo ongelooflijk veel geleerd. De deuren die dat voor me opende, de samenwerking met levende componisten – Ligeti, Kurtág, Berio – is een levenservaring die ik koester. Het heeft me enorm gevormd.
Er komen binnenkort een aantal nieuwe composities aan, ik heb veel in gang gezet. Even ben ik minder actief geweest, maar ik kreeg weer honger. In juni breng ik in Japan een stuk van Dai Fujikura in première, en in Aix-en-Provence speel ik komende zomer met bariton Stéphane Degout een nieuw werk van Gilbert Amy.’
Permanente leerschool
Recent is de Frans-Canadese Queyras in het oeuvre van Robert Schumann gedoken, met zijn vaste partners, pianist Alexander Melnikov en violiste Isabelle Faust. In april speelden ze in de Kleine Zaal Schumanns Eerste pianotrio. Hun inspanningen zijn op cd verschenen, de derde uitgave rolt een dezer dagen van de persen.
‘Onze Schumann is er niet een van 2016, we hebben de componist benaderd vanuit historisch perspectief. Waar komt hij vandaan, wie gingen hem voor? Haydn, Beethoven, Schubert... Kijk, Nikolaus Harnoncourt zei eens: 'Het is niet belangrijk op wat voor instrument je speelt, het gaat erom hoe je speelt.' Je instrument aanpassen aan de tijd van de componist kan en is ook leerzaam, natuurlijk. Maar uiteindelijk gaat het om het begrip van de muziek in de tijd waarin ze is ontstaan.’
‘Ik heb diverse malen op darmsnaren gespeeld. Dat doe ik tijdens de concerten in de Kleine Zaal niet, Harnoncourt indachtig. Oude en nieuwe muziek klinken allebei prima op moderne snaren. Mijn instrument, gebouwd door Gioffredo Cappa in 1696, heeft een nobele klank.
Ik moet wel compromissen sluiten om te bereiken wat mogelijk is op deze cello. Veel fysieke druk is niet goed, dan spreek je de snaren juist niet aan. Spelen op de Cappa is daarom een permanente leerschool voor mijn strijktechniek, ik moet steeds voelen en zoeken naar wat de cello wil. En als het goed zit, is het ongelofelijk wat eruit komt, een ronde en geconcentreerde klank.’
Top vijf
‘Schumann wordt vaak gespeeld als salonmuziek, mooie klanken, overromantisch. Het is juist boeiend om de scherpte, de transparantie in deze muziek te vinden. De pianist moet in staat zijn om zijn Steinway te laten klinken als een hammerklavier.
Neem het langzame deel van het Pianokwartet in Es groot. Schumann schreef op bepaalde plaatsen een perfecte stokvoering voor, met diverse noten onder één boog. Niemand die zich daaraan houdt – terwijl het zoveel vertelt over het tempo en de richting van de muziek. Die zingt!
Dit kwartet behoort voor mij tot de top vijf van werken die Schumann heeft geschreven. Na het veertig jaar te hebben gehoord raak ik er niet minder door gefascineerd, maar juist meer. Het stuk heeft een perfecte balans, Schumann is de vorm totaal meester, hij heeft de leiding over het geheel.
En dat terwijl hij zo kan worstelen met het contrapunt, met hoe je de stemmen onder elkaar plaatst, onhandig en ontroerend. Net als Beethoven, soms, zodat je denkt: is dit zo geniaal dat we het niet snappen of is ’ie hier niet helemaal in staat om het muzikale probleem op te lossen?’
Ik moet wel compromissen sluiten om te bereiken wat mogelijk is op deze cello. Veel fysieke druk is niet goed, dan spreek je de snaren juist niet aan. Spelen op de Cappa is daarom een permanente leerschool voor mijn strijktechniek, ik moet steeds voelen en zoeken naar wat de cello wil. En als het goed zit, is het ongelofelijk wat eruit komt, een ronde en geconcentreerde klank.’
Top vijf
‘Schumann wordt vaak gespeeld als salonmuziek, mooie klanken, overromantisch. Het is juist boeiend om de scherpte, de transparantie in deze muziek te vinden. De pianist moet in staat zijn om zijn Steinway te laten klinken als een hammerklavier.
Neem het langzame deel van het Pianokwartet in Es groot. Schumann schreef op bepaalde plaatsen een perfecte stokvoering voor, met diverse noten onder één boog. Niemand die zich daaraan houdt – terwijl het zoveel vertelt over het tempo en de richting van de muziek. Die zingt!
Dit kwartet behoort voor mij tot de top vijf van werken die Schumann heeft geschreven. Na het veertig jaar te hebben gehoord raak ik er niet minder door gefascineerd, maar juist meer. Het stuk heeft een perfecte balans, Schumann is de vorm totaal meester, hij heeft de leiding over het geheel.
En dat terwijl hij zo kan worstelen met het contrapunt, met hoe je de stemmen onder elkaar plaatst, onhandig en ontroerend. Net als Beethoven, soms, zodat je denkt: is dit zo geniaal dat we het niet snappen of is ’ie hier niet helemaal in staat om het muzikale probleem op te lossen?’