Dirigent Santtu-Matias Rouvali: ‘Dirigeren is geen week hetzelfde’
door Roeland Hazendonk 11 nov. 2021 11 november 2021
In januari 2020, niet lang voor de lockdown, maakte het Concertgebouworkest kennis met de flamboyante Fin Santtu-Matias Rouvali: hij maakte een overtuigend debuut bij het orkest. Deze maand komt hij terug met onder meer Sibelius. Wie is die sierlijk bewegende dirigent?
‘Muziek is een andere wereld, iets dat buiten de normale werkelijkheid staat’, zegt Santtu-Matias Rouvali halverwege ons telefoongesprek, en dat gaat ook wel een beetje over hemzelf. De jonge Finse dirigent (hij is net zesendertig geworden) wiens carrière een grote vlucht aan het nemen is, leeft vooral in de werkelijkheid van de muziek. Dat hij een sterdirigent in wording is die door toporkesten als de Berliner Philharmoniker en het Concertgebouworkest wordt gevraagd en sinds september bij het eerbiedwaardige oude Britse Philharmonia de chef is, lijkt enigszins aan hem voorbij te gaan. Hij is zo’n typisch supertalent dat zonder er veel over na te denken z’n weg vervolgt en alleen is geïnteresseerd in het – niet zo makkelijk in woorden te vatten – proces van musiceren. ‘Van mijn leraar Leif Segerstam heb ik geleerd vooral in het nu van het muziekmaken te leven’, zegt Rouvali. ‘Ik denk er helemaal niet over na dat ik voor het Concertgebouworkest of de Berliner sta; daar gaat het niet om. Ik probeer gewoon zo goed mogelijk samen met het orkest muziek te maken.’
Rouvali houdt van de dynamiek van zijn vak: ‘Dirigeren is geen week hetzelfde, dat is een van de dingen die er zo leuk aan zijn. Reizen, andere mensen ontmoeten, in heel verschillende muziekculturen werken, vind ik ook geweldig. Natuurlijk heb ik wel bedacht wat ik met een bepaald stuk wil voordat ik dat ga dirigeren, maar de interpretatie is het laatste waar ik aan toe kom in de repetities.’
Muziek en persoonlijkheid
Op de vraag wat hij denkt dat zijn dirigeren typeert, valt Rouvali stil. Hij lijkt vooral instinctief, puur afgaand op zijn muzikale talent, de repetities in te gaan. Hij praat enthousiast, maar kan ook ineens aarzelen over een antwoord, zoals op deze vraag. ‘Ik streef niet echt naar een eigen signature sound’, zegt hij na even nadenken. ‘Zo gaat het niet. Je werkt met een orkest – in Amsterdam een week – en dan moet er wat groeien. Het pakt altijd anders uit, omdat elk orkest anders is en omdat elke week anders verloopt. Mijn ideeën veranderen ook. Hoe het precies werkt tussen een dirigent en een orkest is lastig uit te leggen. Het heeft niet alleen met muziek, maar ook met je persoonlijkheid te maken. Je moet ook een beetje een psycholoog zijn, al heb ik geen idee hoe ik dat dan doe. Finnen praten graag, maar dat is niet de manier van communiceren met een orkest. Het gaat om hoe je iets aangeeft, wat je wel of niet aangeeft, je ogen, de houding van je lichaam en vooral ook om hoe ik reageer op wat ik van het orkest terugkrijg. Ik denk daar als ik aan het werk ben overigens nooit over na.’
Twee werelden
Buiten zijn dirigentenbestaan heeft Rouvali een ander leven in het Finse Tampere. ‘Als ik niet zou dirigeren, was ik boer geworden’, zegt hij enthousiast, nadat hij zich heeft verontschuldigd dat hij de telefoon aanvankelijk niet opnam omdat hij het gras aan het maaien was. ‘Ik hou van de natuur, ik jaag en vis, zoek paddenstoelen in de bossen. Mijn vrienden van de jachtclub komen graag naar mijn concerten, maar ze begrijpen daar niet veel van. Ze vragen steeds wat ik nou eigenlijk doe met die baton.’ Rouvali vindt dat prima zo. ‘Muziek, en wat ik doe, is iets waar wel meer mensen niets van weten. Sommigen mensen snappen het en andere niet’, houdt hij het simpel.
Rouvali is enorm relaxed en klinkt in ons gesprek als gewoon een leuke dertiger met een zoontje dat hem afleidt omdat hij met een bal aan het spelen is. Maar hij is toch ook een beetje anders; een pure muzikant die opgroeide met twee ouders in het Lahti Symfonieorkest en van jongs af aan door klassieke muziek werd omgeven. Hij is nog nooit op een dance-event geweest, weet niet echt wat Spotify is en luistert niet veel naar cd’s. Hij houdt van het Russische repertoire, en van bigbandmuziek uit de jaren vijftig als hij zich buiten zijn eigen terrein begeeft. Recentere muziek lijkt hem niet zo veel te zeggen. Hij zegt vaag iets over rock en meldt uiteindelijk dat hij rockabilly leuk vindt: ‘de Stray Cats’.
‘Muziek is een andere wereld, iets dat buiten de normale werkelijkheid staat’, zegt Santtu-Matias Rouvali halverwege ons telefoongesprek, en dat gaat ook wel een beetje over hemzelf. De jonge Finse dirigent (hij is net zesendertig geworden) wiens carrière een grote vlucht aan het nemen is, leeft vooral in de werkelijkheid van de muziek. Dat hij een sterdirigent in wording is die door toporkesten als de Berliner Philharmoniker en het Concertgebouworkest wordt gevraagd en sinds september bij het eerbiedwaardige oude Britse Philharmonia de chef is, lijkt enigszins aan hem voorbij te gaan. Hij is zo’n typisch supertalent dat zonder er veel over na te denken z’n weg vervolgt en alleen is geïnteresseerd in het – niet zo makkelijk in woorden te vatten – proces van musiceren. ‘Van mijn leraar Leif Segerstam heb ik geleerd vooral in het nu van het muziekmaken te leven’, zegt Rouvali. ‘Ik denk er helemaal niet over na dat ik voor het Concertgebouworkest of de Berliner sta; daar gaat het niet om. Ik probeer gewoon zo goed mogelijk samen met het orkest muziek te maken.’
Rouvali houdt van de dynamiek van zijn vak: ‘Dirigeren is geen week hetzelfde, dat is een van de dingen die er zo leuk aan zijn. Reizen, andere mensen ontmoeten, in heel verschillende muziekculturen werken, vind ik ook geweldig. Natuurlijk heb ik wel bedacht wat ik met een bepaald stuk wil voordat ik dat ga dirigeren, maar de interpretatie is het laatste waar ik aan toe kom in de repetities.’
Muziek en persoonlijkheid
Op de vraag wat hij denkt dat zijn dirigeren typeert, valt Rouvali stil. Hij lijkt vooral instinctief, puur afgaand op zijn muzikale talent, de repetities in te gaan. Hij praat enthousiast, maar kan ook ineens aarzelen over een antwoord, zoals op deze vraag. ‘Ik streef niet echt naar een eigen signature sound’, zegt hij na even nadenken. ‘Zo gaat het niet. Je werkt met een orkest – in Amsterdam een week – en dan moet er wat groeien. Het pakt altijd anders uit, omdat elk orkest anders is en omdat elke week anders verloopt. Mijn ideeën veranderen ook. Hoe het precies werkt tussen een dirigent en een orkest is lastig uit te leggen. Het heeft niet alleen met muziek, maar ook met je persoonlijkheid te maken. Je moet ook een beetje een psycholoog zijn, al heb ik geen idee hoe ik dat dan doe. Finnen praten graag, maar dat is niet de manier van communiceren met een orkest. Het gaat om hoe je iets aangeeft, wat je wel of niet aangeeft, je ogen, de houding van je lichaam en vooral ook om hoe ik reageer op wat ik van het orkest terugkrijg. Ik denk daar als ik aan het werk ben overigens nooit over na.’
Twee werelden
Buiten zijn dirigentenbestaan heeft Rouvali een ander leven in het Finse Tampere. ‘Als ik niet zou dirigeren, was ik boer geworden’, zegt hij enthousiast, nadat hij zich heeft verontschuldigd dat hij de telefoon aanvankelijk niet opnam omdat hij het gras aan het maaien was. ‘Ik hou van de natuur, ik jaag en vis, zoek paddenstoelen in de bossen. Mijn vrienden van de jachtclub komen graag naar mijn concerten, maar ze begrijpen daar niet veel van. Ze vragen steeds wat ik nou eigenlijk doe met die baton.’ Rouvali vindt dat prima zo. ‘Muziek, en wat ik doe, is iets waar wel meer mensen niets van weten. Sommigen mensen snappen het en andere niet’, houdt hij het simpel.
Rouvali is enorm relaxed en klinkt in ons gesprek als gewoon een leuke dertiger met een zoontje dat hem afleidt omdat hij met een bal aan het spelen is. Maar hij is toch ook een beetje anders; een pure muzikant die opgroeide met twee ouders in het Lahti Symfonieorkest en van jongs af aan door klassieke muziek werd omgeven. Hij is nog nooit op een dance-event geweest, weet niet echt wat Spotify is en luistert niet veel naar cd’s. Hij houdt van het Russische repertoire, en van bigbandmuziek uit de jaren vijftig als hij zich buiten zijn eigen terrein begeeft. Recentere muziek lijkt hem niet zo veel te zeggen. Hij zegt vaag iets over rock en meldt uiteindelijk dat hij rockabilly leuk vindt: ‘de Stray Cats’.
Eigen klank
Hoe zeer Santtu-Matias Rouvali zich op zijn muzikale nu richt, blijkt wanneer het programma ter sprake komt dat hij op 1 februari aanstaande met het Philharmonia Orchestra in Het Concertgebouw komt spelen. Het is een typisch tourneeprogramma van een orkest dat z’n nieuwe chef-dirigent internationaal presenteert. Ravels Boléro, Rimski-Korsakovs Sheherazade en het Tweede pianoconcert van Saint-Saëns met solist Alexandre Kantorow. ‘Daar ben ik nog helemaal niet mee bezig’, verontschuldigt Rouvali zich. ‘Volgende week [dit interview vindt eind september plaats, RH] doe ik eerst een Richard Strauss-programma, dat ben ik nu aan het voorbereiden.’
Bij het Concertgebouworkest dirigeert hij deze maand Helix, een recent werk van Esa-Pekka Salonen – als dirigent zijn voorganger bij Philharmonia – en het Pianoconcert, opus 24 van Alexandr Mosolov, met aan de piano Daniil Trifonov. Hij is bezig het complete werk van Jean Sibelius op te nemen met het Göteborg Symfonieorkest – het tweede orkest waarvan hij chef-dirigent is – en diens Zesde en Zevende symfonie die hij bij het Concertgebouworkest op de lessenaar zet, zijn bekend terrein. ‘Muziek uit mijn land’, zegt hij enthousiast. ‘Zo’n geweldige eigen klank heeft Sibelius. Je hoort meteen dat hij het is.’ Wat er dan zo eigen aan is, vindt Rouvali moeilijk te verwoorden.
‘Finland is een soort eiland. Helemaal toen Sibelius leefde, maar nu ook nog wel een beetje. Natuurlijk zijn we een modern land en horen we bij Europa, maar het is hier toch ook anders; misschien hangt er iets ouds, iets ‘oers’ in de lucht, ik weet het niet. Finnen zijn eerlijk, maar we zijn ook temperamentvol. Ik heb ook iets veranderlijks, ben soms een beetje wild in mijn muzikale persoonlijkheid. Die Finse sfeer is voor mij de essentie van Sibelius’ muziek – en hij was behoorlijk wanhopig toen hij die laatste symfonieën schreef. Hij twijfelde aan zichzelf, vond dat jongere componisten het vak beter beheersten dan hij.’
Grote boze man
‘Sibelius dronk ook nogal veel, daar heeft z’n vrouw erg onder geleden. Soms is de muziek rommelig, maar hij kan het bij wijze van spreken met één noot weer rechttrekken. Het slotakkoord van de Zevende, dat is onovertroffen authentiek. Dramatisch en ook wel wanhopig op Sibelius’ onvervreemdbaar eigen manier. Dat kan ik niet uitleggen, dat moet je horen; en dat hoor je ook meteen. Het is tragisch dat het hem na de Zevende niet meer lukte nieuwe symfonieën te schrijven; hij heeft nog dertig jaar geleefd. Ja, in een prachtig landhuis buiten, boven Helsinki, waar veel mensen langskwamen, maar ik denk dat hij uiteindelijk een grote boze man was.’
Santtu-Matias Rouvali
in 12 dilemma’s
koffie / thee
ochtend / avond
zee / bergen
stad / platteland
spreken / zwijgen
trein / vliegtuig
musiceren / luisteren
uit / thuis
roman / gedicht
klassiek / modern
noord / zuid
winter / zomer
Eigen klank
Hoe zeer Santtu-Matias Rouvali zich op zijn muzikale nu richt, blijkt wanneer het programma ter sprake komt dat hij op 1 februari aanstaande met het Philharmonia Orchestra in Het Concertgebouw komt spelen. Het is een typisch tourneeprogramma van een orkest dat z’n nieuwe chef-dirigent internationaal presenteert. Ravels Boléro, Rimski-Korsakovs Sheherazade en het Tweede pianoconcert van Saint-Saëns met solist Alexandre Kantorow. ‘Daar ben ik nog helemaal niet mee bezig’, verontschuldigt Rouvali zich. ‘Volgende week [dit interview vindt eind september plaats, RH] doe ik eerst een Richard Strauss-programma, dat ben ik nu aan het voorbereiden.’
Bij het Concertgebouworkest dirigeert hij deze maand Helix, een recent werk van Esa-Pekka Salonen – als dirigent zijn voorganger bij Philharmonia – en het Pianoconcert, opus 24 van Alexandr Mosolov, met aan de piano Daniil Trifonov. Hij is bezig het complete werk van Jean Sibelius op te nemen met het Göteborg Symfonieorkest – het tweede orkest waarvan hij chef-dirigent is – en diens Zesde en Zevende symfonie die hij bij het Concertgebouworkest op de lessenaar zet, zijn bekend terrein. ‘Muziek uit mijn land’, zegt hij enthousiast. ‘Zo’n geweldige eigen klank heeft Sibelius. Je hoort meteen dat hij het is.’ Wat er dan zo eigen aan is, vindt Rouvali moeilijk te verwoorden.
‘Finland is een soort eiland. Helemaal toen Sibelius leefde, maar nu ook nog wel een beetje. Natuurlijk zijn we een modern land en horen we bij Europa, maar het is hier toch ook anders; misschien hangt er iets ouds, iets ‘oers’ in de lucht, ik weet het niet. Finnen zijn eerlijk, maar we zijn ook temperamentvol. Ik heb ook iets veranderlijks, ben soms een beetje wild in mijn muzikale persoonlijkheid. Die Finse sfeer is voor mij de essentie van Sibelius’ muziek – en hij was behoorlijk wanhopig toen hij die laatste symfonieën schreef. Hij twijfelde aan zichzelf, vond dat jongere componisten het vak beter beheersten dan hij.’
Grote boze man
‘Sibelius dronk ook nogal veel, daar heeft z’n vrouw erg onder geleden. Soms is de muziek rommelig, maar hij kan het bij wijze van spreken met één noot weer rechttrekken. Het slotakkoord van de Zevende, dat is onovertroffen authentiek. Dramatisch en ook wel wanhopig op Sibelius’ onvervreemdbaar eigen manier. Dat kan ik niet uitleggen, dat moet je horen; en dat hoor je ook meteen. Het is tragisch dat het hem na de Zevende niet meer lukte nieuwe symfonieën te schrijven; hij heeft nog dertig jaar geleefd. Ja, in een prachtig landhuis buiten, boven Helsinki, waar veel mensen langskwamen, maar ik denk dat hij uiteindelijk een grote boze man was.’
Santtu-Matias Rouvali
in 12 dilemma’s
koffie / thee
ochtend / avond
zee / bergen
stad / platteland
spreken / zwijgen
trein / vliegtuig
musiceren / luisteren
uit / thuis
roman / gedicht
klassiek / modern
noord / zuid
winter / zomer