Sofia Goebaidoelina: Altvioolconcert
door Carine Alders 14 mrt. 2024 14 maart 2024
Antoine Tamestit maakt zijn debuut bij het Concertgebouworkest met het Altvioolconcert van Sofia Goebaidoelina. ‘Mensen komen naar buiten met een veel beter idee van wat een altviool is.’
In 2015 ontmoette altviolist Antoine Tamestit componist Sofia Goebaidoelina in een hotel in Duitsland. Hij zou haar Altvioolconcert spelen met de Junge Deutsche Philharmonie en ze had dit moment uitgekozen om de solopartij op een aantal punten te wijzigen. Twee dagen lang namen ze samen de muziek door.
Vijftien jaar eerder zaten Tamestit en zijn vader Gérard (componist en violist) aan de radio gekluisterd toen altviolist Yuri Bashmet datzelfde altvioolconcert live voor het eerst in Parijs speelde. ‘Mijn vader speurde alle seizoensbrochures en de radiogids af naar nieuw repertoire voor altviool en dan luisterden we samen. Ik was zeer geïnteresseerd in nieuwe muziek – Berio, Schnittke, Ligeti – en hoe de klank van de altviool zich ontwikkelde. Het Altvioolconcert van Goebaidoelina is een krachtig werk dat de reikwijdte van het instrument volledig benut en alle ruimte biedt om de altviool goed te leren kennen.’
‘In de hotelkamer was geen piano, dus Sofia heeft elke noot voor mij gezongen’
Pas toen hij rond 2009 het concert zelf voor het eerst speelde, zag hij de partituur. ‘Bij het luisteren had ik geprobeerd om in een aantal solopassages de ritmische puls te voelen, het klonk zo wonderlijk vrij. Toen ik de bladmuziek zag werd alles duidelijk. Deze passages hebben geen maatstrepen! Goebaidoelina geeft wel aanwijzingen in de partituur, zo zijn sommige noten open, maar de stokken zijn verbonden met een golvende lijn, wat rubato, een vrij ritme, aangeeft.
Figuur 1: De notatie met open noten verbonden door golvende lijnen suggereert een vrije, spraak-achtige manier van fraseren.
Bij het spelen realiseer je je dat niet alle noten even zwaar wegen en ook de dynamiek is belangrijk. Hier is bijvoorbeeld ‘dolce’ aangetekend, maar het is wel mezzoforte [hard noch zacht, red.] en een heel intense melodie met veel kleine stapjes. Een warm geluid, als een zacht huilen. Om dat uit je instrument te halen heb je tijd nodig. Het is een heel nieuwe manier om naar tempo en tijd te kijken in muziek. Het geeft een gevoel van frasering zoals tijdens het spreken. Het is ook een geweldige les voor musiceren in het algemeen; als je deze manier van fraseren kunt toepassen op passages waar wél maatstrepen staan, speel je met meer begrip. Je richt je meer op toonafstanden, dynamische verschillen en welke groepjes noten samen een geheel vormen.’
Spreken zonder woorden
De aanduiding ‘dolce’ staat niet in de originele partituur, het is een aanwijzing die Tamestit kreeg toen hij in 2015 met de componist aan het altvioolconcert werkte. ‘Ik ging naar de afspraak met mijn partituur onder de arm en een open houding. Ik had er enorm naar uitgekeken en was blij verrast dat ik alleen met haar mocht werken. Aan het begin van de dag vertelde ze dat ze niet tevreden was met de solopartij en dat ze al langer een aantal veranderingen in haar hoofd had. De hele dag liepen we alle correcties door en werkten we samen aan het concert. Ze sprak Russisch en een klein beetje Duits, maar geen Engels. Communiceren ging dus vooral via gelaatsuitdrukking en via de muziek. In de hotelkamer was geen piano, dus Sofia heeft elke noot voor mij gezongen, een ervaring die ik nooit zal vergeten.’
Om alles te onthouden maakte Tamestit aantekeningen in zijn partij, onderstreepte hij woorden en noteerde hij waar hij extra goed op andere instrumenten in het orkest moet reageren. ‘De woorden op papier zijn simpel, maar in mijn hoofd hoor ik nog wat ze daarbij zong. Die informatie kan ik alleen met mijn instrument doorgeven. Het is ook heel spirituele muziek, en dat kun je zelfs beter bespreken zonder woorden. Een goed voorbeeld is de openingspassage door het orkest.’
Figuur 2: De mysterieuze openingspassage is ‘als een pijn in het verleden’, door de herhalingen lijkt de tijd stil te staan (klik om te vergroten).
Dat is eigenlijk een gebed van veel mensen samen. Het is mysterieus, er ligt een soort sluier over en het lijkt van ver te komen. Ze beschreef het als een pijn in het verleden, een herinnering aan vroegere wanhoop.’
IJsregen
‘Spiritualiteit komt ook naar voren in de opbouw. Het duurt vrij lang voordat het tot een climax komt, de herhalingen zijn bedoeld om je in trance te brengen. Je hartslag wordt lager, je ademhaling komt tot rust, de tijd lijkt stil te staan.’ Behalve de solist en het orkest klinkt er nog een derde stem: een strijkkwartet dat een kwarttoon lager gestemd is. Goebaidoelina gebruikt dit element als een andere dimensie. ‘Als dat geen spiritualiteit is! Het is een heel onwerkelijk geluid, alsof het uit een ander universum komt. Voor de musici – altijd orkestleden, vaak aanvoerders – is het alsof ze totaal andere instrumenten in handen hebben. En ze zijn natuurlijk zo goed dat ze altijd de neiging hebben om de zuiverheid naar de normale stemming te corrigeren, maar dat moet dus niet. Ik werk daarom in de voorbereiding ook met dat kwartet samen en vraag ze een stemapparaat te gebruiken.’
Tamestit heeft verschillende favoriete passages, zoals bijvoorbeeld de hoge dis, waar de altviool in de nieuwe versie na twintig minuten voor het eerst in dat ultrahoge register straalt. Of die kleine opwindende momenten waarop je als solist ineens alleen bent. Of de slotcadens, waar de cello’s ‘col legno’ (met het hout van de stok) inzetten als een soort ijsregen en de altviool dan heel zacht vanuit een zwart gat opkomt.
‘Maar er is één moment waarbij ik altijd kippenvel krijg. Het begint met de laagste noot op de altviool, de c, en een koraalachtige begeleiding van de Wagnertuba’s. De melodie cirkelt een tijd rond de c, en dan kantelt het zwaartepunt ineens een halve toon, naar de des. Daar zit zoveel kracht in, ik geef daar alles wat ik heb. Maar nooit ruw, altijd met een ronde klank.’
Figuur 3: De solopartij cirkelt rond de c, maar in de eerste maat na cijfer 40 kantelt het zwaartepunt naar de des.
Speciale akoestiek
Uiteindelijk draait zowel bij Tamestit als bij Goebaidoelina alles om de klank. ‘In elke concertzaal is het weer een studie om de juiste klank te vinden. Van alle zalen in de wereld heeft Het Concertgebouw wel de meest speciale akoestiek, met zijn resonantie, de galm, de hoogte van het plafond. Ik kan niet wachten om Goebaidoelina’s Altvioolconcert daar met Jaap van Zweden te spelen. We speelden het eerder samen met het Gewandhausorchester in Leipzig en wilden niet alleen graag nog een keer samen optreden, maar juist specifiek dit stuk nog een keer uitvoeren. We vinden allebei dat het werk geweldig geschreven is voor het instrument. Mensen komen naar buiten met een veel beter idee van wat een altviool is, van het bereik en de persoonlijkheid van het instrument. Ze krijgen dan ook de tijd – het concert is langzaam en lang – om het instrument echt te leren kennen en te begrijpen. Echt een fantastische klankbeleving.’
In 2015 ontmoette altviolist Antoine Tamestit componist Sofia Goebaidoelina in een hotel in Duitsland. Hij zou haar Altvioolconcert spelen met de Junge Deutsche Philharmonie en ze had dit moment uitgekozen om de solopartij op een aantal punten te wijzigen. Twee dagen lang namen ze samen de muziek door.
Vijftien jaar eerder zaten Tamestit en zijn vader Gérard (componist en violist) aan de radio gekluisterd toen altviolist Yuri Bashmet datzelfde altvioolconcert live voor het eerst in Parijs speelde. ‘Mijn vader speurde alle seizoensbrochures en de radiogids af naar nieuw repertoire voor altviool en dan luisterden we samen. Ik was zeer geïnteresseerd in nieuwe muziek – Berio, Schnittke, Ligeti – en hoe de klank van de altviool zich ontwikkelde. Het Altvioolconcert van Goebaidoelina is een krachtig werk dat de reikwijdte van het instrument volledig benut en alle ruimte biedt om de altviool goed te leren kennen.’
‘In de hotelkamer was geen piano, dus Sofia heeft elke noot voor mij gezongen’
Pas toen hij rond 2009 het concert zelf voor het eerst speelde, zag hij de partituur. ‘Bij het luisteren had ik geprobeerd om in een aantal solopassages de ritmische puls te voelen, het klonk zo wonderlijk vrij. Toen ik de bladmuziek zag werd alles duidelijk. Deze passages hebben geen maatstrepen! Goebaidoelina geeft wel aanwijzingen in de partituur, zo zijn sommige noten open, maar de stokken zijn verbonden met een golvende lijn, wat rubato, een vrij ritme, aangeeft.
Figuur 1: De notatie met open noten verbonden door golvende lijnen suggereert een vrije, spraak-achtige manier van fraseren.
Bij het spelen realiseer je je dat niet alle noten even zwaar wegen en ook de dynamiek is belangrijk. Hier is bijvoorbeeld ‘dolce’ aangetekend, maar het is wel mezzoforte [hard noch zacht, red.] en een heel intense melodie met veel kleine stapjes. Een warm geluid, als een zacht huilen. Om dat uit je instrument te halen heb je tijd nodig. Het is een heel nieuwe manier om naar tempo en tijd te kijken in muziek. Het geeft een gevoel van frasering zoals tijdens het spreken. Het is ook een geweldige les voor musiceren in het algemeen; als je deze manier van fraseren kunt toepassen op passages waar wél maatstrepen staan, speel je met meer begrip. Je richt je meer op toonafstanden, dynamische verschillen en welke groepjes noten samen een geheel vormen.’
Spreken zonder woorden
De aanduiding ‘dolce’ staat niet in de originele partituur, het is een aanwijzing die Tamestit kreeg toen hij in 2015 met de componist aan het altvioolconcert werkte. ‘Ik ging naar de afspraak met mijn partituur onder de arm en een open houding. Ik had er enorm naar uitgekeken en was blij verrast dat ik alleen met haar mocht werken. Aan het begin van de dag vertelde ze dat ze niet tevreden was met de solopartij en dat ze al langer een aantal veranderingen in haar hoofd had. De hele dag liepen we alle correcties door en werkten we samen aan het concert. Ze sprak Russisch en een klein beetje Duits, maar geen Engels. Communiceren ging dus vooral via gelaatsuitdrukking en via de muziek. In de hotelkamer was geen piano, dus Sofia heeft elke noot voor mij gezongen, een ervaring die ik nooit zal vergeten.’
Om alles te onthouden maakte Tamestit aantekeningen in zijn partij, onderstreepte hij woorden en noteerde hij waar hij extra goed op andere instrumenten in het orkest moet reageren. ‘De woorden op papier zijn simpel, maar in mijn hoofd hoor ik nog wat ze daarbij zong. Die informatie kan ik alleen met mijn instrument doorgeven. Het is ook heel spirituele muziek, en dat kun je zelfs beter bespreken zonder woorden. Een goed voorbeeld is de openingspassage door het orkest.’
Figuur 2: De mysterieuze openingspassage is ‘als een pijn in het verleden’, door de herhalingen lijkt de tijd stil te staan (klik om te vergroten).
Dat is eigenlijk een gebed van veel mensen samen. Het is mysterieus, er ligt een soort sluier over en het lijkt van ver te komen. Ze beschreef het als een pijn in het verleden, een herinnering aan vroegere wanhoop.’
IJsregen
‘Spiritualiteit komt ook naar voren in de opbouw. Het duurt vrij lang voordat het tot een climax komt, de herhalingen zijn bedoeld om je in trance te brengen. Je hartslag wordt lager, je ademhaling komt tot rust, de tijd lijkt stil te staan.’ Behalve de solist en het orkest klinkt er nog een derde stem: een strijkkwartet dat een kwarttoon lager gestemd is. Goebaidoelina gebruikt dit element als een andere dimensie. ‘Als dat geen spiritualiteit is! Het is een heel onwerkelijk geluid, alsof het uit een ander universum komt. Voor de musici – altijd orkestleden, vaak aanvoerders – is het alsof ze totaal andere instrumenten in handen hebben. En ze zijn natuurlijk zo goed dat ze altijd de neiging hebben om de zuiverheid naar de normale stemming te corrigeren, maar dat moet dus niet. Ik werk daarom in de voorbereiding ook met dat kwartet samen en vraag ze een stemapparaat te gebruiken.’
Tamestit heeft verschillende favoriete passages, zoals bijvoorbeeld de hoge dis, waar de altviool in de nieuwe versie na twintig minuten voor het eerst in dat ultrahoge register straalt. Of die kleine opwindende momenten waarop je als solist ineens alleen bent. Of de slotcadens, waar de cello’s ‘col legno’ (met het hout van de stok) inzetten als een soort ijsregen en de altviool dan heel zacht vanuit een zwart gat opkomt.
‘Maar er is één moment waarbij ik altijd kippenvel krijg. Het begint met de laagste noot op de altviool, de c, en een koraalachtige begeleiding van de Wagnertuba’s. De melodie cirkelt een tijd rond de c, en dan kantelt het zwaartepunt ineens een halve toon, naar de des. Daar zit zoveel kracht in, ik geef daar alles wat ik heb. Maar nooit ruw, altijd met een ronde klank.’
Figuur 3: De solopartij cirkelt rond de c, maar in de eerste maat na cijfer 40 kantelt het zwaartepunt naar de des.
Speciale akoestiek
Uiteindelijk draait zowel bij Tamestit als bij Goebaidoelina alles om de klank. ‘In elke concertzaal is het weer een studie om de juiste klank te vinden. Van alle zalen in de wereld heeft Het Concertgebouw wel de meest speciale akoestiek, met zijn resonantie, de galm, de hoogte van het plafond. Ik kan niet wachten om Goebaidoelina’s Altvioolconcert daar met Jaap van Zweden te spelen. We speelden het eerder samen met het Gewandhausorchester in Leipzig en wilden niet alleen graag nog een keer samen optreden, maar juist specifiek dit stuk nog een keer uitvoeren. We vinden allebei dat het werk geweldig geschreven is voor het instrument. Mensen komen naar buiten met een veel beter idee van wat een altviool is, van het bereik en de persoonlijkheid van het instrument. Ze krijgen dan ook de tijd – het concert is langzaam en lang – om het instrument echt te leren kennen en te begrijpen. Echt een fantastische klankbeleving.’