Solocellist Gregor Horsch: ‘Als aanvoerder moet je je niet laten verrassen’
door Frederike Berntsen 19 okt. 2022 19 oktober 2022
Gregor Horsch is vijfentwintig jaar eerste solocellist van het Concertgebouworkest. De tijd is omgevlogen, Horsch blikt terug. ‘Nu ik de oudste in de groep ben, wordt er wel eens naar me geluisterd.’
‘Toen ik nog maar net in het Concertgebouworkest zat werd ik al in het diepe gegooid’, herinnert Gregor Horsch zich. ‘Mahlers Vijfde symfonie en De wonderbaarlijke mandarijn van Bartók, met uitgebreide, zeer lastige cellopartijen. Ik lag er toen absoluut van wakker. Ben ik voldoende voorbereid, kan ik dit, zal het goed gaan?
Gelukkig behoren die stukken nu tot mijn repertoire. Alles wordt steeds iets makkelijker als je ouder wordt en ervarener bent. Nu vind ik het heerlijk om die muziek te spelen, en maak ik me niet om iedere noot zorgen. Het helpt ook dat ik lesgeef, ik denk veel na over wat ik doe met elke noot die ik speel. Bewust spelen, hoe lang, hoe kort, hoe sterk.
‘Toen ik nog maar net in het Concertgebouworkest zat werd ik al in het diepe gegooid’, herinnert Gregor Horsch zich. ‘Mahlers Vijfde symfonie en De wonderbaarlijke mandarijn van Bartók, met uitgebreide, zeer lastige cellopartijen. Ik lag er toen absoluut van wakker. Ben ik voldoende voorbereid, kan ik dit, zal het goed gaan?
Gelukkig behoren die stukken nu tot mijn repertoire. Alles wordt steeds iets makkelijker als je ouder wordt en ervarener bent. Nu vind ik het heerlijk om die muziek te spelen, en maak ik me niet om iedere noot zorgen. Het helpt ook dat ik lesgeef, ik denk veel na over wat ik doe met elke noot die ik speel. Bewust spelen, hoe lang, hoe kort, hoe sterk.
In een orkestbaan kun je groeien, en dat vind ik heel fijn. Stel je voor dat je solist bent en telkens voor korte tijd ergens neerstrijkt, je moet jezelf steeds bewijzen en opnieuw laten zien wat je waard bent. Niks voor mij, op die manier in de schijnwerpers.
Al die solisten die bij ons orkest langskomen, dat is wel een voorrecht. Vooraan zitten, met je neus bijna in de vleugel als er een pianosolist te gast is, en dan iemand op ongelofelijke wijze een concert horen spelen, dat is smullen.’
Met plezier naar de repetitie
En dan nu met het vooruitzicht op een grandioze nieuwe chef-dirigent: Klaus Mäkelä. Een feest? ‘Totaal. Alles wat in de maatschappij leeft, speelt ook in een orkest. Een goed artistiek resultaat kun je alleen maar bereiken als je het gevoel hebt dat je met hetzelfde bezig bent. Daarom is het fantastisch dat deze piepjonge Fin is benoemd tot chef. Je wilt als een groot kamerensemble functioneren. Mäkelä kent de materie, de uitkomst laat hij van het moment afhangen, daar is hij zeer creatief in.’
‘De cello is mijn stem geworden, maar dat heeft best even geduurd’
Gregor Horsch speelde als solocellist in Het Balletorkest en het Residentie Orkest voordat hij in 1997 naar het Concertgebouworkest kwam. Hij noemt die jaren een leerperiode, waarin hij bouwde aan zijn ontwikkeling als cellist, als musicus, als persoon. ‘En dan te bedenken dat ik tijdens mijn studie helemaal niet aan spelen in een orkest dacht. Ik hield van muziek, en langzamerhand voelde ik me ook wel cellist. De cello is mijn stem geworden, maar dat heeft best even geduurd. Ik heb ook lang gedacht: ik zal wel niet goed genoeg zijn.’
En dan ben je plotseling jubilaris. ‘De afgelopen 25 jaar zijn omgevlogen. Ik speel vijftig procent van de tijd, vanwege het gewicht van de aanvoerdersfunctie, daarnaast geef ik les in Düsseldorf. Het is zelden zo geweest dat ik dacht: dit was een mindere orkestweek. Altijd fiets ik met plezier naar de repetitie. Ook het Gebouw binnenlopen is telkens een feest.’
Op de driver’s seat
Wat komt er allemaal kijken bij de functie van eerste solocellist? ‘Ik heb moeten ontdekken wat er van mij verwacht werd, er bestaat geen opleiding waarin je verteld wordt hoe het werkt. Grondige voorbereiding natuurlijk, partijen betekenen [op de bladmuziek onder meer fraseringsbogen en op- en afstreken voor de cellogroep intekenen, red.], solo’s instuderen. Het gaat er niet alleen om dat je goed speelt, dat is niet eens een discussiepunt, iedereen in de cellosectie speelt geweldig, en zelfs steeds beter: de jongere generatie is nauwelijks bij te benen.
Heel belangrijk: als aanvoerder moet je je niet laten verrassen. Je moet weten wat er tijdens de rusten gebeurt en de groep het gevoel van zekerheid geven dat je weer gaat spelen als er gespeeld moet worden. Ik zit op de driver’s seat en heb niemand voor me, die bevestiging heb ik niet. Ik kijk naar wat de hobo doet, is er een harppizzicato, heb ik iets tegelijk met de hoorn? Ik probeer zoveel mogelijk informatie uit het orkest te halen.
En dan is er de lichaamstaal, wat geef je aan en hoe sterk geef je iets aan? Nu eens moet je juist stilzitten, dan weer is het beter als je een extra beweging maakt om iedereen tegelijk te laten ademen. Deze dingen zijn nu een tweede natuur voor mij, vroeger moest ik daar echt over nadenken.
In een orkestbaan kun je groeien, en dat vind ik heel fijn. Stel je voor dat je solist bent en telkens voor korte tijd ergens neerstrijkt, je moet jezelf steeds bewijzen en opnieuw laten zien wat je waard bent. Niks voor mij, op die manier in de schijnwerpers.
Al die solisten die bij ons orkest langskomen, dat is wel een voorrecht. Vooraan zitten, met je neus bijna in de vleugel als er een pianosolist te gast is, en dan iemand op ongelofelijke wijze een concert horen spelen, dat is smullen.’
Met plezier naar de repetitie
En dan nu met het vooruitzicht op een grandioze nieuwe chef-dirigent: Klaus Mäkelä. Een feest? ‘Totaal. Alles wat in de maatschappij leeft, speelt ook in een orkest. Een goed artistiek resultaat kun je alleen maar bereiken als je het gevoel hebt dat je met hetzelfde bezig bent. Daarom is het fantastisch dat deze piepjonge Fin is benoemd tot chef. Je wilt als een groot kamerensemble functioneren. Mäkelä kent de materie, de uitkomst laat hij van het moment afhangen, daar is hij zeer creatief in.’
‘De cello is mijn stem geworden, maar dat heeft best even geduurd’
Gregor Horsch speelde als solocellist in Het Balletorkest en het Residentie Orkest voordat hij in 1997 naar het Concertgebouworkest kwam. Hij noemt die jaren een leerperiode, waarin hij bouwde aan zijn ontwikkeling als cellist, als musicus, als persoon. ‘En dan te bedenken dat ik tijdens mijn studie helemaal niet aan spelen in een orkest dacht. Ik hield van muziek, en langzamerhand voelde ik me ook wel cellist. De cello is mijn stem geworden, maar dat heeft best even geduurd. Ik heb ook lang gedacht: ik zal wel niet goed genoeg zijn.’
En dan ben je plotseling jubilaris. ‘De afgelopen 25 jaar zijn omgevlogen. Ik speel vijftig procent van de tijd, vanwege het gewicht van de aanvoerdersfunctie, daarnaast geef ik les in Düsseldorf. Het is zelden zo geweest dat ik dacht: dit was een mindere orkestweek. Altijd fiets ik met plezier naar de repetitie. Ook het Gebouw binnenlopen is telkens een feest.’
Op de driver’s seat
Wat komt er allemaal kijken bij de functie van eerste solocellist? ‘Ik heb moeten ontdekken wat er van mij verwacht werd, er bestaat geen opleiding waarin je verteld wordt hoe het werkt. Grondige voorbereiding natuurlijk, partijen betekenen [op de bladmuziek onder meer fraseringsbogen en op- en afstreken voor de cellogroep intekenen, red.], solo’s instuderen. Het gaat er niet alleen om dat je goed speelt, dat is niet eens een discussiepunt, iedereen in de cellosectie speelt geweldig, en zelfs steeds beter: de jongere generatie is nauwelijks bij te benen.
Heel belangrijk: als aanvoerder moet je je niet laten verrassen. Je moet weten wat er tijdens de rusten gebeurt en de groep het gevoel van zekerheid geven dat je weer gaat spelen als er gespeeld moet worden. Ik zit op de driver’s seat en heb niemand voor me, die bevestiging heb ik niet. Ik kijk naar wat de hobo doet, is er een harppizzicato, heb ik iets tegelijk met de hoorn? Ik probeer zoveel mogelijk informatie uit het orkest te halen.
En dan is er de lichaamstaal, wat geef je aan en hoe sterk geef je iets aan? Nu eens moet je juist stilzitten, dan weer is het beter als je een extra beweging maakt om iedereen tegelijk te laten ademen. Deze dingen zijn nu een tweede natuur voor mij, vroeger moest ik daar echt over nadenken.
Natuurlijk zorg ik ervoor dat ik altijd op tijd ben, potloodje bij me, misverstandjes oplossen, je bent de woordvoerder van de groep en beslist over ideeën die worden ingebracht.
Misverstanden die ontstaan doordat mensen langs elkaar heen praten, vind ik heel lastig. Ik heb dan steevast de neiging om dat direct op te lossen. Ik heb twee oudere en twee jongere broers, daardoor heb ik geleerd om met tegenstellingen om te gaan. Ik zoek de balans, ook in de cellogroep. Het gaat niet alleen om mij. Je moet natuurlijk wel de juiste mensen om je heen hebben om als groep goed te functioneren.’
Breder perspectief
‘Toen ik begon in het orkest kwam ik tussen ervaren spelers terecht, op elkaar ingespeelde collega’s. Soms dacht ik: wacht eens even, ik zit nu vooraan, maar jullie doen gewoon je ding, let eens op wat ik doe.’ Horsch lacht: ‘Inmiddels is het helemaal omgedraaid, en ben ik de oudste in de groep, er wordt nu wel eens naar me geluisterd.’
‘Ik heb een breder perspectief ontwikkeld in die vijfentwintig jaar, op het repertoire, het cellospel, het orkestspel, hoe je met elkaar omgaat. Zo’n orkestleven geeft structuur, je hebt de zekerheid dat je heel regelmatig speelt. Deel uitmaken van een muziekstuk dat gespeeld wordt is de beste vorm van functioneren voor mij, dan voel ik me in leven. Als ik niet speel, ontbreekt er iets.’
Benieuwd naar de favoriete muziekstukken van Gregor Horsch?
Lees en beluister ze hier.
Wat zijn de hoogtepunten van de afgelopen kwarteeuw? ‘Nikolaus Harnoncourt, als hij kwam wist ik niet wat ik meemaakte. Wat hij deed als dirigent was totaal onduidelijk, een repetitie was vaak een complete chaos. Maar ik vond alles wat hij over muziek vertelde interessant. Continu kreeg je een masterclass, ik was zeer geboeid en laafde me aan wat die man uitstraalde en meebracht.’
Als belangrijkste hoogtepunt noemt Horsch de collegialiteit binnen het orkest. Vanaf dag één is hij daarvan onder de indruk. ‘De warmte die ik ervoer en die er nog steeds is als er een nieuwe musicus aantreedt, vind ik bijzonder. We waren eens met het orkest in Madrid. Op een vrije ochtend besloot ik naar het Museo Thyssen-Bornemisza te gaan, een schitterende collectie. Binnen een uur kwam ik al mijn collega’s uit de groep tegen, zonder dat we dat hadden afgesproken. Wauw! Ik vond dat geweldig, door dat soort dingen voel je je op je plaats in een gezelschap.’
Daar plukt zoon Caspar nu ook de vruchten van. Sinds kort zit er niet één Horsch in het orkest, maar twee. Caspar Horsch is onlangs aangenomen als tweede violist. Gregor Horsch is trots. Ook dochterlief, blokfluitiste Lucie, winnaar van de Nederlandse Muziekprijs, vult haar agenda met mooie projecten. ‘Dat is soms een heel geknutsel, met programma’s en ideeën, hoofdbrekens, hand- en spandiensten van de ouders. Maar het is enorm leuk om mee te maken hoe ze hun passie volgen.’
Natuurlijk zorg ik ervoor dat ik altijd op tijd ben, potloodje bij me, misverstandjes oplossen, je bent de woordvoerder van de groep en beslist over ideeën die worden ingebracht.
Misverstanden die ontstaan doordat mensen langs elkaar heen praten, vind ik heel lastig. Ik heb dan steevast de neiging om dat direct op te lossen. Ik heb twee oudere en twee jongere broers, daardoor heb ik geleerd om met tegenstellingen om te gaan. Ik zoek de balans, ook in de cellogroep. Het gaat niet alleen om mij. Je moet natuurlijk wel de juiste mensen om je heen hebben om als groep goed te functioneren.’
Breder perspectief
‘Toen ik begon in het orkest kwam ik tussen ervaren spelers terecht, op elkaar ingespeelde collega’s. Soms dacht ik: wacht eens even, ik zit nu vooraan, maar jullie doen gewoon je ding, let eens op wat ik doe.’ Horsch lacht: ‘Inmiddels is het helemaal omgedraaid, en ben ik de oudste in de groep, er wordt nu wel eens naar me geluisterd.’
‘Ik heb een breder perspectief ontwikkeld in die vijfentwintig jaar, op het repertoire, het cellospel, het orkestspel, hoe je met elkaar omgaat. Zo’n orkestleven geeft structuur, je hebt de zekerheid dat je heel regelmatig speelt. Deel uitmaken van een muziekstuk dat gespeeld wordt is de beste vorm van functioneren voor mij, dan voel ik me in leven. Als ik niet speel, ontbreekt er iets.’
Benieuwd naar de favoriete muziekstukken van Gregor Horsch?
Lees en beluister ze hier.
Wat zijn de hoogtepunten van de afgelopen kwarteeuw? ‘Nikolaus Harnoncourt, als hij kwam wist ik niet wat ik meemaakte. Wat hij deed als dirigent was totaal onduidelijk, een repetitie was vaak een complete chaos. Maar ik vond alles wat hij over muziek vertelde interessant. Continu kreeg je een masterclass, ik was zeer geboeid en laafde me aan wat die man uitstraalde en meebracht.’
Als belangrijkste hoogtepunt noemt Horsch de collegialiteit binnen het orkest. Vanaf dag één is hij daarvan onder de indruk. ‘De warmte die ik ervoer en die er nog steeds is als er een nieuwe musicus aantreedt, vind ik bijzonder. We waren eens met het orkest in Madrid. Op een vrije ochtend besloot ik naar het Museo Thyssen-Bornemisza te gaan, een schitterende collectie. Binnen een uur kwam ik al mijn collega’s uit de groep tegen, zonder dat we dat hadden afgesproken. Wauw! Ik vond dat geweldig, door dat soort dingen voel je je op je plaats in een gezelschap.’
Daar plukt zoon Caspar nu ook de vruchten van. Sinds kort zit er niet één Horsch in het orkest, maar twee. Caspar Horsch is onlangs aangenomen als tweede violist. Gregor Horsch is trots. Ook dochterlief, blokfluitiste Lucie, winnaar van de Nederlandse Muziekprijs, vult haar agenda met mooie projecten. ‘Dat is soms een heel geknutsel, met programma’s en ideeën, hoofdbrekens, hand- en spandiensten van de ouders. Maar het is enorm leuk om mee te maken hoe ze hun passie volgen.’
De cello van Gregor Horsch
Gregor Horsch speelt op de cello van zijn voorganger in het orkest, Jean Decroos: een Giovanni Battista Rogeri uit de tweede helft van de zeventiende eeuw die hij in bruikleen heeft van de Foundation Concertgebouworkest. ‘Een warm, lichtbruin instrument met een edele klank, richting bariton’, zegt Horsch. ‘Deze cello heeft deuren geopend voor mijn spel. De wens van iedere instrumentalist is altijd: minder doen voor meer. Je moet niet hoeven vechten voor de klank. Deze cello heeft een klankkleur die bij me past. Het lyrische spel dat hierop uitstekend gaat, heeft me altijd geïnteresseerd. Ik hou ervan om een toon te maken die het dichtst bij zingen komt. Ik ben steeds meer aan het ontdekken dat als ik de cello vlakker laat liggen, dus met een langere punt speel, dat dat de beste manier is om een goede klank te produceren. Vroeger had ik mijn instrument erg rechtop staan. Als de cello vlakker ligt gaat er minder energie verloren, het gewicht van je arm valt direct in de snaren. Mijn strijkstok is net zo mooi, trouwens. Ik heb een stok van rond 1830, gebouwd door Jean Pierre Marie Persoit, deze stok is het helemaal.’
De cello van Gregor Horsch
Gregor Horsch speelt op de cello van zijn voorganger in het orkest, Jean Decroos: een Giovanni Battista Rogeri uit de tweede helft van de zeventiende eeuw die hij in bruikleen heeft van de Foundation Concertgebouworkest. ‘Een warm, lichtbruin instrument met een edele klank, richting bariton’, zegt Horsch. ‘Deze cello heeft deuren geopend voor mijn spel. De wens van iedere instrumentalist is altijd: minder doen voor meer. Je moet niet hoeven vechten voor de klank. Deze cello heeft een klankkleur die bij me past. Het lyrische spel dat hierop uitstekend gaat, heeft me altijd geïnteresseerd. Ik hou ervan om een toon te maken die het dichtst bij zingen komt. Ik ben steeds meer aan het ontdekken dat als ik de cello vlakker laat liggen, dus met een langere punt speel, dat dat de beste manier is om een goede klank te produceren. Vroeger had ik mijn instrument erg rechtop staan. Als de cello vlakker ligt gaat er minder energie verloren, het gewicht van je arm valt direct in de snaren. Mijn strijkstok is net zo mooi, trouwens. Ik heb een stok van rond 1830, gebouwd door Jean Pierre Marie Persoit, deze stok is het helemaal.’