
Concertprogramma
Takehiro Konoe & Capybara Piano Quartet
Kleine Zaal 22 februari 2025 20.15 uur
Capybara Piano Quartet:
Shuichi Okada viool
Takehiro Konoe altviool
Minjoung Kim cello
Mario Häring piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Jonge Nederlanders.
Ook interessant:
- De vioolkoffer van Takehiro Konoe
Felix Mendelssohn (1809-1847)
Pianokwartet nr. 2 in f kl.t., op. 2 (1823)
Allegro molto
Adagio
Intermezzo: Allegro moderato
Allegro molto vivace
pauze ± 20.45 uur
Johannes Brahms (1833-1897)
Pianokwartet nr. 2 in A gr.t., op. 26 (1861)
Allegro non troppo
Poco adagio
Scherzo: Poco allegro – Trio
Finale: Allegro
einde ± 21.55 uur
Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.
Capybara Piano Quartet:
Shuichi Okada viool
Takehiro Konoe altviool
Minjoung Kim cello
Mario Häring piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Jonge Nederlanders.
Ook interessant:
- De vioolkoffer van Takehiro Konoe
Felix Mendelssohn (1809-1847)
Pianokwartet nr. 2 in f kl.t., op. 2 (1823)
Allegro molto
Adagio
Intermezzo: Allegro moderato
Allegro molto vivace
pauze ± 20.45 uur
Johannes Brahms (1833-1897)
Pianokwartet nr. 2 in A gr.t., op. 26 (1861)
Allegro non troppo
Poco adagio
Scherzo: Poco allegro – Trio
Finale: Allegro
einde ± 21.55 uur
Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.
Toelichting
Felix Mendelssohn (1809-1847)
Tweede pianokwartet
Felix Mendelssohn had alles in zich om een succesvol componist te worden: een enorm talent en een enthousiasme waarmee hij al in zijn vroege tienerjaren componeerde. Én hij had geluk met zijn achtergrond: hij kwam uit een rijke bankiersfamilie en zijn ouders stimuleerden Felix en hun dochter Fanny om zich verder te bekwamen in de muziek. Zo betaalden ze orkesten om werken van Felix te laten uitvoeren en brachten ze hem in contact met de beroemde pianopedagoog Carl Friedrich Zelter. Aan hem heeft Mendelssohn zijn Tweede pianokwartet in f klein opgedragen. Door contact met Goethe en Hegel ontwikkelde Mendelssohn zich ook in de dichtkunst en de filosofie. Bovendien sprak hij verschillende talen en maakte hij schilderijen, onder meer van de Kleine Groenmarkt in Den Haag.
Componeren bleef echter het belangrijkst en al op jonge leeftijd was duidelijk dat Mendelssohn een uitzonderlijk groot talent had. Het is nauwelijks voor te stellen dat het Tweede pianokwartet door een veertienjarige is geschreven. De aanstekelijke energie die al volop in het werk klinkt zou Mendelssohns handelsmerk blijven. Vooral de tempoversnelling aan het einde van het eerste deel laat horen dat dit muziek van een overenthousiaste jonge componist is.
Felix Mendelssohn had alles in zich om een succesvol componist te worden: een enorm talent en een enthousiasme waarmee hij al in zijn vroege tienerjaren componeerde. Én hij had geluk met zijn achtergrond: hij kwam uit een rijke bankiersfamilie en zijn ouders stimuleerden Felix en hun dochter Fanny om zich verder te bekwamen in de muziek. Zo betaalden ze orkesten om werken van Felix te laten uitvoeren en brachten ze hem in contact met de beroemde pianopedagoog Carl Friedrich Zelter. Aan hem heeft Mendelssohn zijn Tweede pianokwartet in f klein opgedragen. Door contact met Goethe en Hegel ontwikkelde Mendelssohn zich ook in de dichtkunst en de filosofie. Bovendien sprak hij verschillende talen en maakte hij schilderijen, onder meer van de Kleine Groenmarkt in Den Haag.
Componeren bleef echter het belangrijkst en al op jonge leeftijd was duidelijk dat Mendelssohn een uitzonderlijk groot talent had. Het is nauwelijks voor te stellen dat het Tweede pianokwartet door een veertienjarige is geschreven. De aanstekelijke energie die al volop in het werk klinkt zou Mendelssohns handelsmerk blijven. Vooral de tempoversnelling aan het einde van het eerste deel laat horen dat dit muziek van een overenthousiaste jonge componist is.
Felix Mendelssohn op 12-jarige leeftijd; portret door zijn latere zwager, Wilhelm Hensel
Ook de virtuoze partij voor de piano, het instrument dat Mendelssohn zelf bespeelde, toont de gretigheid van het jonge wonderkind aan. In het lyrische tweede deel vormen de strijkers een eenheid die afwisselend met de piano de melodie of juist de begeleiding speelt. In de middensectie komt Mendelssohn met een verrassende andere kleur door van hoofdtoonsoort Des groot naar de verafgelegen toonsoort B klein te moduleren. Via een kort Intermezzo als derde deel, waarin de piano met een ritmisch ostinato voor een stuwende kracht zorgt, leidt Mendelssohn het stuk naar de optimistische finale. De piano is daarin opnieuw dominant aanwezig.
Later zou Mendelssohn het spontane karakter van zijn muziek combineren met een serieuze kant in bijvoorbeeld zijn pianotrio’s en de Variations sérieuses (1841, voor piano solo). Die kant klinkt nog niet zo nadrukkelijk in het Tweede pianokwartet, maar wél zeer aanwezig – en typisch Mendelssohn – is de natuurlijke, vloeiende stroom aan noten en melodieën. Deze persoonlijke signatuur, nota bene in de tijd dat Ludwig van Beethoven en Franz Schubert nog leefden en als voorbeelden werden gezien, is verbluffend voor een jongen in zijn tienerjaren. Het gemak waarmee hij als kind al componeerde maakt dat Mendelssohn kan worden gezien als een van de weinigen, wellicht zelfs als enige, die kan tippen aan dat andere ultieme wonderkind uit de muziekgeschiedenis: Wolfgang Amadeus Mozart.
Felix Mendelssohn op 12-jarige leeftijd; portret door zijn latere zwager, Wilhelm Hensel
Ook de virtuoze partij voor de piano, het instrument dat Mendelssohn zelf bespeelde, toont de gretigheid van het jonge wonderkind aan. In het lyrische tweede deel vormen de strijkers een eenheid die afwisselend met de piano de melodie of juist de begeleiding speelt. In de middensectie komt Mendelssohn met een verrassende andere kleur door van hoofdtoonsoort Des groot naar de verafgelegen toonsoort B klein te moduleren. Via een kort Intermezzo als derde deel, waarin de piano met een ritmisch ostinato voor een stuwende kracht zorgt, leidt Mendelssohn het stuk naar de optimistische finale. De piano is daarin opnieuw dominant aanwezig.
Later zou Mendelssohn het spontane karakter van zijn muziek combineren met een serieuze kant in bijvoorbeeld zijn pianotrio’s en de Variations sérieuses (1841, voor piano solo). Die kant klinkt nog niet zo nadrukkelijk in het Tweede pianokwartet, maar wél zeer aanwezig – en typisch Mendelssohn – is de natuurlijke, vloeiende stroom aan noten en melodieën. Deze persoonlijke signatuur, nota bene in de tijd dat Ludwig van Beethoven en Franz Schubert nog leefden en als voorbeelden werden gezien, is verbluffend voor een jongen in zijn tienerjaren. Het gemak waarmee hij als kind al componeerde maakt dat Mendelssohn kan worden gezien als een van de weinigen, wellicht zelfs als enige, die kan tippen aan dat andere ultieme wonderkind uit de muziekgeschiedenis: Wolfgang Amadeus Mozart.
Johannes Brahms (1833-1897)
Tweede pianokwartet
Johannes Brahms voltooide zijn Tweede pianokwartet in A groot, opus 26 in 1861. Het vergezelt zijn Eerste pianokwartet in g klein, opus 25, dat hij in hetzelfde jaar afmaakte, maar de kwartetten zijn zeer verschillend. Het eerste is nogal stormachtig, het tweede evenwichtiger en relaxter. De componist droeg het Tweede pianokwartet op aan Elisabeth Rösing, zijn huisbazin: in de zomer van 1861 huurde hij bij haar in Hamburg naar eigen zeggen ‘een heel aardig appartement met tuin’, wat hem de nodige rust gaf om zich aan het componeren te wijden.
Het Tweede pianokwartet is een ode aan de instrumentale muziek van Franz Schubert en aan Wenen, waar de Duitser Brahms vanaf 1862 woonde. In de tweede helft van de jaren 1850 had hij studie gemaakt van Schuberts kamermuziek en het is dan ook niet verbazingwekkend dat Brahms’ pianokwartetten even breed uitgemeten werken zijn, waarin thematisch materiaal op verschillende manieren wordt gebruikt en doorontwikkeld. Het werk werd voor het eerst in november 1863 uitgevoerd door Brahms zelf aan de piano en strijkers van het Weense Hellmesberger-Quartett, een pleitbezorger van Schuberts kamermuziek en onder de indruk van Brahms’ eerste twee pianokwartetten.
Johannes Brahms voltooide zijn Tweede pianokwartet in A groot, opus 26 in 1861. Het vergezelt zijn Eerste pianokwartet in g klein, opus 25, dat hij in hetzelfde jaar afmaakte, maar de kwartetten zijn zeer verschillend. Het eerste is nogal stormachtig, het tweede evenwichtiger en relaxter. De componist droeg het Tweede pianokwartet op aan Elisabeth Rösing, zijn huisbazin: in de zomer van 1861 huurde hij bij haar in Hamburg naar eigen zeggen ‘een heel aardig appartement met tuin’, wat hem de nodige rust gaf om zich aan het componeren te wijden.
Het Tweede pianokwartet is een ode aan de instrumentale muziek van Franz Schubert en aan Wenen, waar de Duitser Brahms vanaf 1862 woonde. In de tweede helft van de jaren 1850 had hij studie gemaakt van Schuberts kamermuziek en het is dan ook niet verbazingwekkend dat Brahms’ pianokwartetten even breed uitgemeten werken zijn, waarin thematisch materiaal op verschillende manieren wordt gebruikt en doorontwikkeld. Het werk werd voor het eerst in november 1863 uitgevoerd door Brahms zelf aan de piano en strijkers van het Weense Hellmesberger-Quartett, een pleitbezorger van Schuberts kamermuziek en onder de indruk van Brahms’ eerste twee pianokwartetten.
Het Tweede pianokwartet opent met een rustig thema – met twee ritmisch verschillende helften – dat van de piano overgaat in de strijkers. Het is het begin van een lyrisch en warmbloedig eerste deel, waarin veranderingen in ritme en ensemblekleuren voor contrast zorgen. Het Poco adagio is intiem en gedempt, als een nocturne; slechts zo nu en dan zorgt een gepassioneerde melodie voor enige opwinding. Opvallend is het lage gekabbel in de pianopartij, dat aan een cimbalom [een met hamertjes geslagen plankciter afkomstig uit de volksmuziek, red.] doet denken. Het derde deel is een nogal ontspannen Scherzo, dat echter gaandeweg krachtiger en spitser wordt. Brahms sluit af met een energieke, zigeunermuziekachtige Finale.
Het Tweede pianokwartet opent met een rustig thema – met twee ritmisch verschillende helften – dat van de piano overgaat in de strijkers. Het is het begin van een lyrisch en warmbloedig eerste deel, waarin veranderingen in ritme en ensemblekleuren voor contrast zorgen. Het Poco adagio is intiem en gedempt, als een nocturne; slechts zo nu en dan zorgt een gepassioneerde melodie voor enige opwinding. Opvallend is het lage gekabbel in de pianopartij, dat aan een cimbalom [een met hamertjes geslagen plankciter afkomstig uit de volksmuziek, red.] doet denken. Het derde deel is een nogal ontspannen Scherzo, dat echter gaandeweg krachtiger en spitser wordt. Brahms sluit af met een energieke, zigeunermuziekachtige Finale.
Felix Mendelssohn (1809-1847)
Tweede pianokwartet
Felix Mendelssohn had alles in zich om een succesvol componist te worden: een enorm talent en een enthousiasme waarmee hij al in zijn vroege tienerjaren componeerde. Én hij had geluk met zijn achtergrond: hij kwam uit een rijke bankiersfamilie en zijn ouders stimuleerden Felix en hun dochter Fanny om zich verder te bekwamen in de muziek. Zo betaalden ze orkesten om werken van Felix te laten uitvoeren en brachten ze hem in contact met de beroemde pianopedagoog Carl Friedrich Zelter. Aan hem heeft Mendelssohn zijn Tweede pianokwartet in f klein opgedragen. Door contact met Goethe en Hegel ontwikkelde Mendelssohn zich ook in de dichtkunst en de filosofie. Bovendien sprak hij verschillende talen en maakte hij schilderijen, onder meer van de Kleine Groenmarkt in Den Haag.
Componeren bleef echter het belangrijkst en al op jonge leeftijd was duidelijk dat Mendelssohn een uitzonderlijk groot talent had. Het is nauwelijks voor te stellen dat het Tweede pianokwartet door een veertienjarige is geschreven. De aanstekelijke energie die al volop in het werk klinkt zou Mendelssohns handelsmerk blijven. Vooral de tempoversnelling aan het einde van het eerste deel laat horen dat dit muziek van een overenthousiaste jonge componist is.
Felix Mendelssohn had alles in zich om een succesvol componist te worden: een enorm talent en een enthousiasme waarmee hij al in zijn vroege tienerjaren componeerde. Én hij had geluk met zijn achtergrond: hij kwam uit een rijke bankiersfamilie en zijn ouders stimuleerden Felix en hun dochter Fanny om zich verder te bekwamen in de muziek. Zo betaalden ze orkesten om werken van Felix te laten uitvoeren en brachten ze hem in contact met de beroemde pianopedagoog Carl Friedrich Zelter. Aan hem heeft Mendelssohn zijn Tweede pianokwartet in f klein opgedragen. Door contact met Goethe en Hegel ontwikkelde Mendelssohn zich ook in de dichtkunst en de filosofie. Bovendien sprak hij verschillende talen en maakte hij schilderijen, onder meer van de Kleine Groenmarkt in Den Haag.
Componeren bleef echter het belangrijkst en al op jonge leeftijd was duidelijk dat Mendelssohn een uitzonderlijk groot talent had. Het is nauwelijks voor te stellen dat het Tweede pianokwartet door een veertienjarige is geschreven. De aanstekelijke energie die al volop in het werk klinkt zou Mendelssohns handelsmerk blijven. Vooral de tempoversnelling aan het einde van het eerste deel laat horen dat dit muziek van een overenthousiaste jonge componist is.
Felix Mendelssohn op 12-jarige leeftijd; portret door zijn latere zwager, Wilhelm Hensel
Ook de virtuoze partij voor de piano, het instrument dat Mendelssohn zelf bespeelde, toont de gretigheid van het jonge wonderkind aan. In het lyrische tweede deel vormen de strijkers een eenheid die afwisselend met de piano de melodie of juist de begeleiding speelt. In de middensectie komt Mendelssohn met een verrassende andere kleur door van hoofdtoonsoort Des groot naar de verafgelegen toonsoort B klein te moduleren. Via een kort Intermezzo als derde deel, waarin de piano met een ritmisch ostinato voor een stuwende kracht zorgt, leidt Mendelssohn het stuk naar de optimistische finale. De piano is daarin opnieuw dominant aanwezig.
Later zou Mendelssohn het spontane karakter van zijn muziek combineren met een serieuze kant in bijvoorbeeld zijn pianotrio’s en de Variations sérieuses (1841, voor piano solo). Die kant klinkt nog niet zo nadrukkelijk in het Tweede pianokwartet, maar wél zeer aanwezig – en typisch Mendelssohn – is de natuurlijke, vloeiende stroom aan noten en melodieën. Deze persoonlijke signatuur, nota bene in de tijd dat Ludwig van Beethoven en Franz Schubert nog leefden en als voorbeelden werden gezien, is verbluffend voor een jongen in zijn tienerjaren. Het gemak waarmee hij als kind al componeerde maakt dat Mendelssohn kan worden gezien als een van de weinigen, wellicht zelfs als enige, die kan tippen aan dat andere ultieme wonderkind uit de muziekgeschiedenis: Wolfgang Amadeus Mozart.
Felix Mendelssohn op 12-jarige leeftijd; portret door zijn latere zwager, Wilhelm Hensel
Ook de virtuoze partij voor de piano, het instrument dat Mendelssohn zelf bespeelde, toont de gretigheid van het jonge wonderkind aan. In het lyrische tweede deel vormen de strijkers een eenheid die afwisselend met de piano de melodie of juist de begeleiding speelt. In de middensectie komt Mendelssohn met een verrassende andere kleur door van hoofdtoonsoort Des groot naar de verafgelegen toonsoort B klein te moduleren. Via een kort Intermezzo als derde deel, waarin de piano met een ritmisch ostinato voor een stuwende kracht zorgt, leidt Mendelssohn het stuk naar de optimistische finale. De piano is daarin opnieuw dominant aanwezig.
Later zou Mendelssohn het spontane karakter van zijn muziek combineren met een serieuze kant in bijvoorbeeld zijn pianotrio’s en de Variations sérieuses (1841, voor piano solo). Die kant klinkt nog niet zo nadrukkelijk in het Tweede pianokwartet, maar wél zeer aanwezig – en typisch Mendelssohn – is de natuurlijke, vloeiende stroom aan noten en melodieën. Deze persoonlijke signatuur, nota bene in de tijd dat Ludwig van Beethoven en Franz Schubert nog leefden en als voorbeelden werden gezien, is verbluffend voor een jongen in zijn tienerjaren. Het gemak waarmee hij als kind al componeerde maakt dat Mendelssohn kan worden gezien als een van de weinigen, wellicht zelfs als enige, die kan tippen aan dat andere ultieme wonderkind uit de muziekgeschiedenis: Wolfgang Amadeus Mozart.
Johannes Brahms (1833-1897)
Tweede pianokwartet
Johannes Brahms voltooide zijn Tweede pianokwartet in A groot, opus 26 in 1861. Het vergezelt zijn Eerste pianokwartet in g klein, opus 25, dat hij in hetzelfde jaar afmaakte, maar de kwartetten zijn zeer verschillend. Het eerste is nogal stormachtig, het tweede evenwichtiger en relaxter. De componist droeg het Tweede pianokwartet op aan Elisabeth Rösing, zijn huisbazin: in de zomer van 1861 huurde hij bij haar in Hamburg naar eigen zeggen ‘een heel aardig appartement met tuin’, wat hem de nodige rust gaf om zich aan het componeren te wijden.
Het Tweede pianokwartet is een ode aan de instrumentale muziek van Franz Schubert en aan Wenen, waar de Duitser Brahms vanaf 1862 woonde. In de tweede helft van de jaren 1850 had hij studie gemaakt van Schuberts kamermuziek en het is dan ook niet verbazingwekkend dat Brahms’ pianokwartetten even breed uitgemeten werken zijn, waarin thematisch materiaal op verschillende manieren wordt gebruikt en doorontwikkeld. Het werk werd voor het eerst in november 1863 uitgevoerd door Brahms zelf aan de piano en strijkers van het Weense Hellmesberger-Quartett, een pleitbezorger van Schuberts kamermuziek en onder de indruk van Brahms’ eerste twee pianokwartetten.
Johannes Brahms voltooide zijn Tweede pianokwartet in A groot, opus 26 in 1861. Het vergezelt zijn Eerste pianokwartet in g klein, opus 25, dat hij in hetzelfde jaar afmaakte, maar de kwartetten zijn zeer verschillend. Het eerste is nogal stormachtig, het tweede evenwichtiger en relaxter. De componist droeg het Tweede pianokwartet op aan Elisabeth Rösing, zijn huisbazin: in de zomer van 1861 huurde hij bij haar in Hamburg naar eigen zeggen ‘een heel aardig appartement met tuin’, wat hem de nodige rust gaf om zich aan het componeren te wijden.
Het Tweede pianokwartet is een ode aan de instrumentale muziek van Franz Schubert en aan Wenen, waar de Duitser Brahms vanaf 1862 woonde. In de tweede helft van de jaren 1850 had hij studie gemaakt van Schuberts kamermuziek en het is dan ook niet verbazingwekkend dat Brahms’ pianokwartetten even breed uitgemeten werken zijn, waarin thematisch materiaal op verschillende manieren wordt gebruikt en doorontwikkeld. Het werk werd voor het eerst in november 1863 uitgevoerd door Brahms zelf aan de piano en strijkers van het Weense Hellmesberger-Quartett, een pleitbezorger van Schuberts kamermuziek en onder de indruk van Brahms’ eerste twee pianokwartetten.
Het Tweede pianokwartet opent met een rustig thema – met twee ritmisch verschillende helften – dat van de piano overgaat in de strijkers. Het is het begin van een lyrisch en warmbloedig eerste deel, waarin veranderingen in ritme en ensemblekleuren voor contrast zorgen. Het Poco adagio is intiem en gedempt, als een nocturne; slechts zo nu en dan zorgt een gepassioneerde melodie voor enige opwinding. Opvallend is het lage gekabbel in de pianopartij, dat aan een cimbalom [een met hamertjes geslagen plankciter afkomstig uit de volksmuziek, red.] doet denken. Het derde deel is een nogal ontspannen Scherzo, dat echter gaandeweg krachtiger en spitser wordt. Brahms sluit af met een energieke, zigeunermuziekachtige Finale.
Het Tweede pianokwartet opent met een rustig thema – met twee ritmisch verschillende helften – dat van de piano overgaat in de strijkers. Het is het begin van een lyrisch en warmbloedig eerste deel, waarin veranderingen in ritme en ensemblekleuren voor contrast zorgen. Het Poco adagio is intiem en gedempt, als een nocturne; slechts zo nu en dan zorgt een gepassioneerde melodie voor enige opwinding. Opvallend is het lage gekabbel in de pianopartij, dat aan een cimbalom [een met hamertjes geslagen plankciter afkomstig uit de volksmuziek, red.] doet denken. Het derde deel is een nogal ontspannen Scherzo, dat echter gaandeweg krachtiger en spitser wordt. Brahms sluit af met een energieke, zigeunermuziekachtige Finale.
Biografie
Takehiro Konoe, altviool
De Japans-Nederlandse altviolist Takehiro Konoe kreeg vanaf zijn vierde vioolles van Coosje Wijzenbeek en maakte tot 2015 deel uit van haar Fancy Fiddlers. Al op zijn zesde speelde hij met zijn tweelingzus Mayu – tegenwoordig altvioliste van het Leonkoro Quartet (zie pagina 48) – een duet ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van de legendarische violist Theo Olof, en in 2008 traden broer en zus op op het Kinderprinsengrachtconcert en in Het Concertgebouw met het Nederlands Theater Orkest.
In een masterclass door Menahem Pressler in de Kleine Zaal in 2011 werkten ze met onder anderen Lucas Jussen aan Schumanns Pianokwintet, en ter gelegenheid van de 125ste verjaardag van Het Concertgebouw speelden ze het stuk in december 2013 met Menahem Pressler zelf (met violiste Noa Wildschut en cellist Alexander Warenberg).
Nadat hij in 2015 met zijn zus de eerste prijs van het Prinses Christina Concours had gewonnen, ging Takehiro Konoe altviool studeren aan het Conservatorium van Amsterdam bij Nobuko Imai en Francien Schatborn en aan de Internationale Muziekakademie Liechtenstein.
Hij won in 2017 de Amsterdam Viola Competition en in 2022 de Oskar Nedbal International Viola Competition in Praag. Daartussenin stond hij in de finale van de Tokyo International Viola Competition 2018, won hij de derde prijs van het ARD Concours 2018 in München en kreeg hij een eerste prijs op het Johannes Brahms Concours 2020 in Pörtschach.
Takehiro Konoe maakt deel uit van de Academie van de Berliner Philharmoniker en is dit jaar artist in residence bij het Grachtenfestival. Hij koos ervoor om als Jonge Nederlander op te treden met zijn eigen Capybara Piano Quartet. Dit ensemble speelde zich in de kijker toen het – als eerste pianokwartet ooit – de Osaka International Chamber Music Competition 2023 won, en in 2024 keerde het viertal naar Japan terug voor een tournee.
De vier talenten uit Parijs, Berlijn, Amsterdam en Kronberg begonnen in 2021 samen te spelen. De drie strijkers hadden elkaar ontmoet op de Seiji Ozawa International Academy in Zwitserland, waar ze werkten met docenten als Sadao Harada en Nobuko Imai. Omdat ze een zelfde passie voor kamermuziek bij hem herkenden, besloten ze een kwartet te vormen met pianist Mario Häring.