Trots
door Anna de Vey Mestdagh 14 mei 2021 14 mei 2021
Tweede violiste in het Concertgebouworkest Anna de Vey Mestdagh laat in haar maandelijkse column voor Preludium weten wat haar zoal bezighoudt. Deze maand: moeten we onze Hollandse bescheidenheid niet wat meer laten varen?
Het woord trots, zo heeft mijn calvinistische moeder me ingepeperd, staat niet in ons woordenboek. Je hebt je talenten meegekregen (door wie of wat zei ze er niet bij, zo calvinistisch was ze nou ook weer niet) en het is gewoon je plicht om de kansen die je krijgt zoveel mogelijk te benutten. Dus trots zijn op wat je bereikt hebt? Nee, eerder vervuld van dankbaarheid.
Ik vind het een mooi idee, maar het kan ook te ver gaan. Nog niet zo lang geleden werd het Concertgebouworkest door een VVD-kamerlid in één adem genoemd met het bloemencorso in Brabant. Hij vroeg zich af waarom het corso geen subsidie kreeg en het orkest wel. Veel commentaar kwam er uit de orkestwereld niet op, het leek wel alsof men bang was om arrogant over te komen en daarmee nog minder aanraakbaar te worden voor de ‘gewone man’.
Hoe anders is dat in het buitenland. Wanneer je met het vliegtuig in Wenen aankomt zie je direct bij de rolband al grote advertenties voor de Wiener Philharmoniker. ‘Die Philharmoniker sind Gold’ of iets dergelijks. Welkom in Oostenrijk, kijk wie we zijn. Van bescheidenheid geen schijn. In een interview in de Volkskrant vertelt onze nieuwe artistiek directeur Ulrike Niehoff dat buitenlandse orkesten dan wel trots op zichzelf zijn, maar tegelijkertijd weinig open staan voor verandering. Het was haar begin dit jaar tijdens kennismakingsgesprekken met staf en musici opgevallen dat het hier in Amsterdam heel anders is. Er is ruimte voor reflectie, er wordt nagedacht over verbetering en vernieuwing.
Leek het er de laatste decennia op dat die open instelling aan eenzelfde sleetsheid onderhevig was als de spreekwoordelijke Hollandse tolerantie, nu komt daar wel degelijk verandering in, misschien wel mede door de beperkingen die de anti-coronamaatregelen ons opleggen. Onbekende muziek staat steeds vaker op de lessenaar en jonge, vaak vrouwelijke dirigenten zijn bezig aan een opmars bij de Nederlandse orkesten.
Nou mam, daar mogen we toch best een beetje trots op zijn!
Het woord trots, zo heeft mijn calvinistische moeder me ingepeperd, staat niet in ons woordenboek. Je hebt je talenten meegekregen (door wie of wat zei ze er niet bij, zo calvinistisch was ze nou ook weer niet) en het is gewoon je plicht om de kansen die je krijgt zoveel mogelijk te benutten. Dus trots zijn op wat je bereikt hebt? Nee, eerder vervuld van dankbaarheid.
Ik vind het een mooi idee, maar het kan ook te ver gaan. Nog niet zo lang geleden werd het Concertgebouworkest door een VVD-kamerlid in één adem genoemd met het bloemencorso in Brabant. Hij vroeg zich af waarom het corso geen subsidie kreeg en het orkest wel. Veel commentaar kwam er uit de orkestwereld niet op, het leek wel alsof men bang was om arrogant over te komen en daarmee nog minder aanraakbaar te worden voor de ‘gewone man’.
Hoe anders is dat in het buitenland. Wanneer je met het vliegtuig in Wenen aankomt zie je direct bij de rolband al grote advertenties voor de Wiener Philharmoniker. ‘Die Philharmoniker sind Gold’ of iets dergelijks. Welkom in Oostenrijk, kijk wie we zijn. Van bescheidenheid geen schijn. In een interview in de Volkskrant vertelt onze nieuwe artistiek directeur Ulrike Niehoff dat buitenlandse orkesten dan wel trots op zichzelf zijn, maar tegelijkertijd weinig open staan voor verandering. Het was haar begin dit jaar tijdens kennismakingsgesprekken met staf en musici opgevallen dat het hier in Amsterdam heel anders is. Er is ruimte voor reflectie, er wordt nagedacht over verbetering en vernieuwing.
Leek het er de laatste decennia op dat die open instelling aan eenzelfde sleetsheid onderhevig was als de spreekwoordelijke Hollandse tolerantie, nu komt daar wel degelijk verandering in, misschien wel mede door de beperkingen die de anti-coronamaatregelen ons opleggen. Onbekende muziek staat steeds vaker op de lessenaar en jonge, vaak vrouwelijke dirigenten zijn bezig aan een opmars bij de Nederlandse orkesten.
Nou mam, daar mogen we toch best een beetje trots op zijn!