Uit de trommel
door Anna de Vey Mestdagh 11 nov. 2020 11 november 2020
Tweede violiste in het Concertgebouworkest Anna de Vey Mestdagh laat in haar maandelijkse column voor Preludium weten wat haar zoal bezighoudt. Deze maand: wat is het nut van kunst en hoeveel mag het de maatschappij kosten?
Juist in deze tijd van krimpende budgetten en culturele schaarste komt de discussie over het nut van kunst en hoeveel het de maatschappij dan wel mag kosten weer hardnekkig boven drijven. ‘Een snoepjesfabriek bedruipt toch ook zichzelf?’ bracht een vriend ooit in als argument tegen subsidiëring van de schone kunsten. Hij vergat er alleen bij te zeggen dat het vullen van de gaatjes die als gevolg van al dat gesnoep waren ontstaan toch wel weer uit de algemene ziektekostenverzekering betaald moesten worden.
Op dat moment stond ik nog even met mijn mond vol gezonde tanden – het maatschappelijk belang van muziek is nou eenmaal moeilijk in woorden te vatten. Gelukkig zijn er slimme mensen zoals Louise Fresco, professor aan de TU Eindhoven. Zij betoogde laatst in de NRC dat de groei van de maatschappelijke welvaart, ja óók financieel, uiteindelijk voortkomt uit radicaal nieuwe ideeën en dat daarvoor de wetenschappelijke, maar zeker ook de culturele sector onontbeerlijk is. Omdat daar ‘out of the box’ wordt gedacht.
Ik denk dat ze gelijk heeft. Hoewel radicaal nieuwe ideeën in de klassieke muziek misschien niet zo heel direct zichtbaar worden, voel ik heel sterk dat je door muziek naar een onbekend universum wordt gezogen waar alles mogelijk is en niets te gek. Waar ideeën niet aan utilitaristische kettingen gekluisterd liggen en instant winstgevendheid geen beperkende voorwaarde is. Dat een regelmatig verblijf in dit universum een bevrijdend effect heeft op je manier van denken en uiteindelijk de maatschappelijke welvaart zal dienen staat wat mij betreft buiten kijf.
Mijn goede vriend heb ik helaas tot op heden niet kunnen overtuigen, híj blijft liever in zijn snoeptrommel zitten.
Juist in deze tijd van krimpende budgetten en culturele schaarste komt de discussie over het nut van kunst en hoeveel het de maatschappij dan wel mag kosten weer hardnekkig boven drijven. ‘Een snoepjesfabriek bedruipt toch ook zichzelf?’ bracht een vriend ooit in als argument tegen subsidiëring van de schone kunsten. Hij vergat er alleen bij te zeggen dat het vullen van de gaatjes die als gevolg van al dat gesnoep waren ontstaan toch wel weer uit de algemene ziektekostenverzekering betaald moesten worden.
Op dat moment stond ik nog even met mijn mond vol gezonde tanden – het maatschappelijk belang van muziek is nou eenmaal moeilijk in woorden te vatten. Gelukkig zijn er slimme mensen zoals Louise Fresco, professor aan de TU Eindhoven. Zij betoogde laatst in de NRC dat de groei van de maatschappelijke welvaart, ja óók financieel, uiteindelijk voortkomt uit radicaal nieuwe ideeën en dat daarvoor de wetenschappelijke, maar zeker ook de culturele sector onontbeerlijk is. Omdat daar ‘out of the box’ wordt gedacht.
Ik denk dat ze gelijk heeft. Hoewel radicaal nieuwe ideeën in de klassieke muziek misschien niet zo heel direct zichtbaar worden, voel ik heel sterk dat je door muziek naar een onbekend universum wordt gezogen waar alles mogelijk is en niets te gek. Waar ideeën niet aan utilitaristische kettingen gekluisterd liggen en instant winstgevendheid geen beperkende voorwaarde is. Dat een regelmatig verblijf in dit universum een bevrijdend effect heeft op je manier van denken en uiteindelijk de maatschappelijke welvaart zal dienen staat wat mij betreft buiten kijf.
Mijn goede vriend heb ik helaas tot op heden niet kunnen overtuigen, híj blijft liever in zijn snoeptrommel zitten.