Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
portret

Estlands trots: componist Ester Mägi

door Martijn Voorvelt
15 mrt. 2025 15 maart 2025

Vier jaar geleden overleed ­componist Ester Mägi. De grande dame van de Estlandse muziek is buiten de landsgrenzen nauwelijks bekend. De hoogste tijd voor een introductie.

  • Ester Mägi

    Foto: Kaupo Kikkas

    Ester Mägi

    Foto: Kaupo Kikkas

  • Ester Mägi

    Foto: Kaupo Kikkas

    Ester Mägi

    Foto: Kaupo Kikkas

Op 9 mei 2021 klonk in Londen het orkestwerk De zee van Ester Mägi. ‘Mocht er nog steeds bewijs nodig zijn dat er ­waardevolle werken in de concertzaal klinken waar we allemaal van kunnen genieten wanneer je de moeite neemt om zelden gehoorde muziek van vrouwelijke componisten uit te voeren, dan is dit het’, schreef The Arts Desk in een recensie. Vijf dagen later overleed Mägi, 99 jaar.

In Estland, dat trots is op zijn muziek, is Mägi even bekend en zeker zo geliefd als haar jongere collega’s Arvo Pärt en Erkki-Sven Tüür. Verder was haar muziek tot 1991 alleen zo nu en dan in andere Sovjet-staten als Rusland en Letland te horen. Pas nadat de Sovjet-Unie uiteenviel en Estland zijn onafhankelijkheid herwon zijn er – mondjesmaat – uitvoeringen geweest in Finland, Zweden, Duitsland, Engeland, de Verenigde Staten en Australië. 

Ester Mägi werd in 1922 ­geboren in Tallinn, de hoofdstad van het ‘ontwaakte’ Estland (zie tekstblok ­‘Ärkamisaeg’). Hoewel haar ouders van eenvoudige komaf waren (vader Mägi was timmerman), woonde het gezin in een appartement in het ambassade­gebouw en Mägi’s eerste muzikale herinnering was dat ze in een andere ruimte de Tsjechische ambassadeur hoorde pianospelen. Toen haar oudere zus Hilda pianoles kreeg, speelde Ester alles na. Ze bleek een groot talent, maar bleef autodidact totdat ze op haar zestiende piano mocht studeren aan het conservatorium. Kort daarop (in 1940) werd Estland bezet door de Sovjet-Unie, om vervolgens onder de voet te worden gelopen door de nazi’s. In die gitzwarte tijd bleef ze piano studeren. Toen Mägi in 1945 problemen met haar handen kreeg, koos ze voor compositie. Een belangrijk ­rolmodel voor haar was componist/organist Miina Härma (1864-1941). 

Als student van Mart Saar, ­componist en verzamelaar van volksliederen, raakte Mägi zelf ook in de ban van de traditionele muziek van haar land. Ze vervolgde haar studie aan het Conservatorium van Moskou bij Visarion Sjebalin, een goede vriend van Dmitri Sjostakovitsj. Na haar afstuderen in 1954 werd ze docent muziektheorie, en dat bleef ze tot haar pensioen in 1984. 

Mägi was een componist die graag onder de radar bleef

Mägi componeerde vooral ­koormuziek en kamermuziek, maar schreef ook orkestwerken, waaronder een symfonie en een vioolconcert. Aanvankelijk werkte ze binnen de door de autoriteiten verlangde romantische stijl. Vooral sinds de jaren 1960 werd ze sterk beïnvloed door de volksmuziek van haar geboorteland. Toen rond 1968 moderne westerse compositietechnieken tot de Sovjet-Unie doordrongen – twaalftoonsmuziek, polytonaliteit, klankkleur-experimenten – nam ze ook die gretig in haar muzikale taal op. Tegelijkertijd bleef haar werk een typerende bescheiden, transparante klank hebben. Nooit gezwollen, altijd subtiel en enigszins afstandelijk: de muziek van een componist die graag onder de radar bleef. In de angstige jaren van de Zjdanov-doctrine (zie tekstblok ‘Sovjet-onderdrukking’) was dat een verstandige keuze. Gevolg was wel dat Mägi pas in 1980 haar eerste staatsprijs ontving – spoedig volgden er meer – en dat het eerste van (tot nu toe) vier aan haar muziek gewijde albums verscheen toen ze al 66 was. 

Toen Mägi in een interview gevraagd werd of ze wel genoeg erkenning had gekregen, lachte ze: ‘Genoeg, meer dan genoeg!’ Die bescheiden houding heeft haar ongetwijfeld geholpen onafhankelijk te blijven en haar eigen weg te gaan: aangezien ze niet vocht voor officiële erkenning of staatsopdrachten, hoefde ze zich ook nooit muzikaal of politiek te compromitteren. 

Muzikaal Estland

Estland kent – evenals zijn Baltische buren Letland en Litouwen – een bloeiend muziekleven. Muziek­educatie wordt al 130 jaar gestimuleerd en kreeg nog een extra boost in de nadagen van de Sovjet-Unie, eind jaren 1980. Zo’n 30.000 Esten zingen in honderden koren. Tijdens de vele populaire festivals, zoals die op het festivalterrein Lauluväljak in Tallinn, treden koren en fanfares van hoog niveau op. Neeme Järvi en zijn zoons Paavo en Kristjan verwierven wereldfaam als dirigenten; enkele bekende componisten zijn Veljo Tormis (1930–2017), Arvo Pärt (1935), Erkki-Sven Tüür (1959), Tõnu Kõrvits (1969) en Helena Tulve (1972). 

Ärkamisaeg

Veel Europese volkeren werden zich in de negentiende eeuw bewust van hun culturele en historische identiteit. Het ‘ontwaken’ van Estland – dat altijd zuchtte onder het juk van ­diverse bezetters – wordt ­ärkamisaeg genoemd en vond plaats tussen 1850 en 1918, het jaar dat Estland onafhankelijk werd. In die periode herontdekten de Esten hun rijke vocale muziektraditie, met name de eeuwenoude epische runenliederen of regilaul. Rond 1900 lieten de eerste componisten zich erdoor inspireren en werden vele koren opgericht. Belangrijke wegbereiders waren Rudolf Tobias (1873-1918), Artur Kapp (1878-1952), Mart Saar (1882–1963) en Heino Eller (1887–1970).

Formalisme

Dictators weten: controleer de muziek en je beheerst het volk. Josef Stalin en zijn cultuurminister Andrej Zjdanov gingen daar heel ver in. Componisten moesten vrezen voor hun leven als hun muziek te westers en ‘formalistisch’ was. Na Stalins dood in 1953 werd het beleid minder streng. In de jaren 1960 trok Leonid Brezjnev de teugels weer aan, al werd de studie van de eigen volksmuziek (ook in Estland) voortaan aangemoedigd. Bijna alles wat in de Sovjet-Unie is gecomponeerd drong pas tot het Westen door na Michail Gorbatsjovs glasnost en de val van de Berlijnse Muur.

Op 9 mei 2021 klonk in Londen het orkestwerk De zee van Ester Mägi. ‘Mocht er nog steeds bewijs nodig zijn dat er ­waardevolle werken in de concertzaal klinken waar we allemaal van kunnen genieten wanneer je de moeite neemt om zelden gehoorde muziek van vrouwelijke componisten uit te voeren, dan is dit het’, schreef The Arts Desk in een recensie. Vijf dagen later overleed Mägi, 99 jaar.

In Estland, dat trots is op zijn muziek, is Mägi even bekend en zeker zo geliefd als haar jongere collega’s Arvo Pärt en Erkki-Sven Tüür. Verder was haar muziek tot 1991 alleen zo nu en dan in andere Sovjet-staten als Rusland en Letland te horen. Pas nadat de Sovjet-Unie uiteenviel en Estland zijn onafhankelijkheid herwon zijn er – mondjesmaat – uitvoeringen geweest in Finland, Zweden, Duitsland, Engeland, de Verenigde Staten en Australië. 

Ester Mägi werd in 1922 ­geboren in Tallinn, de hoofdstad van het ‘ontwaakte’ Estland (zie tekstblok ­‘Ärkamisaeg’). Hoewel haar ouders van eenvoudige komaf waren (vader Mägi was timmerman), woonde het gezin in een appartement in het ambassade­gebouw en Mägi’s eerste muzikale herinnering was dat ze in een andere ruimte de Tsjechische ambassadeur hoorde pianospelen. Toen haar oudere zus Hilda pianoles kreeg, speelde Ester alles na. Ze bleek een groot talent, maar bleef autodidact totdat ze op haar zestiende piano mocht studeren aan het conservatorium. Kort daarop (in 1940) werd Estland bezet door de Sovjet-Unie, om vervolgens onder de voet te worden gelopen door de nazi’s. In die gitzwarte tijd bleef ze piano studeren. Toen Mägi in 1945 problemen met haar handen kreeg, koos ze voor compositie. Een belangrijk ­rolmodel voor haar was componist/organist Miina Härma (1864-1941). 

Als student van Mart Saar, ­componist en verzamelaar van volksliederen, raakte Mägi zelf ook in de ban van de traditionele muziek van haar land. Ze vervolgde haar studie aan het Conservatorium van Moskou bij Visarion Sjebalin, een goede vriend van Dmitri Sjostakovitsj. Na haar afstuderen in 1954 werd ze docent muziektheorie, en dat bleef ze tot haar pensioen in 1984. 

Mägi was een componist die graag onder de radar bleef

Mägi componeerde vooral ­koormuziek en kamermuziek, maar schreef ook orkestwerken, waaronder een symfonie en een vioolconcert. Aanvankelijk werkte ze binnen de door de autoriteiten verlangde romantische stijl. Vooral sinds de jaren 1960 werd ze sterk beïnvloed door de volksmuziek van haar geboorteland. Toen rond 1968 moderne westerse compositietechnieken tot de Sovjet-Unie doordrongen – twaalftoonsmuziek, polytonaliteit, klankkleur-experimenten – nam ze ook die gretig in haar muzikale taal op. Tegelijkertijd bleef haar werk een typerende bescheiden, transparante klank hebben. Nooit gezwollen, altijd subtiel en enigszins afstandelijk: de muziek van een componist die graag onder de radar bleef. In de angstige jaren van de Zjdanov-doctrine (zie tekstblok ‘Sovjet-onderdrukking’) was dat een verstandige keuze. Gevolg was wel dat Mägi pas in 1980 haar eerste staatsprijs ontving – spoedig volgden er meer – en dat het eerste van (tot nu toe) vier aan haar muziek gewijde albums verscheen toen ze al 66 was. 

Toen Mägi in een interview gevraagd werd of ze wel genoeg erkenning had gekregen, lachte ze: ‘Genoeg, meer dan genoeg!’ Die bescheiden houding heeft haar ongetwijfeld geholpen onafhankelijk te blijven en haar eigen weg te gaan: aangezien ze niet vocht voor officiële erkenning of staatsopdrachten, hoefde ze zich ook nooit muzikaal of politiek te compromitteren. 

Muzikaal Estland

Estland kent – evenals zijn Baltische buren Letland en Litouwen – een bloeiend muziekleven. Muziek­educatie wordt al 130 jaar gestimuleerd en kreeg nog een extra boost in de nadagen van de Sovjet-Unie, eind jaren 1980. Zo’n 30.000 Esten zingen in honderden koren. Tijdens de vele populaire festivals, zoals die op het festivalterrein Lauluväljak in Tallinn, treden koren en fanfares van hoog niveau op. Neeme Järvi en zijn zoons Paavo en Kristjan verwierven wereldfaam als dirigenten; enkele bekende componisten zijn Veljo Tormis (1930–2017), Arvo Pärt (1935), Erkki-Sven Tüür (1959), Tõnu Kõrvits (1969) en Helena Tulve (1972). 

Ärkamisaeg

Veel Europese volkeren werden zich in de negentiende eeuw bewust van hun culturele en historische identiteit. Het ‘ontwaken’ van Estland – dat altijd zuchtte onder het juk van ­diverse bezetters – wordt ­ärkamisaeg genoemd en vond plaats tussen 1850 en 1918, het jaar dat Estland onafhankelijk werd. In die periode herontdekten de Esten hun rijke vocale muziektraditie, met name de eeuwenoude epische runenliederen of regilaul. Rond 1900 lieten de eerste componisten zich erdoor inspireren en werden vele koren opgericht. Belangrijke wegbereiders waren Rudolf Tobias (1873-1918), Artur Kapp (1878-1952), Mart Saar (1882–1963) en Heino Eller (1887–1970).

Formalisme

Dictators weten: controleer de muziek en je beheerst het volk. Josef Stalin en zijn cultuurminister Andrej Zjdanov gingen daar heel ver in. Componisten moesten vrezen voor hun leven als hun muziek te westers en ‘formalistisch’ was. Na Stalins dood in 1953 werd het beleid minder streng. In de jaren 1960 trok Leonid Brezjnev de teugels weer aan, al werd de studie van de eigen volksmuziek (ook in Estland) voortaan aangemoedigd. Bijna alles wat in de Sovjet-Unie is gecomponeerd drong pas tot het Westen door na Michail Gorbatsjovs glasnost en de val van de Berlijnse Muur.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.