Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
achtergrond

Virtuele volière

door Martijn Voorvelt
25 mei 2019 25 mei 2019

Olivier Messiaen trok graag de natuur in om vogelgeluiden te noteren. In Oiseaux exotiques orkestreerde hij de klanken van kleurrijke vogels uit verre landen. Al had hij die nog nooit in het wild gehoord.

De Franse componist Olivier Messiaen bouwde gedurende de twintigste eeuw aan een heel eigen klankwereld met als terugkerende elementen het katholieke geloof, een eigen systeem van toonschalen en ritmiek dat gebaseerd was op onder meer Griekse en Indiase muziek, en vogelzang. Al in een vroeg interview verklaarde Messiaen dat de vogels zijn grootste leermeesters waren. 

In het Quatuor pour la Fin du Temps, tijdens de Tweede Wereldoorlog gecomponeerd in een krijgsgevangenenkamp, zijn met enige fantasie een koolmees, een merel en een nachtegaal te ontwaren. Ook na de oorlog zouden vogels in Messiaens werk de connotatie van vrijheid behouden. Voor de componist hadden ze daarnaast een belangrijke spirituele waarde: vogelzang gold voor hem als de ‘goddelijke stem’ van de natuur, een manifestatie van de heilige geest. Bovenal, zei hij, ‘zijn ze ons verlangen naar licht, naar sterren, naar regenbogen, en naar jubelzang’.

Complexe timbres

Messiaens eerste echte vogelcompositie was Le merle noir uit 1952, al was dat nog een vrij gestileerde merel. Na een stoomcursus door de ornitholoog (en cognacproducent) Jacques Delamain werd het verzamelen en zo natuurgetrouw mogelijk noteren en analyseren van vogelgeluiden voor Messiaen een obsessie. Hij zou ze zijn hele leven in zijn muziek blijven verwerken. 

Na het orkestwerk Reveil d’oiseaux, waarin 38 verschillende vogels te horen zijn (die Messiaen alle had gehoord en genoteerd in Frankrijk), volgde in 1956 Oiseaux exotiques voor ensemble, dat de geluiden van 48 verschillende vogelsoorten uit diverse exotische oorden bevat. In dit werk poogde  Messiaen de kleuren van die vogels hoorbaar te maken. Kleuren en klanken hadden voor hem een heel directe synesthetische correlatie. Niet alleen was een E-groot-akkoord rood van kleur, in de zang van een rode rotslijster hoorde hij ook het vurige oranje van diens borstveren.

'In de zang van een rode rotslijster hoorde Messiaen de vurig oranje borstveren.'

Voor Messiaen was dan ook niet alleen de melodie van vogelzang – de horizontale dimensie – van belang, maar juist ook de klankkleur: de verticale dimensie. De complexe timbres trachtte hij te benaderen door ze om te zetten in nauwkeurig geïnstrumenteerde akkoorden. Daarmee wees Messiaen vooruit op het spectralisme dat twintig jaar later opkwam. Deze hoofdzakelijk Franse stroming ging uit van het gegeven dat ieder natuurlijk geluid een rijke mix van deel- en boventonen is. 

Imaginair vogellandschap

Messiaen ging er prat op dat hij de ­vogelgeluiden zelf in de natuur vastlegde. In een interview in 1971 zou hij verklaren: ‘Tijdens mijn buitenlandse tournees benutte ik iedere periode tussen twee concerten om vogelgeluiden te noteren. Zo kon ik mijn Oiseaux exotiques schrijven, waarin vogels uit India, China, Maleisië en Noord- en Zuid-Amerika te horen zijn.’

De Franse componist Olivier Messiaen bouwde gedurende de twintigste eeuw aan een heel eigen klankwereld met als terugkerende elementen het katholieke geloof, een eigen systeem van toonschalen en ritmiek dat gebaseerd was op onder meer Griekse en Indiase muziek, en vogelzang. Al in een vroeg interview verklaarde Messiaen dat de vogels zijn grootste leermeesters waren. 

In het Quatuor pour la Fin du Temps, tijdens de Tweede Wereldoorlog gecomponeerd in een krijgsgevangenenkamp, zijn met enige fantasie een koolmees, een merel en een nachtegaal te ontwaren. Ook na de oorlog zouden vogels in Messiaens werk de connotatie van vrijheid behouden. Voor de componist hadden ze daarnaast een belangrijke spirituele waarde: vogelzang gold voor hem als de ‘goddelijke stem’ van de natuur, een manifestatie van de heilige geest. Bovenal, zei hij, ‘zijn ze ons verlangen naar licht, naar sterren, naar regenbogen, en naar jubelzang’.

Complexe timbres

Messiaens eerste echte vogelcompositie was Le merle noir uit 1952, al was dat nog een vrij gestileerde merel. Na een stoomcursus door de ornitholoog (en cognacproducent) Jacques Delamain werd het verzamelen en zo natuurgetrouw mogelijk noteren en analyseren van vogelgeluiden voor Messiaen een obsessie. Hij zou ze zijn hele leven in zijn muziek blijven verwerken. 

Na het orkestwerk Reveil d’oiseaux, waarin 38 verschillende vogels te horen zijn (die Messiaen alle had gehoord en genoteerd in Frankrijk), volgde in 1956 Oiseaux exotiques voor ensemble, dat de geluiden van 48 verschillende vogelsoorten uit diverse exotische oorden bevat. In dit werk poogde  Messiaen de kleuren van die vogels hoorbaar te maken. Kleuren en klanken hadden voor hem een heel directe synesthetische correlatie. Niet alleen was een E-groot-akkoord rood van kleur, in de zang van een rode rotslijster hoorde hij ook het vurige oranje van diens borstveren.

'In de zang van een rode rotslijster hoorde Messiaen de vurig oranje borstveren.'

Voor Messiaen was dan ook niet alleen de melodie van vogelzang – de horizontale dimensie – van belang, maar juist ook de klankkleur: de verticale dimensie. De complexe timbres trachtte hij te benaderen door ze om te zetten in nauwkeurig geïnstrumenteerde akkoorden. Daarmee wees Messiaen vooruit op het spectralisme dat twintig jaar later opkwam. Deze hoofdzakelijk Franse stroming ging uit van het gegeven dat ieder natuurlijk geluid een rijke mix van deel- en boventonen is. 

Imaginair vogellandschap

Messiaen ging er prat op dat hij de ­vogelgeluiden zelf in de natuur vastlegde. In een interview in 1971 zou hij verklaren: ‘Tijdens mijn buitenlandse tournees benutte ik iedere periode tussen twee concerten om vogelgeluiden te noteren. Zo kon ik mijn Oiseaux exotiques schrijven, waarin vogels uit India, China, Maleisië en Noord- en Zuid-Amerika te horen zijn.’

  • Olivier Messiaen

    met zijn vrouw Yvonne Loriod en opnameapparatuur, 1973

    Olivier Messiaen

    met zijn vrouw Yvonne Loriod en opnameapparatuur, 1973

  • Olivier Messiaen

    met zijn vrouw Yvonne Loriod en opnameapparatuur, 1973

    Olivier Messiaen

    met zijn vrouw Yvonne Loriod en opnameapparatuur, 1973

Ondernam Messiaen in de jaren vijftig dan al tournees naar Maleisië en China? Nee, wat de componist graag verzweeg is dat hij de vogelgeluiden van Oiseaux exotiques gewoon in Parijs heeft opgepikt. De meeste zijn afkomstig van zes 78-toerenplaten die in 1942 waren uitgebracht onder de naam American Bird Songs. We weten dit omdat Messiaen in zijn notitieboek de vogels in het Engels noteerde, in precies dezelfde volgorde als op de platen, al zou hij ze lang niet alle 72 gebruiken. 

Ook maakte hij notities bij de volière van een kennis, mevrouw Billot in St. Cloud, en tijdens een meerdaagse ‘salon des oiseaux’, georganiseerd door het Journal des Oiseaux en de Ligue pour la protection des oiseaux. Daar waren vooral Aziatische vogels in kooien uitgestald, zoals de roodwangbuulbuul, de witkuiflijstergaai en de treurmaina.

Door vogels uit Azië en Amerika samen te laten klinken (en één soort van de Canarische Eilanden, namelijk de kanarie) liet Messiaen voor het eerst het idee los dat de vogels ook in de natuur samen te horen moesten zijn. Oiseaux exotiques is een ‘imaginair’ vogellandschap.

Pianocadensen en intermezzo’s

Oiseaux exotiques heeft qua vorm wel wat van een concerto uit de Barok. Episodes voor het ensemble van hout- en koperblazers en slagwerk worden afgewisseld met cadensen voor piano solo. In de introductie klinken twee algemene Aziatische soorten die gevarieerde geluiden voortbrengen: de treurmaina (een Indiase spreeuwensoort die zich dankzij de mens enorm heeft uitgebreid) en de witkuiflijstergaai. Messiaen accentueert de klankcontrasten door het gebruik van verschillende instrumentcombinaties. 

 

 

Fig. 1: Contrasterende geluiden van de treurmaina, die later gevolgd zullen worden door een witkuiflijstergaai

Na de introductie volgen een afwisseling van ­pianocadensen waarin één of twee vogelsoorten figureren en intermezzo’s waarin meer soorten gecombineerd worden. De tweede en derde pianocadens zijn reflecties op de rollende parelketting-trillers van de rode kardinaal, die algemeen is in het oostelijke deel van Noord- en Midden-Amerika.

 

Fig. 2: Pianocadens op de rode kardinaal

Tijdens de intermezzo’s klinkt een kwartet van vogelsoorten uit verschillende windstreken . De piccolo vertolkt het mus-achtige gekwetter van de goudvoorhoofdbladvogel – een knalgroen zangertje uit Zuidoost-Azië. Fluit, hobo en klarinetten spelen samen de melodieus fluitende melodie van een baltimoretroepiaal, een Amerikaanse vogel. De Japanse nachtegaal (populair als kooivogel, geen familie van onze nachtegaal) zingt in het klokkenspel, de xylofoon speelt het schrille gestotter van een Californische spotlijster.  

 

 

Fig. 3 Kwartet van vogels uit verschillende windstreken, vertolkt door houtblazers en slagwerkers

Spookachtige mix

Na de derde pianocadens volgt een episode waarover Messiaen zegt: ‘Storm en onweer boven het Amazonewoud: een tamtam-crescendo – het prairiehoen blaast zijn luchtzakken op en laat een afschrikwekkende kreet horen (…)’. Eigenaardig hieraan is dat het prairiehoen niet in het Amazonewoud voorkomt. Zijn roep – een spookachtige mix van misthoorn-, kikker- en kipachtige geluiden – klinkt op de Noord-Amerikaanse prairies, niet zuidelijker dan Texas. Het prairiehoen leidt de centrale tutti-episode in (en uit), waarin Messiaen alle vogels samenbrengt in een ingenieus geconstrueerde virtuele volière met een streng georganiseerd ritmisch ‘traliewerk’. De ‘koppige ontoegeeflijkheid van de ritmes (…) contrasteert continu met de extreme vrijheid van de vogelgeluiden die erboven klinken’, aldus Messiaen. 

In de piano horen we vervolgens een samenzang van twee andere Amerikaanse vogels, de ­katvogel, die zijn strofen begint met een katachtig ­gemiauw, en de virtuoze bobolink, die ondergetekende altijd vindt klinken als R2D2, het robotje uit Star Wars.

 

 

Fig. 4 Duet van katvogel en bobolink in de piano

Dit duet leidt tot een tuttipassage met als centrale ster de shamalijster – geen lijster, maar een Aziatische vliegenvangersoort die populair is als kooivogel. De welluidende melodieën van deze zwart-wit-oranje zanger zijn geharmoniseerd voor het hele ensemble, dat daardoor als één grote ­reuzenshama klinkt. Na een laatste pianocadens (een Amerikaans duet van boslijster en rode kardinaal) keren de twee Aziatische vogels van de introductie nog eenmaal terug in de coda.

De hoeveelheid werk die Messiaen had geïnvesteerd in het verzamelen, transcriberen, analyseren en instrumenteren van de vogelgeluiden betaalde zich spoedig terug. Voor het eerst werd duidelijk hoe virtuoos hij vogelgeluiden kon omzetten in hoogst originele muziek; meteen vanaf de eerste uitvoering kon Oiseaux exotiques rekenen op extatische kritieken en binnen luttele jaren groeide het uit tot een moderne klassieker. 

vr 14 juni | Grote Zaal
Koninklijk Concert­gebouworkest
Bekijk dit concertprogramma

Ondernam Messiaen in de jaren vijftig dan al tournees naar Maleisië en China? Nee, wat de componist graag verzweeg is dat hij de vogelgeluiden van Oiseaux exotiques gewoon in Parijs heeft opgepikt. De meeste zijn afkomstig van zes 78-toerenplaten die in 1942 waren uitgebracht onder de naam American Bird Songs. We weten dit omdat Messiaen in zijn notitieboek de vogels in het Engels noteerde, in precies dezelfde volgorde als op de platen, al zou hij ze lang niet alle 72 gebruiken. 

Ook maakte hij notities bij de volière van een kennis, mevrouw Billot in St. Cloud, en tijdens een meerdaagse ‘salon des oiseaux’, georganiseerd door het Journal des Oiseaux en de Ligue pour la protection des oiseaux. Daar waren vooral Aziatische vogels in kooien uitgestald, zoals de roodwangbuulbuul, de witkuiflijstergaai en de treurmaina.

Door vogels uit Azië en Amerika samen te laten klinken (en één soort van de Canarische Eilanden, namelijk de kanarie) liet Messiaen voor het eerst het idee los dat de vogels ook in de natuur samen te horen moesten zijn. Oiseaux exotiques is een ‘imaginair’ vogellandschap.

Pianocadensen en intermezzo’s

Oiseaux exotiques heeft qua vorm wel wat van een concerto uit de Barok. Episodes voor het ensemble van hout- en koperblazers en slagwerk worden afgewisseld met cadensen voor piano solo. In de introductie klinken twee algemene Aziatische soorten die gevarieerde geluiden voortbrengen: de treurmaina (een Indiase spreeuwensoort die zich dankzij de mens enorm heeft uitgebreid) en de witkuiflijstergaai. Messiaen accentueert de klankcontrasten door het gebruik van verschillende instrumentcombinaties. 

 

 

Fig. 1: Contrasterende geluiden van de treurmaina, die later gevolgd zullen worden door een witkuiflijstergaai

Na de introductie volgen een afwisseling van ­pianocadensen waarin één of twee vogelsoorten figureren en intermezzo’s waarin meer soorten gecombineerd worden. De tweede en derde pianocadens zijn reflecties op de rollende parelketting-trillers van de rode kardinaal, die algemeen is in het oostelijke deel van Noord- en Midden-Amerika.

 

Fig. 2: Pianocadens op de rode kardinaal

Tijdens de intermezzo’s klinkt een kwartet van vogelsoorten uit verschillende windstreken . De piccolo vertolkt het mus-achtige gekwetter van de goudvoorhoofdbladvogel – een knalgroen zangertje uit Zuidoost-Azië. Fluit, hobo en klarinetten spelen samen de melodieus fluitende melodie van een baltimoretroepiaal, een Amerikaanse vogel. De Japanse nachtegaal (populair als kooivogel, geen familie van onze nachtegaal) zingt in het klokkenspel, de xylofoon speelt het schrille gestotter van een Californische spotlijster.  

 

 

Fig. 3 Kwartet van vogels uit verschillende windstreken, vertolkt door houtblazers en slagwerkers

Spookachtige mix

Na de derde pianocadens volgt een episode waarover Messiaen zegt: ‘Storm en onweer boven het Amazonewoud: een tamtam-crescendo – het prairiehoen blaast zijn luchtzakken op en laat een afschrikwekkende kreet horen (…)’. Eigenaardig hieraan is dat het prairiehoen niet in het Amazonewoud voorkomt. Zijn roep – een spookachtige mix van misthoorn-, kikker- en kipachtige geluiden – klinkt op de Noord-Amerikaanse prairies, niet zuidelijker dan Texas. Het prairiehoen leidt de centrale tutti-episode in (en uit), waarin Messiaen alle vogels samenbrengt in een ingenieus geconstrueerde virtuele volière met een streng georganiseerd ritmisch ‘traliewerk’. De ‘koppige ontoegeeflijkheid van de ritmes (…) contrasteert continu met de extreme vrijheid van de vogelgeluiden die erboven klinken’, aldus Messiaen. 

In de piano horen we vervolgens een samenzang van twee andere Amerikaanse vogels, de ­katvogel, die zijn strofen begint met een katachtig ­gemiauw, en de virtuoze bobolink, die ondergetekende altijd vindt klinken als R2D2, het robotje uit Star Wars.

 

 

Fig. 4 Duet van katvogel en bobolink in de piano

Dit duet leidt tot een tuttipassage met als centrale ster de shamalijster – geen lijster, maar een Aziatische vliegenvangersoort die populair is als kooivogel. De welluidende melodieën van deze zwart-wit-oranje zanger zijn geharmoniseerd voor het hele ensemble, dat daardoor als één grote ­reuzenshama klinkt. Na een laatste pianocadens (een Amerikaans duet van boslijster en rode kardinaal) keren de twee Aziatische vogels van de introductie nog eenmaal terug in de coda.

De hoeveelheid werk die Messiaen had geïnvesteerd in het verzamelen, transcriberen, analyseren en instrumenteren van de vogelgeluiden betaalde zich spoedig terug. Voor het eerst werd duidelijk hoe virtuoos hij vogelgeluiden kon omzetten in hoogst originele muziek; meteen vanaf de eerste uitvoering kon Oiseaux exotiques rekenen op extatische kritieken en binnen luttele jaren groeide het uit tot een moderne klassieker. 

vr 14 juni | Grote Zaal
Koninklijk Concert­gebouworkest
Bekijk dit concertprogramma

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.