Waardoor werd Beethoven doof?
door Anne Stuart 19 okt. 2020 19 oktober 2020
De wetenschap staat nooit stil – ook in de muziek niet. In Preludium duiken we de nieuwste onderzoeken op. Deze maand: wat was de oorzaak van Beethovens doofheid?
Vanaf zijn achtentwintigste levensjaar verloor Ludwig van Beethoven geleidelijk zijn gehoor. Eerst stagneerde zijn linkeroor, en kort daarop ook rechts. Op z’n 31e was hij al zeker zestig (!) procent van zijn gehoor verloren, en vanaf zijn veertigste was hij afhankelijk van notitieboekjes (‘Konversationshefte’) voor communicatie. Bij de première van zijn Negende symfonie in 1824 moest hij naar de zaal worden omgedraaid om iets van het applaus mee te krijgen. Voer voor muziekwetenschappers én voor medici, want waar leed de componist precies aan?
Na Beethovens dood in 1827 werd autopsie uitgevoerd door de destijds gerenommeerde patholoog Johann Wagner van de Universiteit van Wenen en diens assistent Karl von Rokitansky. Als doodsoorzaak stelden zij levercirrose vast (afgestorven levercellen), als gevolg van veelvuldig alcoholgebruik. Niet onwaarschijnlijk, want uit huishoudboeken is bekend dat Beethoven één tot drie liter wijn per dag dronk.
Om de gehoorgang te kunnen onderzoeken werden de slaapbeenderen uitgezaagd. In het verslag dat door Wagner en Rokitansky werd opgesteld is te lezen dat de oorschelp ‘half zo groot als gewoonlijk’ is. De buis van Eustachius is verdikt, de slijmvliezen gezwollen en samengetrokken. Richting de amandelen zijn enkele littekens (kuiltjes) waarneembaar. De gehoorzenuwen zijn dun en de aderen verkalkt. Er wordt niet gerept over de gehoorbeentjes: deze werden ofwel verwijderd, óf niet gevonden en zijn spoorloos sinds het moment van autopsie.
Medisch specialisten hebben zich vervolgens eeuwenlang over de beschrijving gebogen. Veelgenoemde diagnoses zijn: terugkerende oorontsteking, een botziekte van de gehoorbeentjes (otosclerose) en hersenontsteking (meningo-encephalitis) als gevolg van syfilis, waar Beethoven mogelijk aan leed. Een hardnekkige diagnose is loodvergiftiging – in een na zijn dood afgeknipte haarlok werd lood aangetroffen – maar doofheid vóór het dertigste levensjaar door loodvergiftiging is onwaarschijnlijk.
Meer recent wordt gedacht aan de ziekte van Paget – een botziekte waarbij de aanmaak van nieuw botweefsel niet normaal verloopt. De afwijkende dikte van Beethovens schedel (twee keer zo dik als normaal) en het zo kenmerkende brede voorhoofd passen bij die diagnose. Bovendien kán de ziekte Beethovens klachten verklaren. Maar het wisselende verloop van de ziekte van Paget en de verschillende symptomen die erbij passen maken het moeilijk om deze diagnose met zekerheid te stellen.
Vanaf zijn achtentwintigste levensjaar verloor Ludwig van Beethoven geleidelijk zijn gehoor. Eerst stagneerde zijn linkeroor, en kort daarop ook rechts. Op z’n 31e was hij al zeker zestig (!) procent van zijn gehoor verloren, en vanaf zijn veertigste was hij afhankelijk van notitieboekjes (‘Konversationshefte’) voor communicatie. Bij de première van zijn Negende symfonie in 1824 moest hij naar de zaal worden omgedraaid om iets van het applaus mee te krijgen. Voer voor muziekwetenschappers én voor medici, want waar leed de componist precies aan?
Na Beethovens dood in 1827 werd autopsie uitgevoerd door de destijds gerenommeerde patholoog Johann Wagner van de Universiteit van Wenen en diens assistent Karl von Rokitansky. Als doodsoorzaak stelden zij levercirrose vast (afgestorven levercellen), als gevolg van veelvuldig alcoholgebruik. Niet onwaarschijnlijk, want uit huishoudboeken is bekend dat Beethoven één tot drie liter wijn per dag dronk.
Om de gehoorgang te kunnen onderzoeken werden de slaapbeenderen uitgezaagd. In het verslag dat door Wagner en Rokitansky werd opgesteld is te lezen dat de oorschelp ‘half zo groot als gewoonlijk’ is. De buis van Eustachius is verdikt, de slijmvliezen gezwollen en samengetrokken. Richting de amandelen zijn enkele littekens (kuiltjes) waarneembaar. De gehoorzenuwen zijn dun en de aderen verkalkt. Er wordt niet gerept over de gehoorbeentjes: deze werden ofwel verwijderd, óf niet gevonden en zijn spoorloos sinds het moment van autopsie.
Medisch specialisten hebben zich vervolgens eeuwenlang over de beschrijving gebogen. Veelgenoemde diagnoses zijn: terugkerende oorontsteking, een botziekte van de gehoorbeentjes (otosclerose) en hersenontsteking (meningo-encephalitis) als gevolg van syfilis, waar Beethoven mogelijk aan leed. Een hardnekkige diagnose is loodvergiftiging – in een na zijn dood afgeknipte haarlok werd lood aangetroffen – maar doofheid vóór het dertigste levensjaar door loodvergiftiging is onwaarschijnlijk.
Meer recent wordt gedacht aan de ziekte van Paget – een botziekte waarbij de aanmaak van nieuw botweefsel niet normaal verloopt. De afwijkende dikte van Beethovens schedel (twee keer zo dik als normaal) en het zo kenmerkende brede voorhoofd passen bij die diagnose. Bovendien kán de ziekte Beethovens klachten verklaren. Maar het wisselende verloop van de ziekte van Paget en de verschillende symptomen die erbij passen maken het moeilijk om deze diagnose met zekerheid te stellen.