Wolfgang Amadeus Mozart: Pianoconcert nr. 20
door Clemens Romijn 16 mrt. 2021 16 maart 2021
Wolfgang Amadeus Mozart lapte de muzikale etiquette aan zijn laars en schreef zijn meest duistere pianoconcert ooit. Maar de reikwijdte van het Pianoconcert nr. 20 in d klein zou groot blijken.
Donderdag 10 februari 1785 is een datum van grote betekenis voor de muziekhistorie en misschien zelfs voor de geschiedenis van de mensheid. Want het was deze datum die Wolfgang Amadeus Mozart in Wenen - de grootste cultuurmetropool van Europa - noteerde op het manuscript van een pianoconcert dat hij net had voltooid. We hebben het over het Pianoconcert nr. 20 in d klein, KV 466. Met dit werk, dat hij zelf maar een paar maal uitvoerde, zou hij een drastische invloed hebben op de muziek van latere generaties en de weg wijzen aan Beethoven, Chopin en Brahms.
Sleutelmoment
Doordat Mozarts vader Leopold voor ruim twee maanden vanuit Salzburg naar Wenen was overgekomen zijn er boeiende details bekend over de première van dit unieke pianoconcert. Want Leopold hield per brief zijn dochter Nannerl in Salzburg op de hoogte van de gebeurtenissen. Zo weten we dat het concert al de dag na voltooiing voor het eerst werd uitgevoerd. Dat was bij een van de zogenaamde Akademien, zoals men openbare concerten toen noemde, in het casino Die Mehlgrube. Van tevoren hadden zich al vijftien bezoekers opgegeven. Volgens Leopold schreef de kopiist nog tot op het laatste moment aan de partijen voor de afzonderlijke instrumenten. Wolfgang had niet eens meer de tijd om met het orkest het laatste deel door te nemen, want hij had alle tijd nodig voor het nakijken van de kopieën.
Niet met een vriendelijk allegretto vulde hij de bladzijden, maar met dreiging, demonie en duisternis
Op 15 februari werd de uitvoering herhaald. Leopold schreef aan Nannerl: ‘Je broer speelde het nieuwe, grote concert magnifiek.’ De Weense luisteraars in de stampvolle zaal beleefden een sleutelmoment. Want Mozart speelde hier zijn eerste pianoconcert in een duistere mineurtoonsoort, en ging daarmee in tegen de maatschappelijke etiquette. Pianoconcerten werden geacht in stralend majeur te staan en het publiek minzaam te verkwikken. Maar Mozart had hier willens en wetens afstand genomen van de onderhoudende beleefdheidsmuziekjes waar de Weners zo dol op waren. Niet met een vriendelijk allegretto vulde hij de bladzijden, maar met dreiging, demonie en duisternis. De inspiratie daarvoor vond hij bij de Sturm-und-Drang-symfonieën van zijn grote voorbeelden Carl Philipp Emanuel Bach en Joseph Haydn. Maakte Mozart hier de weg vrij voor de grootse en meeslepende pianoconcerten van de aanstaande Romantiek, zoals de diepzinnige egodocumenten van Beethoven (Derde pianoconcert), Schumann en Brahms (Eerste pianoconcert)? Het was niet voor niets dat juist dit pianoconcert van Mozart in de negentiende eeuw het meest geliefde was en graag werd uitgevoerd door pianisten als Beethoven, Chopin, Liszt, Clara Schumann en Brahms.
Symfonie of concert
Mozarts onheilspellende lange orkestinleiding van maar liefst 76 maten wekt eerder de indruk van het begin van een dramatische symfonie of opera dan van een klassiek pianoconcert. Net als Brahms in zijn twee pianoconcerten heeft Mozart hier concert en symfonie gefuseerd tot een soort symfonie met pianopartij. De enerverende syncopen blijven met hun tegendraadse, ritmische onrust het eerste deel opjagen alsof Don Giovanni in dit pianoconcert verdwaald is en elk moment naar de hel gesleurd kan worden.
Die syncopen (van het Griekse woord sun-kaptein, letterlijk ‘samenhakken, kapotmaken’) worden hier ingezet om de regelmatige pas van de vierkwartsmaat te ondermijnen en de motoriek te laten struikelen en wankelen. En niet te vergeten de dreigende Schleifer, de notenslepen in de bassen, die de spanning verder oppoken door hun voortdurende herhaling – maar liefst achttien keer in de inleiding – en die klinken als bonzen op de deur.
Stormen en raketten
Zelfs het serene tweede deel, een rustieke Romanze, wordt halverwege geplaagd door zo’n gierende notenstorm in g klein dat het hier alleen door Mozarts ijzige vormbeheersing nog goed kan komen. In zijn brief aan Nannerl noemt Leopold dit explosieve intermezzo ‘het rumoerige gedeelte met de snelle triolen’.
In het laatste deel schiet de pianomelodie uit vertwijfeling als een raket omhoog, omdat er geen ander kruid gewassen is tegen de furie die het orkest in haar greep heeft.
Pas aan het eind van het laatste deel krijgt de getergde ziel een koele hand op het voorhoofd gelegd: mineur kleurt naar majeur. Er lijkt nog hoop op verzoening en vrede.
Dankzij de verslagen van Leopold Mozart zijn we ook op de hoogte van Mozarts gebruik van een zogenaamde pedaalpiano, een instrument waarmee het duistere karakter van dit pianoconcert versterkt werd. ‘Sinds ik hier ben, is de fortepiano van je broer minstens twaalf maal uit het huis naar het theater of naar een ander huis gebracht. Hij heeft een grote pedaal-fortepiano laten maken die onder de vleugel ligt en ongeveer drie el langer is en ongelooflijk zwaar, en die elke vrijdag naar de Mehlgrube wordt gedragen.’ Volgens Leopold zette Wolfgang dat baspedaal in omdat hij de bassen van het orkest en van zijn eigen fortepiano niet zwaar genoeg vond, en op deze manier een basklank kon creëren met genoeg fundament en draagkracht.
Vrijheid binnen grenzen
Mozart was dan wel een vrij scheppend kunstenaar in de machtige keizersstad, maar die vrijheid kende zijn grenzen. Het was de kunst om vrij te zijn binnen die grenzen van conventies, tradities en smaken. Een generatie later zou Beethoven met de vuist op tafel de grenzen verder oprekken en te keer gaan tegen vastgeroeste gewoonten en voorschriften. Mozarts Twintigste pianoconcert, KV 466 is een goed voorbeeld van die vrijheid binnen grenzen. Het is zelfs betiteld als een perfecte compositie, door de ijzersterke constructie en de uitgekiende balans tussen de drie delen, die niet alleen sterk contrasteren maar toch ook onderling verbonden zijn en zo samen één grote boog vormen.
Perfect is dit pianoconcert ook door de bewogen en demonische expressie die het haast uit zijn voegen laat barsten. Kortom: de perfecte balans tussen inhoud en vorm. Want net als met het Pianoconcert nr. 24 in c klein, KV 491 van ruim een jaar later schotelde Mozart zijn luisteraars hier een van zijn donkerste werken voor. In de noten klinken hevige subjectieve gevoelsontladingen door en weinig opgewektheid. We horen woedende vuistslagen maar ook tedere streling. Het lijkt of de componist hier een scenario heeft uitgewerkt van lyrische ontboezemingen van de eenling tegen bitse tegenwerpingen van de massa, of van de nederige onderdaan tegen de almachtige adel en clerus. In zijn opera Le nozze di Figaro zou Mozart in 1786 de adel wat explicieter op de korrel nemen: de bedienden Figaro en Susanna treffen voorbereidingen voor hun huwelijk, maar worden gedwarsboomd door hun graaf Almaviva, die door intriges Susanna als een extra liefje probeert te veroveren. Uiteindelijk wordt de rokkenjager door zijn eigen vrouw en personeel ontmaskerd. Zo wint de burger het van de edelman en kleurt mineur naar majeur.
Donderdag 10 februari 1785 is een datum van grote betekenis voor de muziekhistorie en misschien zelfs voor de geschiedenis van de mensheid. Want het was deze datum die Wolfgang Amadeus Mozart in Wenen - de grootste cultuurmetropool van Europa - noteerde op het manuscript van een pianoconcert dat hij net had voltooid. We hebben het over het Pianoconcert nr. 20 in d klein, KV 466. Met dit werk, dat hij zelf maar een paar maal uitvoerde, zou hij een drastische invloed hebben op de muziek van latere generaties en de weg wijzen aan Beethoven, Chopin en Brahms.
Sleutelmoment
Doordat Mozarts vader Leopold voor ruim twee maanden vanuit Salzburg naar Wenen was overgekomen zijn er boeiende details bekend over de première van dit unieke pianoconcert. Want Leopold hield per brief zijn dochter Nannerl in Salzburg op de hoogte van de gebeurtenissen. Zo weten we dat het concert al de dag na voltooiing voor het eerst werd uitgevoerd. Dat was bij een van de zogenaamde Akademien, zoals men openbare concerten toen noemde, in het casino Die Mehlgrube. Van tevoren hadden zich al vijftien bezoekers opgegeven. Volgens Leopold schreef de kopiist nog tot op het laatste moment aan de partijen voor de afzonderlijke instrumenten. Wolfgang had niet eens meer de tijd om met het orkest het laatste deel door te nemen, want hij had alle tijd nodig voor het nakijken van de kopieën.
Niet met een vriendelijk allegretto vulde hij de bladzijden, maar met dreiging, demonie en duisternis
Op 15 februari werd de uitvoering herhaald. Leopold schreef aan Nannerl: ‘Je broer speelde het nieuwe, grote concert magnifiek.’ De Weense luisteraars in de stampvolle zaal beleefden een sleutelmoment. Want Mozart speelde hier zijn eerste pianoconcert in een duistere mineurtoonsoort, en ging daarmee in tegen de maatschappelijke etiquette. Pianoconcerten werden geacht in stralend majeur te staan en het publiek minzaam te verkwikken. Maar Mozart had hier willens en wetens afstand genomen van de onderhoudende beleefdheidsmuziekjes waar de Weners zo dol op waren. Niet met een vriendelijk allegretto vulde hij de bladzijden, maar met dreiging, demonie en duisternis. De inspiratie daarvoor vond hij bij de Sturm-und-Drang-symfonieën van zijn grote voorbeelden Carl Philipp Emanuel Bach en Joseph Haydn. Maakte Mozart hier de weg vrij voor de grootse en meeslepende pianoconcerten van de aanstaande Romantiek, zoals de diepzinnige egodocumenten van Beethoven (Derde pianoconcert), Schumann en Brahms (Eerste pianoconcert)? Het was niet voor niets dat juist dit pianoconcert van Mozart in de negentiende eeuw het meest geliefde was en graag werd uitgevoerd door pianisten als Beethoven, Chopin, Liszt, Clara Schumann en Brahms.
Symfonie of concert
Mozarts onheilspellende lange orkestinleiding van maar liefst 76 maten wekt eerder de indruk van het begin van een dramatische symfonie of opera dan van een klassiek pianoconcert. Net als Brahms in zijn twee pianoconcerten heeft Mozart hier concert en symfonie gefuseerd tot een soort symfonie met pianopartij. De enerverende syncopen blijven met hun tegendraadse, ritmische onrust het eerste deel opjagen alsof Don Giovanni in dit pianoconcert verdwaald is en elk moment naar de hel gesleurd kan worden.
Die syncopen (van het Griekse woord sun-kaptein, letterlijk ‘samenhakken, kapotmaken’) worden hier ingezet om de regelmatige pas van de vierkwartsmaat te ondermijnen en de motoriek te laten struikelen en wankelen. En niet te vergeten de dreigende Schleifer, de notenslepen in de bassen, die de spanning verder oppoken door hun voortdurende herhaling – maar liefst achttien keer in de inleiding – en die klinken als bonzen op de deur.
Stormen en raketten
Zelfs het serene tweede deel, een rustieke Romanze, wordt halverwege geplaagd door zo’n gierende notenstorm in g klein dat het hier alleen door Mozarts ijzige vormbeheersing nog goed kan komen. In zijn brief aan Nannerl noemt Leopold dit explosieve intermezzo ‘het rumoerige gedeelte met de snelle triolen’.
In het laatste deel schiet de pianomelodie uit vertwijfeling als een raket omhoog, omdat er geen ander kruid gewassen is tegen de furie die het orkest in haar greep heeft.
Pas aan het eind van het laatste deel krijgt de getergde ziel een koele hand op het voorhoofd gelegd: mineur kleurt naar majeur. Er lijkt nog hoop op verzoening en vrede.
Dankzij de verslagen van Leopold Mozart zijn we ook op de hoogte van Mozarts gebruik van een zogenaamde pedaalpiano, een instrument waarmee het duistere karakter van dit pianoconcert versterkt werd. ‘Sinds ik hier ben, is de fortepiano van je broer minstens twaalf maal uit het huis naar het theater of naar een ander huis gebracht. Hij heeft een grote pedaal-fortepiano laten maken die onder de vleugel ligt en ongeveer drie el langer is en ongelooflijk zwaar, en die elke vrijdag naar de Mehlgrube wordt gedragen.’ Volgens Leopold zette Wolfgang dat baspedaal in omdat hij de bassen van het orkest en van zijn eigen fortepiano niet zwaar genoeg vond, en op deze manier een basklank kon creëren met genoeg fundament en draagkracht.
Vrijheid binnen grenzen
Mozart was dan wel een vrij scheppend kunstenaar in de machtige keizersstad, maar die vrijheid kende zijn grenzen. Het was de kunst om vrij te zijn binnen die grenzen van conventies, tradities en smaken. Een generatie later zou Beethoven met de vuist op tafel de grenzen verder oprekken en te keer gaan tegen vastgeroeste gewoonten en voorschriften. Mozarts Twintigste pianoconcert, KV 466 is een goed voorbeeld van die vrijheid binnen grenzen. Het is zelfs betiteld als een perfecte compositie, door de ijzersterke constructie en de uitgekiende balans tussen de drie delen, die niet alleen sterk contrasteren maar toch ook onderling verbonden zijn en zo samen één grote boog vormen.
Perfect is dit pianoconcert ook door de bewogen en demonische expressie die het haast uit zijn voegen laat barsten. Kortom: de perfecte balans tussen inhoud en vorm. Want net als met het Pianoconcert nr. 24 in c klein, KV 491 van ruim een jaar later schotelde Mozart zijn luisteraars hier een van zijn donkerste werken voor. In de noten klinken hevige subjectieve gevoelsontladingen door en weinig opgewektheid. We horen woedende vuistslagen maar ook tedere streling. Het lijkt of de componist hier een scenario heeft uitgewerkt van lyrische ontboezemingen van de eenling tegen bitse tegenwerpingen van de massa, of van de nederige onderdaan tegen de almachtige adel en clerus. In zijn opera Le nozze di Figaro zou Mozart in 1786 de adel wat explicieter op de korrel nemen: de bedienden Figaro en Susanna treffen voorbereidingen voor hun huwelijk, maar worden gedwarsboomd door hun graaf Almaviva, die door intriges Susanna als een extra liefje probeert te veroveren. Uiteindelijk wordt de rokkenjager door zijn eigen vrouw en personeel ontmaskerd. Zo wint de burger het van de edelman en kleurt mineur naar majeur.