Zo speel je op 1,5 meter in een orkest
door Frederike Berntsen 02 jul. 2020 02 juli 2020
Anderhalve meter afstand, iedereen een eigen lessenaar en een eigen prullenbakje voor blazers: het ‘nieuwe normaal’ geldt ook in de Grote Zaal van Het Concertgebouw, waar na maanden van stilte voorzichtig de eerste liveconcerten klinken.
Hester van der Vlugt, eerste violiste in het Nederlands Philharmonisch Orkest, is opgetogen: ‘Allereerst: om de muziek weer live met publiek te delen is heerlijk. Tegelijkertijd was het ook een vreemde ervaring, alle collega’s zo ver uit elkaar op het podium.’
Onder leiding van Marc Albrecht speelden de musici onlangs een programma met Schumanns Vierde symfonie. De concentratie tijdens de repetities was groot, maar de gezichten straalden van opluchting om weer samen te kunnen werken.
‘Contact leggen met de tweede violen is onmogelijk, te ver weg.’
‘Het repetitieproces was extreem intensief, iedereen moest enorm wennen’, vervolgt Van der Vlugt. ‘Marc Albrecht nam wat vaker instrumentgroepen apart, je kunt er nu niet op vertrouwen dat dingen tijdens het concert gelijk worden getrokken.’
‘Als eerste violist speel je in een grote groep, het gaat erom dat je klinkt als één instrument en je niet allemaal losse stemmen hoort. In deze situatie is dat zeer lastig. In elkaars klank kruipen, in één beweging dezelfde timing voelen en eenzelfde timbre nastreven kost extra veel moeite. En dan heb ik het alleen nog maar over de groep waarin ik speel. Contact leggen met de achterste lessenaar van de tweede violen is onmogelijk, te ver weg.
Werken vanuit je ooghoeken terwijl je in je partij kijkt, dat gaat niet, het meeste gebeurt buiten je blikveld omdat de afstand tussen de musici onderling nu zo groot is. Waar je normaliter op je oren kunt spelen, moet je nu volledig op de dirigent spelen; we hangen met onze ogen aan zijn stokje.’
Hester van der Vlugt, eerste violiste in het Nederlands Philharmonisch Orkest, is opgetogen: ‘Allereerst: om de muziek weer live met publiek te delen is heerlijk. Tegelijkertijd was het ook een vreemde ervaring, alle collega’s zo ver uit elkaar op het podium.’
Onder leiding van Marc Albrecht speelden de musici onlangs een programma met Schumanns Vierde symfonie. De concentratie tijdens de repetities was groot, maar de gezichten straalden van opluchting om weer samen te kunnen werken.
‘Contact leggen met de tweede violen is onmogelijk, te ver weg.’
‘Het repetitieproces was extreem intensief, iedereen moest enorm wennen’, vervolgt Van der Vlugt. ‘Marc Albrecht nam wat vaker instrumentgroepen apart, je kunt er nu niet op vertrouwen dat dingen tijdens het concert gelijk worden getrokken.’
‘Als eerste violist speel je in een grote groep, het gaat erom dat je klinkt als één instrument en je niet allemaal losse stemmen hoort. In deze situatie is dat zeer lastig. In elkaars klank kruipen, in één beweging dezelfde timing voelen en eenzelfde timbre nastreven kost extra veel moeite. En dan heb ik het alleen nog maar over de groep waarin ik speel. Contact leggen met de achterste lessenaar van de tweede violen is onmogelijk, te ver weg.
Werken vanuit je ooghoeken terwijl je in je partij kijkt, dat gaat niet, het meeste gebeurt buiten je blikveld omdat de afstand tussen de musici onderling nu zo groot is. Waar je normaliter op je oren kunt spelen, moet je nu volledig op de dirigent spelen; we hangen met onze ogen aan zijn stokje.’
‘Het was zoeken naar het juiste samenspel’, beaamt collega Jeroen Soors. Hij kon als solo-hoboïst van het NedPhO de strijkers bijna niet horen. ‘Er zit vertraging in het geluid, je moet op de slag van de dirigent spelen om de boel niet te laten ontsporen.
Het mooie was dat je na een paar maten direct voelt hoe goed je op elkaar bent ingespeeld, hoe goed je elkaar kent als musicus. Ook na ruim drie maanden stilte kun je op elkaar vertrouwen, zelfs onder de nieuwe podiumregels.’
‘Ook na ruim drie maanden stilte kun je op elkaar vertrouwen’
‘Ik heb het gevoel dat we onze klank tijdens de intensieve repetitieperiode met Marc opnieuw hebben uitgevonden. In het begin gedroeg ik me vrij afwachtend, alles voelde vreemd, daarna durfde ik steeds meer initiatief te nemen en was ik theatraler in mijn toon en aanzet. De concertmeester vertelde me dat de strijkers ons juist wel goed kunnen horen en dat het helpt als wij initiatief nemen.’
‘Tijdens het concert was ik als vanouds muziek aan het maken, dan kom je toch vanzelf in de stand van: we gaan ervoor, het moet nu gebeuren. Het nadenken en anders kijken en luisteren tijdens de eerste anderhalvemeterrepetities waren bevreemdend, maar hebben mij geholpen om me volledig vrij te voelen tijdens het concert. Ik kon mijn geluk niet op dat we weer samenspeelden.’
Concertgebouworkest
Een week eerder was de Grote Zaal nog het domein van het Concertgebouworkest. Gustavo Gimeno dirigeerde het eerste anderhalvemeterconcert bij het gezelschap: Dvořáks Achtste symfonie. ‘Een goede symfonie dirigeren met tweeduizend man in de zaal is een droom, nostalgie’, zegt Gimeno. ‘Maar nog maar een paar weken geleden zat iedereen thuis en gebeurde er niets op het podium, dus een concert met welke nieuwe regelgeving dan ook geeft hoop voor de toekomst.’
‘Het was zoeken naar het juiste samenspel’, beaamt collega Jeroen Soors. Hij kon als solo-hoboïst van het NedPhO de strijkers bijna niet horen. ‘Er zit vertraging in het geluid, je moet op de slag van de dirigent spelen om de boel niet te laten ontsporen.
Het mooie was dat je na een paar maten direct voelt hoe goed je op elkaar bent ingespeeld, hoe goed je elkaar kent als musicus. Ook na ruim drie maanden stilte kun je op elkaar vertrouwen, zelfs onder de nieuwe podiumregels.’
‘Ook na ruim drie maanden stilte kun je op elkaar vertrouwen’
‘Ik heb het gevoel dat we onze klank tijdens de intensieve repetitieperiode met Marc opnieuw hebben uitgevonden. In het begin gedroeg ik me vrij afwachtend, alles voelde vreemd, daarna durfde ik steeds meer initiatief te nemen en was ik theatraler in mijn toon en aanzet. De concertmeester vertelde me dat de strijkers ons juist wel goed kunnen horen en dat het helpt als wij initiatief nemen.’
‘Tijdens het concert was ik als vanouds muziek aan het maken, dan kom je toch vanzelf in de stand van: we gaan ervoor, het moet nu gebeuren. Het nadenken en anders kijken en luisteren tijdens de eerste anderhalvemeterrepetities waren bevreemdend, maar hebben mij geholpen om me volledig vrij te voelen tijdens het concert. Ik kon mijn geluk niet op dat we weer samenspeelden.’
Concertgebouworkest
Een week eerder was de Grote Zaal nog het domein van het Concertgebouworkest. Gustavo Gimeno dirigeerde het eerste anderhalvemeterconcert bij het gezelschap: Dvořáks Achtste symfonie. ‘Een goede symfonie dirigeren met tweeduizend man in de zaal is een droom, nostalgie’, zegt Gimeno. ‘Maar nog maar een paar weken geleden zat iedereen thuis en gebeurde er niets op het podium, dus een concert met welke nieuwe regelgeving dan ook geeft hoop voor de toekomst.’
Het allerbelangrijkste, zoals Gimeno het ervaart, is de attitude. Denk je als musicus: dit is onmogelijk, dan gaat het niet lukken. Als je accepteert dat je niet kamermuzikaal dicht bij elkaar kunt zitten en hard moeten werken voor die vanzelfsprekende intieme samenklank, bereik je het beste resultaat voor dit moment. ‘De houding van het orkest is voorbeeldig’, benadrukt Gimeno. ‘De musici die achter in hun groep zitten hebben hoe dan ook een zeer actieve speelhouding, heel alert, dat helpt ze onder deze omstandigheden.’
Heeft Gustavo Gimeno zijn slagtechniek aangepast aan de situatie? ‘Ik heb goed nagedacht over wat mijn functie als dirigent nu is, je gaat iets uitproberen met elkaar, opnieuw klank ontdekken. Ik was me ervan bewust dat we na zoveel maanden van onzekerheid weer het podium betreden. De een is misschien bang, de ander niet, de een is wellicht meer gemotiveerd dan de ander, je weet niet wat mensen hebben doorgemaakt de afgelopen periode.
Ik probeerde te anticiperen. Als er een lastige passage was in Dvořák richtte ik mijn aandacht goed op de groep die moest gaan spelen. Ik probeerde behulpzaam te zijn. Het ging niet om groter en duidelijker slaan, maar om aandacht geven, mentaal aanwezig zijn voor de spelers.
Het podium van de Grote Zaal is berucht lastig. Een goede ensemblebalans vinden is nooit eenvoudig, de klank is snel diffuus. Die problemen worden nu uitvergroot, door de onderlinge afstand. Alles kost meer tijd.’
‘Het gekke was, na twee dagen repeteren waren mijn desperate gevoelens van de afgelopen maanden als sneeuw voor de zon verdwenen. Ik vind het ongelofelijk hoe snel iedereen zich heeft aangepast aan de nieuwe situatie.’
Het allerbelangrijkste, zoals Gimeno het ervaart, is de attitude. Denk je als musicus: dit is onmogelijk, dan gaat het niet lukken. Als je accepteert dat je niet kamermuzikaal dicht bij elkaar kunt zitten en hard moeten werken voor die vanzelfsprekende intieme samenklank, bereik je het beste resultaat voor dit moment. ‘De houding van het orkest is voorbeeldig’, benadrukt Gimeno. ‘De musici die achter in hun groep zitten hebben hoe dan ook een zeer actieve speelhouding, heel alert, dat helpt ze onder deze omstandigheden.’
Heeft Gustavo Gimeno zijn slagtechniek aangepast aan de situatie? ‘Ik heb goed nagedacht over wat mijn functie als dirigent nu is, je gaat iets uitproberen met elkaar, opnieuw klank ontdekken. Ik was me ervan bewust dat we na zoveel maanden van onzekerheid weer het podium betreden. De een is misschien bang, de ander niet, de een is wellicht meer gemotiveerd dan de ander, je weet niet wat mensen hebben doorgemaakt de afgelopen periode.
Ik probeerde te anticiperen. Als er een lastige passage was in Dvořák richtte ik mijn aandacht goed op de groep die moest gaan spelen. Ik probeerde behulpzaam te zijn. Het ging niet om groter en duidelijker slaan, maar om aandacht geven, mentaal aanwezig zijn voor de spelers.
Het podium van de Grote Zaal is berucht lastig. Een goede ensemblebalans vinden is nooit eenvoudig, de klank is snel diffuus. Die problemen worden nu uitvergroot, door de onderlinge afstand. Alles kost meer tijd.’
‘Het gekke was, na twee dagen repeteren waren mijn desperate gevoelens van de afgelopen maanden als sneeuw voor de zon verdwenen. Ik vind het ongelofelijk hoe snel iedereen zich heeft aangepast aan de nieuwe situatie.’