Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Claron McFadden en Claire Chevallier: American-French Connection

Claron McFadden en Claire Chevallier: American-French Connection

Kleine Zaal
22 april 2025
20.15 uur

Print dit programma

Claron McFadden sopraan
Claire Chevallier fortepiano

Dit programma maakt deel uit van de series Spotlight en Vocaal 1.

Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.

Ook interessant:
- Het interview met Claron McFadden

AMERICAN-FRENCH CONNECTION

Tussendoor worden gedichten en brieven van Langston Hughes en Jean Cocteau voorgelezen, en fragmenten uit Ravel et nous, l’homme, l’ami, le musicien (1945) van Hélène ­Jourdan-Morhange.

Erik Satie (1866-1925)

Profondeur (ca. 1909)
voor piano solo

Francis Poulenc (1899-1963)

Avant le cinéma
Carte postale
uit ‘Quatre poèmes de Guillaume ­Apollinaire’ (1931)

Erik Satie

Je te veux (1897)
La diva de l’empire (1904)

Idylle, à Debussy
uit ‘Avant-dernières pensées’ (1915)
voor piano solo

Allons-y chochotte (1905)

Theo Loevendie (1930)

Ruined Gal (1964)

Cole Porter (1891-1964)

Miss Otis Regrets (1934; arr. Janelle Gill)

George Gershwin (1898-1937)

Oh, Lady, Be Good!
uit ‘Lady, Be Good’ (1924)

William Walton (1902-1983)

Old Sir Faulk
uit ‘Three Songs on Poems by Edith Sitwell’ (1931-32)

pauze ± 21.00 uur

Samuel Coleridge-Taylor (1875-1912)

O Roses for the Flush of Youth
Unmindful of the Roses
uit ‘Six Sorrow Songs’, op. 57 (1904)

The Shoshone’s Adieu (1904)

Maurice Ravel (1875-1937)

Aoua!
uit ‘Chansons madécasses’ (1925-26)

Claude Debussy (1862-1918)

Beau soir (1880)

Hommage à Joseph Haydn (1909)
voor piano solo

Edward Kennedy ‘Duke’ Ellington (1899-1974)

Sophisticated Lady (1932)

Scott Joplin (1868-1917)

Solace (1909)
voor piano solo

Claude Debussy

Feux d’artifice
uit ‘Préludes, boek II’ (1911-13)
voor piano solo

Edward Kennedy ‘Duke’ Ellington

T.G.T.T. ‘Too Good to Title’ (1967; arr. Janelle Gill)

einde ± 22.15 uur

Kleine Zaal 22 april 2025 20.15 uur

Claron McFadden sopraan
Claire Chevallier fortepiano

Dit programma maakt deel uit van de series Spotlight en Vocaal 1.

Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.

Ook interessant:
- Het interview met Claron McFadden

AMERICAN-FRENCH CONNECTION

Tussendoor worden gedichten en brieven van Langston Hughes en Jean Cocteau voorgelezen, en fragmenten uit Ravel et nous, l’homme, l’ami, le musicien (1945) van Hélène ­Jourdan-Morhange.

Erik Satie (1866-1925)

Profondeur (ca. 1909)
voor piano solo

Francis Poulenc (1899-1963)

Avant le cinéma
Carte postale
uit ‘Quatre poèmes de Guillaume ­Apollinaire’ (1931)

Erik Satie

Je te veux (1897)
La diva de l’empire (1904)

Idylle, à Debussy
uit ‘Avant-dernières pensées’ (1915)
voor piano solo

Allons-y chochotte (1905)

Theo Loevendie (1930)

Ruined Gal (1964)

Cole Porter (1891-1964)

Miss Otis Regrets (1934; arr. Janelle Gill)

George Gershwin (1898-1937)

Oh, Lady, Be Good!
uit ‘Lady, Be Good’ (1924)

William Walton (1902-1983)

Old Sir Faulk
uit ‘Three Songs on Poems by Edith Sitwell’ (1931-32)

pauze ± 21.00 uur

Samuel Coleridge-Taylor (1875-1912)

O Roses for the Flush of Youth
Unmindful of the Roses
uit ‘Six Sorrow Songs’, op. 57 (1904)

The Shoshone’s Adieu (1904)

Maurice Ravel (1875-1937)

Aoua!
uit ‘Chansons madécasses’ (1925-26)

Claude Debussy (1862-1918)

Beau soir (1880)

Hommage à Joseph Haydn (1909)
voor piano solo

Edward Kennedy ‘Duke’ Ellington (1899-1974)

Sophisticated Lady (1932)

Scott Joplin (1868-1917)

Solace (1909)
voor piano solo

Claude Debussy

Feux d’artifice
uit ‘Préludes, boek II’ (1911-13)
voor piano solo

Edward Kennedy ‘Duke’ Ellington

T.G.T.T. ‘Too Good to Title’ (1967; arr. Janelle Gill)

einde ± 22.15 uur

Toelichting

Toelichting

door Carine Alders

Op een mooie dag in het vroege voorjaar van 1924 stapte Langston Hughes uit de trein op Gare du Nord. Zijn carrière als keukenhulp op een oceaanstomer was kort daarvoor geëindigd in Rotterdam, na een ruzie over restjes kip. Eten voor officiers was niet bestemd voor zwarte keukenhulpen, zelfs niet als het overbleef. Parijs was een verademing voor de jonge Amerikaanse dichter. De zwarte gemeenschap rond Montmartre bruiste en Hughes vond een baantje als keukenhulp in de nachtclub Le Grand Duc. Eigenaar Eugene Bullard was een van de eerste zwarte gevechtspiloten in de Eerste Wereldoorlog en tevens bokser en jazzmuzikant met de bijnaam ‘de zwarte zwaluw’. Bullard was niet de enige die na het einde van de oorlog het vrijere Parijs verkoos boven de strikte rassenscheiding in Amerika.

Jazz en ragtime

Dienend onder Frans bevel omdat de Amerikanen geen gemengde legereenheden toestonden, stak het Afro-Amerikaanse 369ste regiment infanterie – de Harlem Hellfighters – als eerste de Rijn over om de Duitsers terug te dringen. In Parijs werden de soldaten als helden onthaald, velen ontvingen hoge leger­onderscheidingen. Het muziekkorps van de Harlem Hellfighters onder leiding van James Reese Europe tourde door heel Europa met jazz en ragtime. De populariteit van de Afro-Amerikaanse soldaten ontketende een ware rage. Étienne de Beaumont, een bekende Parijse mecenas, organiseerde in 1918 een legendarisch ‘fête nègre’ met niet alleen Afro-Amerikaanse leger­muzikanten, maar ook een uitvoering van Francis Poulencs Rhapsodie nègre. Het betekende de definitieve doorbraak van een opwindende nieuwe muziekstijl.

Eerder hadden Claude Debussy en Erik Satie al geëxperimenteerd met ragtime en cakewalk. Satie had in 1885 zijn studie aan het conservatorium afgebroken en werkte als pianist in café-cabaret La Scala, waar hij Paulette Darty begeleidde, de ‘koningin van de valse lente’ (langzame wals). Ongetwijfeld heeft hij daar ook Eugénie Fougère zien optreden met haar exotische en erotisch getinte dansen. Na haar tournee door de Verenigde Staten danste Fougère als een van de eersten de cakewalk in Parijs. Debussy componeerde in 1908 het pianostuk Golliwogg’s Cakewalk. Maar pas door de optredens van Reese Europe en zijn militaire band in en na de Eerste Wereldoorlog, ook op straat, leerde het grote publiek jazz en ragtime kennen.

Broedplaats Montmartre

Op een grijze en winderige zondag in mei 1924 arriveerde Ada ‘Bricktop’ Smith in Parijs om haar collega-zangeres en danseres Florence Jones te vervangen in Le Grand Duc. Van jazzmuzikanten die regelmatig de oversteek naar ­Europa maakten had ze gehoord dat het leven in Parijs goedkoper en vrijer was, minder belemmerd door rassenvooroordelen en zonder alcoholverbod. Bij de aanblik van het bescheiden etablissement barstte de voormalige ster van Barron’s Exclusive Club in Harlem echter in tranen uit. Keukenhulp Langston Hughes – in de VS inmiddels naam makend als een van de grootste dichters van de Harlem Renaissance – troostte haar met een kom chicken and dumplings, het begin van een levenslange vriendschap. De ondernemende Bricktop runde al snel haar eigen club Chez Bricktop, waar ‘tout Paris’ zich welkom voelde. Niet alleen beroemde schrijvers zoals F. Scott Fitzgerald en Ernest Hemingway kwamen er vaak, ook Cole Porter was er een graag geziene gast. In Chez Bricktop ontmoetten Afro-Amerikaanse musici niet alleen rijke witte mecenassen, maar het was ook een broedplaats waar wit en zwart – van intellectuelen en kunstenaars tot musici en topsporters – elkaar ontmoetten en beïnvloedden, wat thuis in New York ondenkbaar was. Parijs bleef nog jaren een vrijhaven, ook bijvoorbeeld James Baldwin ontvluchtte na de Tweede Wereldoorlog de strikte rassenscheiding in New York om in Parijs vrij te kunnen ademen en werken.

Cole Porter

Cole Porter had zich uit patriot­tisme in 1917 ingescheept naar Frankrijk, op zoek naar avontuur. Toen de vrede getekend was, betrok de rijke Amerikaan een luxueus appartement in Parijs. Zijn feesten waren beroemd en sinds hij Ada Bricktop in Le Grand Duc zijn I’m In Love Again had horen zingen waren de twee dik bevriend. Zij leerde de gasten van Porter de charleston dansen en hij schreef voor haar Miss Otis Regrets. Op aandringen van zijn vrouw Linda schreef Porter zich in bij Vincent d’Indy’s Schola Cantorum, waar hij harmonie, contrapunt en orkestratie studeerde. De lessen druisten echter in tegen zijn gevoel van ritme en na twee jaar gaf hij de studie op. Tijdens de al even beroemde salons van zijn landgenote Winnaretta Singer ontmoette Porter de Franse componisten Darius Milhaud en Francis Poulenc. Poulenc droeg zijn lied Carte postale op aan Linda Porter. De eerste letters van elke regel van het gedicht van Guillaume Apollinaire vormen de naam Linda. Op verzoek van Milhaud componeerde Porter in 1923 zijn ballet Within the Quota – over de ervaringen van emigranten – voor het Ballet Suédois. Het ballet, georkestreerd door Charles Koechlin, ging samen met La création du monde van Milhaud in première. Milhaud verklankte een Afrikaanse scheppingsmythe met invloeden van de jazz die hij een jaar eerder in Harlem had gehoord tijdens zijn Amerikaanse tournee. Porters muzikale komedie ­Paris (1928) werd in New York 195 keer opgevoerd. Zo beïnvloedden de musici elkaar over en weer.

Op een mooie dag in het vroege voorjaar van 1924 stapte Langston Hughes uit de trein op Gare du Nord. Zijn carrière als keukenhulp op een oceaanstomer was kort daarvoor geëindigd in Rotterdam, na een ruzie over restjes kip. Eten voor officiers was niet bestemd voor zwarte keukenhulpen, zelfs niet als het overbleef. Parijs was een verademing voor de jonge Amerikaanse dichter. De zwarte gemeenschap rond Montmartre bruiste en Hughes vond een baantje als keukenhulp in de nachtclub Le Grand Duc. Eigenaar Eugene Bullard was een van de eerste zwarte gevechtspiloten in de Eerste Wereldoorlog en tevens bokser en jazzmuzikant met de bijnaam ‘de zwarte zwaluw’. Bullard was niet de enige die na het einde van de oorlog het vrijere Parijs verkoos boven de strikte rassenscheiding in Amerika.

Jazz en ragtime

Dienend onder Frans bevel omdat de Amerikanen geen gemengde legereenheden toestonden, stak het Afro-Amerikaanse 369ste regiment infanterie – de Harlem Hellfighters – als eerste de Rijn over om de Duitsers terug te dringen. In Parijs werden de soldaten als helden onthaald, velen ontvingen hoge leger­onderscheidingen. Het muziekkorps van de Harlem Hellfighters onder leiding van James Reese Europe tourde door heel Europa met jazz en ragtime. De populariteit van de Afro-Amerikaanse soldaten ontketende een ware rage. Étienne de Beaumont, een bekende Parijse mecenas, organiseerde in 1918 een legendarisch ‘fête nègre’ met niet alleen Afro-Amerikaanse leger­muzikanten, maar ook een uitvoering van Francis Poulencs Rhapsodie nègre. Het betekende de definitieve doorbraak van een opwindende nieuwe muziekstijl.

Eerder hadden Claude Debussy en Erik Satie al geëxperimenteerd met ragtime en cakewalk. Satie had in 1885 zijn studie aan het conservatorium afgebroken en werkte als pianist in café-cabaret La Scala, waar hij Paulette Darty begeleidde, de ‘koningin van de valse lente’ (langzame wals). Ongetwijfeld heeft hij daar ook Eugénie Fougère zien optreden met haar exotische en erotisch getinte dansen. Na haar tournee door de Verenigde Staten danste Fougère als een van de eersten de cakewalk in Parijs. Debussy componeerde in 1908 het pianostuk Golliwogg’s Cakewalk. Maar pas door de optredens van Reese Europe en zijn militaire band in en na de Eerste Wereldoorlog, ook op straat, leerde het grote publiek jazz en ragtime kennen.

Broedplaats Montmartre

Op een grijze en winderige zondag in mei 1924 arriveerde Ada ‘Bricktop’ Smith in Parijs om haar collega-zangeres en danseres Florence Jones te vervangen in Le Grand Duc. Van jazzmuzikanten die regelmatig de oversteek naar ­Europa maakten had ze gehoord dat het leven in Parijs goedkoper en vrijer was, minder belemmerd door rassenvooroordelen en zonder alcoholverbod. Bij de aanblik van het bescheiden etablissement barstte de voormalige ster van Barron’s Exclusive Club in Harlem echter in tranen uit. Keukenhulp Langston Hughes – in de VS inmiddels naam makend als een van de grootste dichters van de Harlem Renaissance – troostte haar met een kom chicken and dumplings, het begin van een levenslange vriendschap. De ondernemende Bricktop runde al snel haar eigen club Chez Bricktop, waar ‘tout Paris’ zich welkom voelde. Niet alleen beroemde schrijvers zoals F. Scott Fitzgerald en Ernest Hemingway kwamen er vaak, ook Cole Porter was er een graag geziene gast. In Chez Bricktop ontmoetten Afro-Amerikaanse musici niet alleen rijke witte mecenassen, maar het was ook een broedplaats waar wit en zwart – van intellectuelen en kunstenaars tot musici en topsporters – elkaar ontmoetten en beïnvloedden, wat thuis in New York ondenkbaar was. Parijs bleef nog jaren een vrijhaven, ook bijvoorbeeld James Baldwin ontvluchtte na de Tweede Wereldoorlog de strikte rassenscheiding in New York om in Parijs vrij te kunnen ademen en werken.

Cole Porter

Cole Porter had zich uit patriot­tisme in 1917 ingescheept naar Frankrijk, op zoek naar avontuur. Toen de vrede getekend was, betrok de rijke Amerikaan een luxueus appartement in Parijs. Zijn feesten waren beroemd en sinds hij Ada Bricktop in Le Grand Duc zijn I’m In Love Again had horen zingen waren de twee dik bevriend. Zij leerde de gasten van Porter de charleston dansen en hij schreef voor haar Miss Otis Regrets. Op aandringen van zijn vrouw Linda schreef Porter zich in bij Vincent d’Indy’s Schola Cantorum, waar hij harmonie, contrapunt en orkestratie studeerde. De lessen druisten echter in tegen zijn gevoel van ritme en na twee jaar gaf hij de studie op. Tijdens de al even beroemde salons van zijn landgenote Winnaretta Singer ontmoette Porter de Franse componisten Darius Milhaud en Francis Poulenc. Poulenc droeg zijn lied Carte postale op aan Linda Porter. De eerste letters van elke regel van het gedicht van Guillaume Apollinaire vormen de naam Linda. Op verzoek van Milhaud componeerde Porter in 1923 zijn ballet Within the Quota – over de ervaringen van emigranten – voor het Ballet Suédois. Het ballet, georkestreerd door Charles Koechlin, ging samen met La création du monde van Milhaud in première. Milhaud verklankte een Afrikaanse scheppingsmythe met invloeden van de jazz die hij een jaar eerder in Harlem had gehoord tijdens zijn Amerikaanse tournee. Porters muzikale komedie ­Paris (1928) werd in New York 195 keer opgevoerd. Zo beïnvloedden de musici elkaar over en weer.

  • Le Chat Noir

    Le Chat Noir

  • Le Chat Noir

    Le Chat Noir

  • Le Chat Noir

    Le Chat Noir

  • Le Chat Noir

    Le Chat Noir

Nachtclub Le Chat Noir aan de Boulevard de Clichy in Parijs

Duke Ellington

Ada Bricktop bleef op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen in de jazz door de grammofoonplaten van Duke Ellington die haar moeder meesmokkelde bij bezoek aan haar dochter in Parijs. Tijdens een van zijn Europese tournees in de jaren 1930 trad hij eindelijk live op in Chez Bricktop. Ellington was op dat moment al een grote naam en werd door sommige muziekcritici vergeleken met Debussy, Igor Stravinsky, ­Maurice Ravel en Arnold Schönberg. Zelf ontkende hij dat hij ‘klassieke muziek’ componeerde. ‘De overeenkomsten bestaan alleen maar in de hoofden van deze zelfingenomen, overdreven geleerde musicologen. Ik kan net zo min componeren als Brahms de beat van de jive kan aangeven in een nachtclub op 52nd Street’, aldus Ellington. In zijn latere muziek hoor je wel harmonieën die met Debussy en Ravel geassocieerd worden, een klanktaal die hij vermoedelijk had leren waarderen dankzij zijn muzikale compagnon Billy Strayhorn.

Parijs en verder

Het nachtclubleven van Parijs vond ook elders in Europa navolging. In Berlijn was het cabaret Überbrettl gemodelleerd naar de Parijse club Le Chat Noir. Toen het gezelschap in 1901 in Wenen optrad, viel Schönberg als begeleider in voor een collega. Het inspireerde de jonge componist om een aantal ‘chansons’ voor Überbrettl te componeren, wat leidde tot een aanstelling bij het cabaretgezelschap in Berlijn. Naar verluidt mislukte de uitvoering van een van de chansons omdat de trompettist de moeilijke partij niet onder de knie kreeg. In Londen raakte William ­Walton in de ban van George ­Gershwin. Walton ­verwerkte ragtime in zijn muziek. Gershwin maakte verschillende keren de oversteek naar Europa, waar hij zich op zijn beurt liet inspireren door Franse componisten zoals Ravel, Milhaud, Poulenc en ­Arthur Honegger, wat dan weer terug te ­horen is in An American in Paris.

Nachtclub Le Chat Noir aan de Boulevard de Clichy in Parijs

Duke Ellington

Ada Bricktop bleef op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen in de jazz door de grammofoonplaten van Duke Ellington die haar moeder meesmokkelde bij bezoek aan haar dochter in Parijs. Tijdens een van zijn Europese tournees in de jaren 1930 trad hij eindelijk live op in Chez Bricktop. Ellington was op dat moment al een grote naam en werd door sommige muziekcritici vergeleken met Debussy, Igor Stravinsky, ­Maurice Ravel en Arnold Schönberg. Zelf ontkende hij dat hij ‘klassieke muziek’ componeerde. ‘De overeenkomsten bestaan alleen maar in de hoofden van deze zelfingenomen, overdreven geleerde musicologen. Ik kan net zo min componeren als Brahms de beat van de jive kan aangeven in een nachtclub op 52nd Street’, aldus Ellington. In zijn latere muziek hoor je wel harmonieën die met Debussy en Ravel geassocieerd worden, een klanktaal die hij vermoedelijk had leren waarderen dankzij zijn muzikale compagnon Billy Strayhorn.

Parijs en verder

Het nachtclubleven van Parijs vond ook elders in Europa navolging. In Berlijn was het cabaret Überbrettl gemodelleerd naar de Parijse club Le Chat Noir. Toen het gezelschap in 1901 in Wenen optrad, viel Schönberg als begeleider in voor een collega. Het inspireerde de jonge componist om een aantal ‘chansons’ voor Überbrettl te componeren, wat leidde tot een aanstelling bij het cabaretgezelschap in Berlijn. Naar verluidt mislukte de uitvoering van een van de chansons omdat de trompettist de moeilijke partij niet onder de knie kreeg. In Londen raakte William ­Walton in de ban van George ­Gershwin. Walton ­verwerkte ragtime in zijn muziek. Gershwin maakte verschillende keren de oversteek naar Europa, waar hij zich op zijn beurt liet inspireren door Franse componisten zoals Ravel, Milhaud, Poulenc en ­Arthur Honegger, wat dan weer terug te ­horen is in An American in Paris.

door Carine Alders

Toelichting

door Carine Alders

Op een mooie dag in het vroege voorjaar van 1924 stapte Langston Hughes uit de trein op Gare du Nord. Zijn carrière als keukenhulp op een oceaanstomer was kort daarvoor geëindigd in Rotterdam, na een ruzie over restjes kip. Eten voor officiers was niet bestemd voor zwarte keukenhulpen, zelfs niet als het overbleef. Parijs was een verademing voor de jonge Amerikaanse dichter. De zwarte gemeenschap rond Montmartre bruiste en Hughes vond een baantje als keukenhulp in de nachtclub Le Grand Duc. Eigenaar Eugene Bullard was een van de eerste zwarte gevechtspiloten in de Eerste Wereldoorlog en tevens bokser en jazzmuzikant met de bijnaam ‘de zwarte zwaluw’. Bullard was niet de enige die na het einde van de oorlog het vrijere Parijs verkoos boven de strikte rassenscheiding in Amerika.

Jazz en ragtime

Dienend onder Frans bevel omdat de Amerikanen geen gemengde legereenheden toestonden, stak het Afro-Amerikaanse 369ste regiment infanterie – de Harlem Hellfighters – als eerste de Rijn over om de Duitsers terug te dringen. In Parijs werden de soldaten als helden onthaald, velen ontvingen hoge leger­onderscheidingen. Het muziekkorps van de Harlem Hellfighters onder leiding van James Reese Europe tourde door heel Europa met jazz en ragtime. De populariteit van de Afro-Amerikaanse soldaten ontketende een ware rage. Étienne de Beaumont, een bekende Parijse mecenas, organiseerde in 1918 een legendarisch ‘fête nègre’ met niet alleen Afro-Amerikaanse leger­muzikanten, maar ook een uitvoering van Francis Poulencs Rhapsodie nègre. Het betekende de definitieve doorbraak van een opwindende nieuwe muziekstijl.

Eerder hadden Claude Debussy en Erik Satie al geëxperimenteerd met ragtime en cakewalk. Satie had in 1885 zijn studie aan het conservatorium afgebroken en werkte als pianist in café-cabaret La Scala, waar hij Paulette Darty begeleidde, de ‘koningin van de valse lente’ (langzame wals). Ongetwijfeld heeft hij daar ook Eugénie Fougère zien optreden met haar exotische en erotisch getinte dansen. Na haar tournee door de Verenigde Staten danste Fougère als een van de eersten de cakewalk in Parijs. Debussy componeerde in 1908 het pianostuk Golliwogg’s Cakewalk. Maar pas door de optredens van Reese Europe en zijn militaire band in en na de Eerste Wereldoorlog, ook op straat, leerde het grote publiek jazz en ragtime kennen.

Broedplaats Montmartre

Op een grijze en winderige zondag in mei 1924 arriveerde Ada ‘Bricktop’ Smith in Parijs om haar collega-zangeres en danseres Florence Jones te vervangen in Le Grand Duc. Van jazzmuzikanten die regelmatig de oversteek naar ­Europa maakten had ze gehoord dat het leven in Parijs goedkoper en vrijer was, minder belemmerd door rassenvooroordelen en zonder alcoholverbod. Bij de aanblik van het bescheiden etablissement barstte de voormalige ster van Barron’s Exclusive Club in Harlem echter in tranen uit. Keukenhulp Langston Hughes – in de VS inmiddels naam makend als een van de grootste dichters van de Harlem Renaissance – troostte haar met een kom chicken and dumplings, het begin van een levenslange vriendschap. De ondernemende Bricktop runde al snel haar eigen club Chez Bricktop, waar ‘tout Paris’ zich welkom voelde. Niet alleen beroemde schrijvers zoals F. Scott Fitzgerald en Ernest Hemingway kwamen er vaak, ook Cole Porter was er een graag geziene gast. In Chez Bricktop ontmoetten Afro-Amerikaanse musici niet alleen rijke witte mecenassen, maar het was ook een broedplaats waar wit en zwart – van intellectuelen en kunstenaars tot musici en topsporters – elkaar ontmoetten en beïnvloedden, wat thuis in New York ondenkbaar was. Parijs bleef nog jaren een vrijhaven, ook bijvoorbeeld James Baldwin ontvluchtte na de Tweede Wereldoorlog de strikte rassenscheiding in New York om in Parijs vrij te kunnen ademen en werken.

Cole Porter

Cole Porter had zich uit patriot­tisme in 1917 ingescheept naar Frankrijk, op zoek naar avontuur. Toen de vrede getekend was, betrok de rijke Amerikaan een luxueus appartement in Parijs. Zijn feesten waren beroemd en sinds hij Ada Bricktop in Le Grand Duc zijn I’m In Love Again had horen zingen waren de twee dik bevriend. Zij leerde de gasten van Porter de charleston dansen en hij schreef voor haar Miss Otis Regrets. Op aandringen van zijn vrouw Linda schreef Porter zich in bij Vincent d’Indy’s Schola Cantorum, waar hij harmonie, contrapunt en orkestratie studeerde. De lessen druisten echter in tegen zijn gevoel van ritme en na twee jaar gaf hij de studie op. Tijdens de al even beroemde salons van zijn landgenote Winnaretta Singer ontmoette Porter de Franse componisten Darius Milhaud en Francis Poulenc. Poulenc droeg zijn lied Carte postale op aan Linda Porter. De eerste letters van elke regel van het gedicht van Guillaume Apollinaire vormen de naam Linda. Op verzoek van Milhaud componeerde Porter in 1923 zijn ballet Within the Quota – over de ervaringen van emigranten – voor het Ballet Suédois. Het ballet, georkestreerd door Charles Koechlin, ging samen met La création du monde van Milhaud in première. Milhaud verklankte een Afrikaanse scheppingsmythe met invloeden van de jazz die hij een jaar eerder in Harlem had gehoord tijdens zijn Amerikaanse tournee. Porters muzikale komedie ­Paris (1928) werd in New York 195 keer opgevoerd. Zo beïnvloedden de musici elkaar over en weer.

Op een mooie dag in het vroege voorjaar van 1924 stapte Langston Hughes uit de trein op Gare du Nord. Zijn carrière als keukenhulp op een oceaanstomer was kort daarvoor geëindigd in Rotterdam, na een ruzie over restjes kip. Eten voor officiers was niet bestemd voor zwarte keukenhulpen, zelfs niet als het overbleef. Parijs was een verademing voor de jonge Amerikaanse dichter. De zwarte gemeenschap rond Montmartre bruiste en Hughes vond een baantje als keukenhulp in de nachtclub Le Grand Duc. Eigenaar Eugene Bullard was een van de eerste zwarte gevechtspiloten in de Eerste Wereldoorlog en tevens bokser en jazzmuzikant met de bijnaam ‘de zwarte zwaluw’. Bullard was niet de enige die na het einde van de oorlog het vrijere Parijs verkoos boven de strikte rassenscheiding in Amerika.

Jazz en ragtime

Dienend onder Frans bevel omdat de Amerikanen geen gemengde legereenheden toestonden, stak het Afro-Amerikaanse 369ste regiment infanterie – de Harlem Hellfighters – als eerste de Rijn over om de Duitsers terug te dringen. In Parijs werden de soldaten als helden onthaald, velen ontvingen hoge leger­onderscheidingen. Het muziekkorps van de Harlem Hellfighters onder leiding van James Reese Europe tourde door heel Europa met jazz en ragtime. De populariteit van de Afro-Amerikaanse soldaten ontketende een ware rage. Étienne de Beaumont, een bekende Parijse mecenas, organiseerde in 1918 een legendarisch ‘fête nègre’ met niet alleen Afro-Amerikaanse leger­muzikanten, maar ook een uitvoering van Francis Poulencs Rhapsodie nègre. Het betekende de definitieve doorbraak van een opwindende nieuwe muziekstijl.

Eerder hadden Claude Debussy en Erik Satie al geëxperimenteerd met ragtime en cakewalk. Satie had in 1885 zijn studie aan het conservatorium afgebroken en werkte als pianist in café-cabaret La Scala, waar hij Paulette Darty begeleidde, de ‘koningin van de valse lente’ (langzame wals). Ongetwijfeld heeft hij daar ook Eugénie Fougère zien optreden met haar exotische en erotisch getinte dansen. Na haar tournee door de Verenigde Staten danste Fougère als een van de eersten de cakewalk in Parijs. Debussy componeerde in 1908 het pianostuk Golliwogg’s Cakewalk. Maar pas door de optredens van Reese Europe en zijn militaire band in en na de Eerste Wereldoorlog, ook op straat, leerde het grote publiek jazz en ragtime kennen.

Broedplaats Montmartre

Op een grijze en winderige zondag in mei 1924 arriveerde Ada ‘Bricktop’ Smith in Parijs om haar collega-zangeres en danseres Florence Jones te vervangen in Le Grand Duc. Van jazzmuzikanten die regelmatig de oversteek naar ­Europa maakten had ze gehoord dat het leven in Parijs goedkoper en vrijer was, minder belemmerd door rassenvooroordelen en zonder alcoholverbod. Bij de aanblik van het bescheiden etablissement barstte de voormalige ster van Barron’s Exclusive Club in Harlem echter in tranen uit. Keukenhulp Langston Hughes – in de VS inmiddels naam makend als een van de grootste dichters van de Harlem Renaissance – troostte haar met een kom chicken and dumplings, het begin van een levenslange vriendschap. De ondernemende Bricktop runde al snel haar eigen club Chez Bricktop, waar ‘tout Paris’ zich welkom voelde. Niet alleen beroemde schrijvers zoals F. Scott Fitzgerald en Ernest Hemingway kwamen er vaak, ook Cole Porter was er een graag geziene gast. In Chez Bricktop ontmoetten Afro-Amerikaanse musici niet alleen rijke witte mecenassen, maar het was ook een broedplaats waar wit en zwart – van intellectuelen en kunstenaars tot musici en topsporters – elkaar ontmoetten en beïnvloedden, wat thuis in New York ondenkbaar was. Parijs bleef nog jaren een vrijhaven, ook bijvoorbeeld James Baldwin ontvluchtte na de Tweede Wereldoorlog de strikte rassenscheiding in New York om in Parijs vrij te kunnen ademen en werken.

Cole Porter

Cole Porter had zich uit patriot­tisme in 1917 ingescheept naar Frankrijk, op zoek naar avontuur. Toen de vrede getekend was, betrok de rijke Amerikaan een luxueus appartement in Parijs. Zijn feesten waren beroemd en sinds hij Ada Bricktop in Le Grand Duc zijn I’m In Love Again had horen zingen waren de twee dik bevriend. Zij leerde de gasten van Porter de charleston dansen en hij schreef voor haar Miss Otis Regrets. Op aandringen van zijn vrouw Linda schreef Porter zich in bij Vincent d’Indy’s Schola Cantorum, waar hij harmonie, contrapunt en orkestratie studeerde. De lessen druisten echter in tegen zijn gevoel van ritme en na twee jaar gaf hij de studie op. Tijdens de al even beroemde salons van zijn landgenote Winnaretta Singer ontmoette Porter de Franse componisten Darius Milhaud en Francis Poulenc. Poulenc droeg zijn lied Carte postale op aan Linda Porter. De eerste letters van elke regel van het gedicht van Guillaume Apollinaire vormen de naam Linda. Op verzoek van Milhaud componeerde Porter in 1923 zijn ballet Within the Quota – over de ervaringen van emigranten – voor het Ballet Suédois. Het ballet, georkestreerd door Charles Koechlin, ging samen met La création du monde van Milhaud in première. Milhaud verklankte een Afrikaanse scheppingsmythe met invloeden van de jazz die hij een jaar eerder in Harlem had gehoord tijdens zijn Amerikaanse tournee. Porters muzikale komedie ­Paris (1928) werd in New York 195 keer opgevoerd. Zo beïnvloedden de musici elkaar over en weer.

  • Le Chat Noir

    Le Chat Noir

  • Le Chat Noir

    Le Chat Noir

  • Le Chat Noir

    Le Chat Noir

  • Le Chat Noir

    Le Chat Noir

Nachtclub Le Chat Noir aan de Boulevard de Clichy in Parijs

Duke Ellington

Ada Bricktop bleef op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen in de jazz door de grammofoonplaten van Duke Ellington die haar moeder meesmokkelde bij bezoek aan haar dochter in Parijs. Tijdens een van zijn Europese tournees in de jaren 1930 trad hij eindelijk live op in Chez Bricktop. Ellington was op dat moment al een grote naam en werd door sommige muziekcritici vergeleken met Debussy, Igor Stravinsky, ­Maurice Ravel en Arnold Schönberg. Zelf ontkende hij dat hij ‘klassieke muziek’ componeerde. ‘De overeenkomsten bestaan alleen maar in de hoofden van deze zelfingenomen, overdreven geleerde musicologen. Ik kan net zo min componeren als Brahms de beat van de jive kan aangeven in een nachtclub op 52nd Street’, aldus Ellington. In zijn latere muziek hoor je wel harmonieën die met Debussy en Ravel geassocieerd worden, een klanktaal die hij vermoedelijk had leren waarderen dankzij zijn muzikale compagnon Billy Strayhorn.

Parijs en verder

Het nachtclubleven van Parijs vond ook elders in Europa navolging. In Berlijn was het cabaret Überbrettl gemodelleerd naar de Parijse club Le Chat Noir. Toen het gezelschap in 1901 in Wenen optrad, viel Schönberg als begeleider in voor een collega. Het inspireerde de jonge componist om een aantal ‘chansons’ voor Überbrettl te componeren, wat leidde tot een aanstelling bij het cabaretgezelschap in Berlijn. Naar verluidt mislukte de uitvoering van een van de chansons omdat de trompettist de moeilijke partij niet onder de knie kreeg. In Londen raakte William ­Walton in de ban van George ­Gershwin. Walton ­verwerkte ragtime in zijn muziek. Gershwin maakte verschillende keren de oversteek naar Europa, waar hij zich op zijn beurt liet inspireren door Franse componisten zoals Ravel, Milhaud, Poulenc en ­Arthur Honegger, wat dan weer terug te ­horen is in An American in Paris.

Nachtclub Le Chat Noir aan de Boulevard de Clichy in Parijs

Duke Ellington

Ada Bricktop bleef op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen in de jazz door de grammofoonplaten van Duke Ellington die haar moeder meesmokkelde bij bezoek aan haar dochter in Parijs. Tijdens een van zijn Europese tournees in de jaren 1930 trad hij eindelijk live op in Chez Bricktop. Ellington was op dat moment al een grote naam en werd door sommige muziekcritici vergeleken met Debussy, Igor Stravinsky, ­Maurice Ravel en Arnold Schönberg. Zelf ontkende hij dat hij ‘klassieke muziek’ componeerde. ‘De overeenkomsten bestaan alleen maar in de hoofden van deze zelfingenomen, overdreven geleerde musicologen. Ik kan net zo min componeren als Brahms de beat van de jive kan aangeven in een nachtclub op 52nd Street’, aldus Ellington. In zijn latere muziek hoor je wel harmonieën die met Debussy en Ravel geassocieerd worden, een klanktaal die hij vermoedelijk had leren waarderen dankzij zijn muzikale compagnon Billy Strayhorn.

Parijs en verder

Het nachtclubleven van Parijs vond ook elders in Europa navolging. In Berlijn was het cabaret Überbrettl gemodelleerd naar de Parijse club Le Chat Noir. Toen het gezelschap in 1901 in Wenen optrad, viel Schönberg als begeleider in voor een collega. Het inspireerde de jonge componist om een aantal ‘chansons’ voor Überbrettl te componeren, wat leidde tot een aanstelling bij het cabaretgezelschap in Berlijn. Naar verluidt mislukte de uitvoering van een van de chansons omdat de trompettist de moeilijke partij niet onder de knie kreeg. In Londen raakte William ­Walton in de ban van George ­Gershwin. Walton ­verwerkte ragtime in zijn muziek. Gershwin maakte verschillende keren de oversteek naar Europa, waar hij zich op zijn beurt liet inspireren door Franse componisten zoals Ravel, Milhaud, Poulenc en ­Arthur Honegger, wat dan weer terug te ­horen is in An American in Paris.

door Carine Alders

Biografie

Claron McFadden, Sopraan

In het jaar dat de Amerikaanse zangeres Claron McFadden afstudeerde aan de Eastman School of Music, 1984, vestigde ze zich in Nederland. Een jaar later maakte ze onder Ton Koopman haar operadebuut in L’eroe cinese van Hasse tijdens het Holland Festival.

Ze tourde meermaals met William Christie, inclusief debuten op het Festival van Aix-en-Provence (Rameau) en in het Royal Opera House Covent Garden in Londen (Purcells King Arthur).

Opera zong ze ook aan La Scala in Milaan, La Fenice in Venetië en de Bayerische Staatsoper in München, en opvallende engagementen bij De Nationale Opera waren Poulencs Dialogues des Carmélites en Van der Aa’s After Life. In Glyndebourne stond ze in de ­première van Jonathan Dove’s Flight en in de titelrol van Bergs Lulu. Claron ­McFadden werkte met Neeme ­Järvi, Claus Peter Flor, Andrew Davis (BBC Proms), Fabio Biondi, Frans Brüggen en Reinbert de Leeuw en deed projecten met The Nash Ensemble (Grammy-­nominatie voor Birtwistles The Woman and the Hare), het Arditti Quartet en Artvark.

Ze werd geëngageerd door ­Asko|Schönberg, het Concertgebouworkest en de orkesten van de MDR en de SWR, maar ook door het dansgezelschap van Alain Platel en het Jazz Orchestra of the Concertgebouw. De zangeres geeft les aan het Conservatorium van Amsterdam, ontving de Amsterdamprijs voor de Kunst 2006 en is sinds 2017 lid van de Academie van ­Kunsten.

Bij haar vorige optreden in de Grote Zaal, in oktober 2023, was ze ­Despina in Mozarts Così fan tutte door het Orkest van de Achttiende Eeuw onder leiding van Manoj Kamps. In de Kleine Zaal bracht ze op 28 april 2024 met La Sfera Armoniosa een ­programma over sterke vrouwen van rond 1600. Dit seizoen heeft Claron McFadden een Spotlight in de Eigen Programmering van Het Concertgebouw.

Claire Chevallier, fortepiano

Claire Chevallier heeft zich gespecialiseerd in de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk en heeft een collectie van zes historische vleugels uit Frankrijk en Rusland uit de periode 1842-1920. De Franse pianiste combineerde haar muziekopleiding aan conservatoria in Nancy, Straatsburg en Parijs met een studie wis- en natuurkunde.

Haar pianostudie voltooide ze aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij Jean-Claude Vanden Eynden en Guy Van Waas.

Masterclasses op fortepiano kreeg ze van Jos van Immerseel, en naast het bespelen van oude instrumenten maakte ze zich ook het onderhoud en het stemmen ervan eigen. In 1996 tourde ze met een Mozart-productie van dans­gezelschap Rosas en Anima Eterna Brugge langs onder meer de Royal Festival Hall in Londen, De Munt in Brussel en het Staatsschauspiel in Dresden. Sindsdien verscheen Claire Chevallier als solist of kamermusicus op podia als de Cité de la Musique en de Salle Pleyel in Parijs, de operahuizen van Dijon en Bordeaux, het Mozarteum in Salzburg, de Alte Oper Frankfurt, Sanssouci in Potsdam, Bozar in Brussel, deSingel in Antwerpen en de oudemuziekfestivals van Saintes, Bremen en Keulen; drie jaar lang was ze in residence bij AMUZ in Antwerpen.

Sinds 2004 geeft Claire Chevallier les op fortepiano aan het Brussels conservatorium, en in 2007 en 2010 zat ze in Brugge in de jury van de International Fortepiano Competition van het MA Festival. Jurylid was ze ook bij het Liszt Concours in Utrecht en het Chopin Concours in Warschau. Met Claron McFadden en acteur Josse De Pauw maakte ze eerder voor Muziektheater Transparant de voorstelling Façade: The Final Days of Mata-Hari.

Claire Chevallier maakt haar debuut in de Kleine Zaal.