Concertprogramma
Het Concertgebouworkest 400 jaar na Sweelinck
Grote Zaal 29 oktober 2021 20.15 uur
Dit programma maakt deel uit van de series B en Z.
Concertgebouworkest
Maxim Emelyanychev dirigent, zink
Ivan Podyomov hobo
Gustavo Núñez fagot
Tjeerd Top viool
Johan van Iersel cello
in samenwerking met Stichting Sweelinck 2021
Interessante artikelen bij dit concert:
- Een lijntje met Sweelinck
- Jan Pieterszoon Sweelinck: De Orpheus van Amsterdam vier eeuwen later
- Luister naar mij
- 5 x een hommage aan Jan Pieterszoon Sweelinck
- Sweelinck aan de Van Baerlestraat
- Felix Mendelssohn: Vijfde symfonie ‘Reformatie’
- Plaatsvervangend solocellist Johan van Iersel: ‘Ik gooi alles in de snelkookpan’
Joey Roukens (1982)
Vertekende fantasie (naar J.P. Sweelinck) (2021)
geschreven in opdracht van het Koninklijk Concertgebouworkest; wereldpremière
Joseph Haydn (1732-1809)
Sinfonia concertante in Bes gr.t., Hob.I: 105 (1792)
voor hobo, fagot, viool, cello en orkest
Allegro
Andante
Allegro con spirito
pauze ± 20.55
Jan Pieterszoon Sweelinck (1561-1621)
Beati pauperes uit ‘Cantiones sacrae’ (gepubliceerd 1619, instrumentatie M. Emelyanychev)
Maxim Emelyanychev – zink (cornetto)
Bart Claessens – alttrombone
Nico Schippers – tenortrombone
Martin Schippers – bastrombone
Harm Vuijk – serpent
Erwin Wiersinga – orgel
Felix Mendelssohn (1809-1847)
Symfonie nr. 5, op. 107 (1832) ‘Reformatie’
Andante – Allegro con fuoco
Allegro vivace
Andante
Choral: Ein’ feste Burg ist unser Gott! Andante
con moto – Allegro vivace – Allegro maestoso
einde ± 22.10
Dit programma maakt deel uit van de series B en Z.
Concertgebouworkest
Maxim Emelyanychev dirigent, zink
Ivan Podyomov hobo
Gustavo Núñez fagot
Tjeerd Top viool
Johan van Iersel cello
in samenwerking met Stichting Sweelinck 2021
Interessante artikelen bij dit concert:
- Een lijntje met Sweelinck
- Jan Pieterszoon Sweelinck: De Orpheus van Amsterdam vier eeuwen later
- Luister naar mij
- 5 x een hommage aan Jan Pieterszoon Sweelinck
- Sweelinck aan de Van Baerlestraat
- Felix Mendelssohn: Vijfde symfonie ‘Reformatie’
- Plaatsvervangend solocellist Johan van Iersel: ‘Ik gooi alles in de snelkookpan’
Joey Roukens (1982)
Vertekende fantasie (naar J.P. Sweelinck) (2021)
geschreven in opdracht van het Koninklijk Concertgebouworkest; wereldpremière
Joseph Haydn (1732-1809)
Sinfonia concertante in Bes gr.t., Hob.I: 105 (1792)
voor hobo, fagot, viool, cello en orkest
Allegro
Andante
Allegro con spirito
pauze ± 20.55
Jan Pieterszoon Sweelinck (1561-1621)
Beati pauperes uit ‘Cantiones sacrae’ (gepubliceerd 1619, instrumentatie M. Emelyanychev)
Maxim Emelyanychev – zink (cornetto)
Bart Claessens – alttrombone
Nico Schippers – tenortrombone
Martin Schippers – bastrombone
Harm Vuijk – serpent
Erwin Wiersinga – orgel
Felix Mendelssohn (1809-1847)
Symfonie nr. 5, op. 107 (1832) ‘Reformatie’
Andante – Allegro con fuoco
Allegro vivace
Andante
Choral: Ein’ feste Burg ist unser Gott! Andante
con moto – Allegro vivace – Allegro maestoso
einde ± 22.10
Toelichting
Jan Pieterszoon Sweelinck werd tijdens zijn leven op handen gedragen. De invloed van de ‘Orpheus van Amsterdam’ strekte zich via zijn leerlingen uit tot Johann Sebastian Bach. Nadat de polyfone muziek uit de Renaissance en de Barok in de achttiende eeuw als te moeilijk en hopeloos ouderwets terzijde was geschoven, vond in de negentiende eeuw – aangezwengeld door een groeiend historisch en nationaal bewustzijn – in heel Europa een herwaardering plaats. In Het Concertgebouw, dat in 1888 zijn deuren opende, kreeg Sweelinck een plaats in de eregalerij van de Grote Zaal.
Om te herdenken dat Sweelinck 400 jaar geleden stierf, speelt hij een centrale rol binnen dit vier eeuwen omspannende programma. Maxim Emelyanychev debuteert bij het Concertgebouworkest niet alleen als dirigent, maar ook als bespeler van de zink (Italiaans: cornetto) in een uitvoering van Sweelincks Beati pauperes op historische instrumenten. Het arrangement is gebaseerd op een speciale editie, vervaardigd door musicoloog Simon Groot, bestuursvoorzitter van de Stichting Sweelinck 2021.
Jan Pieterszoon Sweelinck werd tijdens zijn leven op handen gedragen. De invloed van de ‘Orpheus van Amsterdam’ strekte zich via zijn leerlingen uit tot Johann Sebastian Bach. Nadat de polyfone muziek uit de Renaissance en de Barok in de achttiende eeuw als te moeilijk en hopeloos ouderwets terzijde was geschoven, vond in de negentiende eeuw – aangezwengeld door een groeiend historisch en nationaal bewustzijn – in heel Europa een herwaardering plaats. In Het Concertgebouw, dat in 1888 zijn deuren opende, kreeg Sweelinck een plaats in de eregalerij van de Grote Zaal.
Om te herdenken dat Sweelinck 400 jaar geleden stierf, speelt hij een centrale rol binnen dit vier eeuwen omspannende programma. Maxim Emelyanychev debuteert bij het Concertgebouworkest niet alleen als dirigent, maar ook als bespeler van de zink (Italiaans: cornetto) in een uitvoering van Sweelincks Beati pauperes op historische instrumenten. Het arrangement is gebaseerd op een speciale editie, vervaardigd door musicoloog Simon Groot, bestuursvoorzitter van de Stichting Sweelinck 2021.
Joey Roukens (1982)
Roukens: Vertekende fantasie
De Nederlandse componist Joey Roukens laat zich graag inspireren door grote voorbeelden uit een ver verleden. Zo schreef hij in 2009 And David Sang, een vrije bewerking van Planxit autem David van Josquin des Prez. Recenter gaf hij misteksten en polyfone technieken uit de Middeleeuwen en Renaissance een hedendaagse twist in Angeli (2019) voor vrouwenstemmen en cello’s.
Voor het Concertgebouworkest en de Stichting Sweelinck 2021 stortte hij zich met veel plezier op Jan Pieterszoon Sweelinck. Roukens: ‘Ik heb veel met zijn muziek, in het bijzonder met de klavierwerken die ik geregeld zelf aan de piano doorspeel.’ Een van de fantasia’s in dorische modus (SWwV 259) ligt aan de basis van het nieuwe opdrachtwerk. Sweelinck is steeds aanwezig, maar ‘gefilterd door een 21ste-eeuwse bril’, als ‘in een (hedendaagse) droom die de muziek op een surrealistische manier vervormt.’ Het werk trekt Sweelincks idioom naar onze tijd met bevreemdende harmonieën, vervormde ritmes en dramatische contrasten.
De eerste kalme maten, met dalende kleine tertsen (f-d, g-e) als uitgangspunt, leiden tot woeliger episodes doordat snellere passages en versieringen steeds meer de overhand krijgen – een principe dat ook bij Sweelinck veel voorkomt. De muziek krijgt een motorische vaart die veel van Roukens’ werk typeert. Een hectische episode mondt uit in een zee van aanzwellende en wegstervende toonherhalingen. Het slot roept een heel nieuwe, bijna mystieke klankwereld op.
Na Out of Control (2011), Chase (2013) – dat vorige maand én deze maand opnieuw op de lessenaar staat – en de hommage aan Leonard Bernstein Boundless (2017) is Vertekende fantasie Roukens’ vierde opdrachtwerk voor het Concertgebouworkest.
De Nederlandse componist Joey Roukens laat zich graag inspireren door grote voorbeelden uit een ver verleden. Zo schreef hij in 2009 And David Sang, een vrije bewerking van Planxit autem David van Josquin des Prez. Recenter gaf hij misteksten en polyfone technieken uit de Middeleeuwen en Renaissance een hedendaagse twist in Angeli (2019) voor vrouwenstemmen en cello’s.
Voor het Concertgebouworkest en de Stichting Sweelinck 2021 stortte hij zich met veel plezier op Jan Pieterszoon Sweelinck. Roukens: ‘Ik heb veel met zijn muziek, in het bijzonder met de klavierwerken die ik geregeld zelf aan de piano doorspeel.’ Een van de fantasia’s in dorische modus (SWwV 259) ligt aan de basis van het nieuwe opdrachtwerk. Sweelinck is steeds aanwezig, maar ‘gefilterd door een 21ste-eeuwse bril’, als ‘in een (hedendaagse) droom die de muziek op een surrealistische manier vervormt.’ Het werk trekt Sweelincks idioom naar onze tijd met bevreemdende harmonieën, vervormde ritmes en dramatische contrasten.
De eerste kalme maten, met dalende kleine tertsen (f-d, g-e) als uitgangspunt, leiden tot woeliger episodes doordat snellere passages en versieringen steeds meer de overhand krijgen – een principe dat ook bij Sweelinck veel voorkomt. De muziek krijgt een motorische vaart die veel van Roukens’ werk typeert. Een hectische episode mondt uit in een zee van aanzwellende en wegstervende toonherhalingen. Het slot roept een heel nieuwe, bijna mystieke klankwereld op.
Na Out of Control (2011), Chase (2013) – dat vorige maand én deze maand opnieuw op de lessenaar staat – en de hommage aan Leonard Bernstein Boundless (2017) is Vertekende fantasie Roukens’ vierde opdrachtwerk voor het Concertgebouworkest.
Joseph Haydn (1732-1809)
Haydn: Sinfonia concertante
De Beatles en de Stones, Blur versus Oasis – in Engeland houden ze wel van een muzikale titanenstrijd. Dat was al zo in de achttiende eeuw. Toen prins Nikolaus Esterházy in 1790 stierf, was zijn hofcomponist Joseph Haydn – na vele jaren trouwe dienst – eindelijk vrij om gehoor te geven aan herhaalde uitnodigingen vanuit Londen. Daar werd hij onthaald als een ware ster. Het jaar daarop gebeurde hetzelfde met zijn voormalige leerling Ignace Pleyel, die als Haydns grote concurrent werd neergezet. Een mediahype was geboren, ‘een bloedige harmonieuze strijd tussen leraar en leerling’, in de woorden van Haydn; ‘de kranten staan er vol mee, maar er zal wel snel een wapenstilstand komen, omdat mijn reputatie zo stevig verankerd is.’ Bij wijze van olie op het vuur kreeg hij tijdens zijn tweede bezoek aan Londen de opdracht om een sinfonia concertante te schrijven – een concert met meer dan één solist: een compositievorm waarin Pleyel excelleerde, maar die voor Haydn nieuw was. De ervaren Haydn, altijd in voor iets nieuws, nam de uitdaging graag aan. Met succes: zijn Sinfonia concertante imponeerde pers en publiek.
Waar een traditioneel soloconcert vaak een strijd tussen solist en orkest oplevert, is dat hier anders. De muziek heeft een sterk kamermuzikale kwaliteit. De solisten worden harmonieus begeleid door het orkest en maken er muzikaal gezien deel van uit. Het kwartet komt regelmatig naar voren met inventieve en soms virtuoze solo’s, waarna het weer wordt opgenomen in de orkestklank. Het is daarom passend dat bij uitvoeringen door het Concertgebouworkest de solisten steevast uit eigen gelederen komen.
Na afloop van de première zullen de vermeende concurrenten Haydn en Pleyel vast samen het glas hebben geheven, want ze waren goede vrienden.
De Beatles en de Stones, Blur versus Oasis – in Engeland houden ze wel van een muzikale titanenstrijd. Dat was al zo in de achttiende eeuw. Toen prins Nikolaus Esterházy in 1790 stierf, was zijn hofcomponist Joseph Haydn – na vele jaren trouwe dienst – eindelijk vrij om gehoor te geven aan herhaalde uitnodigingen vanuit Londen. Daar werd hij onthaald als een ware ster. Het jaar daarop gebeurde hetzelfde met zijn voormalige leerling Ignace Pleyel, die als Haydns grote concurrent werd neergezet. Een mediahype was geboren, ‘een bloedige harmonieuze strijd tussen leraar en leerling’, in de woorden van Haydn; ‘de kranten staan er vol mee, maar er zal wel snel een wapenstilstand komen, omdat mijn reputatie zo stevig verankerd is.’ Bij wijze van olie op het vuur kreeg hij tijdens zijn tweede bezoek aan Londen de opdracht om een sinfonia concertante te schrijven – een concert met meer dan één solist: een compositievorm waarin Pleyel excelleerde, maar die voor Haydn nieuw was. De ervaren Haydn, altijd in voor iets nieuws, nam de uitdaging graag aan. Met succes: zijn Sinfonia concertante imponeerde pers en publiek.
Waar een traditioneel soloconcert vaak een strijd tussen solist en orkest oplevert, is dat hier anders. De muziek heeft een sterk kamermuzikale kwaliteit. De solisten worden harmonieus begeleid door het orkest en maken er muzikaal gezien deel van uit. Het kwartet komt regelmatig naar voren met inventieve en soms virtuoze solo’s, waarna het weer wordt opgenomen in de orkestklank. Het is daarom passend dat bij uitvoeringen door het Concertgebouworkest de solisten steevast uit eigen gelederen komen.
Na afloop van de première zullen de vermeende concurrenten Haydn en Pleyel vast samen het glas hebben geheven, want ze waren goede vrienden.
Jan Pieterszoon Sweelinck (1561-1621)
Sweelinck: Beati pauperes
Toen Jan Pieterszoon Sweelinck in 1577 stadsorganist van Amsterdam werd, was de stad nog katholiek. Vrijwel alle Hollandse steden waren in 1572 al ‘overgegaan’ naar het calvinisme door prins Willem van Oranje als stadhouder te aanvaarden. De Amsterdamse koppigheid leidde tot isolatie, economische stagnatie en verval. Uiteindelijk zwichtte de stad. De Alteratie van Amsterdam verliep op 26 mei 1578 dan ook zonder bloedvergieten.
Dankzij het stadsbestuur kon het orgel van de Oude Kerk behouden worden en bleef Sweelinck stadsorganist, zij het niet meer tijdens kerkdiensten. Oogluikend werd veel toegestaan in Amsterdam, zelfs sinds het officiële verbod op paapse bijeenkomsten in 1591. Sweelincks Cantiones sacrae, 37 vijfstemmige motetten die dat jaar werden uitgegeven, zullen dan ook geklonken hebben op zulke bijeenkomsten bij katholieke patriciërs thuis. In de kerk was immers alleen nog eenstemmig gezang toegestaan.
Onbekend is welke kerk Sweelinck zelf aanhing. Net als zijn Engelse (katholieke) collega William Byrd bediende hij als musicus graag iedereen, van welk geloof dan ook. De Cantiones sacrae zijn vaak aangevoerd als bewijs van Sweelincks katholicisme. Onterecht: het Latijn was niet alleen de taal van de katholieke kerk, en de bundel bevat psalmverzen en evangeliepassages die overal acceptabel waren. Zoals de zaligsprekingen (Mattheüs 5:3-10) in Beati pauperes. Typerend zijn het rijke contrapunt met veel imitatie en de tempowisselingen, die voortkomen uit variaties in het combineren van korte en lange notenwaarden. Een voorbeeld van Sweelincks effectieve tekstuitbeelding vinden we bij ‘Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil’: in een lange keten van voorhoudingen boven een alsmaar stijgende bas is de uitzichtloosheid van de vervolgde voelbaar. Uiteindelijk staan alle elementen in dienst van een hechte, organische structuur.
Musici van alle gezindten – katholieken, calvinisten en lutheranen – gingen graag bij hem in de leer. Zo verspreidde zijn benadering van contrapunt en variatietechniek zich over Europa.
Toen Jan Pieterszoon Sweelinck in 1577 stadsorganist van Amsterdam werd, was de stad nog katholiek. Vrijwel alle Hollandse steden waren in 1572 al ‘overgegaan’ naar het calvinisme door prins Willem van Oranje als stadhouder te aanvaarden. De Amsterdamse koppigheid leidde tot isolatie, economische stagnatie en verval. Uiteindelijk zwichtte de stad. De Alteratie van Amsterdam verliep op 26 mei 1578 dan ook zonder bloedvergieten.
Dankzij het stadsbestuur kon het orgel van de Oude Kerk behouden worden en bleef Sweelinck stadsorganist, zij het niet meer tijdens kerkdiensten. Oogluikend werd veel toegestaan in Amsterdam, zelfs sinds het officiële verbod op paapse bijeenkomsten in 1591. Sweelincks Cantiones sacrae, 37 vijfstemmige motetten die dat jaar werden uitgegeven, zullen dan ook geklonken hebben op zulke bijeenkomsten bij katholieke patriciërs thuis. In de kerk was immers alleen nog eenstemmig gezang toegestaan.
Onbekend is welke kerk Sweelinck zelf aanhing. Net als zijn Engelse (katholieke) collega William Byrd bediende hij als musicus graag iedereen, van welk geloof dan ook. De Cantiones sacrae zijn vaak aangevoerd als bewijs van Sweelincks katholicisme. Onterecht: het Latijn was niet alleen de taal van de katholieke kerk, en de bundel bevat psalmverzen en evangeliepassages die overal acceptabel waren. Zoals de zaligsprekingen (Mattheüs 5:3-10) in Beati pauperes. Typerend zijn het rijke contrapunt met veel imitatie en de tempowisselingen, die voortkomen uit variaties in het combineren van korte en lange notenwaarden. Een voorbeeld van Sweelincks effectieve tekstuitbeelding vinden we bij ‘Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil’: in een lange keten van voorhoudingen boven een alsmaar stijgende bas is de uitzichtloosheid van de vervolgde voelbaar. Uiteindelijk staan alle elementen in dienst van een hechte, organische structuur.
Musici van alle gezindten – katholieken, calvinisten en lutheranen – gingen graag bij hem in de leer. Zo verspreidde zijn benadering van contrapunt en variatietechniek zich over Europa.
Jan Pieterszoon Sweelinck werd tijdens zijn leven op handen gedragen. De invloed van de ‘Orpheus van Amsterdam’ strekte zich via zijn leerlingen uit tot Johann Sebastian Bach. Nadat de polyfone muziek uit de Renaissance en de Barok in de achttiende eeuw als te moeilijk en hopeloos ouderwets terzijde was geschoven, vond in de negentiende eeuw – aangezwengeld door een groeiend historisch en nationaal bewustzijn – in heel Europa een herwaardering plaats. In Het Concertgebouw, dat in 1888 zijn deuren opende, kreeg Sweelinck een plaats in de eregalerij van de Grote Zaal.
Om te herdenken dat Sweelinck 400 jaar geleden stierf, speelt hij een centrale rol binnen dit vier eeuwen omspannende programma. Maxim Emelyanychev debuteert bij het Concertgebouworkest niet alleen als dirigent, maar ook als bespeler van de zink (Italiaans: cornetto) in een uitvoering van Sweelincks Beati pauperes op historische instrumenten. Het arrangement is gebaseerd op een speciale editie, vervaardigd door musicoloog Simon Groot, bestuursvoorzitter van de Stichting Sweelinck 2021.
Jan Pieterszoon Sweelinck werd tijdens zijn leven op handen gedragen. De invloed van de ‘Orpheus van Amsterdam’ strekte zich via zijn leerlingen uit tot Johann Sebastian Bach. Nadat de polyfone muziek uit de Renaissance en de Barok in de achttiende eeuw als te moeilijk en hopeloos ouderwets terzijde was geschoven, vond in de negentiende eeuw – aangezwengeld door een groeiend historisch en nationaal bewustzijn – in heel Europa een herwaardering plaats. In Het Concertgebouw, dat in 1888 zijn deuren opende, kreeg Sweelinck een plaats in de eregalerij van de Grote Zaal.
Om te herdenken dat Sweelinck 400 jaar geleden stierf, speelt hij een centrale rol binnen dit vier eeuwen omspannende programma. Maxim Emelyanychev debuteert bij het Concertgebouworkest niet alleen als dirigent, maar ook als bespeler van de zink (Italiaans: cornetto) in een uitvoering van Sweelincks Beati pauperes op historische instrumenten. Het arrangement is gebaseerd op een speciale editie, vervaardigd door musicoloog Simon Groot, bestuursvoorzitter van de Stichting Sweelinck 2021.
Joey Roukens (1982)
Roukens: Vertekende fantasie
De Nederlandse componist Joey Roukens laat zich graag inspireren door grote voorbeelden uit een ver verleden. Zo schreef hij in 2009 And David Sang, een vrije bewerking van Planxit autem David van Josquin des Prez. Recenter gaf hij misteksten en polyfone technieken uit de Middeleeuwen en Renaissance een hedendaagse twist in Angeli (2019) voor vrouwenstemmen en cello’s.
Voor het Concertgebouworkest en de Stichting Sweelinck 2021 stortte hij zich met veel plezier op Jan Pieterszoon Sweelinck. Roukens: ‘Ik heb veel met zijn muziek, in het bijzonder met de klavierwerken die ik geregeld zelf aan de piano doorspeel.’ Een van de fantasia’s in dorische modus (SWwV 259) ligt aan de basis van het nieuwe opdrachtwerk. Sweelinck is steeds aanwezig, maar ‘gefilterd door een 21ste-eeuwse bril’, als ‘in een (hedendaagse) droom die de muziek op een surrealistische manier vervormt.’ Het werk trekt Sweelincks idioom naar onze tijd met bevreemdende harmonieën, vervormde ritmes en dramatische contrasten.
De eerste kalme maten, met dalende kleine tertsen (f-d, g-e) als uitgangspunt, leiden tot woeliger episodes doordat snellere passages en versieringen steeds meer de overhand krijgen – een principe dat ook bij Sweelinck veel voorkomt. De muziek krijgt een motorische vaart die veel van Roukens’ werk typeert. Een hectische episode mondt uit in een zee van aanzwellende en wegstervende toonherhalingen. Het slot roept een heel nieuwe, bijna mystieke klankwereld op.
Na Out of Control (2011), Chase (2013) – dat vorige maand én deze maand opnieuw op de lessenaar staat – en de hommage aan Leonard Bernstein Boundless (2017) is Vertekende fantasie Roukens’ vierde opdrachtwerk voor het Concertgebouworkest.
De Nederlandse componist Joey Roukens laat zich graag inspireren door grote voorbeelden uit een ver verleden. Zo schreef hij in 2009 And David Sang, een vrije bewerking van Planxit autem David van Josquin des Prez. Recenter gaf hij misteksten en polyfone technieken uit de Middeleeuwen en Renaissance een hedendaagse twist in Angeli (2019) voor vrouwenstemmen en cello’s.
Voor het Concertgebouworkest en de Stichting Sweelinck 2021 stortte hij zich met veel plezier op Jan Pieterszoon Sweelinck. Roukens: ‘Ik heb veel met zijn muziek, in het bijzonder met de klavierwerken die ik geregeld zelf aan de piano doorspeel.’ Een van de fantasia’s in dorische modus (SWwV 259) ligt aan de basis van het nieuwe opdrachtwerk. Sweelinck is steeds aanwezig, maar ‘gefilterd door een 21ste-eeuwse bril’, als ‘in een (hedendaagse) droom die de muziek op een surrealistische manier vervormt.’ Het werk trekt Sweelincks idioom naar onze tijd met bevreemdende harmonieën, vervormde ritmes en dramatische contrasten.
De eerste kalme maten, met dalende kleine tertsen (f-d, g-e) als uitgangspunt, leiden tot woeliger episodes doordat snellere passages en versieringen steeds meer de overhand krijgen – een principe dat ook bij Sweelinck veel voorkomt. De muziek krijgt een motorische vaart die veel van Roukens’ werk typeert. Een hectische episode mondt uit in een zee van aanzwellende en wegstervende toonherhalingen. Het slot roept een heel nieuwe, bijna mystieke klankwereld op.
Na Out of Control (2011), Chase (2013) – dat vorige maand én deze maand opnieuw op de lessenaar staat – en de hommage aan Leonard Bernstein Boundless (2017) is Vertekende fantasie Roukens’ vierde opdrachtwerk voor het Concertgebouworkest.
Joseph Haydn (1732-1809)
Haydn: Sinfonia concertante
De Beatles en de Stones, Blur versus Oasis – in Engeland houden ze wel van een muzikale titanenstrijd. Dat was al zo in de achttiende eeuw. Toen prins Nikolaus Esterházy in 1790 stierf, was zijn hofcomponist Joseph Haydn – na vele jaren trouwe dienst – eindelijk vrij om gehoor te geven aan herhaalde uitnodigingen vanuit Londen. Daar werd hij onthaald als een ware ster. Het jaar daarop gebeurde hetzelfde met zijn voormalige leerling Ignace Pleyel, die als Haydns grote concurrent werd neergezet. Een mediahype was geboren, ‘een bloedige harmonieuze strijd tussen leraar en leerling’, in de woorden van Haydn; ‘de kranten staan er vol mee, maar er zal wel snel een wapenstilstand komen, omdat mijn reputatie zo stevig verankerd is.’ Bij wijze van olie op het vuur kreeg hij tijdens zijn tweede bezoek aan Londen de opdracht om een sinfonia concertante te schrijven – een concert met meer dan één solist: een compositievorm waarin Pleyel excelleerde, maar die voor Haydn nieuw was. De ervaren Haydn, altijd in voor iets nieuws, nam de uitdaging graag aan. Met succes: zijn Sinfonia concertante imponeerde pers en publiek.
Waar een traditioneel soloconcert vaak een strijd tussen solist en orkest oplevert, is dat hier anders. De muziek heeft een sterk kamermuzikale kwaliteit. De solisten worden harmonieus begeleid door het orkest en maken er muzikaal gezien deel van uit. Het kwartet komt regelmatig naar voren met inventieve en soms virtuoze solo’s, waarna het weer wordt opgenomen in de orkestklank. Het is daarom passend dat bij uitvoeringen door het Concertgebouworkest de solisten steevast uit eigen gelederen komen.
Na afloop van de première zullen de vermeende concurrenten Haydn en Pleyel vast samen het glas hebben geheven, want ze waren goede vrienden.
De Beatles en de Stones, Blur versus Oasis – in Engeland houden ze wel van een muzikale titanenstrijd. Dat was al zo in de achttiende eeuw. Toen prins Nikolaus Esterházy in 1790 stierf, was zijn hofcomponist Joseph Haydn – na vele jaren trouwe dienst – eindelijk vrij om gehoor te geven aan herhaalde uitnodigingen vanuit Londen. Daar werd hij onthaald als een ware ster. Het jaar daarop gebeurde hetzelfde met zijn voormalige leerling Ignace Pleyel, die als Haydns grote concurrent werd neergezet. Een mediahype was geboren, ‘een bloedige harmonieuze strijd tussen leraar en leerling’, in de woorden van Haydn; ‘de kranten staan er vol mee, maar er zal wel snel een wapenstilstand komen, omdat mijn reputatie zo stevig verankerd is.’ Bij wijze van olie op het vuur kreeg hij tijdens zijn tweede bezoek aan Londen de opdracht om een sinfonia concertante te schrijven – een concert met meer dan één solist: een compositievorm waarin Pleyel excelleerde, maar die voor Haydn nieuw was. De ervaren Haydn, altijd in voor iets nieuws, nam de uitdaging graag aan. Met succes: zijn Sinfonia concertante imponeerde pers en publiek.
Waar een traditioneel soloconcert vaak een strijd tussen solist en orkest oplevert, is dat hier anders. De muziek heeft een sterk kamermuzikale kwaliteit. De solisten worden harmonieus begeleid door het orkest en maken er muzikaal gezien deel van uit. Het kwartet komt regelmatig naar voren met inventieve en soms virtuoze solo’s, waarna het weer wordt opgenomen in de orkestklank. Het is daarom passend dat bij uitvoeringen door het Concertgebouworkest de solisten steevast uit eigen gelederen komen.
Na afloop van de première zullen de vermeende concurrenten Haydn en Pleyel vast samen het glas hebben geheven, want ze waren goede vrienden.
Jan Pieterszoon Sweelinck (1561-1621)
Sweelinck: Beati pauperes
Toen Jan Pieterszoon Sweelinck in 1577 stadsorganist van Amsterdam werd, was de stad nog katholiek. Vrijwel alle Hollandse steden waren in 1572 al ‘overgegaan’ naar het calvinisme door prins Willem van Oranje als stadhouder te aanvaarden. De Amsterdamse koppigheid leidde tot isolatie, economische stagnatie en verval. Uiteindelijk zwichtte de stad. De Alteratie van Amsterdam verliep op 26 mei 1578 dan ook zonder bloedvergieten.
Dankzij het stadsbestuur kon het orgel van de Oude Kerk behouden worden en bleef Sweelinck stadsorganist, zij het niet meer tijdens kerkdiensten. Oogluikend werd veel toegestaan in Amsterdam, zelfs sinds het officiële verbod op paapse bijeenkomsten in 1591. Sweelincks Cantiones sacrae, 37 vijfstemmige motetten die dat jaar werden uitgegeven, zullen dan ook geklonken hebben op zulke bijeenkomsten bij katholieke patriciërs thuis. In de kerk was immers alleen nog eenstemmig gezang toegestaan.
Onbekend is welke kerk Sweelinck zelf aanhing. Net als zijn Engelse (katholieke) collega William Byrd bediende hij als musicus graag iedereen, van welk geloof dan ook. De Cantiones sacrae zijn vaak aangevoerd als bewijs van Sweelincks katholicisme. Onterecht: het Latijn was niet alleen de taal van de katholieke kerk, en de bundel bevat psalmverzen en evangeliepassages die overal acceptabel waren. Zoals de zaligsprekingen (Mattheüs 5:3-10) in Beati pauperes. Typerend zijn het rijke contrapunt met veel imitatie en de tempowisselingen, die voortkomen uit variaties in het combineren van korte en lange notenwaarden. Een voorbeeld van Sweelincks effectieve tekstuitbeelding vinden we bij ‘Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil’: in een lange keten van voorhoudingen boven een alsmaar stijgende bas is de uitzichtloosheid van de vervolgde voelbaar. Uiteindelijk staan alle elementen in dienst van een hechte, organische structuur.
Musici van alle gezindten – katholieken, calvinisten en lutheranen – gingen graag bij hem in de leer. Zo verspreidde zijn benadering van contrapunt en variatietechniek zich over Europa.
Toen Jan Pieterszoon Sweelinck in 1577 stadsorganist van Amsterdam werd, was de stad nog katholiek. Vrijwel alle Hollandse steden waren in 1572 al ‘overgegaan’ naar het calvinisme door prins Willem van Oranje als stadhouder te aanvaarden. De Amsterdamse koppigheid leidde tot isolatie, economische stagnatie en verval. Uiteindelijk zwichtte de stad. De Alteratie van Amsterdam verliep op 26 mei 1578 dan ook zonder bloedvergieten.
Dankzij het stadsbestuur kon het orgel van de Oude Kerk behouden worden en bleef Sweelinck stadsorganist, zij het niet meer tijdens kerkdiensten. Oogluikend werd veel toegestaan in Amsterdam, zelfs sinds het officiële verbod op paapse bijeenkomsten in 1591. Sweelincks Cantiones sacrae, 37 vijfstemmige motetten die dat jaar werden uitgegeven, zullen dan ook geklonken hebben op zulke bijeenkomsten bij katholieke patriciërs thuis. In de kerk was immers alleen nog eenstemmig gezang toegestaan.
Onbekend is welke kerk Sweelinck zelf aanhing. Net als zijn Engelse (katholieke) collega William Byrd bediende hij als musicus graag iedereen, van welk geloof dan ook. De Cantiones sacrae zijn vaak aangevoerd als bewijs van Sweelincks katholicisme. Onterecht: het Latijn was niet alleen de taal van de katholieke kerk, en de bundel bevat psalmverzen en evangeliepassages die overal acceptabel waren. Zoals de zaligsprekingen (Mattheüs 5:3-10) in Beati pauperes. Typerend zijn het rijke contrapunt met veel imitatie en de tempowisselingen, die voortkomen uit variaties in het combineren van korte en lange notenwaarden. Een voorbeeld van Sweelincks effectieve tekstuitbeelding vinden we bij ‘Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil’: in een lange keten van voorhoudingen boven een alsmaar stijgende bas is de uitzichtloosheid van de vervolgde voelbaar. Uiteindelijk staan alle elementen in dienst van een hechte, organische structuur.
Musici van alle gezindten – katholieken, calvinisten en lutheranen – gingen graag bij hem in de leer. Zo verspreidde zijn benadering van contrapunt en variatietechniek zich over Europa.
Biografie
Maxim Emelyanychev, dirigent
Maxim Emelyanychev werkt als dirigent, pianist, klavecinist en cornettist. Hij studeerde piano en directie in zijn geboortestad Nizjni Novgorod, vervolgde zijn studie in de directieklas van Gennadi Rozjdestvenski aan het Tsjaikovski Conservatorium in Moskou en maakte zijn dirigeerdebuut op twaalfjarige leeftijd.
Sinds 2013 is Maxim Emelyanychev chef-dirigent van het oudemuziekensemble il Pomo d’Oro, waarmee hij internationaal tourde met mezzosopraan Joyce DiDonato (Eden, Grote Zaal 8 maart 2022) en countertenor Jakub Józef Orliński (Beyond, Grote Zaal 19 november 2023) en waarmee hij de complete symfonieën van Mozart opneemt.
In 2019 startte Maxim Emelyanychev als chef-dirigent van het Scottish Chamber Orchestra, en samen stonden ze al meermaals op de BBC Proms en het Edinburgh Festival.
Met ingang van seizoen 2025/2026 zal hij bovendien vaste gastdirigent zijn van het Swedish Radio Symphony Orchestra, waar hij in 2022 debuteerde. Als gastdirigent staat Maxim Emelyanychev veelvuldig voor het Orchestre National du Capitole de Toulouse en werkte hij ook met het Konzerthausorchester Berlin, de Berliner Philharmoniker, het Royal Liverpool Philharmonic Orchestra, het Mahler Chamber Orchestra, het Orchestra della Svizzera Italiana, het Orchestre de Paris en orkesten in Tokio, Osaka, Seattle en Toronto. In oktober 2021 dirigeerde hij voor het eerst het Concertgebouworkest en hij keerde er terug in 2023 en 2024.
Het Orchestra of the Age of Enlightenment leidde hij in opera’s van Händel op het Glyndebourne Festival (Rinaldo) en in Covent Garden in Londen (Agrippina). In april 2019 ontving Maxim Emelyanychev een International Opera Award in de categorie Nieuwkomers, en een jaar eerder werd zijn cd met Mozartsonates op fortepiano bekroond met een Choc de Classica.
In de Kleine Zaal maakt de veelzijdige musicus nu zijn debuut als pianist.
Ivan Podyomov, hobo
Ivan Podyomov is sinds augustus 2016 solohoboïst van het Concertgebouworkest, een positie die hij eerder bekleedde bij de Bamberger Symphoniker en MusicAeterna.
Als gastaanvoerder speelt hij regelmatig met het Lucerne Festival Orchestra, het Orchestra Mozart in Bologna en het Mahler Chamber Orchestra.
De Russische musicus studeerde bij Ivan Poesjetsjnikov aan de Gnessin Staatsacademie in Moskou en bij Maurice Bourgue aan het conservatorium van Genève. Al in zijn studiejaren won hij belangrijke concoursen als de ARD Musikwettbewerb in München (2011), het Concours de Genève (2010), de Sony Oboe Competition in Japan (2009) en het internationale muziekconcours Praagse Lente (2008). In 2009 debuteerde Ivan Podyomov als solist bij het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin.
Later werd hij ook door het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, het Tokyo Philharmonic Orchestra, het Symfonieorkest van Stavanger, de Kammerakademie Potsdam en het Münchener Kammerorchester als solist uitgenodigd. Kamermuziek speelde de hoboïst onder meer met het Hagen Quartett, de pianisten Lars Vogt en Olga Paschenko, klavecinist Trevor Pinnock, klarinettiste Sabine Meyer en fluitist Jacques Zoon en hij was te gast op de Salzburger Festspiele, het Festival de Radio France in Montpellier en de Festspiele Mecklenburg-Vorpommern. Ivan Podyomov geeft les aan de Hochschule für Musik in Luzern.
Gustavo Núñez, fagot
Gustavo Núñez, geboren in Montevideo, Uruguay, is solofagottist van het Concertgebouworkest sinds 1995.
Gustavo Núñez kreeg zijn eerste fagotlessen van zijn vader in Caracas en werd op zijn dertiende lid van het Simón BolÍvar jeugdorkest. Op zestienjarige leeftijd verwierf hij een beurs voor een studie aan het Royal College of Music in Londen bij Kerrison Camden. Later studeerde hij bij Klaus Thunemann in Hannover. Tijdens zijn studie, in 1987, won hij zowel de Prix Suisse van het Concours International d’Exécution Musicale de Genève als de eerste prijs van het Carl Maria von Weber Concours in München.
In 1988 was Gustavo Núñez solofagottist in het orkest van het Staatstheater Darmstadt; van 1989 tot 1995 bekleedde hij dezelfde functie bij de Bamberger Symphoniker. Hij maakte deel uit van de Deutsche Bläser Solisten, het Viotta Ensemble en de Ebony Band. Gustavo Núñez trad als solist op in heel Europa, de Verenigde Staten, Canada, verschillende landen in Zuid-Amerika, Australië, Korea en Japan. Hij geeft regelmatig masterclasses en is docent aan de Robert Schumann Hochschule in Düsseldorf en de Escuela Superior de Música Reina Sofía in Madrid.
Tjeerd Top, viool
Tjeerd Top studeerde bij Qui van Woerdekom en Jaring Walta aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, en vervolgde zijn studie aan het Conservatorium van Amsterdam bij Alexander Kerr. Beide studiefasen voltooide hij met onderscheiding.
In 2001 was Tjeerd Top winnaar van het Nationaal Vioolconcours Oskar Back. Tijdens dit concours ontving hij met pianiste Mariken Zandvliet tevens de Kersjes van de Groenekan Fonds.
Tjeerd heeft soleerde met onder meer Amsterdam Sinfonietta, Holland Symfonia, Nederlands Kamerorkest, het Concertgebouw Kamerorkest en Camerata Concertgebouworkest. Hij werkte als solist samen met de dirigenten Hans Vonk, Vassily Sinaisky, Peter Oundjian en Michael Lankaster.
Met het Vermeer Trio is hij regelmatig te beluisteren. Met pianiste Mariana Izman werd hij geselecteerd voor Het Debuut, een serie van tien concerten in de voornaamste concertzalen van Nederland. Tjeerd Top vormde jarenlang een duo met harpiste Lavinia Meijer. Samen wonnen zij de Fortis Mees/Pierson Award. Tjeerd maakte ook kamermuziek met Leonidos Kavakos, Emanuel Ax, Pierre-Laurent Aimard, Thomas Adès en vele anderen.
Sinds 2005 is Tjeerd eerste plaatsvervangend concertmeester van het Concertgebouworkest.
Ook trad hij regelmatig op als gastconcertmeester bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest, het Radio Filharmonisch Orkest, het WDR Sinfonieorchester, de Bamberger Symphoniker en het Philharmonia Orchestra.
Tjeerd Top bespeelt een Stradivarius uit 1713, aangekocht door een particuliere mecenas en hem ter beschikking gesteld via de Foundation Concertgebouworkest.
Johan van Iersel, cello
Cellist Johan van Iersel studeerde bij Elias Arizcuren aan het Utrechts Conservatorium, waar hij in 1995 met onderscheiding afstudeerde. Na zijn vervolgstudie bij Philippe Müller aan het Parijse Conservatoire National Supérieur de Musique volgde hij masterclasses bij Siegfried Palm, Mstislav Rostropovich en Heinrich Schiff. Sinds september 1997 is hij plaatsvervangend solocellist bij het Concertgebouworkest.
John van Iersel won prijzen op het Prinses Christina Concours (1990), het Postbank Sweelinck Concours (1992) en het concours van de Stichting Jong Muziektalent Nederland (1991). Samen met pianist Jeroen Bal ontving hij in 1992 de Zilveren Vriendenkrans van de Vereniging Vrienden van het Concertgebouworkest.
Met Jeroen Bal en plaatsvervangend concertmeester Tjeerd Top vormt hij het Vermeer Trio. Van Iersel speelde ook in het Escher Trio en is lid van het Blaeu Strijkkwartet, dat in binnen- en buitenland optreedt. Hij soleert regelmatig bij onder andere bij het Concertgebouworkest, het voormalige Radio Kamerorkest en het Residentie Orkest.
Johan van Iersel bespeelt sinds 2005 een F. Ruggieri cello (Cremona, 1687), voorheen eigendom van zijn celloleraar. Deze cello werd door de Foundation Concertgebouworkest en een aantal particulieren samen aangekocht en aan Van Iersel in bruikleen verstrekt.