Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Julia Kleiter en Michael Gees: Wolf en Schubert

Julia Kleiter en Michael Gees: Wolf en Schubert

Kleine Zaal
28 januari 2025
20.15 uur

Print dit programma

Julia Kleiter sopraan
Michael Gees piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Vocaal 2.

Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.

Ook interessant:
- De werkdag van Julia Kleiter

DENK’ ES, O SEELE! 

Hugo Wolf (1860-1903)

Denk’ es, o Seele!
uit ‘Lieder nach Gedichte von Eduard Mörike’ (1888)

Franz Schubert (1797-1828)

Die junge Nonne, D 828 (1825)
Der König in Thule, D 367 (1816)

Hugo Wolf

Lied vom Winde
uit ‘Lieder nach Gedichte von Eduard Mörike’

Franz Schubert

Mignon Lieder
Nur wer die Sehnsucht kennt, D 877 (1826)
Kennst du das Land?, D 321 (1815)
Heiss mich nicht reden, D 877 (1826)
So lasst mich scheinen, D 877 (1826)

Hugo Wolf

Ganymed
uit ‘Goethe-Lieder’ (1888)

pauze ± 21.00 uur

Hugo Wolf

Verborgenheit
uit ‘Lieder nach Gedichte von Eduard Mörike’

Franz Schubert

Der Zwerg, D 771 (1822-23)

Hugo Wolf

Komm’, o Tod, von Nacht umgeben
uit ‘Spanisches Liederbuch’ (1889-90)

Franz Schubert

Der Fischer, D 225 (1815)
Ins stille Land, D 403 (1816)

Hugo Wolf

Mignon Lieder (1888)
Nur wer die Sehnsucht kennt
Heiss mich nicht reden
So lasst mich scheinen
Kennst du das Land?

einde ± 22.10 uur

Kleine Zaal 28 januari 2025 20.15 uur

Julia Kleiter sopraan
Michael Gees piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Vocaal 2.

Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.

Ook interessant:
- De werkdag van Julia Kleiter

DENK’ ES, O SEELE! 

Hugo Wolf (1860-1903)

Denk’ es, o Seele!
uit ‘Lieder nach Gedichte von Eduard Mörike’ (1888)

Franz Schubert (1797-1828)

Die junge Nonne, D 828 (1825)
Der König in Thule, D 367 (1816)

Hugo Wolf

Lied vom Winde
uit ‘Lieder nach Gedichte von Eduard Mörike’

Franz Schubert

Mignon Lieder
Nur wer die Sehnsucht kennt, D 877 (1826)
Kennst du das Land?, D 321 (1815)
Heiss mich nicht reden, D 877 (1826)
So lasst mich scheinen, D 877 (1826)

Hugo Wolf

Ganymed
uit ‘Goethe-Lieder’ (1888)

pauze ± 21.00 uur

Hugo Wolf

Verborgenheit
uit ‘Lieder nach Gedichte von Eduard Mörike’

Franz Schubert

Der Zwerg, D 771 (1822-23)

Hugo Wolf

Komm’, o Tod, von Nacht umgeben
uit ‘Spanisches Liederbuch’ (1889-90)

Franz Schubert

Der Fischer, D 225 (1815)
Ins stille Land, D 403 (1816)

Hugo Wolf

Mignon Lieder (1888)
Nur wer die Sehnsucht kennt
Heiss mich nicht reden
So lasst mich scheinen
Kennst du das Land?

einde ± 22.10 uur

Toelichting

Toelichting

door Frits de Haen

‘Kennst du das Land wo die Zitronen blühen?’ Het is waarschijnlijk de meest iconische dichtregel van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832); daarnaast een van de bekendste uit de Duitse ­literatuur. Een ode aan Italië, uitgesproken door Mignon, een door Goethe gecreëerd personage. Het zijn deze Mignon-teksten die dit recital kleuren, met hun onvervulde verlangens. Toch zinspeelt de titel Denk’ es, o Seele! op een verlangen naar de overgang naar het hiernamaals. In de woorden van Julia Kleiter: ‘Mignon is de centrale figuur; als de jonge non, de visser, de dwerg... Allemaal verlangen ze in de pijn van de liefde naar de eeuwigheid die ons wacht na de dood. De lyrische ik in Hugo Wolfs lied Denk’ es, o Seele bereidt zich ook voor op dit onzekere moment en brengt de luisteraar van ons programma in de stemming voor dit thema.’

En zo slaat Julia Kleiter een brug met de andere dichters wier teksten als basis dienden voor de twee componisten in dit programma. Dichters die een minder do­minante rol speelden in de negentiende eeuw, maar dat maakt hun ­poëzie niet minder geschikt als illustratie van het thema. Zo mijmert de Zwitser Johann Gaudenz Salis-Seewis over de dood, en vinden we bij de Duitser Emanuel Geibel een duidelijk doodsverlangen. Overigens is Komm, o Tod, von Nacht umgeben uit het Spanisches Liederbuch een vertaling die Geibel maakte van een 15de-eeuws ­gedicht van Juan Escriva. Franz Schubert zette van zijn vriend Johann Nikolaus Craigher enkele gedichten op muziek, waaronder Die junge Nonne; de eveneens Weense dichter Matthäus Collin is vertegenwoordigd met Der Zwerg.

Goethe

Terug naar Goethe. Zijn Mignon is een ambigu, hermafroditisch personage dat door Meister wordt geadopteerd; de relatie tussen beiden is intiem. Mignon raadt hem aan om naar Italië te gaan: ‘Neem mij toch mee, ik bevries hier.’ En zo volgt een pelgrimstocht, Meister raakt verzeild aan het Lago Maggiore. Italië –  dat was voor Goethe het rijk van de kunst en poëzie. Overigens was de dichter, op het moment dat hij bovenstaande regels aan het papier toevertrouwde, zelf nog niet in Italië geweest –  dat gebeurde pas enkele jaren later. In 1786, inmiddels befaamd na zijn briefroman Die Leiden des jungen Werthers uit 1774, reisde hij naar het zuiden. Incognito, vanwege zijn faam: hij bediende zich van de naam Johann Philipp Möller. Hij zou er een lange periode blijven en maakte door deze episode, zoals hij het verwoordde, een wedergeboorte door. Hij deed onder meer Verona, Vicenza, Venetië en Rome aan, en leerde ook Napels en Sicilië kennen. In mei 1788 keerde Goethe terug naar Weimar. Enkele jaren later, in 1795/96, wordt Wilhelm Meisters Lehrjahre gepubliceerd. Het zijn acht boeken in totaal, in het derde vinden we Mignons beroemde verzuchting ‘Kennst du das Land’. Overigens is de tekst al terug te vinden in Wilhelm Meisters theatralischer Sendung uit 1776. 

Naast Kennst du das Land schreef Goethe nog drie andere Mignon-­liederen. Het geheel moet een verpletterende indruk hebben gemaakt: talloze componisten hebben deze gedichten getoonzet. Misschien des te vanzelfsprekender omdat Goethe zelf ook een groot muziekliefhebber was. Hij kende Ludwig van Beethoven, coachte de jonge Felix Mendelssohn en had een enorme bewondering voor Wolfgang Amadeus Mozart – hij had zelfs het liefste gezien dat deze componist zijn Faust op muziek had gezet. Al met al vormde de poëzie van Goethe een enorme inspiratiebron voor componisten. De New Grove Dictionary of Music and Musicians wijst erop dat Goethes teksten de liederenproductie domineerde van Franz Schubert tot Hugo Wolf. Het is onbegonnen werk om precies te achterhalen wie de Mignon-liederen allemaal op muziek hebben gezet; er is wel gezegd dat het rond de honderd componisten zijn, en onder hen zijn in ieder geval B­eethoven, Sc­hubert, Zelter, Schumann, Lisz­t, Spohr, Tsj­aikovski, Wolf en Rubinstein. 

Schubert en Wolf

Schuberts oeuvre kent meer dan vijftig Goethe-zettingen, Wolf komt tot een vergelijkbaar aantal.
Van deze twee componisten markeert de ene de vroege romantische periode, de tweede het einde ervan. Schuberts leven past helemaal in de jaren dat Goethe in het ondermaanse verkeerde; Wolf daarentegen werd geboren toen de dichter al bijna dertig jaar overleden was (Schubert was toen al 32 jaar dood). Schubert koesterde een bijna levenslange belangstelling voor Goethe: vanaf dat hij in 1814 Goethes Gretchen am Spinnrade op muziek had gezet. Wolf moest het meer hebben van intensieve periodes. Zo hield hij zich in de maanden oktober 1888 tot en met januari 1889 uitputtend met Goethe bezig; uit die periode stammen maar liefst 51 Goethe-liederen. Zijn Mignon Lieder die vanavond het programma afsluiten, werden alle vier gecomponeerd in december 1888. En hoewel Wolf zich vaak bediende van technieken die hij van Wagner overgenomen had, benadrukte hij zelf ook zijn schatplichtigheid aan Schubert en Schumann.

Mörike

Zo intensief, welhaast obsessief, als Wolf zich in een bepaalde periode bezighield met Goethe, zo verging hem dat ook met Eduard Mörike (1804-1875). Stammen de Goethe-liederen praktisch allemaal uit de laatste maanden van 1888, de in ­totaal 53 Mörike-liederen zagen groten­deels het licht in de eerste maanden van dat jaar. Hoe belangrijk Wolf teksten vond blijkt uit het feit dat hij bij de publicatie van deze Mörike-­bundel erop stond dat diens portret op het omslag kwam te staan, niet het zijne.

‘Kennst du das Land wo die Zitronen blühen?’ Het is waarschijnlijk de meest iconische dichtregel van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832); daarnaast een van de bekendste uit de Duitse ­literatuur. Een ode aan Italië, uitgesproken door Mignon, een door Goethe gecreëerd personage. Het zijn deze Mignon-teksten die dit recital kleuren, met hun onvervulde verlangens. Toch zinspeelt de titel Denk’ es, o Seele! op een verlangen naar de overgang naar het hiernamaals. In de woorden van Julia Kleiter: ‘Mignon is de centrale figuur; als de jonge non, de visser, de dwerg... Allemaal verlangen ze in de pijn van de liefde naar de eeuwigheid die ons wacht na de dood. De lyrische ik in Hugo Wolfs lied Denk’ es, o Seele bereidt zich ook voor op dit onzekere moment en brengt de luisteraar van ons programma in de stemming voor dit thema.’

En zo slaat Julia Kleiter een brug met de andere dichters wier teksten als basis dienden voor de twee componisten in dit programma. Dichters die een minder do­minante rol speelden in de negentiende eeuw, maar dat maakt hun ­poëzie niet minder geschikt als illustratie van het thema. Zo mijmert de Zwitser Johann Gaudenz Salis-Seewis over de dood, en vinden we bij de Duitser Emanuel Geibel een duidelijk doodsverlangen. Overigens is Komm, o Tod, von Nacht umgeben uit het Spanisches Liederbuch een vertaling die Geibel maakte van een 15de-eeuws ­gedicht van Juan Escriva. Franz Schubert zette van zijn vriend Johann Nikolaus Craigher enkele gedichten op muziek, waaronder Die junge Nonne; de eveneens Weense dichter Matthäus Collin is vertegenwoordigd met Der Zwerg.

Goethe

Terug naar Goethe. Zijn Mignon is een ambigu, hermafroditisch personage dat door Meister wordt geadopteerd; de relatie tussen beiden is intiem. Mignon raadt hem aan om naar Italië te gaan: ‘Neem mij toch mee, ik bevries hier.’ En zo volgt een pelgrimstocht, Meister raakt verzeild aan het Lago Maggiore. Italië –  dat was voor Goethe het rijk van de kunst en poëzie. Overigens was de dichter, op het moment dat hij bovenstaande regels aan het papier toevertrouwde, zelf nog niet in Italië geweest –  dat gebeurde pas enkele jaren later. In 1786, inmiddels befaamd na zijn briefroman Die Leiden des jungen Werthers uit 1774, reisde hij naar het zuiden. Incognito, vanwege zijn faam: hij bediende zich van de naam Johann Philipp Möller. Hij zou er een lange periode blijven en maakte door deze episode, zoals hij het verwoordde, een wedergeboorte door. Hij deed onder meer Verona, Vicenza, Venetië en Rome aan, en leerde ook Napels en Sicilië kennen. In mei 1788 keerde Goethe terug naar Weimar. Enkele jaren later, in 1795/96, wordt Wilhelm Meisters Lehrjahre gepubliceerd. Het zijn acht boeken in totaal, in het derde vinden we Mignons beroemde verzuchting ‘Kennst du das Land’. Overigens is de tekst al terug te vinden in Wilhelm Meisters theatralischer Sendung uit 1776. 

Naast Kennst du das Land schreef Goethe nog drie andere Mignon-­liederen. Het geheel moet een verpletterende indruk hebben gemaakt: talloze componisten hebben deze gedichten getoonzet. Misschien des te vanzelfsprekender omdat Goethe zelf ook een groot muziekliefhebber was. Hij kende Ludwig van Beethoven, coachte de jonge Felix Mendelssohn en had een enorme bewondering voor Wolfgang Amadeus Mozart – hij had zelfs het liefste gezien dat deze componist zijn Faust op muziek had gezet. Al met al vormde de poëzie van Goethe een enorme inspiratiebron voor componisten. De New Grove Dictionary of Music and Musicians wijst erop dat Goethes teksten de liederenproductie domineerde van Franz Schubert tot Hugo Wolf. Het is onbegonnen werk om precies te achterhalen wie de Mignon-liederen allemaal op muziek hebben gezet; er is wel gezegd dat het rond de honderd componisten zijn, en onder hen zijn in ieder geval B­eethoven, Sc­hubert, Zelter, Schumann, Lisz­t, Spohr, Tsj­aikovski, Wolf en Rubinstein. 

Schubert en Wolf

Schuberts oeuvre kent meer dan vijftig Goethe-zettingen, Wolf komt tot een vergelijkbaar aantal.
Van deze twee componisten markeert de ene de vroege romantische periode, de tweede het einde ervan. Schuberts leven past helemaal in de jaren dat Goethe in het ondermaanse verkeerde; Wolf daarentegen werd geboren toen de dichter al bijna dertig jaar overleden was (Schubert was toen al 32 jaar dood). Schubert koesterde een bijna levenslange belangstelling voor Goethe: vanaf dat hij in 1814 Goethes Gretchen am Spinnrade op muziek had gezet. Wolf moest het meer hebben van intensieve periodes. Zo hield hij zich in de maanden oktober 1888 tot en met januari 1889 uitputtend met Goethe bezig; uit die periode stammen maar liefst 51 Goethe-liederen. Zijn Mignon Lieder die vanavond het programma afsluiten, werden alle vier gecomponeerd in december 1888. En hoewel Wolf zich vaak bediende van technieken die hij van Wagner overgenomen had, benadrukte hij zelf ook zijn schatplichtigheid aan Schubert en Schumann.

Mörike

Zo intensief, welhaast obsessief, als Wolf zich in een bepaalde periode bezighield met Goethe, zo verging hem dat ook met Eduard Mörike (1804-1875). Stammen de Goethe-liederen praktisch allemaal uit de laatste maanden van 1888, de in ­totaal 53 Mörike-liederen zagen groten­deels het licht in de eerste maanden van dat jaar. Hoe belangrijk Wolf teksten vond blijkt uit het feit dat hij bij de publicatie van deze Mörike-­bundel erop stond dat diens portret op het omslag kwam te staan, niet het zijne.

door Frits de Haen

Toelichting

door Frits de Haen

‘Kennst du das Land wo die Zitronen blühen?’ Het is waarschijnlijk de meest iconische dichtregel van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832); daarnaast een van de bekendste uit de Duitse ­literatuur. Een ode aan Italië, uitgesproken door Mignon, een door Goethe gecreëerd personage. Het zijn deze Mignon-teksten die dit recital kleuren, met hun onvervulde verlangens. Toch zinspeelt de titel Denk’ es, o Seele! op een verlangen naar de overgang naar het hiernamaals. In de woorden van Julia Kleiter: ‘Mignon is de centrale figuur; als de jonge non, de visser, de dwerg... Allemaal verlangen ze in de pijn van de liefde naar de eeuwigheid die ons wacht na de dood. De lyrische ik in Hugo Wolfs lied Denk’ es, o Seele bereidt zich ook voor op dit onzekere moment en brengt de luisteraar van ons programma in de stemming voor dit thema.’

En zo slaat Julia Kleiter een brug met de andere dichters wier teksten als basis dienden voor de twee componisten in dit programma. Dichters die een minder do­minante rol speelden in de negentiende eeuw, maar dat maakt hun ­poëzie niet minder geschikt als illustratie van het thema. Zo mijmert de Zwitser Johann Gaudenz Salis-Seewis over de dood, en vinden we bij de Duitser Emanuel Geibel een duidelijk doodsverlangen. Overigens is Komm, o Tod, von Nacht umgeben uit het Spanisches Liederbuch een vertaling die Geibel maakte van een 15de-eeuws ­gedicht van Juan Escriva. Franz Schubert zette van zijn vriend Johann Nikolaus Craigher enkele gedichten op muziek, waaronder Die junge Nonne; de eveneens Weense dichter Matthäus Collin is vertegenwoordigd met Der Zwerg.

Goethe

Terug naar Goethe. Zijn Mignon is een ambigu, hermafroditisch personage dat door Meister wordt geadopteerd; de relatie tussen beiden is intiem. Mignon raadt hem aan om naar Italië te gaan: ‘Neem mij toch mee, ik bevries hier.’ En zo volgt een pelgrimstocht, Meister raakt verzeild aan het Lago Maggiore. Italië –  dat was voor Goethe het rijk van de kunst en poëzie. Overigens was de dichter, op het moment dat hij bovenstaande regels aan het papier toevertrouwde, zelf nog niet in Italië geweest –  dat gebeurde pas enkele jaren later. In 1786, inmiddels befaamd na zijn briefroman Die Leiden des jungen Werthers uit 1774, reisde hij naar het zuiden. Incognito, vanwege zijn faam: hij bediende zich van de naam Johann Philipp Möller. Hij zou er een lange periode blijven en maakte door deze episode, zoals hij het verwoordde, een wedergeboorte door. Hij deed onder meer Verona, Vicenza, Venetië en Rome aan, en leerde ook Napels en Sicilië kennen. In mei 1788 keerde Goethe terug naar Weimar. Enkele jaren later, in 1795/96, wordt Wilhelm Meisters Lehrjahre gepubliceerd. Het zijn acht boeken in totaal, in het derde vinden we Mignons beroemde verzuchting ‘Kennst du das Land’. Overigens is de tekst al terug te vinden in Wilhelm Meisters theatralischer Sendung uit 1776. 

Naast Kennst du das Land schreef Goethe nog drie andere Mignon-­liederen. Het geheel moet een verpletterende indruk hebben gemaakt: talloze componisten hebben deze gedichten getoonzet. Misschien des te vanzelfsprekender omdat Goethe zelf ook een groot muziekliefhebber was. Hij kende Ludwig van Beethoven, coachte de jonge Felix Mendelssohn en had een enorme bewondering voor Wolfgang Amadeus Mozart – hij had zelfs het liefste gezien dat deze componist zijn Faust op muziek had gezet. Al met al vormde de poëzie van Goethe een enorme inspiratiebron voor componisten. De New Grove Dictionary of Music and Musicians wijst erop dat Goethes teksten de liederenproductie domineerde van Franz Schubert tot Hugo Wolf. Het is onbegonnen werk om precies te achterhalen wie de Mignon-liederen allemaal op muziek hebben gezet; er is wel gezegd dat het rond de honderd componisten zijn, en onder hen zijn in ieder geval B­eethoven, Sc­hubert, Zelter, Schumann, Lisz­t, Spohr, Tsj­aikovski, Wolf en Rubinstein. 

Schubert en Wolf

Schuberts oeuvre kent meer dan vijftig Goethe-zettingen, Wolf komt tot een vergelijkbaar aantal.
Van deze twee componisten markeert de ene de vroege romantische periode, de tweede het einde ervan. Schuberts leven past helemaal in de jaren dat Goethe in het ondermaanse verkeerde; Wolf daarentegen werd geboren toen de dichter al bijna dertig jaar overleden was (Schubert was toen al 32 jaar dood). Schubert koesterde een bijna levenslange belangstelling voor Goethe: vanaf dat hij in 1814 Goethes Gretchen am Spinnrade op muziek had gezet. Wolf moest het meer hebben van intensieve periodes. Zo hield hij zich in de maanden oktober 1888 tot en met januari 1889 uitputtend met Goethe bezig; uit die periode stammen maar liefst 51 Goethe-liederen. Zijn Mignon Lieder die vanavond het programma afsluiten, werden alle vier gecomponeerd in december 1888. En hoewel Wolf zich vaak bediende van technieken die hij van Wagner overgenomen had, benadrukte hij zelf ook zijn schatplichtigheid aan Schubert en Schumann.

Mörike

Zo intensief, welhaast obsessief, als Wolf zich in een bepaalde periode bezighield met Goethe, zo verging hem dat ook met Eduard Mörike (1804-1875). Stammen de Goethe-liederen praktisch allemaal uit de laatste maanden van 1888, de in ­totaal 53 Mörike-liederen zagen groten­deels het licht in de eerste maanden van dat jaar. Hoe belangrijk Wolf teksten vond blijkt uit het feit dat hij bij de publicatie van deze Mörike-­bundel erop stond dat diens portret op het omslag kwam te staan, niet het zijne.

‘Kennst du das Land wo die Zitronen blühen?’ Het is waarschijnlijk de meest iconische dichtregel van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832); daarnaast een van de bekendste uit de Duitse ­literatuur. Een ode aan Italië, uitgesproken door Mignon, een door Goethe gecreëerd personage. Het zijn deze Mignon-teksten die dit recital kleuren, met hun onvervulde verlangens. Toch zinspeelt de titel Denk’ es, o Seele! op een verlangen naar de overgang naar het hiernamaals. In de woorden van Julia Kleiter: ‘Mignon is de centrale figuur; als de jonge non, de visser, de dwerg... Allemaal verlangen ze in de pijn van de liefde naar de eeuwigheid die ons wacht na de dood. De lyrische ik in Hugo Wolfs lied Denk’ es, o Seele bereidt zich ook voor op dit onzekere moment en brengt de luisteraar van ons programma in de stemming voor dit thema.’

En zo slaat Julia Kleiter een brug met de andere dichters wier teksten als basis dienden voor de twee componisten in dit programma. Dichters die een minder do­minante rol speelden in de negentiende eeuw, maar dat maakt hun ­poëzie niet minder geschikt als illustratie van het thema. Zo mijmert de Zwitser Johann Gaudenz Salis-Seewis over de dood, en vinden we bij de Duitser Emanuel Geibel een duidelijk doodsverlangen. Overigens is Komm, o Tod, von Nacht umgeben uit het Spanisches Liederbuch een vertaling die Geibel maakte van een 15de-eeuws ­gedicht van Juan Escriva. Franz Schubert zette van zijn vriend Johann Nikolaus Craigher enkele gedichten op muziek, waaronder Die junge Nonne; de eveneens Weense dichter Matthäus Collin is vertegenwoordigd met Der Zwerg.

Goethe

Terug naar Goethe. Zijn Mignon is een ambigu, hermafroditisch personage dat door Meister wordt geadopteerd; de relatie tussen beiden is intiem. Mignon raadt hem aan om naar Italië te gaan: ‘Neem mij toch mee, ik bevries hier.’ En zo volgt een pelgrimstocht, Meister raakt verzeild aan het Lago Maggiore. Italië –  dat was voor Goethe het rijk van de kunst en poëzie. Overigens was de dichter, op het moment dat hij bovenstaande regels aan het papier toevertrouwde, zelf nog niet in Italië geweest –  dat gebeurde pas enkele jaren later. In 1786, inmiddels befaamd na zijn briefroman Die Leiden des jungen Werthers uit 1774, reisde hij naar het zuiden. Incognito, vanwege zijn faam: hij bediende zich van de naam Johann Philipp Möller. Hij zou er een lange periode blijven en maakte door deze episode, zoals hij het verwoordde, een wedergeboorte door. Hij deed onder meer Verona, Vicenza, Venetië en Rome aan, en leerde ook Napels en Sicilië kennen. In mei 1788 keerde Goethe terug naar Weimar. Enkele jaren later, in 1795/96, wordt Wilhelm Meisters Lehrjahre gepubliceerd. Het zijn acht boeken in totaal, in het derde vinden we Mignons beroemde verzuchting ‘Kennst du das Land’. Overigens is de tekst al terug te vinden in Wilhelm Meisters theatralischer Sendung uit 1776. 

Naast Kennst du das Land schreef Goethe nog drie andere Mignon-­liederen. Het geheel moet een verpletterende indruk hebben gemaakt: talloze componisten hebben deze gedichten getoonzet. Misschien des te vanzelfsprekender omdat Goethe zelf ook een groot muziekliefhebber was. Hij kende Ludwig van Beethoven, coachte de jonge Felix Mendelssohn en had een enorme bewondering voor Wolfgang Amadeus Mozart – hij had zelfs het liefste gezien dat deze componist zijn Faust op muziek had gezet. Al met al vormde de poëzie van Goethe een enorme inspiratiebron voor componisten. De New Grove Dictionary of Music and Musicians wijst erop dat Goethes teksten de liederenproductie domineerde van Franz Schubert tot Hugo Wolf. Het is onbegonnen werk om precies te achterhalen wie de Mignon-liederen allemaal op muziek hebben gezet; er is wel gezegd dat het rond de honderd componisten zijn, en onder hen zijn in ieder geval B­eethoven, Sc­hubert, Zelter, Schumann, Lisz­t, Spohr, Tsj­aikovski, Wolf en Rubinstein. 

Schubert en Wolf

Schuberts oeuvre kent meer dan vijftig Goethe-zettingen, Wolf komt tot een vergelijkbaar aantal.
Van deze twee componisten markeert de ene de vroege romantische periode, de tweede het einde ervan. Schuberts leven past helemaal in de jaren dat Goethe in het ondermaanse verkeerde; Wolf daarentegen werd geboren toen de dichter al bijna dertig jaar overleden was (Schubert was toen al 32 jaar dood). Schubert koesterde een bijna levenslange belangstelling voor Goethe: vanaf dat hij in 1814 Goethes Gretchen am Spinnrade op muziek had gezet. Wolf moest het meer hebben van intensieve periodes. Zo hield hij zich in de maanden oktober 1888 tot en met januari 1889 uitputtend met Goethe bezig; uit die periode stammen maar liefst 51 Goethe-liederen. Zijn Mignon Lieder die vanavond het programma afsluiten, werden alle vier gecomponeerd in december 1888. En hoewel Wolf zich vaak bediende van technieken die hij van Wagner overgenomen had, benadrukte hij zelf ook zijn schatplichtigheid aan Schubert en Schumann.

Mörike

Zo intensief, welhaast obsessief, als Wolf zich in een bepaalde periode bezighield met Goethe, zo verging hem dat ook met Eduard Mörike (1804-1875). Stammen de Goethe-liederen praktisch allemaal uit de laatste maanden van 1888, de in ­totaal 53 Mörike-liederen zagen groten­deels het licht in de eerste maanden van dat jaar. Hoe belangrijk Wolf teksten vond blijkt uit het feit dat hij bij de publicatie van deze Mörike-­bundel erop stond dat diens portret op het omslag kwam te staan, niet het zijne.

door Frits de Haen

Biografie

Julia Kleiter, sopraan

Julia Kleiter zong als kind in het Limburger Domchor en studeerde bij William Workman in Hamburg en Klesie Kelly-Moog in Keulen.

Ze maakte haar operadebuut in 2004 in Parijs als Pamina in Mozarts Die Zauberflöte, een rol die haar ook naar Madrid, Zürich, München, Edinburgh, de Metropolitan Opera in New York en de Salzburger Festspiele zou brengen. Op het operapodium stond de Duitse sopraan ook in het Royal Opera House Covent Garden in Londen, La Scala in Milaan en de Hamburger Staatsoper.

Eva in Die Meistersinger von Nürnberg van Wagner vertolkte ze onder Daniel Barenboim in Berlijn, Philippe Jordan in Parijs en Christian Thielemann in Dresden, en Ma­rschallin in Der Rosenkavalier van Richard Strauss in Brussel, Berlijn en Wenen.

Onder Julia Kleiters concertoptredens zijn Beethovens Negende symfonie met Daniel Barenboim in Berlijn, Dvořáks Stabat Mater in München en zijn Requiem in Berlijn, Schumanns Das Paradies und die Peri in Frankfurt, Zürich en Leipzig en Brahms’ Ein deutsches Requiem in Londen. Met de Sächsische Staatskapelle Dresden ­tourde ze met de Lyrische symfonie van Zemlinsky.

Voor liedrecitals werd Julia Kleiter uitgenodigd door Wigmore Hall in Londen, de Schubertiades van Schwarzenberg en Vilabertran en de Heidelberger Frühling. Met bariton Christian Gerhaher zong ze Wolfs Spanisches Liederbuch in Heidelberg, Londen, Madrid, München en Salzburg, en met tenor Christoph Prégardien zette ze het Italienisches Liederbuch op cd.

Julia Kleiter maakt haar debuut in de Kleine Zaal, maar was in de Grote Zaal eerder te horen met het Concertgebouworkest: in april 2009 onder leiding van Nikolaus Harnoncourt in Mendelssohns Psalm 42 en Ein Sommernachtstraum en in november 2017 onder leiding van ­Daniele Gatti in Mahlers Vierde symfonie.

Michael Gees, piano

De ongebruikelijke muzikale carrière van Michael Gees begon toen hij op driejarige leeftijd de piano in zijn ouderlijk huis – beide ouders waren zanger – als favoriet speelgoed ontdekte. Vanaf zijn vijfde kreeg hij pianoles en toen hij acht was won hij de Steinway Wettbewerb in Hamburg.

Het wonderkind kreeg de bijnaam ‘de Mozart van Westfalen’, maar na een beurs voor het Mozarteum in Salzburg en lessen aan de conservatoria van Detmold en Wenen week hij af van het uitgestippelde pad en hij verliet zijn pianostudie op zijn vijftiende.

In de periode die volgde had hij tal van baantjes, bijvoorbeeld als archeologisch assistent en matroos. Maar in 1974 schreef hij zich toch in aan de Hochschule für Musik und Theater in Hannover, ging naast piano spelen ook componeren, en specialiseerde zich in liedbegeleiding.

In 1989 was Michael Gees oprichter van het forum kunstvereint, waaruit in 2001 het Consol Theater in Gelsenkirchen ontstond. In deze artistieke vrijplaats werken professionals en amateurs van alle leeftijden samen aan muziek-, dans- en theaterprojecten. In de discografie van Michael Gees valt Die schöne Müllerin van Schubert op, een opname met Christoph Prégardien die in 2009 werd bekroond met een MIDEM Classical Award.

De vorige optredens van de pianist in de Kleine Zaal waren in oktober 2016 een liedrecital met Anna Lucia Richter en in februari 2023 eentje met vader en zoon Christoph en Julian Prégardien.