Concertprogramma
Sir Simon Rattle & London Symphony Orchestra: Beethovens Symfonie nr. 6
Grote Zaal 26 september 2021 20.15 uur
Wereldberoemde Symfonieorkesten
London Symphony Orchestra
Sir Simon Rattle dirigent
Met dank aan de begunstigers van het Fonds Wereldberoemde Symfonieorkesten.
Hoofdsponsor Van Lanschot Kempen biedt bij deze concerten een podcast aan. Te beluisteren via concertgebouw.nl
Lees ook Sir Simon Rattle in 7 uitspraken
Igor Stravinsky 1882-1971
Symfonie in drie delen (1942-45)
[zonder titel]
Andante
Con moto
Ludwig van Beethoven 1770-1827
Symfonie nr. 6 in F gr.t., op. 68 (1808) ‘Pastorale’
Allegro ma non troppo ‘Angenehme, heitere Empfindungen, welche bei der Ankunft auf dem Lande im Menschen erwachen’
Andante molto moto ‘Szene am Bach’
[Allegro ‘Lustiges Zusammensein der Landleute’
Allegro ‘Donner-Sturm’
Allegretto ‘Hirtengesang. Wohltätige, mit Dank an die Gottheit verbundene Gefühle nach dem Sturm’]
er is geen pauze
het concert duurt ongeveer een uur
Wereldberoemde Symfonieorkesten
London Symphony Orchestra
Sir Simon Rattle dirigent
Met dank aan de begunstigers van het Fonds Wereldberoemde Symfonieorkesten.
Hoofdsponsor Van Lanschot Kempen biedt bij deze concerten een podcast aan. Te beluisteren via concertgebouw.nl
Lees ook Sir Simon Rattle in 7 uitspraken
Igor Stravinsky 1882-1971
Symfonie in drie delen (1942-45)
[zonder titel]
Andante
Con moto
Ludwig van Beethoven 1770-1827
Symfonie nr. 6 in F gr.t., op. 68 (1808) ‘Pastorale’
Allegro ma non troppo ‘Angenehme, heitere Empfindungen, welche bei der Ankunft auf dem Lande im Menschen erwachen’
Andante molto moto ‘Szene am Bach’
[Allegro ‘Lustiges Zusammensein der Landleute’
Allegro ‘Donner-Sturm’
Allegretto ‘Hirtengesang. Wohltätige, mit Dank an die Gottheit verbundene Gefühle nach dem Sturm’]
er is geen pauze
het concert duurt ongeveer een uur
Toelichting
Igor Stravinsky 1882-1971
Stravinsky: Symfonie in drie delen
Igor Stravinsky, nooit bang om stevige uitspraken te doen, beweerde dat muziek niets buiten zichzelf kon uitdrukken. Toch hebben reële gebeurtenissen bij hem herhaaldelijk het componeren in gang gezet. Zoals in het geval van de Symfonie in drie delen, het in 1945 voltooide werk dat is opgedragen aan de New York Philharmonic. De componist heeft verklaard dat deze partituur in verband staat met de beelden die hij, wonend in de Verenigde Staten, opving van de Tweede Wereldoorlog. ‘De muziek drukt niet mijn gevoelens daarbij uit, maar mijn muzikale verbeelding is daardoor wel geactiveerd.’
Elders vertelt hij dat de vastlopende fuga in het derde deel iets te maken heeft met de arrogantie van de Duitsers, net als het groteske van sommige marsachtige passages. En in het triomfantelijke einde klinkt de zege van de geallieerden door, aldus de componist, die op 7 augustus 1945, de dag nadat de Amerikanen de atoombom op Hiroshima hadden laten vallen, de laatste hand aan de partituur legde.
Igor Stravinsky, nooit bang om stevige uitspraken te doen, beweerde dat muziek niets buiten zichzelf kon uitdrukken. Toch hebben reële gebeurtenissen bij hem herhaaldelijk het componeren in gang gezet. Zoals in het geval van de Symfonie in drie delen, het in 1945 voltooide werk dat is opgedragen aan de New York Philharmonic. De componist heeft verklaard dat deze partituur in verband staat met de beelden die hij, wonend in de Verenigde Staten, opving van de Tweede Wereldoorlog. ‘De muziek drukt niet mijn gevoelens daarbij uit, maar mijn muzikale verbeelding is daardoor wel geactiveerd.’
Elders vertelt hij dat de vastlopende fuga in het derde deel iets te maken heeft met de arrogantie van de Duitsers, net als het groteske van sommige marsachtige passages. En in het triomfantelijke einde klinkt de zege van de geallieerden door, aldus de componist, die op 7 augustus 1945, de dag nadat de Amerikanen de atoombom op Hiroshima hadden laten vallen, de laatste hand aan de partituur legde.
De Britse Stravinsky-specialist Stephen Walsh heeft in de Symfonie in drie delen veel materiaal uit vroegere stukken van de componist aangetroffen dat anderen blijkbaar over het hoofd hebben gezien, waaronder het Concert voor twee piano’s. Walsh zegt er wel bij dat de manier waarop dat oude materiaal in de symfonie een nieuwe expressieve en contextuele betekenis krijgt de herkomst volkomen doet vergeten.
Stravinsky zelf gaf overigens toe dat hij stukjes uit enkele filmpartituren naar zijn nieuwe werk had overgeheveld. Wellicht heeft dit alles er mede toe geleid dat de Symfonie in drie delen een grillig werk is, dat weinig van doen heeft met de symfonie in haar traditionele vorm. We zouden ook van een ‘concert voor orkest’ kunnen spreken, in de trant van Bartóks gelijknamige en eveneens sterk op synthese gericht werk. Want ook hier is de solistische rolverdeling van diverse instrumenten belangrijk. Het meest opvallend is de prominente pianopartij, vaak met korte, heftige akkoorden binnen een sterk pulserende beweging, die aan Le sacre du printemps doet denken. Die dominante rol wordt in het lichte, sterk contrasterende middendeel overgenomen door de harp, terwijl ook de eerste fluit op de voorgrond treedt.
De componist zelf dirigeerde de première op 24 januari 1946 in Carnegie Hall. Het publiek reageerde verbaasd en over het algemeen opgetogen, want velen hadden het gevoel dat ze na de neoklassieke fase weer iets van de energieke ‘Russische’ Stravinsky hadden teruggekregen.
De Britse Stravinsky-specialist Stephen Walsh heeft in de Symfonie in drie delen veel materiaal uit vroegere stukken van de componist aangetroffen dat anderen blijkbaar over het hoofd hebben gezien, waaronder het Concert voor twee piano’s. Walsh zegt er wel bij dat de manier waarop dat oude materiaal in de symfonie een nieuwe expressieve en contextuele betekenis krijgt de herkomst volkomen doet vergeten.
Stravinsky zelf gaf overigens toe dat hij stukjes uit enkele filmpartituren naar zijn nieuwe werk had overgeheveld. Wellicht heeft dit alles er mede toe geleid dat de Symfonie in drie delen een grillig werk is, dat weinig van doen heeft met de symfonie in haar traditionele vorm. We zouden ook van een ‘concert voor orkest’ kunnen spreken, in de trant van Bartóks gelijknamige en eveneens sterk op synthese gericht werk. Want ook hier is de solistische rolverdeling van diverse instrumenten belangrijk. Het meest opvallend is de prominente pianopartij, vaak met korte, heftige akkoorden binnen een sterk pulserende beweging, die aan Le sacre du printemps doet denken. Die dominante rol wordt in het lichte, sterk contrasterende middendeel overgenomen door de harp, terwijl ook de eerste fluit op de voorgrond treedt.
De componist zelf dirigeerde de première op 24 januari 1946 in Carnegie Hall. Het publiek reageerde verbaasd en over het algemeen opgetogen, want velen hadden het gevoel dat ze na de neoklassieke fase weer iets van de energieke ‘Russische’ Stravinsky hadden teruggekregen.
Ludwig van Beethoven 1770-1827
Beethoven: Zesde symfonie ‘Pastorale’
‘Ik hou meer van bomen dan van mensen.’ De natuur als vlucht. De natuur als helende kracht. Dit citaat van Ludwig van Beethoven mag dan een componist verraden die graag inspiratie zocht in eenzame boswandelingen of in de plattelandsomgeving buiten Wenen, het is tegelijk een aanwijzing voor iemand die zichzelf liever buiten het dagelijkse maatschappelijk gewoel plaatste, iemand die ontgoochelingen in menselijke relaties niet bespaard bleven. ‘Niemand kan meer van de natuur houden dan ik…’, schrijft hij. ‘Hier maakt mijn afnemend gehoor mij niet van streek…’, of ‘Hier zal ik mijn evenwicht terugvinden en kan ik een tweevoudige rust weer de overhand laten krijgen.’
In meerdere stukken geeft Beethoven blijk van zijn voorliefde voor het buitenleven, maar nergens zo ondubbelzinnig als in zijn Zesde symfonie. Beethoven was beslist niet de eerste die beelden uit de natuur de muziek binnenbracht. Samen met Haydn (vooral Die Schöpfung en Die Jahreszeiten) bevond hij zich op een culminatiepunt van een eeuwenlange traditie. Onder meer Vivaldi’s De vier jaargetijden had de weg geëffend.
‘Ik hou meer van bomen dan van mensen.’ De natuur als vlucht. De natuur als helende kracht. Dit citaat van Ludwig van Beethoven mag dan een componist verraden die graag inspiratie zocht in eenzame boswandelingen of in de plattelandsomgeving buiten Wenen, het is tegelijk een aanwijzing voor iemand die zichzelf liever buiten het dagelijkse maatschappelijk gewoel plaatste, iemand die ontgoochelingen in menselijke relaties niet bespaard bleven. ‘Niemand kan meer van de natuur houden dan ik…’, schrijft hij. ‘Hier maakt mijn afnemend gehoor mij niet van streek…’, of ‘Hier zal ik mijn evenwicht terugvinden en kan ik een tweevoudige rust weer de overhand laten krijgen.’
In meerdere stukken geeft Beethoven blijk van zijn voorliefde voor het buitenleven, maar nergens zo ondubbelzinnig als in zijn Zesde symfonie. Beethoven was beslist niet de eerste die beelden uit de natuur de muziek binnenbracht. Samen met Haydn (vooral Die Schöpfung en Die Jahreszeiten) bevond hij zich op een culminatiepunt van een eeuwenlange traditie. Onder meer Vivaldi’s De vier jaargetijden had de weg geëffend.
Natuurschildering kwam voor als modeverschijnsel in tal van opera’s, oratoria, cantates en missen uit de Barok, maar ook al als beeldrijk klankexperiment in de madrigalen en chansons uit de Renaissance en late Middeleeuwen. In deze lange traditie van pastorale werken kregen de vaak geïdealiseerde natuurgevoelens op de meest gevarieerde manieren gestalte: van naïeve klanknabootsing van nachtegalen of kabbelende beekjes tot robuuste, soms zelfs platvloerse scènes uit het boerenleven of juist verheven christelijke symboliek. Beethovens Zesde symfonie verenigt al deze elementen. Wat daarom niet betekent dat hij de vele afzonderlijke voorbeelden van zijn voorgangers ook daadwerkelijk heeft gekend. Feit is wel dat de esthetische en muzikale achtergrond van de ‘Pastorale’ uitermate breed en divers is.
Hoewel Beethovens vroegste aantekeningen kunnen worden teruggebracht tot 1802, heeft de werkelijke compositie van de Zesde symfonie plaatsgevonden in de zomers van 1807 en 1808. Beethoven trok zich toen terug in Heiligenstadt, destijds een groene omgeving aan de rand van Wenen. Hij werkte gelijktijdig aan de Vijfde symfonie, de Derde sonate voor cello en de Pianotrio’s, opus 70. Terug in Wenen dirigeerde hij op 22 december 1808 wellicht het meest memorabele galaconcert uit de geschiedenis. De zaal van het Theater an der Wien was onverwarmd. De voorbereiding van orkest en zangers was ondermaats en de solosopraan leed aan chronische plankenkoorts. Na de Zesde symfonie volgden de aria ‘Ah, perfido!’, twee delen uit de Mis in C groot, het Vierde pianoconcert, de Vijfde symfonie, een improvisatie op piano en tot slot de Koorfantasie, opus 80. Met niet minder dan vier uur nieuwe muziek, in ongunstige omstandigheden, werd de aandacht van het publiek danig op de proef gesteld. Het optreden was een statement van een componist op zijn creatief hoogtepunt.
De titels van de vijf delen van de Zesde duiden de achterliggende bedoelingen. Daardoor kan de misvatting ontstaan dat de muziek een programmatische verhaallijn volgt. De zin die Beethoven zelf op de partij van de eerste viool noteerde, ‘Mehr Ausdruck der Empfindung als Malerei’, benadrukt dat hij in de eerste plaats uiting wilde geven aan de gevoelens die de natuur bij hem losmaakte. Behoudens enkele evocatieve elementen (zoals de vogelgeluiden in het tweede deel) is er dus geen sprake van concrete toonschildering. Beethoven verliest de klassieke vormregels nergens uit het oog. Hij brengt een synthese van een klassieke symfonie en een natuurschildering die eerder de liefde voor het plattelandsleven oproept dan dat het een beschrijving ervan is. Hiermee wil hij de natuur vooral verklanken als romanticus, als overbrenger van emoties.
De expressie van poëtische natuurgevoelens is vanaf het eerste deel van de ‘Pastorale’ raak getroffen. De titel ‘Ontwaken van behaaglijke gevoelens bij aankomst op het platteland’ zet meteen de idyllische toon die het volledige werk zal kenmerken. De energetische uitbarstingen aan het begin van de vijf tot dan toe geschreven symfonieën maken plaats voor een milde opwinding en weldadige frisheid. De daaropvolgende ‘Scène bij de beek’ is een lyrische idylle over een man die zich verliest in de vredevolle ruisende klank van een stromende beek. In de laatste maten figureren kwartels, koekoeken en nachtegalen.
In het derde deel beroept Beethoven zich daarentegen op menselijke inspiratie. Dorpsmuzikanten zetten een dans in. De vrolijke bijeenkomst van landlieden wordt in het vierde deel onderbroken door een aankomend onweer. Gutsende regen, donder en bliksem verjagen de feestvierders. De scène gaat zonder onderbreking over in het laatste deel. Dankbare gevoelens om de teruggekeerde rust na de storm krijgen de overhand. Daardoor sluit dit deel enigszins aan bij de sfeer van het eerste deel. Een zangerige melodie evoceert een herderslied. Na enkele variaties wordt de symfonische dankzegging passend besloten met een ingetogen hymne aan de natuur en aan haar schepper.
Natuurschildering kwam voor als modeverschijnsel in tal van opera’s, oratoria, cantates en missen uit de Barok, maar ook al als beeldrijk klankexperiment in de madrigalen en chansons uit de Renaissance en late Middeleeuwen. In deze lange traditie van pastorale werken kregen de vaak geïdealiseerde natuurgevoelens op de meest gevarieerde manieren gestalte: van naïeve klanknabootsing van nachtegalen of kabbelende beekjes tot robuuste, soms zelfs platvloerse scènes uit het boerenleven of juist verheven christelijke symboliek. Beethovens Zesde symfonie verenigt al deze elementen. Wat daarom niet betekent dat hij de vele afzonderlijke voorbeelden van zijn voorgangers ook daadwerkelijk heeft gekend. Feit is wel dat de esthetische en muzikale achtergrond van de ‘Pastorale’ uitermate breed en divers is.
Hoewel Beethovens vroegste aantekeningen kunnen worden teruggebracht tot 1802, heeft de werkelijke compositie van de Zesde symfonie plaatsgevonden in de zomers van 1807 en 1808. Beethoven trok zich toen terug in Heiligenstadt, destijds een groene omgeving aan de rand van Wenen. Hij werkte gelijktijdig aan de Vijfde symfonie, de Derde sonate voor cello en de Pianotrio’s, opus 70. Terug in Wenen dirigeerde hij op 22 december 1808 wellicht het meest memorabele galaconcert uit de geschiedenis. De zaal van het Theater an der Wien was onverwarmd. De voorbereiding van orkest en zangers was ondermaats en de solosopraan leed aan chronische plankenkoorts. Na de Zesde symfonie volgden de aria ‘Ah, perfido!’, twee delen uit de Mis in C groot, het Vierde pianoconcert, de Vijfde symfonie, een improvisatie op piano en tot slot de Koorfantasie, opus 80. Met niet minder dan vier uur nieuwe muziek, in ongunstige omstandigheden, werd de aandacht van het publiek danig op de proef gesteld. Het optreden was een statement van een componist op zijn creatief hoogtepunt.
De titels van de vijf delen van de Zesde duiden de achterliggende bedoelingen. Daardoor kan de misvatting ontstaan dat de muziek een programmatische verhaallijn volgt. De zin die Beethoven zelf op de partij van de eerste viool noteerde, ‘Mehr Ausdruck der Empfindung als Malerei’, benadrukt dat hij in de eerste plaats uiting wilde geven aan de gevoelens die de natuur bij hem losmaakte. Behoudens enkele evocatieve elementen (zoals de vogelgeluiden in het tweede deel) is er dus geen sprake van concrete toonschildering. Beethoven verliest de klassieke vormregels nergens uit het oog. Hij brengt een synthese van een klassieke symfonie en een natuurschildering die eerder de liefde voor het plattelandsleven oproept dan dat het een beschrijving ervan is. Hiermee wil hij de natuur vooral verklanken als romanticus, als overbrenger van emoties.
De expressie van poëtische natuurgevoelens is vanaf het eerste deel van de ‘Pastorale’ raak getroffen. De titel ‘Ontwaken van behaaglijke gevoelens bij aankomst op het platteland’ zet meteen de idyllische toon die het volledige werk zal kenmerken. De energetische uitbarstingen aan het begin van de vijf tot dan toe geschreven symfonieën maken plaats voor een milde opwinding en weldadige frisheid. De daaropvolgende ‘Scène bij de beek’ is een lyrische idylle over een man die zich verliest in de vredevolle ruisende klank van een stromende beek. In de laatste maten figureren kwartels, koekoeken en nachtegalen.
In het derde deel beroept Beethoven zich daarentegen op menselijke inspiratie. Dorpsmuzikanten zetten een dans in. De vrolijke bijeenkomst van landlieden wordt in het vierde deel onderbroken door een aankomend onweer. Gutsende regen, donder en bliksem verjagen de feestvierders. De scène gaat zonder onderbreking over in het laatste deel. Dankbare gevoelens om de teruggekeerde rust na de storm krijgen de overhand. Daardoor sluit dit deel enigszins aan bij de sfeer van het eerste deel. Een zangerige melodie evoceert een herderslied. Na enkele variaties wordt de symfonische dankzegging passend besloten met een ingetogen hymne aan de natuur en aan haar schepper.
Igor Stravinsky 1882-1971
Stravinsky: Symfonie in drie delen
Igor Stravinsky, nooit bang om stevige uitspraken te doen, beweerde dat muziek niets buiten zichzelf kon uitdrukken. Toch hebben reële gebeurtenissen bij hem herhaaldelijk het componeren in gang gezet. Zoals in het geval van de Symfonie in drie delen, het in 1945 voltooide werk dat is opgedragen aan de New York Philharmonic. De componist heeft verklaard dat deze partituur in verband staat met de beelden die hij, wonend in de Verenigde Staten, opving van de Tweede Wereldoorlog. ‘De muziek drukt niet mijn gevoelens daarbij uit, maar mijn muzikale verbeelding is daardoor wel geactiveerd.’
Elders vertelt hij dat de vastlopende fuga in het derde deel iets te maken heeft met de arrogantie van de Duitsers, net als het groteske van sommige marsachtige passages. En in het triomfantelijke einde klinkt de zege van de geallieerden door, aldus de componist, die op 7 augustus 1945, de dag nadat de Amerikanen de atoombom op Hiroshima hadden laten vallen, de laatste hand aan de partituur legde.
Igor Stravinsky, nooit bang om stevige uitspraken te doen, beweerde dat muziek niets buiten zichzelf kon uitdrukken. Toch hebben reële gebeurtenissen bij hem herhaaldelijk het componeren in gang gezet. Zoals in het geval van de Symfonie in drie delen, het in 1945 voltooide werk dat is opgedragen aan de New York Philharmonic. De componist heeft verklaard dat deze partituur in verband staat met de beelden die hij, wonend in de Verenigde Staten, opving van de Tweede Wereldoorlog. ‘De muziek drukt niet mijn gevoelens daarbij uit, maar mijn muzikale verbeelding is daardoor wel geactiveerd.’
Elders vertelt hij dat de vastlopende fuga in het derde deel iets te maken heeft met de arrogantie van de Duitsers, net als het groteske van sommige marsachtige passages. En in het triomfantelijke einde klinkt de zege van de geallieerden door, aldus de componist, die op 7 augustus 1945, de dag nadat de Amerikanen de atoombom op Hiroshima hadden laten vallen, de laatste hand aan de partituur legde.
De Britse Stravinsky-specialist Stephen Walsh heeft in de Symfonie in drie delen veel materiaal uit vroegere stukken van de componist aangetroffen dat anderen blijkbaar over het hoofd hebben gezien, waaronder het Concert voor twee piano’s. Walsh zegt er wel bij dat de manier waarop dat oude materiaal in de symfonie een nieuwe expressieve en contextuele betekenis krijgt de herkomst volkomen doet vergeten.
Stravinsky zelf gaf overigens toe dat hij stukjes uit enkele filmpartituren naar zijn nieuwe werk had overgeheveld. Wellicht heeft dit alles er mede toe geleid dat de Symfonie in drie delen een grillig werk is, dat weinig van doen heeft met de symfonie in haar traditionele vorm. We zouden ook van een ‘concert voor orkest’ kunnen spreken, in de trant van Bartóks gelijknamige en eveneens sterk op synthese gericht werk. Want ook hier is de solistische rolverdeling van diverse instrumenten belangrijk. Het meest opvallend is de prominente pianopartij, vaak met korte, heftige akkoorden binnen een sterk pulserende beweging, die aan Le sacre du printemps doet denken. Die dominante rol wordt in het lichte, sterk contrasterende middendeel overgenomen door de harp, terwijl ook de eerste fluit op de voorgrond treedt.
De componist zelf dirigeerde de première op 24 januari 1946 in Carnegie Hall. Het publiek reageerde verbaasd en over het algemeen opgetogen, want velen hadden het gevoel dat ze na de neoklassieke fase weer iets van de energieke ‘Russische’ Stravinsky hadden teruggekregen.
De Britse Stravinsky-specialist Stephen Walsh heeft in de Symfonie in drie delen veel materiaal uit vroegere stukken van de componist aangetroffen dat anderen blijkbaar over het hoofd hebben gezien, waaronder het Concert voor twee piano’s. Walsh zegt er wel bij dat de manier waarop dat oude materiaal in de symfonie een nieuwe expressieve en contextuele betekenis krijgt de herkomst volkomen doet vergeten.
Stravinsky zelf gaf overigens toe dat hij stukjes uit enkele filmpartituren naar zijn nieuwe werk had overgeheveld. Wellicht heeft dit alles er mede toe geleid dat de Symfonie in drie delen een grillig werk is, dat weinig van doen heeft met de symfonie in haar traditionele vorm. We zouden ook van een ‘concert voor orkest’ kunnen spreken, in de trant van Bartóks gelijknamige en eveneens sterk op synthese gericht werk. Want ook hier is de solistische rolverdeling van diverse instrumenten belangrijk. Het meest opvallend is de prominente pianopartij, vaak met korte, heftige akkoorden binnen een sterk pulserende beweging, die aan Le sacre du printemps doet denken. Die dominante rol wordt in het lichte, sterk contrasterende middendeel overgenomen door de harp, terwijl ook de eerste fluit op de voorgrond treedt.
De componist zelf dirigeerde de première op 24 januari 1946 in Carnegie Hall. Het publiek reageerde verbaasd en over het algemeen opgetogen, want velen hadden het gevoel dat ze na de neoklassieke fase weer iets van de energieke ‘Russische’ Stravinsky hadden teruggekregen.
Ludwig van Beethoven 1770-1827
Beethoven: Zesde symfonie ‘Pastorale’
‘Ik hou meer van bomen dan van mensen.’ De natuur als vlucht. De natuur als helende kracht. Dit citaat van Ludwig van Beethoven mag dan een componist verraden die graag inspiratie zocht in eenzame boswandelingen of in de plattelandsomgeving buiten Wenen, het is tegelijk een aanwijzing voor iemand die zichzelf liever buiten het dagelijkse maatschappelijk gewoel plaatste, iemand die ontgoochelingen in menselijke relaties niet bespaard bleven. ‘Niemand kan meer van de natuur houden dan ik…’, schrijft hij. ‘Hier maakt mijn afnemend gehoor mij niet van streek…’, of ‘Hier zal ik mijn evenwicht terugvinden en kan ik een tweevoudige rust weer de overhand laten krijgen.’
In meerdere stukken geeft Beethoven blijk van zijn voorliefde voor het buitenleven, maar nergens zo ondubbelzinnig als in zijn Zesde symfonie. Beethoven was beslist niet de eerste die beelden uit de natuur de muziek binnenbracht. Samen met Haydn (vooral Die Schöpfung en Die Jahreszeiten) bevond hij zich op een culminatiepunt van een eeuwenlange traditie. Onder meer Vivaldi’s De vier jaargetijden had de weg geëffend.
‘Ik hou meer van bomen dan van mensen.’ De natuur als vlucht. De natuur als helende kracht. Dit citaat van Ludwig van Beethoven mag dan een componist verraden die graag inspiratie zocht in eenzame boswandelingen of in de plattelandsomgeving buiten Wenen, het is tegelijk een aanwijzing voor iemand die zichzelf liever buiten het dagelijkse maatschappelijk gewoel plaatste, iemand die ontgoochelingen in menselijke relaties niet bespaard bleven. ‘Niemand kan meer van de natuur houden dan ik…’, schrijft hij. ‘Hier maakt mijn afnemend gehoor mij niet van streek…’, of ‘Hier zal ik mijn evenwicht terugvinden en kan ik een tweevoudige rust weer de overhand laten krijgen.’
In meerdere stukken geeft Beethoven blijk van zijn voorliefde voor het buitenleven, maar nergens zo ondubbelzinnig als in zijn Zesde symfonie. Beethoven was beslist niet de eerste die beelden uit de natuur de muziek binnenbracht. Samen met Haydn (vooral Die Schöpfung en Die Jahreszeiten) bevond hij zich op een culminatiepunt van een eeuwenlange traditie. Onder meer Vivaldi’s De vier jaargetijden had de weg geëffend.
Natuurschildering kwam voor als modeverschijnsel in tal van opera’s, oratoria, cantates en missen uit de Barok, maar ook al als beeldrijk klankexperiment in de madrigalen en chansons uit de Renaissance en late Middeleeuwen. In deze lange traditie van pastorale werken kregen de vaak geïdealiseerde natuurgevoelens op de meest gevarieerde manieren gestalte: van naïeve klanknabootsing van nachtegalen of kabbelende beekjes tot robuuste, soms zelfs platvloerse scènes uit het boerenleven of juist verheven christelijke symboliek. Beethovens Zesde symfonie verenigt al deze elementen. Wat daarom niet betekent dat hij de vele afzonderlijke voorbeelden van zijn voorgangers ook daadwerkelijk heeft gekend. Feit is wel dat de esthetische en muzikale achtergrond van de ‘Pastorale’ uitermate breed en divers is.
Hoewel Beethovens vroegste aantekeningen kunnen worden teruggebracht tot 1802, heeft de werkelijke compositie van de Zesde symfonie plaatsgevonden in de zomers van 1807 en 1808. Beethoven trok zich toen terug in Heiligenstadt, destijds een groene omgeving aan de rand van Wenen. Hij werkte gelijktijdig aan de Vijfde symfonie, de Derde sonate voor cello en de Pianotrio’s, opus 70. Terug in Wenen dirigeerde hij op 22 december 1808 wellicht het meest memorabele galaconcert uit de geschiedenis. De zaal van het Theater an der Wien was onverwarmd. De voorbereiding van orkest en zangers was ondermaats en de solosopraan leed aan chronische plankenkoorts. Na de Zesde symfonie volgden de aria ‘Ah, perfido!’, twee delen uit de Mis in C groot, het Vierde pianoconcert, de Vijfde symfonie, een improvisatie op piano en tot slot de Koorfantasie, opus 80. Met niet minder dan vier uur nieuwe muziek, in ongunstige omstandigheden, werd de aandacht van het publiek danig op de proef gesteld. Het optreden was een statement van een componist op zijn creatief hoogtepunt.
De titels van de vijf delen van de Zesde duiden de achterliggende bedoelingen. Daardoor kan de misvatting ontstaan dat de muziek een programmatische verhaallijn volgt. De zin die Beethoven zelf op de partij van de eerste viool noteerde, ‘Mehr Ausdruck der Empfindung als Malerei’, benadrukt dat hij in de eerste plaats uiting wilde geven aan de gevoelens die de natuur bij hem losmaakte. Behoudens enkele evocatieve elementen (zoals de vogelgeluiden in het tweede deel) is er dus geen sprake van concrete toonschildering. Beethoven verliest de klassieke vormregels nergens uit het oog. Hij brengt een synthese van een klassieke symfonie en een natuurschildering die eerder de liefde voor het plattelandsleven oproept dan dat het een beschrijving ervan is. Hiermee wil hij de natuur vooral verklanken als romanticus, als overbrenger van emoties.
De expressie van poëtische natuurgevoelens is vanaf het eerste deel van de ‘Pastorale’ raak getroffen. De titel ‘Ontwaken van behaaglijke gevoelens bij aankomst op het platteland’ zet meteen de idyllische toon die het volledige werk zal kenmerken. De energetische uitbarstingen aan het begin van de vijf tot dan toe geschreven symfonieën maken plaats voor een milde opwinding en weldadige frisheid. De daaropvolgende ‘Scène bij de beek’ is een lyrische idylle over een man die zich verliest in de vredevolle ruisende klank van een stromende beek. In de laatste maten figureren kwartels, koekoeken en nachtegalen.
In het derde deel beroept Beethoven zich daarentegen op menselijke inspiratie. Dorpsmuzikanten zetten een dans in. De vrolijke bijeenkomst van landlieden wordt in het vierde deel onderbroken door een aankomend onweer. Gutsende regen, donder en bliksem verjagen de feestvierders. De scène gaat zonder onderbreking over in het laatste deel. Dankbare gevoelens om de teruggekeerde rust na de storm krijgen de overhand. Daardoor sluit dit deel enigszins aan bij de sfeer van het eerste deel. Een zangerige melodie evoceert een herderslied. Na enkele variaties wordt de symfonische dankzegging passend besloten met een ingetogen hymne aan de natuur en aan haar schepper.
Natuurschildering kwam voor als modeverschijnsel in tal van opera’s, oratoria, cantates en missen uit de Barok, maar ook al als beeldrijk klankexperiment in de madrigalen en chansons uit de Renaissance en late Middeleeuwen. In deze lange traditie van pastorale werken kregen de vaak geïdealiseerde natuurgevoelens op de meest gevarieerde manieren gestalte: van naïeve klanknabootsing van nachtegalen of kabbelende beekjes tot robuuste, soms zelfs platvloerse scènes uit het boerenleven of juist verheven christelijke symboliek. Beethovens Zesde symfonie verenigt al deze elementen. Wat daarom niet betekent dat hij de vele afzonderlijke voorbeelden van zijn voorgangers ook daadwerkelijk heeft gekend. Feit is wel dat de esthetische en muzikale achtergrond van de ‘Pastorale’ uitermate breed en divers is.
Hoewel Beethovens vroegste aantekeningen kunnen worden teruggebracht tot 1802, heeft de werkelijke compositie van de Zesde symfonie plaatsgevonden in de zomers van 1807 en 1808. Beethoven trok zich toen terug in Heiligenstadt, destijds een groene omgeving aan de rand van Wenen. Hij werkte gelijktijdig aan de Vijfde symfonie, de Derde sonate voor cello en de Pianotrio’s, opus 70. Terug in Wenen dirigeerde hij op 22 december 1808 wellicht het meest memorabele galaconcert uit de geschiedenis. De zaal van het Theater an der Wien was onverwarmd. De voorbereiding van orkest en zangers was ondermaats en de solosopraan leed aan chronische plankenkoorts. Na de Zesde symfonie volgden de aria ‘Ah, perfido!’, twee delen uit de Mis in C groot, het Vierde pianoconcert, de Vijfde symfonie, een improvisatie op piano en tot slot de Koorfantasie, opus 80. Met niet minder dan vier uur nieuwe muziek, in ongunstige omstandigheden, werd de aandacht van het publiek danig op de proef gesteld. Het optreden was een statement van een componist op zijn creatief hoogtepunt.
De titels van de vijf delen van de Zesde duiden de achterliggende bedoelingen. Daardoor kan de misvatting ontstaan dat de muziek een programmatische verhaallijn volgt. De zin die Beethoven zelf op de partij van de eerste viool noteerde, ‘Mehr Ausdruck der Empfindung als Malerei’, benadrukt dat hij in de eerste plaats uiting wilde geven aan de gevoelens die de natuur bij hem losmaakte. Behoudens enkele evocatieve elementen (zoals de vogelgeluiden in het tweede deel) is er dus geen sprake van concrete toonschildering. Beethoven verliest de klassieke vormregels nergens uit het oog. Hij brengt een synthese van een klassieke symfonie en een natuurschildering die eerder de liefde voor het plattelandsleven oproept dan dat het een beschrijving ervan is. Hiermee wil hij de natuur vooral verklanken als romanticus, als overbrenger van emoties.
De expressie van poëtische natuurgevoelens is vanaf het eerste deel van de ‘Pastorale’ raak getroffen. De titel ‘Ontwaken van behaaglijke gevoelens bij aankomst op het platteland’ zet meteen de idyllische toon die het volledige werk zal kenmerken. De energetische uitbarstingen aan het begin van de vijf tot dan toe geschreven symfonieën maken plaats voor een milde opwinding en weldadige frisheid. De daaropvolgende ‘Scène bij de beek’ is een lyrische idylle over een man die zich verliest in de vredevolle ruisende klank van een stromende beek. In de laatste maten figureren kwartels, koekoeken en nachtegalen.
In het derde deel beroept Beethoven zich daarentegen op menselijke inspiratie. Dorpsmuzikanten zetten een dans in. De vrolijke bijeenkomst van landlieden wordt in het vierde deel onderbroken door een aankomend onweer. Gutsende regen, donder en bliksem verjagen de feestvierders. De scène gaat zonder onderbreking over in het laatste deel. Dankbare gevoelens om de teruggekeerde rust na de storm krijgen de overhand. Daardoor sluit dit deel enigszins aan bij de sfeer van het eerste deel. Een zangerige melodie evoceert een herderslied. Na enkele variaties wordt de symfonische dankzegging passend besloten met een ingetogen hymne aan de natuur en aan haar schepper.
Biografie
London Symphony Orchestra, orkest
Het London Symphony Orchestra bestaat sinds 1904 en musiceerde in de eerste jaren van zijn bestaan onder leiding van dirigent Hans Richter. Al in 1905 tourde het orkest door Groot-Brittannië met nieuwe muziek van Edward Elgar, die zelf dirigeerde, en in 1906 reisde het voor het eerst naar Parijs.
Onder de latere chef-dirigenten waren Thomas Beecham, Willem Mengelberg (1930-31), Pierre Monteux, André Previn, Claudio Abbado, Colin Davis en Valery Gergiev. Sinds september 2017 staat Simon Rattle aan het hoofd van het gezelschap; in oktober 1977, op 22-jarige leeftijd, stond hij voor het eerst bij het London Symphony Orchestra op de bok. Gianandrea Noseda en François-Xavier Roth zijn vaste gastdirigent en Michael Tilson Thomas (chef-dirigent 1988-1995) is eredirigent.
Het London Symphony Orchestra heeft sinds 1982 zijn thuisbasis in de Barbican Hall, waar het zo’n 70 concerten geeft per seizoen. Daarnaast heeft het residencies in Lincoln Center in New York, de Philharmonie de Paris en Suntory Hall in Tokio en tourt het geregeld naar het Verre Oosten, Noord-Amerika en de Europese hoofdsteden.
Het London Symphony Orchestra maakte in de loop der jaren vele succesvolle lp- en cd-opnamen, sinds 2000 ook vaak uitgebracht op het eigen label LSO Live. In Het Concertgebouw was het orkest voor het laatst te beluisteren toen het in mei 2018 een Sibelius-programma verzorgde onder leiding van Michael Tilson Thomas en met violist Ray Chen.
Een geplande uitvoering van Mahlers Zesde symfonie onder leiding van Simon Rattle afgelopen mei kon niet doorgaan vanwege de pandemie. Vanaf september 2024 is Antonio Pappano de nieuwe chef-dirigent van het London Symphony Orchestra.
Simon Rattle, dirigent
Simon Rattle is afkomstig uit Liverpool en studeerde aan de Royal Academy of Music in Londen. Na een paar jaar vaste gastdirigent te zijn geweest bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest en de Los Angeles Philharmonic werd hij in 1980 eerste dirigent en artistiek adviseur van het City of Birmingham Symphony Orchestra; van 1990 tot 1998 werd hij daar chef-dirigent. Ook was hij mede-oprichter van de Birmingham Contemporary Music Group.
In september 2002 werd Simon Rattle geïnaugureerd als artistiek leider van de Philharmonie in Berlijn en als chef-dirigent van de Berliner Philharmoniker, waar hij al in 1987 zijn debuut had gemaakt en bleef tot en met het seizoen 2017/18.
In september 2017 begon Simon Rattle als chef-dirigent bij het London Symphony Orchestra. Daarnaast is hij al zo’n dertig jaar ‘principal artist’ van het Orchestra of the Age of Enlightenment. Naast zijn vaste verbintenissen koestert de dirigent nauwe banden met verschillende grote orkesten in Europa en de Verenigde Staten; zo werkte hij als gastdirigent geregeld met de orkesten van Boston en Los Angeles, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks (waar hij in 2023 chef-dirigent wordt), de Staatskapelle Berlin, het Mahler Chamber Orchestra en de Wiener Philharmoniker.
De dirigent heeft ruim zeventig opnames op zijn naam staan, waaronder een Grammywinnende Psalmensymfonie van Stravinsky. In het operagenre debuteerde Simon Rattle in 1977 op het Glyndebourne Festival, en hij werd een geliefde gast in de bekende operahuizen van steden als Amsterdam, Berlijn, Wenen, Parijs, Londen en New York en tijdens de festivals van Salzburg, Baden-Baden en Aix-en-Provence.
Simon Rattle werd geridderd in 1994 en kreeg in 2014 bovendien de Order of Merit.